ShelderscbeI
esi nieuwedieper courant.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°. 52. Woensdag' 30 April. Jaar&ang 42.
POSTKANTOOR HELDER.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
38) VAN HAND TOT HAND.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
i franco per post 1.20.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
gedurende de tweede helft der maand Maart
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
P. HoekstraAalsum.
Klopmans BaerselmanDeventer.
J. TermatenFeijaard.
W. P. HofmanStroobos.
Van JVieringeti
Gebr. OmmerenArnhem.
Briefkaart
Wed. ter HorstAmsterdam.
Ver zonden naar Amerika
J. KraamerNew-York.
Duitschland
W. WarnholzHamburg.
Binnenland.
Op grond van bekomen mededeeling van bevoegde zijde
achtten wij het niet ondienstig, heeren reeders en bevel
voerders van schepen, die de visscherij op de Noordzee
buiten de territoriale wateren uitoefenen, te herinneren,
dat het internationale tractaat, houdende politie-voorschriften
op de Noordzee en in No. 40 van het Staatsblad van 1884
afgekondigd, op den löden Mei a. s., in werking komt.
Ten einde zich te vrijwaren tegen de straffen, op de over
treding van de politie-voorschriften gesteld zal het zeker
noodig zijn, dat alle belanghebbenden van den inhoud van
dit tractaat tijdig en nauwkeurig kennis nemen.
Tevens kunnen wij hierbij voegen, dat eene verzameling
van de wetten en verordeningen op de zeevisscherijen,
zooals die tegenwoordig gelden, door de zorg van het
Collegie voor de zeevisscherijen bijeengebracht, dezer dagen
in den handel komt, en dat daarin ook het bovengenoemde
tractaat is opgenomen.
Twee schepen van de Nederlandsche Marine, de Argns
en de Bonaire, zullen vanwege Nederland het politie
toezicht uitoefenen, het een op onze eigene kusten en het
andere elders in de Noordzee.
Alle visschersvaartuigen, die, om welke reden ook, hulp
en bijstand van deze kruisers behoeven, kunnen hun daartoe
BUREAU: MOLENPLEIN.
strekkend verzoek openbaren door onder elkander twee
vlaggen te hijschen, de Hollandsche bovenaan en eene
andere, onverschillig welke, daaronder.
Onder den titel: „Haagsche omtrekken" lezen wij o. a.
in het Vaderland:
„Wanneer op een officieel diner de dronk op het leger
zal uitgebracht worden, staat gewoonlijk een schutterofficier
op en zegt met trillende basstem: indien dan ooit de
ure des gevaars mocht slaan hetgeen de hemel ver
hoede
Natuurlijk, hetgeen de hemel verhoede. Dat is even
onvermijdelijk als „God zegen je/' wanneer iemand van
het gezelschap geniest heeft. Nu heb ik tegen dat gecom
bineerde tusschenwerpsel in de eerste plaats een grief van
cratorischen aard. Een spreker heeft het recht niet om
de gemoederen zijner toehoorders op te winden en de „ure
des gevaars" als nabij te doen beschouwen, om dan dadelijk
daarop een emmer koud water op het ontstoken vuur te
werpen met de nuchtere opmerking: „ten minste zoo de
hemel het niet op mijn bede verhoedt." Maar nog iets
gewichtiger heb ik aan te merken tegen die afwerende
verzuchting.
Is de vrede, de onafgebroken vrede, een absolute weldaad
voor de menschheid? Groote geesten, een Von Stein, een
Von Moltke hebben het tegendeel beweerd met kracht
van redenen. Zij hebben gewezen op het somtijds nood
zakelijke eener tuchtiging; op het zuiverende, verheffende,
opbouwende van een oorlog. En de geschiedenis van
Duitschland gedurende deze eeuw is daar om te bewijzen
dat die diepe denkers in menig opzicht gelijk hadden.
Ook onze historie spreekt luide. De jaren van voort-
durenden vrede waren de gelukkigste niet. Maar juist die
welke omvat zijn in onze storm- en drangperiode, of ze
van nabij volgden, waren tijdperken van de grootste,
zegenrijkste krachtsinspanning, van de ontwikkeling des
handels, van den bouw onzer stadhuizen, van de droog
making onzer plassen, van den bloei van kunsten en
wetenschappen. En ook elders werd het feit opgemerkt
dat, tijdens en na den oorlog, de geboorten toenamen,
zoowel in hoedanigheid als in hoeveelheid. Musset geeft
enkele krachtige trekken aan hoe de goudgerokte generaals
Door GOLO RAIMUND.
Vervolg.)
Rij- en koetspaarden werden uit de stallen van Erlenstcin
voortgebracht en de kleine, lichte equipaadje, die Cleraence ge
woon was zelf te besturen, uit de remise gehaald. Ofschoon
het reeds in het laatst van October was en de velden met een
lichten rijp waren bedekt, was de frissche, heerlijke morgen
toch een rit in het open rijtuig waard, want de zon scheen
warm en vriendelijk uit een wolkenloozen hemel en spotte met
het vuur, dat in enkele kamers van het slot was aangelegd.
Wie de eenvoudige gewoonten van den slotheer kende, dien
moest het in het oog vallen, dat zijne tafel, zoowel als de inrich
ting der logeerkamers, weelderiger was geworden, dat ook de
houding der bedienden plechtstatiger was en Erwin zelf persoon
lijk over elke regeling het oog liet gaan.
De grootmoeder zijner vrouw moest zichtbaar als een bevoor
rechte, hoogvereerde gast van het huis ontvangen worden, en
daar Erwin haar in den schoot der familie tot een voorwerp der
teederste en liefderijkste opmerkzaamheid maakte, gaf hij daaraan
ook naar buiten uitdrukking door meerdere pracht, want de
gravin de Frésange was aan weelde gewoon en er op gesteld
naar haar alleen schatte zij uiterlijk de meer of minder aangename
positie der menschen.
De oude dame verliet juist met hare kleindochter het slot,
liet zich door Erwin naar het rijtuig geleiden dat door Clemence
gereden zou worden, en knikte toen zij op haar gemak plaats
genomen en Erwin de teugels aan zijne vrouw in handen gegeven
had, vriendelijk naar boven, waar Nora met haar kind voor het
open venster stond.
Reeds begonnen de paarden aan te trekken, toen de gravin
nog eens opstond, en Erwin noodzaakte de teugels te grijpen.
„Mijn brief ach, mijn brief," zeide zy, „ik heb vergeten
iemand last te geven, dien te bezorgen en ik wilde dat nu nog
wel even doen; hij ligt verzegeld op mijn schrijftafel."
„Hij zal bezorgd worden, gravin, ik zal daartoe onmiddelijk
last gegeven," zeide Erwin.
Maar Nora kwam hem voor.
„Laat ik het doen, Erwin," riep zij hem van boven toe, „ik
zal dadelijk naar de kamer gaan en den brief halenJozef moet
toch naar de stad. Wees gerust, gravin, laat Erwin maar beneden
blyven, de brief zal goed bezorgd worden."
De gravin knikte dankbaar, Erwin bracht de hand aan zijn
hoed en de paarden zetten zich in beweging. Het rijtuig werd
gevolgd door de heeren, die zich snel in den zadel wierpen, en
de beide bedienden sloten den stoet. De eene ruiter, die Erwin
vergezelde, wierp nog een vurigen blik van verstandhouding naar
het venster, waar de schoone vrouw hen stond na te zien, en
ontving een heimelijken, maar toch voor hem bemerkbaren
wedergroet, waaruit viel op te maken, dat zij in goede verstand
houding stonden.
Toen de ruiters uit haar gezicht verdwenen waren, trok Nora
zich in den achtergrond der kamer terug en zette het kleine
meisje, dat gediend had om zulk eene mooie groep voor het
venster te vormen, op den grond neder.
„Ga naar Jozefa, Erica; mama heeft geen tijd, maar zy moet
met u spelen en overal met u gaan waar gy wilt."
Het kind, niet gewoon aan andere liefdebewijzen dan die van
groote toegeeflijkheid, huppelde vroolijk weg en mevrouw Nora
bleef alleen. Dit was volgens haar eigen wensch. De vreemde
lingen legden als gasten van het echtpaar Tromberg een afscheids
bezoek af op een naburig goed, waar men de oude dame veel
opmerkzaamheid had bewezen en haar neef, graaf Frdsange, in
den zoon des huizes, een vroegeren bekende had wedergevonden,
met wien hy vroeger te Parijs menigen dollen nacht had door
gebracht.
Norn weigerde steeds en onder alle omstandigheden de tweede
rol te spelen, en bij dit officieele bezoek ware het haar niet mogelijk
geweest zich op den voorgrond te dringen.
Zij herinnerde zich thans hare belofte, den brief te doen ver
zenden en begaf zich daarom naar de kamer der gravin, naast
de hare gelegen, en die de kamenier bezig was in orde te brengen.
De brief lag, als gezegd, op het schrijfbureautoen zij hem opnam
en omkeerde, viel haar oog op het zegel, een afdruksel van een
ring, dien de gravin droeg, met een wapen er op. Het was niet
het wapen der Frésanges, het was haar eigen wapen, het familie
wapen der Mauberts, en Nora stond daardoor plotseling voor
eene gevaarlijke verleiding.
Zooals steeds in haar leven, ging de gedachte snel tot de daad
over, wanneer zij maar eenigsins mogelijk en voordeelig was en
met niet al te veel gevaar gepaard ging; eer of geweten kwamen
bij haar daarbij niet in het spel. Zij nam den brief op, keerde
naar hare kamer terug en zette zich, nadat zij deze zorgvuldig
gesloten had, voor hare schrijftafel neder.
Een oogt'nblik hield zij den brief aarzelend tegen het licht,
niet wankelende in hare voornemens, maar slechts met zich zelve
overleggende, hoe zij het best haar werk zou aanvangendaarna
brak zij voorzichtig het zegel los. De inhoud beloofte haar immers
een rijken buit, daar hij haar, in verband met de haar bekende
bedoelingen der gravin, een zekeren richtsnoer zou aau de hand
doen voor hare eigene gedragslijn en voor de grootte harer
eischen
De brief was gericht aan de moeder van Clemence, en was een
lang, gewichtig schrijven, dat Nora met gespannen niewsgierigheid
begon te lezen.
„Gij hebt ongelijk, Jeanne, met u te beklagenheb ik u geen
getrouw verslag gegeven van het noodzakelijkste, dat gij weten
moest, en ik heb u niet medegedeeld, hoe ik ontvangen ben, hoe
ik u, neen ons kind aangetroffen heb, en dat alles hier schijn
baar goed is? Is dat eigenlijk niet alles, wat het hart eener
moeder noodig heeft te weten, en bewijst gij mij niet met uwe
vele verwyten, in tegenspraak met uw beweren, dat uw geest
nog geenzins los is van de wereldsche zaken, van de kleine vreugden
en misères van het leven?
Ach, Jeanne, ik bid u, laat die kloostergrillen varen; indien
gij meent iets goed te moeten maken, doe het dan jegens uwe
moeder en uw kind; en zie om Godswil af van het denkbeeld,
na een leven zooals gij geleid hebt, met uwe "herinnering, uwe
aanspraken, ja zelfs met uwe plichten, den Hemel in strenge afzon
dering te kunnen verdienen. Daar is uw kind geheel en al voor
u verloren, voor altijd haar daar redding te verschaffen,
daartoe leen ik u de hand niet, en laat ik haar leven in de oude
banden.
Maar dat zijn zaken, die beter mondeling besproken kunnen
wordenik wil u daarom heden maar eenige mededeelingen doen.
Had ik, zooals eene moeder recht heeft te verlangen, myne eenige
dochter bij mijware mijn huis niet uitgestorven door uwe
overdrevene denkbeelden, mijn haard niet belegerd door tafel
Prijs der Advertentiëii: Vun 11 regels 60 cents, elke
regel «neer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
van liet eerste keizerrijk tusschen twee overwinningen in,
huiswaarts reden, als in een aureool van glorie van het
paard stegen en de juichende echtgenooten klemden aan
de breede, van starren bezaaide borst. Dat gaf hoop op
heerlijk kroost en die hoop bleef niet uit toen de pleiade
van '30 een tal van dichters en geleerden en schilders
voortbracht, zooals het Frankrijk van Lodewijk XIV
nauwelijks had gezien!
En daarom, laat ons aan de Voorzienigheid overlaten of
zij, ook voor ons, de „ure des gevaars" wil laten aanbreken,
ja dan neen. Ik ken er in den lande die, zoo zij ongevraagd
van advies wilden dienen, de meening zouden uitspreken,
dat een schok, een geweldige aandoening, wellicht vele
zaken weder in het rechte spoor zou brengen en de slapende
levenskrachten opwekken, maar het verstandigste zal wel
zijn af te wachten, met geduld af te wachten. En die
zware taak vervult het Nederlandsche leger met onbezweken
trouw. Het neemt een voorbeeld aan de Pruisische strijd
macht, die 50 jaren lang met het geweer aan den voet
stond en toenmaals niet alleen weerstand bood aan het
ontzenuwende van een lange rust, maar elk jaar aan
samenhang en vastheid en geoefendheid wist te winnen,
totdat zij, op den welgekozen dag, als een deus ex machina
te voorschijn trad.
Zóó opgevat, gaat het tragische der werkeloosheid in
een heroïsche standvastigheid over. En mijn bewondering
is dien standvastigen verzekerd. Maar ik zou er geen
geduld toe hebben."
In de dezer dagen in het „Tehuis" te Utrecht ge
houden algemeene vergadering van den Nederlandschen
Militairen-bond is gebleken, dat de Bond op 1 Maart 11.
1642 leden en 745 begunstigers telde en de inkomsten
beliepen f 4810 aan contributie en f 2000 aan giften. Bij
de gehouden gedachtenwisseling over de hier te lande
bestaande Tehuizen werd het nut, door deze inrichtingen
gesticht, in het licht gesteld.
Het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam verkeert,
niettegenstaande een ongunstige exploitatie over 1883, in
vrij gunstigen financiëelen toestand, tengevolge van den
verkoop van bouwterrein. Het voordeelige saldo over 't
vorige jaar bedraagt f 30213, en maakt een uitdeeling van
schuimende bloedverwanten, dan ware ik reeds lang teruggekeerd.
Nu ben ik beangst voor het ledige huis; ik zal, nu ik toch op
reis ben, vóór ik naar huis terugkeer, nog eenige weken naar
Dresden en Weenen gaan. Na myn verblijf op dit afgelegen
landgoed moet ik werkelijk wat afleiding hebben.
En in deze eenzaamheid, ongezien, ongekend, ik vrees ook
onbemind, brengt uwe dochter haar leven door! Of' Clemence
gelukkig is? Ik waag het te zeggen: neen, zij is het tegendeel,
ofschoon zij het mij niet gezegd heeft. Door hare geheel ver
waarloosde opvoeding kunnen wy uiterst moeielijk met elkander
overweg en voor mededeelingen van kieschen aard kan ik geen
tolk gebruiken. In elk geval is hare positie vry onnatuurlijk,
en beantwoord noch aan de eischen van een sentimenteel duitsch,
noch aan dat van een rationeel fransch huwelijkzij is noch de
vrouw des huizes, noch de echtgenoote van haar manzij wordt
door iedereen en overal over het hoofd gezien. In mijne tegen
woordigheid wordt haar wel eenige meerdere oplettendheid bewezen,
maar ik gevoel, dat het slechts mijne persoonlijkheid, mijn naam
en mijn rang is, die haar eenig relief geven.
Van waar dat komt? Yoor zoover ik in staat ben het te
beoordeelen, ligt het aan hare opvoeding. Zonder talenten,
zonder esprit en levendigheid, zonder dien chic, die slechts een
gevolg is van den omgang in de groote wereld, blijkt hare
schoonheid zonder uitwerking en de voordeelen, die zij bezit
onbruikbaar. Ge zult niet verwachten, dat ik in den sentïmen-
teelen, Duitschen toon zal vervallen en van voorrechten des
harten zal spreken; ik wil die gaarne bij haar veronderstellen.
Ik spreek van hare uiterlijke eigenschappen. Zij is eene koene,
bevallige paardrijdster, zij leidt haar vurig tweespan en speelt
met de pistolen zooala wij met den waaier. Dit kan zeer veel
effect teweegbrengen, zeer interessant zijn, als deze talenten,
daar ik ze zoo wil noemen, slechts met een weinig verstand
aangewend worden. Maar zoo, zonder het minste spoor van
koketterie, met den grootsten ernst verricht, gelijken deze talen
ten veel op de eene of andere nuttige daad, die zij uitoefent.
Zij bezft de stille en innige tecderheid baars vaders, die mij
altijd yrees heeft aangejaagd en, onder zijn invloed, in de grootste
afzondering, zonder makkertjes en zonder vrienden opgegroeid,
is zij voor hare jaren en haar geslacht veel te ernstig.
Vraagt gij mij, hoe ik Tromberg vind? Hij is een schoon,
krachtig man, zoo lang als een boom, blond, goedig, voorkomend
hij doet mij levendig denken aan uw man, en schijnt mij toe
zeer ernstig te zijn. Dat hij Clemence zou beminnen, acht ik
echter onmogelijkzoo als zij is, kan zij geen man bekoren
zooals zij onder goede handen zou kunnen worden, zou zij de
wereld aan bare voeten kunnen brengen! Neen, hij bemint haar
niet; hoe zou dit ook kunnen, waar naast haar een wezen staat,
zoo schoon, zoo bekoorlijk, zoo verleidelijk als de schoonzuster,
van welke ik u reeds schreef. Haar behoort blijkbaar zijne liefde;
zij heeft zich dat zelfs eens tegenover mij laten ontvallen. Zij
bad het wel gaarne voor mijne scherpziende oogen verborgen
willen houden, maar mijne moederlijke liefde had het reeds lang
ontdekt; zij is de meesteresse des huizes, zij beheerscht ook
Tromberg's hart en wil. Ik geloof, dat Clemence zwijgend veel
vuldige smart lijdt, want wat is er erger voor eene vrouw, dan
dagelijks den voet van hare mededingster op den nek te gevoelen.
Ik kan niet zeggen, dat Tromberg ooit de achting uit het oog
verliest, die hij Clemence schuldig is; integendeel, hij houdt
haar steeds in het oog, maar met den pedanten blik van een
voogd. Men voelt den teugel, waaraan zij angstig gehoor geeft;