dienaar Graaf Dumonceau -geen, belemmering was, om eene
muziekpartij te laten doorgaan. De eene uitvoering volgt
de andere op, en de artisten, die 's Konings gunst ge
nieten, worden met geschenken overladen, om een Lhérie
jaloersch te maken. En tusschen die soirees in maakt
Z. M. eiken avond een paar uren muziek met zijn nieuwen
hofpianist Stortenbeker, ja, zingt somwijlen nog wel eens
mede, ten bewijze dat hij de kunst nog geenszins ontrouw
is geworden. Ge weet, dat er een paar opera's bestaan,
door Z. M. onder den naam van een ander musicus, in
zijne jeugd gecomponeerd, die destijds ook zijn opgevoerd.)"
Is niet een der bedoelde opera's VEsclave de Camoens?
vraagt de Arnh. Crt.
Men schrijft ons van Texel, dd. 12 dezer:
//«Tl. Maandag en Dinsdag had alhier plaats het toelatings
examen tot de voorbereidende klasse en dat tot de Rijks
normaallessen, met uitslag dat zijn toegelaten:
I. Tot de voorbereidende klasse alle negen adspiranten
t. w.: G. Boon, N. Boon, M. Duinker, Kooger,
Lap, T. Mets, P. Muller, Schuil en Sikkerlee.
II. Van de voorbereidende tot de eerste klasse alle 5
adspiranten: IJ. Brouwer, Daalder, Hemelrijk, Kik
kert en N. Schumaker. Tevens werd tot die klasse
toegelaten hoewel niet tot de voorbereidende be-
hoorende, de jongeling, C. Ponger.
III. Van de eerste tot de tweede klasse alle adspiranten
O. Roeper, A. Boon, C. Brouwer, F. Rosland,
Schagen en Zijm.
IV. Van de tweede tot de derde klasse alle 8 adspiranten
P. Boon, Dekker, Heijt, Klaassen, Koning, Koopman,
J. Muller en W. Schumaker.
V. En van de derde tot de vierde klasse allen die zich
hadden aangegeven; Bremer, Buis, P. Duinker,
Joman, T. Smit.
Voor de twee vacante beurzen hadden zich aangegeven
10 sollicitanten, die allen zijn opgekomen.
Deze benoeming geschiedt evenwel bij minishiiëele be
schikking en moet alzoo worden afgewacht."
Uit Parijs wordt aan de Amsterd. Crt. gescheven,
dat de heer Van Rees, nieuwbenoemd gouverneur-generaal
van Nederl.-Indië, bij zijn aankomst aan het station aldaar
werd afgehaald door een prachtig gala-rijtuig met 4 paarden
bespannen, met jockey's en knechts in groot pontificaal,
met korte broek en witte kousen, om hem naar 't hötel
Continental te brengen. Dit ceremonieel, dat Jen heer
Van Rees niet best aanstond, was een gevolg van de
bestelling van een zijner vrienden, die, op verzoek, kamers
in het hötel besprekende en om een rijtuig van het hötel
aan het station verzoekende, er bij had gevoegd: ,/pour le
vice-roi des Indes."
Jl. Zondag had te Strijen een schandelijk voorval
plaats. Twee ingezetenen gingen eene weddenschap aan,
wie van hen het meeste jenever kon drinken, met dit
gevolg, dat na het gebruik van den een van 21 en van
den anderen van 22 borrels, de overwinnaar plotseling
dood bleef.
De leden der commissie voor de duinbeplanting van
wege de afdeeling 's Gravenhage en omstreken der Neder-
landsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde hebben
een beroep gedaan op de geldelijke ondersteuning der
ingezetenen, voor hunne pogingen om onze woeste duin-
gronden voor het nageplacht weêr te doen worden wat zij
eertijds waren, eene boschrijke streek, aan welke de commissie
voor de toekomst van oys vaderland groote beteekenis hecht.
De mode welke te Parijs den toon geeft, schrijft
dit jaar voor, dat de dameshoeden zeer klein zijn. Des
te beter voor de mannen, als er nu eene dame voor ons
zal zitten hetzij in den schouwburg of elders, dan zullen
wij ook iets kunnen zien van wat er op het tooneel gebeurt.
Zij, die altoos het verledene verheffen en van iets goeds
in den tegenwoordigen tijd niet hooren willen, zitten achter
waarts op den voortrollenden wagen des tijds en zien alleen
wat reeds voorbij is. Auerbach.
De maatschappelijke kwalen zijn oud; gelijk zij nu ons
geslacht teisteren, waren zij er vroeger ook; maar nieuw
is de geest, die ze wil kennen, en nieuw ook de geest, die
ze wil wegdoen. W. M o 11.
Er zijn voortdurend menschen, die op ergerlijke wijze
ongehoorzaam zijn aan de stem van het geweten; maar het
menschelijk geweten spreekt gedurig zuiverder dan het
vroeger deed, en onwillekeurig vormt zich daardoor een
publieke opinie, die de menigte beheerscht en allen dwingt
zich te meten aan een hooger standaard van zedelijkheid
dan de voorgeslachten gebruikten. De groote mannen, op
welke Plutarchus zijnen tijd wees, zijn in het zedelijke
onze groote mannen niet meer. J. De Bosch K e m p e r.
Vergelijk eens met een weinig historiekennis den toestand
van den slaaf in de oudheid, van den lijfeigene in de
middeleeuwen, van den onderdaan in den tijd van het
ancien régime en van den vrijen burger in onze constitu-
tioneele Staten, en de banale phrase, dat er niets nieuws
onder de zon is, zal besterven op uwe lippen.
R o bert Binde.
Wilt ge ooit iets goeds beginnen,
Uw tijd moet ge beminnen;
Uw tijd; een anderen hebt ge niet.
De vorige verdwenen;
D'aanstaande is niet verschenen;
Bemin hetgeen gij voor u ziet.
N. Beetg.
Buitenland.
De New-York Herald behelst een artikel, waarin
aangedrongen wordt op voorzorgsmaatregelen tegen liet
inschepen van ontplofbare stoffen. Het strekt ons als
natie niet tot eer, schrijft het blad, dat van onze havens
schepen uitzeilen met ontplofbare stoffen en werktuigen,
bestemd tot moordaanslagen in een land, waarmede wij
vriendschapsbetrekkingen onderhouden. „Het doet er niets
toe," merkt hetzelfde blad in een ander artikel aan, „dat
de Engelschen voorheen eene schuilplaats verleend hebben
aan samenzweerders en moordenaars. Dat gaat slechts
den Engelschen zei ven aan. Onze eer en onze goede naam
zijn er mede gemoeid, te zorgen, dat dit land geene toe
vlucht zij voor moordenaars, om er dynamiet-werktuigen
gereed te maken en te verzenden, tot geheim gebruik
tegen niets kwaads vermoedende mannen, vrouwen en
kinderen. Wij kunnen onze verantwoordelijkheid niet
verbergen achter misslagen van Engeland en wettelijke
formaliteiten. Het is de plicht der Regeering, den uitvoer
van werktuigen te beletten, welke, zooals niet langer in
twijfel kan worden getrokken, in Amerika vervaardigd en
vandaar verscheept worden ten gebruike van de laf hartigste
samenzweerders, die er ooit geweest zijn: en het is de
plicht van het Congres, onverwijld de strengste en door
tastendste wetten uit te vaardigen tegen deze lieden en
hunne handlangers."
De schoonste uitvindingen kunnen de uitvinders zelf
aan de pijnlijkste verrassingen blootstellen. Dit ondervond
Edison te New-York, naar de Courrier des Etats-Unis
mededeelt. Het benedengedeelte der stad, dat volgens het
systeem Edison verlicht wordt, werd onlangs op een avond
omstreeks 6 ure in volslagen duisternis gedompeld, 4700
lampen Edison, die daar haar licht verspreidden, gingen
alle tegelijk uit. Voor de inrichtingen, die het gas bij
wijze van voorzorg behouden hadden, was het ongerief
niet zoo heel groot; zij echter, die in volle vertrouwen
op genoemd systeem en zoo moesten er vele zijn
het gas geheel verbannen hadden, bevonden zich in geen
geringe verlegenheid. Men moest zijn toevlucht nemen
tot kaarsen, op de halzen van flesschen gestoken.
achterhuis, doch de Niasser vloog hem met het bebloede
mes tegemoet, waarop de oude heer rechtsomkeert maakte.
Zijn vervolger haalde hem in, en bracht hem een steek
in den rug toe. De heer H. waggelde, en hield zich aan
de trapleuning vast, waarop de Niasser hem nog twee
steken in den arm toebracht, tengevolge waarvan de aan
gevallene de leuning losliet en naar beneden tuimelde,
waar "hij echter spoedig weêr opstond, en de vlucht nam
naar een zijner buren. Intusschen had de Niasser de wijk
genomen naar de slaapkamer van de familie H., waar hij
zich opsloot. Toen de politie kwam, en die kamer binnen
drong, vond zij den amokmaker stervende op het bed van
den heer H.met hetzelfde mes, waarmede hij den heer
H. en diens vrouw had verwond, had hij zich den strot
half doorgesneden, en eenige diepe steken in den buik
toegebracht. Vanwege de politie werd hij naar het hos
pitaal vervoerd, doch, naar men verneemt, is hij op weg
derwaarts overleden. De heer en mevrouw Hoijer, die
met den meesten spoed geneeskundige hulp ontvingen,
bevinden zich onder die goede zorgen buiten gevaar."
Behalve Engeland, schijnen ook andere mogendheden
in de Nisero-zaak betrokken te worden. De Amst. Crt.
verneemt uit Rome, dat het Italiaansche oorlogsschip
Caracciola naar de wateren van Sumatra vertrokken is,
om zoo mogelijk hulp te bieden aan de Italianen, die deel
uitmaken van de bemanning der Nisero.
Vermoedelijk vertrekt de Transvaalsche deputatie
Maandag 24 dezer naar Antwerpen, om over Brussel en
Parijs naar Lissabon te gaan.
Vrijdag a. s. worden te Vlissingen verwacht HII.
KK. HH. Prins en Prinses Christiaan, benevens Prinses
Carolina Mathilda van Sleeswijk-Holstein, komende per
exprestrein van Berlijn met bestemming naar Londen. De
reizigers zullen denzelfden avond per mailboot Prinses
Marie der Maatschappij Zeeland naar Engeland vertrekken.
Aan de aandeelhouders van de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij zal over 1883 een dividend van
14 pCt. worden uitgekeerd.
De Utrechtsche rechter en schoolopziener mr. F. A.
R. A. baron Van Ittersum is niet gelukkig met zijn toe
spraken. Nu bevatten de Amersfoortsche bladen weer het
volgend schrijven van den minister van Binnenlandsche
Zaken, dd. 27 Febr. 1884, aan den heer W. J. Jimmink,
predikant te Amersfoort.
Bericht op schrijven van 28 Jan. 1884, betreffende een
klacht over den arrondissements-schoolopziener.
„Een naar aanleiding van de mededeelingen in nevens-
vermeld schrijven ingesteld onderzoek, heeft mij niet de
overtuiging gegeven, dat de heer mr. F. A. R. A. baron
Van Ittersum, toen hij zich ten uwent vervoegde, in zijn
kwaliteit van schoolopziener in het arrondissement Amers
foort handelde, als hoedanig hij trouwens in deze zaak
jegens u geen recht van spreken had.
„Tevens is mij gebleken, dat hij den heer inspecteur
van het lager onderwijs in de 2de inspectie mondeling
heeft opgedragen, u namens hem zijn leedwezen over het
voorgevallene te betuigen, aan welke opdracht is voldaan.
„Van oordeel zijnde, dat hiermede aan uw billijk ver-
langen is voldaan, meen ik, dat er thans geen termen
voor de Regeering bestaan, ten deze verder haar tusschen-
komst te verleenen."
Aanleiding tot de klacht, waarop dit ministerieel schrijven
volgde, gaf de omstandigheid, dat de schoolopziener den
predikant ongevraagd harde verwijten, op alles behalve
beleefden toon, kwam doen over eene informatie, welke
deze een solliciteerenden onderwijzer had medegegeven.
In de Haagsche Sprokkelingen van het U. D. leest
men het volgende:
„De Koninklijke bezoeken aan den schouwburg hangen
tegenwoordig aan een zijden draadje. Reeds slaat Z. M.
avonden over, om zijne muziek niet te missen. Muziek
is sinds eenigen tijd ten Hove aan de orde van den dag,
zoodat zelfs het overlijden van Zr. Ms. ouden trouwen
verdiende. Het gevaar is voorbij; de geneesheer geeft weder
volkomen hoop. Zorg, dat hier morgen om tien uur een notaris
zijik zal mij kalmer gevoelen, wanneer de zaak afgeloopen zal
zijn."
Eene nieuwe, smartelijke uitdrukkingjvertoonde zich op Robert's
gelaat.
„Eu als zij afgeloopen zal zijn, als ik u beroofd zie van alles,
wat het leven veraangenaamt, van rijkdom, trouw en geloof,
wat dan? Wat zal er van u worden en waarheen begeeft gij u?"
De ernstige man stond in gepeins verzonken.
„Ik ga een anderen weg op, dan dien ik tot nog toe bewan
delde," zeide hij, „ik zal daarop vele lotgenooten vinden en ook
die weg zal wel tot een doel leiden."
„En ik," riep de jongere, terwijl hij het hoofd op de borst
liet zinken, „waarheen ga ik, met deze herinnering?"
Toen richtte Erwin vol liefde zijn hoofd op.
„Grijp moed, Robert, gij gaat tot haar!"
Voor de derde maal was hij teruggekeerd, de vroolijke vasten
avond, die toch zulke diepe wonden had geslagen, wonden, die
waar zij niet doodelyk waren geweest, toch ook nog niet geheeld
waren.
Ongedeerd en onverlet, frisscher en veerkrachtiger dan ooit,
was slechts Nora; voor haar alleen was het verraad, dat zij
gepleegd had, ten voordeele gekeerdzij bezat den man, dien zij
begeerde, de rijkdommen, naar welke zij gedorst hadzij werd
bewonderd, gezocht, bewierookt zij had het toppunt des levens
bereikt. Zij was duur gekocht, dat wist zij, maar wat haar ten
dienste stond aan bevalligheid en geslepenheid, dat wendde zij
aan om het haar man te doen vergeten en zoo de heerschappij
over hem te behouden.
Robert was lichtzinnig en zwak tevens; slechts in enkele
oogenblikken van buitengewone opgewondenheid was hij in staat
tot eenige meerdere inspanning, tot de ontwikkeling van iets wat
naar geestkracht geleek. Wanneer zijne gedachten soms afdwaalden
tot zijn broeder, dien hij van alles beroofd had, en hij daar
nooit iets anders vond dan mannelijke gelatenheid, stelde hij zich
gerust met de zekerheid, dat Erwins krachtige geest den slag te
boven was gekomen en dat hij het leven met frissche krachten
opnieuw was begonnen. Hij had hem niet wedergezien sedert
den morgen, waarop Erwin hem Erlenstein had afgestaan
de oudere broeder had den wensch te kennen gegeven, alleen
gelaten te worden, ten einde van de geslagen wonden te bekomen.
Dag en nacht bleef hij aan Walter's ziekbed; hier regelde hij
zijne zaken voor het nieuwe leven, dat hij beginnen wilde
van hier uit verzond hij dagelijks berichten naar het eenzame
huis in het bosch, en van hier uit deelde hij ook aan mevrouw
van Tromberg het gebeurde zoo verschoonend mogelijk mede.
Maar hoe voorzichtig hij het ook deed, de slag was verpletterend
voor de trotsehe vrouw, voor de teedere moeder. Haar hart
bloedde voor beiden en het bleef twijfelachtig, of het smartelijker
was aangedaan door dengene, die het geluk verloren, of door
dengene, die het gevonden had.
Hare gezondheid, die reeds lang wankelend was geweest, werd
door dit rampzalige bericht een nieuwen schok toegebracht
niemand bevond zich aan Nora's zijde, toen de bruidskrans haar
sierde, dan mevrouw Maubert en twee krijgsmakkers van den
jongen echtgenoot.
Het was eene stille, sombere plechtigheid, zoo geheel anders
dan haar ijdel hart zich had voorgesteld maar toch, zij had
haar doel bereikt.
Het „ja" van haar echtgenoot opende voor haar eindelijk die
wereld, waarnaar zij zoo vurig verlangd had de eerste schrede,
die zij aan zijne hand deed uit haar engen kring, haar stille
leven, was vrijheid, gulden vrijheid!
Om alle ontmoetingen en smartelijke herinneringen te vermijden,
begaf het jonge paar zich onmiddellijk op reis naar het Zuiden,
Nora voor het eerst van haar leven omgeven door al de weelde,
die haar nieuwen stand medebracht, ten volle bevredigd van
hart, zonder een enkelen blik van zorg of verwijt achter zich te
werpen.
De smart, de bitterheid van de laatste tijden lag alleen op
Erwin's schouders, en hij droeg ze zonder een woord te spreken,
zonder eene klacht te uiten. Onmogelijk was het echter voor
hem, er over te hooren sprekentroostwoorden kon hij niet
aanhooren, zelfs niet van Walter's lippen. Was het zwakheid
jegens zichzelf, grootmoedigheid jegens zijn broeder, of was het
een overblijfsel van liefde voor Nora, die het niet kon verdragen,
dat er met weinig achting over haar gesproken werd?
Vóór nog de wittebroodsweken voorbij waren, was Walter in
zooverre hersteld, dat hij de terugreis naar zijne woning kon
aanvaarden, en juist begon Erwin een weinig vrijer en ruimer
adem te scheppen, nu hij ten minste bevrijd was van deze
schuld, die hem zoozeer had ter neder gedrukt; juist was hy
voornemens den herstellende naar zijne eenzame woning, die hij
ter wille van zijn vriend had verlaten, te vergezellen, toen hem
eene nieuwe, verschrikkelijke tijding gewerd.
De zwakke gezondheid van mevrouw Van Tromberg had de
vreeselijke aandoeningen, de diepe smart over het lot harer zonen,
niet kunnen weêrstaaneene nieuwe hevige bloedspuwing wierp
haar voor goed op het ziekbed neder.
Walter's wensch, dat zijn jonge vriend hem vergezellen zou
naar het stille jachthuis, om daar door een kort verblijf geest en
lichaam tevens te versterken, werd verijdeld. Walter, wiens
toestand nog altijd veel zorg vereischte, werd op Erwin's verzoek
door den geneesheer, die in de landelijke eenzaamheid reeds lang
zyn vriend was geworden, afgehaald, en Erwin ging naar
Erlenstein, om zyne moeder in hare laatste oogenblikken te
troosten en hare vermoeide oogen te sluiten.
Het voorjaar tooide zich reeds met bloesems en bloemen, toen
hy aan haar graf stond eenzamer dan hij het ooit voor mogelijk
had gehouden. Zij had zich met al de kracht harer moederlijke
overtuiging verzet tegen wat hij zijn geluk noemde. Nu rustte
zij vermoeid en overwonnen in haar graf, en hem was de zegen
ontworsteld. Hij dacht aan Walter's lot, zoozeer aan het zijne
gelijk, maar dat hem toch nog niet zoo zwaar voorkwam a
het zijne. Een lief kind gaf een doel aan het leven van den
eenzame, maar hem zelf had Nora's trouweloosheid alles ontnomen
zijne moeder, zijn erfdeel, zijn broeder, wien hy zoo genegen
was geweest.
En toch moest hij leven, een leven leiden der moeder waardig,
die zoo goed had gezien, zooveel helderder dan hij zelf, waardig
ook het offer, dat hij gebracht had, opdat het zijn broeder zou
verheffen, niet vernederen. Hij gaarde dus al zijn moed bijeen
en hief het hoofd omhoog; zijne moeder had gelijk gehad: naar
buiten zich overtuigen, hoe schoon de aarde is, welk eene
heerlijkheid en hoeveel vertroosting zij kan ten toon spreiden,
ook voor hen die treuren en eenzaam zijn in de wereld.
„Ga reizen, mijn zoon," had de stervende gezegd, „ga reizen,
en zoek genezing voor uw hart."
„Begeef u te midden van het frissche, opgewekte leven der
woelige wereld," had Walter hem ernstig voorgehouden. „Gij
moogt uzelven niet toestaan wat ik mij veroorloof. Ik heb in
mijne eenzaamheid een doel, een plicht, eene zoete belooning,
mijn kind; gij zoudt baatzuchtig slechts voor u zeiven leven, en
uw talent begraven."
Zoo was hij dan, nadat hij een maand verlof had gekregen,
de wereld ingegaan, en zijne briefwisseling met Walter vormde
de eenige band met het verleden.
Maar de briefwisseling was niet zeer levendig, veel werd niet
aangeroerd, de een ontzag den ander. Walter vernam niets dan
de uiterlijke omstandigheden zijns vriends, en voor Erwin bleef
het onbekend, dat Walter ziekelijk bleef, dat de kogel, die hem
had getroffen, meer onheil had teweeg gebracht, dan men aan
vankelijk gemeend had.
Het jonge paar was tegen den herfst teruggekeerd van de
huwelijksreis, en Robert had zijne vrouw naar Erlenstein gebracht,
maar het verblijf aldaar was haar niet zoo goed bevallen als zij
gehoopt had. Die feudale bezitting, het grootsche slot met zijne
salons en galerijen, met de kostbare meubelen uit den nieuweren
tijd, was wel is waar zeer schoon en beantwoordde volkomen
aan hare vroegere verwachtingen, maar de menschen, welke die
prachtige vertrekken moesten verlevendigen, ontbrakenzy misten
den glans van schitterende feestenhet park was eenzaam en
stil, en over alles lag de weemoedige herinnering aan de laatste
familiegebeurtenissen verspreid. Hier voor het eerst mocht het
haar niet gelukken het zelfverwyt te verbannen uit de ziel van
haar echtgenoot de kamer, waarin zijne moeder overleden
was, waarin zij geleden had om hem en door hem, het versche
graf, waarin zij nn rustte, de kamers, die zijn broeder had
bewoond, elk plekje, waar zij in hunne kindsche jaren gespeeld
hadden, dit alles verkondigde hem luide, hoe duur hij Nora's
bezit en deze pracht betaald had.
Van Erwin vernam hij niets.
„Laat mij tijd," had deze gezegd, „bedenk, dat ik myn leven
opnieuw moet beginnen, dat ik mijne krachten en mijn stand
vastigheid moet beproeven, vóór ik de grondslagen leg. Als ik
weder volkomen zeker ben van mijzelven, dan zal ik u schrijven
en wil ik ook weder van u hooren." Wordt vervolgd.)