HELRERSCHE EN NIEEWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noordertwartier. 1884 N". 58. Jaargang 42. Woensdag 14 Mei. POLITIE ZEEVISSCHERU. 44> VAN HAND TOT HAND. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER ('z. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad v ortcn t iën Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. In overleg met Duitschland, België, Denemarken, Frankrijk en Engeland, is de volgende Politie-verordening op de Visscherij in den Noordzee vastgesteld, om met 20 dezer in werking te komen. Art. 1. De bepalingen dezer overeenkomst, welke ten doel heeft de politie der visscherij in de Noordzee buiten de territo riale wateren te regelen, zijn toepasselijk op allen, die tot de nationaliteit der Hooge contractcerende partijen behooren. Art. 2. De visschers van eiken Staat zullen het uitsluitend recht van visscherij genieten binnen een kring van drie mijlen, gerekend van de laagwaterlijn, langs de gelicele uitgestrektheid der kusten van eiken Staat en evenzeer langs de eilanden en banken, die daarmede zijn verbonden. Voor zooveel de baaijen aangaat, zal de kring van drie mijlen gemeten worden van eene rechte lijn, dwars door de baai ge trokken, zoo dicht mogelijk bij den ingang op het eerste punt, waar de opening der baai geene tien mijlen te boven gaat. Dit artikel maakt geen inbreuk op de vrije beweging van visschersschuitcn, die in de territoriale zee komen varen of ankeren, onder gehoudenheid hunnerzijds om zich te gedragen naar de bijzondere politie-bepalingen, uitgevaardigd door den oeverstaat. Art. 3. De mijlen, in liet vorig art. vermeld, zijn geogra- phische mijlen van 60 in de graadbrocdtc. Art. 4. Voor de toepassing van de bepalingen dezer overeen komst worden de grenzen der Noordzee als volgt bepaald I. ten Noorden de parallel van den Gisten breedtegraad; II. ten Oosten en ten Zuiden: 1. de kusten van Noorwegen tusschcn den Gisten breedtegraad en den vuurtoren van Lindesnacs (Noorwegen); 2. eene rechte lijn, getrokken van den vuurtoren van Lindesnaes (Noorwegen) naar dien van Hanstholin (Denemarken); 3. de kusten van Denemarken, Duitschland, Nederland, België en Frankrijk tot aan den vuurtoren van Gris-Nez; III. ten Westen: 1. een rechte lijn, getrokken van den vuurtoren van Gris-Nez (Frankrijk) naar den meest oostelijkcn vuurtoren van Zuid-Voorland (Engeland) 2. de oostelijke kusten van Engeland en Schotland 3. een rechte lijn, vereenigende Duncansby Head (Schotland) met de zuidelijke punt van Zuid-Ronaldska (Orcadische eilanden) 4. de oostelijke kusten van de Orcadische eilanden 5. eene rechte lijn, verbindende het vuur van Noord-Ronaldska (Orcadische eilanden) met het vuur van Sumburgh Head (Shet- landsche eilanden); Door GOLO RAIMUND. (Vervolfj.) Achter de nog kale takken der boomen, die de opene plek in het park van Erlenstein omgaven, vertoonde zich dc eerste teekenen van het morgenrood. De zon ging langzaam op, ver rees al hooger en liooger, tot zij, zooals Clemence zich had voor gesteld, een schitterende straal liet vallen op het jachthuis en dc daarvoor gelegen ruimte, die zij nooit weder zou betreden. De klok van het kasteel sloeg zes uur en toen de laatste slag was weggestorven, kwam juffrouw Rebel uit de zijdeur van het kasteel te voorschijn en begaf zij zich met snelle schreden over de vochtige lanen naar het jachthuis. Ofschoon zij eene vrouw, en wel eene oude vrouw was, van nature nieuwsgieriger dan iemand van het andere geslacht, had zich toch een zekere angstige gewaarwording van haar meester gemaakt. Zij had het huis Tromberg reeds zoo vele jaren gedieud, de eer der familie was haar even heilig als hare eigene eer. Met kommer in het hart stelde zij zich voor, dat zij er nu getuige van zou zijn, dat een der leden van dit geslacht die eer met voeten trad. Hoeveel afkeer zij ook tegen Nora koesterde en hoe weinig achting zij ook had voor haar karakter, de trotsche vrouw had zich tot nog toe niet tegen den uiterlijkcn schijn vergrepen, nog nooit den naam te schande gemaakt, dien zij, naar de meening van juffrouw Rebel, onverdiend droeg. Thans eerst had zij hem bevlekt, zij, die uit het niet was opgetogen, en het morgenrood zou het rood der schaamte op het schoone, overmoedige gelaat te voorschijn roepon, wanneer dc oude vrouw, die in den dienst der familie vergrijsd was, haar tegemoed trad. Want dat het Nora was, die in het jachthuisje was opgesloten, daar viel niet aan te twijfelen. Met de voorzichtigheid eencr getrouwe, goed afgerichte dienstbode, had juffrouw Rebel zicb vergewist, dat de barones niet in hot slot was en vervolgens deze omstandigheid behendig voor het overige dienstpersoneel verborgen weten te houden. In huis was het niemand opgevallen, dat Nora bij het vertrek van Clemence niet tegenwoordig was; oneindig veel grooter sclierp- zichtiger dan Erwin, die de toenemende koelheid zijner vrouw alleen aan zich zei ven toeschreef, zagen de oogen der bedienden, die alles onbevangen gadesloegen, en voor wie Nora zich geen dwang oplegde. Zij hadden de wederzijdsche afkeer van de beide vrouwen reeds lang doorzienhoe zou men, bij Nora's karakter, kunnen verwachten, dat zij hare behuwdzuster de liefdediensten aan het ziekbed van Erica bewezen, door weder- keerige deelneming zou vergelden? Zelfs juffrouw Rebel had dit niet verwacht; zij dacht slechts aan dien zonderlingen, laatsteu last van hare meesteres, aan den nadrukkelijke» en toornigen toon, waarop zij hem gegeven had; zeker, er moest iets zijn voorgevallen, dat de vertrekkende meesteres diep gegriefd had. Toen de oude vrouw, op haar herhaald kloppen aan Nora's slaapvertrek, geen antwoord ontving, was zij zacht het ledige vertrek binnengetreden, had het van binnen, waar het toegang had tot dc kinderkamer, afgesloten, en nam ook den sleutel van de buitendeur mede, om daarna der verwonderde kindermeid mede te deelen, dat mevrouw dc barones met hoofdpijn naar bed was gegaan, eene kop thee had gebruikt, die zij haar zelf gebracht had en nu volstrekt niet meer gestoord wilde zijn. 6. de oostelijke kusten van de Shctlandsoho eilanden 7. de meridiaan van het vuur van Xorst Unst (Shctlandsche eilanden) tot aan den parallel van de Giste graadbreedte Art. 5. De visschersschepcn der Hooge contractcerende Par tijen worden ingeschreven overeenkomstig de administratieve reglementen in de verschillende binden geldende. Voor elke haven bestaat eene doorloopende reeks van nummers, voorafge gaan door eene of meerdere aanvangsletters, welke de bevoegde hooge autoriteit zal aanwyze». Elke Regeering stelt een tafel vast, waaruit die letterteekcns- blijkcn. Deze tafel, evenzeer als alle wijzigingen, die daarin later mochten worden gebracht, zullen aan do overige contracteerende Mogendheden worden medegedeeld. Art. 6. De visschersschepcn dragen het letterteeken van dc haven, waar zij thuis behooren, en het nummer van inschrijving in de nummerreeks van die haven. Art. 7. De naam van ieder visschersvaartuig, evenzeer als die van de haven, waar het schip thuis behoort, moeten in witte olieverf op zwarten ondergrond worden gesteld in letters, die eene hoogte hebben van minstens 8 centimeter en eene breedte van minstens 12 millimeter. Art. 8. Het letterteeken cn het nummer moeten op eene duidelijke zichtbare wijze worden geplaatst ter weêrzijde van den boeg van het schip op een afstand van ongeveer 8 of 10 conti meter beneden het potdeksel. Die afstand zal evenwel niet verplichtend zijn voor schepen van geringen tonnen-inhoud, waarop geen genoegzame ruimte onder liet potdeksel zou overblijven. Dc afmetingen van het letterteeken en het nummer zijn voor schepen van 15 ton en daarboven voor de hoogte 45 centimeter en voor dc breedte 6 centimeter. Voor schepen beneden 15 ton zijn deze afmetingen voor de hoogte 25 en voor de breedte 4 centimeter. Hetzelfde letterteeken en nummer moeten evenzeer aan weêrs- zijden op het grootzeil van het vaartuig worden geplaatst, on- middelijk boven den hoogstcn rifband. Zij worden geschilderd in zwarte olieverf op witte of getaande zeilen en in witte olieverf op zwarte zeilen. Alle afmetingen van liet. letterteeken en het nnmmer op de zeilen zijn een derde grooter dan van die welke op den boeg geplaatst zijn. Art. 9. De visschersschepcn mogen geene andere namen, letters of nummers op de buitenzijde of op de zeilen voeren, dan die welke in de artt. G, 7 en 8 der tegenwoordige conventie ver meld zijn. Naar buiten had dus dc getrouwe vrouw voor alles gezorgd in den schoot der familie kon slechts een andere arts helpen, de eenige, die de harten kent. Te vergeefs had zij zich zelve gedurende dien langen nacht, waarin zij geen oog kon toedoen, afgevraagd, met wie Nora lichtzinnig dit uur kon deelen en zij had met angst en toorn den naam verworpen, die haar onophoudelijk op de tong kwam. Neen, hij niet, dien zij als knaap op hare knieën gewiegd had, waarop hare oogen met zooveel bcwondering, trots en eerbied rustten, neen, hij niet! Met een kloppend hart stond zij stil op het groene grasveld, waar alles nog zoo stil was, stak met handen, die van aandoening beefden, den sleutel in het slot cn draaide dien om. Door de geopende deur stroomde het licht van den morgen naar binnen en bescheen Nora, die op den kleinen soplm zat, met graaf Frésange op een stoel naast zich. Zij was niet schitterend van schoonheid in dit vroege morgenuur, zij was bleek en afgemat van het waken cn haar gelaat droeg nog de sporen van moeielijk onderdrukte woede. Zij gevoelde volkomen het belachelijke en vernederende van hare positiegaarne had zij al haar toorn over het eerste voorwerp, dat zich aan hare oogen vertoonde, over het hoofd der oude huishoudster uitgestort, maar haar verstand verliet haar nooit geheel en al, zelfs niet in die oogenblikken, waarin hare driften spraken. //De klucht is uit, mijnheer de graaf," zeide zij, terwijl zij opstond, tot Frësange, „vergeef mij, dat zoo iets u kon overkomen in een huis, dat ik voor het oogenblik nog het mijne moet noemen. Ik ben daardoor tegen mijn wil medeplichtig aan dezen vastenavondsgrap De huishoudster, dankbaar en verlicht, dat het slechts graaf Frésange was, dien zij vond, wilde zich bescheiden verwijderen, toen de gebiedende stem van Nora haar terugriep. „Zoudt gij wel zoo goed willen zijn mij te zeggen, van wicn het bevel uitging, mij uit dezen meer dan dubbelzinnige» toestand te verlossen?" vroeg zij streng. „Van mijne mevrouw," antwoordde de huishoudster bedeesd. „Zij gaf mij vóór haar vertrek last, heden morgen om zes uur het huisje te openen, maar met niemand over haar last, noch over hetgeen ik zien zou, te spreken." Nora haalde slechts verachtelijk de schouders op. „Plan en uitvoering zouden elke kostscholicrster eer aandoen," zeide zij tot den graaf. „Daar gij u van het eerste gedeelte van uw last gekweten hebt, juffrouw Rebel, ontsla ik u van het tweede, want ik ben volstrekt niet van plan den kinderachtige» streek te verzwijgen, zooals barones Clemence dat natuurlijk wenscht. Ik zal mij daarentegen zeer ernstig bij mijn zwager beklagen." „Ik bid u," riep de huishoudster, „doe dat niet. Niemand weet er iets van; ik heb mijne voorzorgen goed genomen en iedereen denkt, dat gij u te bed bevindt. Mynheer de baron zal ik natuurlijk te rede moeten staan, maar wordt niet boos op mijne arme mevrouw. Indien gij gezien hadt in welken toestand zij wegreed, zoudt gij mijnheer de baron nog niet meer willen verbitteren." Nu eerst meende Nora te begrijpen, dat hare schoonzuster vertrokken was. „Is zy vertrokken?" vroeg zij ten hoogste verbaasd; „zoo plotseling zonder eenig doel, in het midden van den nacht?" „Niet zonder doel, mevrouwer is een telegram gekomen, dat mevrouw de gravin te Parijs ziek is gewjrden en dat zij naar Art. 10. Het is verboden de namen, het lelSiruekeu en Int nummer op de schepen cn op de zeilen geplaatst uit le wissclien, te veranderen, onkenbaar te maken, te bedekken of te verbergen door welk middel ook. Art. 11. Het letterteeken en het nummer die aan elk schip zijn gegeven, zullen moeten gevoerd worden op de sloepen, breels hoofdvloten, korren, dreggen, ankers en in het algemeen op al het vischtuig tot het schip bchoorende. Dit letterteeken en het nummer moeten van voldoende afme tingen zijn om gemakkelijk te kunnen worden herkend. De eigenaren van netten of ander vischgereedschap mogen die buitendien voorzien van zoodanig bijzonder merk, als zij nuttig zullen achten. Art. 12. De schipper van ieder vaartuig moet houder zijn van een officieel document, door de bevoegde autoriteit van zijn land opgemaakt, waardoor hij in staat gesteld wordt de natio naliteit van het vaartuig te bewijzen. Dit document moet het letterteeken en het nummer van het schip, zijne soort en den naam of de namen of de firma van den eigenaar aanwijzen. Art. 13. Het is verboden de nationaliteit van het schip te verbergen, door wat middel ook. Art. 14. Het is aan elk visschersvaartuig verboden om tus- sclien zonsondergang en zonsopgang te ankeren op plaatsen, waar dryfnetvisschers met de uitoefening van hun bedrijf bezig zijn. Dit verbod is evenwel niet toepasselijk op het geval, dat het ankeren ten gevolge van een ongeluk of andere omstandigheid van overmacht plaats heeft. Art. 15. Het is aan visschersvaartuigen die komen op plaatsen waar gevischt wordt, verboden om zóó te gaan liggen of de netten op zulk eene wijze uit te werpen dat daaruit wtderkeerig nadeel wordt geboren, of de visschers, die hunne werkzaamheden reeds hebben aangevangen, worden gehinderd. Art. 16. Wanneer overdekte en open vaartuigen tezelfder tijd hunne drijfnetten in zee gaan werpen, zullen de laatste hunne netten te loevert van de eerste uitwerpen. Daarentegen zullen de overdekte vaartuigen hunne netten aan lij van de open vaartuigen uitwerpen. In het algemeen wanneer overdekte vaartuigen hunne netten uitwerpen te loevert van open vaartuigen, die reeds met dc visscherij bezig zijn, en wanneer open vaartuigen hunne netten aan lij van overdekte vaartuigen uitwerpen, die reeds met de visscherij bezig zijn, zal de verantwoordelijkheid voor de aan de netten veroorzaakte averijen berusten bij hen, die de visscherij het laatst hebben begonnen, tenzij zij bewijzen, dat de schade aan overmacht is te wijten of dat zij niet het gevolg is van hunne schuld. mevrouw Tromberg verlangt." De graaf en Nora wisselden een blik van verstandhouding. „Hebt gij liet telegram gezien?" vroeg Nora juffrouw Rebel. „Ik? O, neen, mevrouw, hoe zou ik het hebben kunnen zien. Mevrouw de barones deelde bet ons zelf mede, zoo gejaagd en getroffen, en daarop werden hare koffers gepakt, slechts het allernoodzakelijkste, en toen vertrok zij, geheel alleen, zonder dat mevrouw dc barones eene bete genuttigd had." Nora bleef een oogenblik in nadenken verzonken staan. „Het is goed," zeide zij. „Gij kunt gaan. Zorg voor een goed vuur in mijn haard en voor een ontbijt. Ik ben door en door koud en die ongepaste grap zal mij zeker eene verkoudheid op den hals halen." Toen de huishoudster uit hun gehoor en gezicht verdwenen was, sloeg de graaf zijn arm teeder om de sehoone vrouw. „Nu zijt gij de mijne geworden, Nora, onherroepelijk," zeide hij, „gij kunt niet meer terug." „Ik wil ook niet terug, Frésange, ik bemin u immers," ant woordde zij glimlachend, „en zoo ik tot nu toe aarzelde, mijne liefde tot u aan bindende ketenen te leggen, deed ik dit alleen uit bezorglieid wegens uwe toekomst. Ik heb, gij weet het, over niets te beschikken, dan over mij zelve, en tocli zijn wij beide jong, verwend en genotziek. Mocht ik u aan hot bescheidene, stille leven ketenen, dat het lot mij aanwijst, u, zoo schitterend, zoo gerechtigd eene eerste plaats in de maatschappij in te nemen „Is er dan nog van ontbering sprake aan uwe zijde?" vroeg hij hartstochtelijk, terwijl hij haar op mond en oogen kuste. „Kan ik nog andere wenschen koesteren dan die, steeds bij u te zyn?" Zij lachte en legde hare hand op zijn mond. „Ik wil het niet hooren, Frésange, ik heb u bewijzen mijner liefde gegeven, sans phrasc; voor die zoo jeugdige dweeperij ben ik te oud op de wereld gekomen. Uwe liefde heb ik van het eerste oogenblik af, dat wij elkander te Nizza leerden kennen, beantwoord zoo ik eene vereeniging ontweek, dan was dit, omdat die vereeniging mij onmogelijk toescheen. Nu heeft de afschuwe lijke streek van Clemence aan alle aarzeling een einde gemaakt mijn goede naam kan ik er niet bij inschieten, en ik geef wat wij beiden bezitten, niets en alles." Zij had haar arm in den zijnen gelegd en sloeg langzaam den weg naar huis in. "De geheimhouding moet nu uit zijn, hoe zoet zij ook was," zeide zij, „nu moeten wij ons goed recht en de beleedige onschuld in het vuur brengen. Ik moet noodzakelijk en zonder uitstel met mijn zwager spreken, en gij moet hem, als het hoofd der familie, in allen vorm om mijne hand vragen." „Hoe dankbaar moet ik Clemence zijn," antwoordde hij met een gelaat, stralende van vreugde, „hoe ver ware ik, zonder hare rancune, nog van het doel verwijderd! Zij toch heeft; mijne schoone Nora bedwongenbeken bet maar, geliefde, zij heeft u aan het geluk overgeleverd." „Ja dan, aan het geluk," zeide zij lachend, „ofschoon zij het eigenlijk slechts vervroegd heeft. Gelooft gij dan," ging zy ernstiger voort, „dat ik niets, volstrekt niets ondernomen zou hebben om myn doel te bereiken, omdat ik minder onbezonnen dan gij, mij dc toekomst duidelijk voor oogen stelde? „Ik spreek niet gaarne van het uitworpen zaad voor ik de oogst kan berekenen, maar thans, nu wij elkander willen en moeten toebehooren, zelfs op eene bescheidene plaats in het leven, nu mag ik zeggen, dat ik er naar gestreefd heb oude rechten te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1