lieuws- ei AdvertentieMad voorHollands Boordertwartier.
1884. N°. 62.
Vrijdag 23 Mei.
Jaargang 42.
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
PUBLICATIE.
STREMMING der SCHEEPVAART.
VAN HAND TOT HAND.
iieldersche
.,Wij huldigen
het goede."
en nieiiwed1eper courant.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tienVan 14 regels 00 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De COMMISSARIS des KONINGS in Noordholland,
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat, wegens het
verwisselen van sluisdeuren in de schutsluis Willem 111
aan het A oordhollandsch Kanaal, tegenover Amsterdam, op
27 Mei eerstkomende en de beide daaropvolgende dagen,
met die sluis niet zal worden geschut, en dat gedurende
die dagen alleen zal worden geschut met de schutsluis
Willem 1.
Haarlem, 20 Mei 1884.
De Commissaris des Konings voornoemd,
S C H O R E R.
Blnnenlan ei-
Het Nederlandsche Vorstenpaar is jl. Dinsdag op den
tocht naar Belgie's hoofdstad overal met eene onbeschrijfe
lijke geestdrift ontvangen. De volks-demonstratie op de
Grande Place voor het Stadhuis te Brussel is volkomen
geslaagd. Na in het Gouden Boek op het Stadhuis hun
namen gezet te hebben vertoonden onze Koning en Koningin
zich met de Belgische Kon. Familie op liet balcon. Het
schouwspel, dat. hier volgde, jvas onvergetelijk en eenig.
Ik heb, zoo seint men o. a. aan het HUL, veel op mijn
journalistieke loopbaan gezien, maar iets dergelijks nimmer.
Men stelle zich de Grande Place voor, met al de karak
teristieke gevels en het eigenaardig afgesloten geheel;
achter elk venster, op de daken en in de goten
menschen; de 6600 vierkante meter groote ruimte, plaats
biedende voor 20,000 menschen, door ongeveer 15,000
bezet, doordien acht meter ruimte voor de rijtuigen was
afgezonderd: in het midden de G-vormige kring der Ver-
eenigingen, alles afgelijnd door militairen en burgerwacht
aan de hoeken de kolossale soms uit de nevenstraten wel
wat opgedrongen menigte, ook afgelijnd door militairen,
die de handen vol werk hadden om de politie te helpen
en de ongehoorzamen te verwijderen.
De gansche ontzaggelijke menigte wachtte intusschen
geduldig al uren. Te 3 u. 21 min. begonnen de kanon
nen van de torens te donderen. Alles beneden schaarde
zich. 't Werd helderder, zoodat men den guren wind
niet meer gevoelde. De élite van Brussel zat op het Brood
huis of op het balcon van het Stadhuis. Steeds donderde
het geschut, totdat plotseling van nog hooger torentrans
het trompetgeschal weerklonk. Dat geluid werd beant
woord van den trans aan de andere zijde.
De Koning en de Koningin der Nederlanden verschenen
Door GOLO RAIMUND.
Vervolg.)
De binnenkomst van eene jonge non maakte aan die verruk
king een einde.
„Het rijtuig van mevrouw de gravin Frésange is voor,"
zeide zij.
De aangediende volgde haar bijna op den voet en eene uit
drukking van teleurstelling vloog over haar gelaat, toen zij de
overste bij hare dochter vond.
„Gij ziet, dat ik nog altijd even stipt ben, Jeanne," zeide zij,
terwijl zij hare dochter vluchtig op het voorhoofd kuste en eene
buiging maakte voor de non. „Ik heb u het voorrecht gelaten,
dat eene moeder toekomt, maar nu zult gij mij mijn deel niet
onthouden, wanneer gij wilt bekennen, dat ik het was, die de
rechten op dat dierbare kind niet liet varen, onderzoek naar haar
deed en tot haar doordrong, ondanks mijn ouderdom, die opziet
tegen de vermoeienissen van het reizen, en ondanks de vernede-
dering, die er in gelegen was, dien mijnheer van Tromberg met
een verzoek te naderen.
„Tot mij is zij gevlucht, niet tot u, bij mij moet zij blijven,
want gij hebt haar geene woning meer aan te bieden gij
zult het dus moeten goedvinden, dat ik haar heden onmiddelijk
medeneem."
„Heeft mevrouw van Hcrsfeld haar geene woning aan te
bieden?" vroeg de non met duidelijk uitgedrukte verbazing,
terwijl zij een veelzeggende blik op de inrichting der kamer
wierp. „Kunt gij een stiller, veiliger toevluchtsoord vinden, dat
beter beschut tegen de stormen en intrigen der wereld dan hier?
Is mevrouw Hersfeld niet vrij over de beschikking van haar
tijd en bezighedenontvangt zij niet hare dierbare bloedverwanten
en vrienden, heeft zij geene zorgvuldige bediening, geen hulp
van allerlei aard, geestelijke verstrooiing en geestelijken troost?
Dat zijn dan toch de eigenlijke zegeningen van den huiselijken
haard, en wanneer mevrouw Hersfeld daarbij de liefde en de
trouw eener moeder voegt, dan twijfel ik er aan, of mevrouw
de barones in haar toestand en in hare stemming een beter toe
vluchtsoord zou kunnen vinden."
„Wij zullen over de woorden niet redetwisten, waardige
moeder," antwoordde de gravin, zonder zich uit het veld te laten
slaan; „onder het woord „tehuis" versta ik niet het klooster met
zijne atiltc en beperkingen, ik versta daaronder het ouderlijke
huis met zijne genoegens en zijn leed en vrijheden, met zijne
afwisselingen en verschillende belangen. Clemence is achttien
jaar, waarom zou zij de wereld ontvlieden nog vóór zij ze kent?
Zoo jong, zonder schuld en berouw, opgevoed in een geloof, dat
volstrek geen begrip heeft van het kloosterleven, aan eene groote
mate van vrijheid gewend, zou zij hier wegkwijnen, nog geheel
afgescheiden daarvan dat het klooster du sacré coeur onmoge
lijk eene wijkplaats voor protestantache vrouwen kan zijn-"
met den gastheer en de gastvrouw en terwijl de trompetten
nog schetterden en het geschut nog donderde, stemden
400 instrumenten het Wilhelmus aan en hoorde men
boven alles uit jubelen het gejuich der menigte, waarvan
honderden vlaggetjes, en Oranje en Nederlandsche kleuren
op den hoed hebben, 't Was een treffend schouwspel, een
grootsch oogenblik, en voort bleef de muziek spelen; voort
bleef het volk juichen. Uit de vensters fladderden zak
doeken. Onze Koning was geroerd, Men kon 't hem
aanzien. Eerst toen hij met de Koningin en de Vorstelijke
paren terugkeerde in de gothische zaal bedaarde het ge
jubel, en was er eene rustpoos in deze ontzagwekkende
manifestatie; een rustpoos inderdaad. Hadden de Koning
en de Koningin der Nederlanden steeds staande voortdurend
en op de minzaamste wijze dank betuigd, nu ontvingen zij
zittend in de rijtuigen bij den rit langs, of liever door
beide deelen der menigte, nogmaals hulde, en betuigden
opnieuw hun dank.
Op bet oogenblik dat die ommegang, die plechtige optocht
stapvoets geschiedde, met den gouverneur Heyvaart en den
burgemeester Buis te paard ter zijde van het koninklijk
rijtuig, nam het schouwspel een karakter aan dat den
toeschouwer deed trillen van geestdrift. Opnieuw toch
weerklonk bet majestueuse trompetgeschal der torentransen,
opnieuw weerkaatste de echo het gebulder der kanonnen;
opnieuw schetterde het koper Neêrlands populairste liede
ren, en opnieuw met den hoed in de hand, wuivende met
155 banieren met verdubbelde geestdrift, als bezegeling
van de Dam-ovatie aan Koning Leopold, bracht de menigte,
welke sedert de komst des Konings zoo kalm mogelijk in
eng gedrang had gestaan, den gasten en het Belgisch
Koningspaar de schitterendste ovatie.
Aan het diner dat jl. Dinsdag avond ten Paleize
gegeven werd zaten 70 gasten aan, waaronder de Graaf
en de Gravin van Vlaanderen. Koning Leopold dronk op
zijne gasten, waarna Z. M. de Koning een glas wijdde,
aan de grootheid van België. In zijne toast zeide Z. M
„Het is misschien de eerste maal dat twee Koningen in
dezelfde stad geboren, elkander ontmoeten en op elkanders
gezondheid drinken. Als Brusselaar verklaar ik dat ik
diep aangedaan ben door liet onthaal mij ten deel gevallen."
De uitreiking der bekroningen, aan de Nederlandsche
inzenders op de Internationale, Koloniale en Uitvoerhandel-
Tentoonstelling van 1883 te Amsterdam toegekend, zal
plaats hebben op Zaterdag a. s., in liet gebouw der Ver-
eeniging „de Vrije Gemeente," Weteringschans aldaar, des
namiddags te 2 uren. De ministers van Binnenl. Zaken,
van Koloniën en van Waterstaat hebben hun voornemen
te kennen gegeven om deze plechtigheid bij te wonen.
„Zal ik mijn kind dan nooit terug erlangen, zelfs niet naar
den geest? riep mevrouw Hersfeld ontroerd, „zal ik haar, nu men
ze mij op aarde heeft onthouden, ook in den Hemel verliezen?"
„Mijne lieve Jeanne, gij zijt in uwe hoop en wenschen zoo
overdreven, als gij nog ooit geweest zijt," antwoordde de gravin
koel. „Laat ons niet zoo veel vooruit denken, niet aan datgene,
wat gij hier nog eerst denkt te verwerven, laat ons denken aan
datgene, wat voor de hand ligt. Uw kind wordt u door niemand
onthouden, mijn huis is immers ook het natuurlijk toevluchtsoord
voor u, gij kunt Clemence altijd bij mij vinden. Het kloosterleven
is eene innerlijke roeping, plicht is het niet. Wat uw geheim
en, ik twijfel er niet aan, loffelijk doel betreft, om Clemence tot
ons geloof over te halen, ben ik zeker eene even vurige katholieke,
om dat met al mijne krachten te ondersteunen, maar ik laat
mijn verstand niet door mijne wenschen medeslepen en reken er
op, dat de tijd rozen baart. Boven al ons wenschen en willen
staat Clemence's besluit; wij mogen niet vergeten, dat zij
haar eigen meesteres is, en dat niemand de rechten van van
Tromberg op ons heeft overgedragen."
„Maar dat zijn zeer liberale begrippen, mevrouw," antwoordde
de overste zeer streng, die zich volkomen bewust was, waar de
rijkdommen van de gruvin Frésange zouden blijven, als hare
kleindochter voor goed in de wereld terugkeerde. „Gij zoudt
er wel eens berouw over kunnen hebben, dat gij afstand doet
van uw recht om gehoorzaamheid te eischen; de zelfstandigheid
van mevrouw de barones, die nog veel te jong is om zelfstandig
te kunnen handelen, kon u nog wel eens bittere uren bereiden."
„Dan moet ik er mij aan onderwerpen, zoo als ik mij onder
worpen heb aan de eenzaamheid, tot welke mijne dochter mij
veroordeelt," antwoordde de oude dame onverstoorbaar, „zelfs
thans nog in dit oogenblik, wanneer Clemence zich tegen mijne
wenschen verklaart. Ik verzoek u, Jeanne, uwe dochter te laten
roepen."
Mevrouw van Hersfeld stond zonder tegenspraak op en riep
hare dochter, die nog altijd in den tuin was, met eene heldere
stem. Eenige oogenblikken daarna trad deze binnen.
Zij was bleeker dan gewoonlijk en de uitdrukking van haar
gelaat had iets verloren van die kinderlijkheid, die het, ondanks
al den ernst des levens, behouden had. Iets gespannens, iets
strijdslustigs lag in de schoone trekken, iets treurigs in de donkere
oogen, die door een zonderling vuur verhelderd werden, toen zij
de gravin gewaar werd.
Zij vloog hare moeder voorbij en naar de gravin toe en kuste
hare hand, en legde vertrouwelijk haar hoofd op den schouder
van de oude dame, toen deze haar in hare armen sloot.
„Gij weet zeker, waarom ik hier ben, Clemence? vroeg zij.
„Ja, grootmama, om mij te halen."
„En zoudt gij mij kunnen verlaten, Clemence," antwoordde
mevrouw van Hersfeld, scherp, „mij, uwe moeder, die gij nauwe
lijks hebt wedergevonden, wier laatste en eenige troost gij zijt."
De kinderlijke vrouw knielde neder voor de schoone moeder,
wier schuld, zoowel als hare boete, een scheidsmuur tusschen
Tengevolge van het groote aantal bekroningen, aan Neder
landers in de verschillende afdeelingen toegewezen, is be
sloten, alleen de eere-diploma's en afdrukken der „gouden
medailles" deze laatsten zelfs zonder het daarbij behoo-
rend diploma uit te reiken. Het getal der bekroningen
van de beide genoemde soorten bedraagt reeds p. m. 500.
Men zal alleen de namen oplezen van hen, aan wie zilveren-,
bronzen medailles of eervolle vermeldingen zijn toegekend.
De diploma's en medailles, die niet op dien dag uitgereikt
zullen worden, zullen aan de inzenders zoo spoedig mogelijk
toegezonden worden, hetzij direct, hetzij door tusschenkomst
van de commissiën en correspondenten in de provinciën en
in de koloniën.
De studenten Ram, Grenfell en Boddaert hebben zich
jl. Maandag te Utrecht in arrest begeven om de hen opge
legde celstraf te ondergaan.
Het batig saldo der gelden, bijeengebracht om op het
graf van wijlen dr. W. C. H. Staring een eenvoudig ge-
denkteeken op te richten, heeft den grondslag gelegd tot
een aan de Rijks-Landbouwschool te Wageningen verbonden
Staringfonds, bestemd om „door het aanmoedigen en bevor-
deren van landbouwstudie onder de landbouwers, werkzaam
te zijn in den geest van den man wiens naam het draagt."
Zoodra het fonds, dat thans slechts uit het bovengenoemd
batig saldo van f 400 bestaat, door bijdragen van Landbouw-
maatschappijen en van particulieren, alsmede door gekweekte
rente, van dien aard is, dat het bedrag der renten niet
meer geheel tot uitbreiding van het kapitaal behoeft gebruikt
te worden, zullen die renten geheel of gedeeltelijk worden
bestemd: 1. om jaarlijksche bijdragen te geven aan één of
meer leerlingen der Rijks-Landbouwschool, ten einde in de
studiekosten tegemoet te komen2. om aan leerlingen dier
school, die zich buitengewoon hebben onderscheiden, bij
het verlaten dier inrichting voor onderwijs, een eereprijs
uit te reiken.
Het fonds staat onder beheer van een curatorium van
drie leden, waaronder de directeur der Rijks-Landbouw
school. De beide andere leden worden door den minister
van Binnenlandsche Zaken aangesteld, die voor de eerste
maal als zoodanig benoemde de heeren H. M. Berns,
emeritus-predikant te Arnhem, en mr. C. J. Sickesz, voor
zitter der Geidersche Maatschappij van Landbouw, te Laren.
Een circulaire is thans door het curatorium verspreid,
waarbij om geldelijken steun ten behoeve van dit fonds
wordt gevraagd.
Bijdragen, jaarlijks of in eens te geven, alsmede toe
zeggingen van bijdragen, worden ingewacht bij den secretaris,
den beer C. J. M. .longkindt Coninck, directeur der Rijks-
Landbouwschool te Wageningen.
haar opwierp, en sloeg smeekend de schoone oogen tot haar op.
„Ik ben geen troost voor u, moeder," zeide zij treurig, „gij misleidt
u zelve. Onze smarten liggen ver uit elkander, de eene begrijpt
het leed van de andere niet. U moge het vreugde brengen, dat
gij het hoofd buigt: ik, moeder, ik moet mij oprichten in dezen
storm, ik heb het recht niet, op achttienjarigen leeftijd, slechts
voor mij zelve te leven. Ik heb nog niets gedaan, om met het
talent te woekeren, dat God mij gegeven heeft, ik mag het niet
begraven, zelfs niet bij u. Ook ik zoek God en Zijn vrede, ook
ik streef naar het heil mijner ziel, moeder. Maar daarom ont
loop ik den strijd niet; ik schat dien hooger dan eene gemakke
lijke verschansing achter een leven, dat elke bekoring mist.
Onbeschrijfelijk veel meer dan het gebed, zooals dat hier wordt
begrepen, zou eene schoone en nuttige werkzaamheid my oprichten.
Mijn hart dorst naar meer, dan naar Goddelijke liefde; zoolang
ik in de wereld leef, behoor ik tot de wereld. Niet dat ik bang
ben voor de eenzaamheid zij was mij zoo dierbaar, die stilte
des wouds, waarin ik mijne gelukkige kindsheid doorbracht, maar
ik haat den dwang! Getrouw aan mijn vader, getrouw aan
mijn geloof, getrouw aan mij zelve, zou ik slechts ergenis ver
wekken op eene plaats, die andere wetten voorschrijft en gehoor
zaamheid en onderwerping moet eischen. Hier moeder, kunnen
wij niets voor elkander zijn, nooit. Mij is het leven vreemd,
dat achter u ligt, en waarover gij zoo weeklaagt, en even als
ik deszelfs afgronden en verzoekingen niet kan berekenen of
begrijpen, begrijp ik ook niets van de boete, die gy u zelve
oplegt. Gij echter zoudt hier, van deze plaats uit, den weg niet
kunnen overzien, dien ik bewandelen wil en moet: gij zoudt het
doel zelfs waarschijnlijk verwerpen.
Maar daar buiten, in Gods schoone, groote wereld, daar moet
voor iedereen een gezegende plaats zijn, dat heb ik reeds zoo
vaak tot mijne eigene vertroosting gezegd, wanneer ik uren lang
aan uwe vrome oefening had deelgenomen en mijn hart toch
niet verlicht gevoelde. Daar buiten zou ook voor u de plaats
zijn, die u zou kunnen bevredigen. Ik wil niet voortdurend de
bekentenis uwer schuld hooren en niet dagelijks getuige zijn van
uwe vernedering, ik ben uw kind, niet uwe rechteres! Ik zou
gaarne mijne moeder zien, zich opheffend, steeds hooger en
hooger, tot zij weder op de hoogte was vau het hart mijns vaders;
moedig en overwinnend, aan het kind vergoedende, wat zy
jegens den vader misdreven had. Ik wenschte, dat gij mij het
voorbeeld gaaft, hoe men eene moeder in haar ouderdom vreugde
kan bereiden; dat gij mijn geest vorradet met uwe rijke gaven;
dat gij mij waarschuwdet door de smartelijke ervaringen, die gij
hebt opgedaan; dat gij op die wijs den lïemel verdiendet, dien
gij hier tracht te verkrijgen door vasten en bidden; den Hemel,
den zegen uwer moeder, de erkentelijkheid van uw kind!"
Zij had 'vrijmoedig gesproken, zonder zich in te houden tegen
over de overste, die onbewegelijk was blijven staan.
„Kies, Jeanne, kies," zeide de gravin ernstig, terwijl zij hare
oogen afdroogde, die vochtig waren geworden, „het is de stem
uwa kinds, die u roept."