f;enoeg gras zal voortbrengen om bet vee te voeden en
nter den hooiberg te vallen."
Zoodra ons Koninklijk echtpaar jl. Vrijdag op Neder-
landsch grondgebied was aangekomen, zonden zij een
hartelijk telegram aan Koning Leopold van België. Bij
aankomst op Oranje-Nassau-oord werd van dezen een tele
grafisch „Welkom thuis" gevonden en onverwijld langs
denzelfden weg daarvoor dank betuigd.
H. M. de Koningin woonde jl. Zondag de morgen
godsdienstoefening bij in de Ned. Herv. kerk te Wage-
ningen, onder het gehoor van ds. Bootsmn, predikant te
Lunteren, die tot onderwerp koos de woorden uit het
Evangelie van Johannes: „Waar ik ben, aldaar zal ook
mijn dienaar zijn." H. M. scheen in 't idee te verkeeren,
dat de godsdienstoefening te half tien uren een aanvang
nam. H. M. kwam dus een half uur te vroeg en maakte
toen een klein toertje. Het rijtuig bevond zich te tien
uren weer voor de kerk.
Van ongeveer duizend werklieden der Koninklijke
Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam,
die gedurende de laatste weken wegens slapte der werk
zaamheden ontslagen waren, liepen er jl. Zaterdag ruim
200 in optocht door de straten der hoofdstad en poogden
den burgemeester aan zijn huis en aan het stadhuis te
spreken. Te één uur werden vijf afgevaardigden bij den
burgemeester ten stadhuize toegelaten, die op vragen naar
werk zijn onmacht in deze te kennen gaf. De stoet heeft
zich hierop vrij kalm naar Kattenburg begeven; de
demonstratie had tot nog toe een onschuldig karakter.
Het bericht, als zou de voortvluchtige post- en tele-
graafdirecteur van IJzendijke te Rijssel gearresteerd zijn,
wordt door de Middelb. Crt. ten stelligste tegengesproken.
Integendeel wordt medegedeeld, dat hij reeds scheep
gegaan is naar Zuid-Amerika.
J. A. R., een twaaltjarige knaap uit Haarlem, die
door een steenworp een kind had verwond, en deswege
den 19 dezer in hooger beroep voor liet Hof te Amsterdam
terechtstond, is bij arrest van gisteren tot 2 dagen celstraf
veroordeeld.
Als eene bijzonderheid kan vermeld worden, dat eene
koe van den heer C. Wonder Jz., landeigenaar te Oude
Niedorp, dagelijks 37 a 38 kan melk geeft.
De gepensionneerd majoor-kwartierm. Van Engelen,
die onlangs benoemd werd tot administrateur van het
garnizoens-kleedingraagazijn te 's Gravenhage, heeft voor
die betrekking bedankt.
Den middag van zijn vertrek uit Lissabon heeft
president Krüger nog eenigen tijd bij de fancy-fair, die juist
dien dag geopend werd, ten voordeele van eene stichting
voor onvermogende kinderen, vertoeft. In de verschillende
kramen waren dames uit den hoogsten adel als verkoopsters
werkzaam; in een er van verkocht de Koningin in eigen
persoon bloemen. Daar ook kocht de heer Krüger een
roos, en drukte bij het overhandigen van zijn offer den
wensch uit: „dat de verhouding tusschen Portugal en de
Transvaal zoo levendig en onveranderlijk mocht blijven,
als de roos die hij ontving frisch en fraai was."
Men schrijft ons van Texel, dd. 26 dezer:
„Bij de op heden vanwege de Hollandsche Maatschappij
van Landbouw, afdeeling Texel, gehouden keuring van
stieren, zijn de navolgende prijzen toegekend
1. Voor stieren van eiken leeftijd: 1ste prijs voor den
stier van A. A. Eelinan, te Oosterend.
2. Voor tweejarige stieren: 1ste prijs voor den stier van
Sd. C. Keijser, aan de Waal, terwijl voor die van
C. Zijm te Zuid-Haffel een prijs van het bestuur
werd toegekend."
„Zelden bood de Texelsche weekmarkt levendiger aan
blik aan, dan die heden morgen gehouden.
haar zoo grootmoedig zijne broederlijke bescherming verleend had,
verborgen had gehouden, afkeurde, waren zij elkander even
vreemd geworden, als dit. in de eerste jaren na Nora's trouwbreuk
het geval was geweest. Nu hij wist, dat zij, volgens zijns
broeders laatsten wensch, geborgen was, zedelijk en financieel,
hield zijne verplichting op en met de verplichting ook zijne
belangstelling. Nu traden zijne eigene belangen geheel op den
voorgrond; al zijne krachten en gedachten spande hij in om het
ontredderde schip zijns geluks in veilige haven binnen te brengen.
Maar hoe hij ook streed, de rots, waarop het strandde, was
Clemence's onwrikbare hardnekkigheid, die volharden bleef bij
haar eens te kennen gegeven wensch om hare vrijheid weder
terug te verkrijgen of van hem eene berouwvolle bekentenis
verlangde van de reden, die hen scheidde en waarvan hij in zijne
onkreukbare trouw niet het minste denkbeeld had.
Zij was zeer jong, zeer onervaren, en toen zij elke samenkomst
weigerde, bij haar onstuimig verlangen om hare vrijheid te her
krijgen bleet volharden, zonder eenige andere beweegreden dan
dat zij zich ongelukkig gevoelde aan zijne zijde, kwam zij zich-
zelve groot voor in eene standvastigheid, die haar in stilte toch
zulk een groot offer kostte.
Hij was geruimen tijd te Parijs gebleven, terwijl zij zich in
het klooster van het Sacré Coeur bevond, zonder dat het hem
gelukt was, haar of' een harer bloedverwanten te ontmoeten, eiken
dag wachtende, eiken dag hopende. Maar hoe geduldig hij ook
was, hoe toegeefelijk en vol liefde, eindelijk deed gekrenkte trots
zijne rechten gelden. De rol, die hij speelde, begon hem tegen
de borst te stuiten; moedeloos, toornig bijna, keerde hij naar
Erlenstein terug, om te beproeven of hij van daar uit schriftelijk
iets op Clemence zou vermogen. Hij kon niet weten, dat zij
niets anders verlangde dan zijne eigene schuld onweerlegbaar
vast te stellen, toen zij Nora zoo diep vernederdehij hield haar
gedrag voor eene kinderachtige wraak, begaan tegen de gelukkige
mededingeres naar de liefde van Frésange. Het deed hem wel
leed, haar zoo te zien afdwalen, maar hij dacht daarbij tevens
aan hare moederlooze jeugd; hij zag in haar voorkeur voor haar
bloedverwant nog geen trouwbreuk haar hart was immers
nauwelijks ontwaakt uit zijne kinderlijke droomen.
De herfst verliep en een gedeelte van den winter; eerst toen
hij vernam, dat Clemence te Parijs onder de hoede harer groot
moeder in de wereld verschenen wa3 en eene rol speelde, toen
hij van de plannen en schijnbare hoop van den markies de
Brissac hoorde, een man, veel ouder dan hijzelf gaf hij haar
hare vrijheid weder.
Plet was geschied na een bitteren, langen tweestrijdnu het
besluit eenmaal genomen was, overkwam hem een gevoel als van
eene verlamming des geestes. Het was anders, dit langzame
sterven sedert den zomer, dan die plotselinge val van zijne
gelukkige hoogte, toen Nora's trouwbreuk den droom zijner jeugd
vernietigde. Toen had hij zich weder opgericht, trotscher en
kalmer nog dan te voren. De liefde, die ten tweede maal zijn
hart vervulde en nog de gloed der jeugd bezat, was oneindig
dieper en minder zelfzuchtig wanneer hij vol bezorgdheid aan
de toekomst dacht, dan was het de hare, niet de zijne, die hem
kommer veroorzaakte.
Van Nora had hij slechts weinig gehoord. Nadat zij met
Erica Erlenstein had verlaten, was zij naar Baden gegaan, om
er 'dc lente door te brengen, terwijl Frésange, wiens verlof om
Het aantal aangevoerde lammeren bedroeg 1926 stuks, j
een getal vóór lieden nimmer op de markt bijeen.
Tal van verkoopers, köopers en nieuwsgierigen gaven
aan het geheel oen ongekende levendigheid.
De handel was daarbij zeer vlug daar nl de aange
voerde dieren werden verkocht voor f 10 f 15.25 't stuk."
De opgeheven Spaarbank van het Nut te Texel had
niet een winst van f 350, maar van f 329.80^.
De Coöperatieve Winkelverceniging van Eigen Hulp te
's Hage keert over 1883 11 percent uit van het verbruik.
Onder den titel: „A'aar Marken" lezen wij in de
Amsterdammer het volgende:
„Helder scheen het zonnetje en spiegelde zich in de
korte golven der Zuiderzee, die het, dartelend, weór in
alle richtingen terugwierpen: frisch blies de noordoosten
wind, de warme stralen verkoelende en kleur jagende op
de bleekste gezichten, toen jl. Zondag morgen een tachtig
tal Amsterdammers op de Diana van de heeren Gebrs.
Zur Mühlen de Oranjesluizen uitstoomden, de Zuiderzee op.
't Was Zondag voor hen allen, die weêr zes dagen lang
in de muffe lucht van kantoor of winkel voor het dagelijksch
brood, en zoo mogelijk nog wat meer, hadden gearbeid,
't Was Zondag, een rustdag, een dag van uitspanning en
herstel van krachten, waarop de longen zich weer ver
zadigden met zuurstof, frisch geput uit de ziltige en wel
dadig vochtige zeelucht.
De tocht ging naar Marken, het eiland vol geheime
nissen, vol beloften voor hem. die het genot heeft er de
eerste maal heen te gaan. Dat eiland, waar bij feilen
noordwestenwind enkel de huizen boven den waterspiegel
uitsteken, waar de bewoners dier op palen gevestigde huizen
soms nog vluchten naar den zolder en hunne keurig ge
poetste en gewreven kamer aan het slibbig water moeten
prijsgeven voor een tijd, dat eiland met zijne eigenaardige
bevolking, die nog relief toont, waar zooveel effen is
geschaafd: het is reeds dikwerf beschreven, en ieder kent
het van hooren zeggen.
Toch is dat maar halve kennis. Wie, opgeruimd van
hart, op een vacantiedag de zorgen thuis laat en naar dat
vergeten hoekje aarde zich begeeft, zal zicli zijn tocht niet
beklagen.
De jeugd komt u reeds tegemoet. De jongens met de
wijde broeken en de mollige meisjes met haar veelkleurig
I pakje, de beide lange haarlokken reeds buiten de muts
1 dragende, voorspellen met hunne vriendelijke gezichten het
welkom dat den pleiziervaarders van de goedhartige bevol
king wacht. De Markers groeten den stedeling alsof zij
hem reeds kenden, en vraagt men hun naar iets eigen
aardigs van hun eiland, dan wijzen zij u met zekeren
trots den weg.
En dan vooral naar Marretje Tijssen. Daar, in de
Marker kamer, netjes „opgesteld," waar wijlen Koningin
Sophie den mooien koperen schotel van Marretje bewon
derde, dien wilde koopen, op Marretje's gehechtheid aan
het familiestuk schipbreuk leed, maar het toch later ten
geschenke, ontving; daar ontvangt de oude vrouw u
nog gaarne, als ge beleefd zijt en met haar praten wilt
over den ouden tijd, over Marken en over haar oud huis
raad. Ze had wat spijt, dat ze niet van te voren had
geweten, dat de Keizerin van Oostenrijk zou komen. Dan
was alles netjes „opgesteld" geweest. Nu was het huisraad
wel netjes; maar toch, ïe was bezig vaten te wasschen en
andere kleinigheden na te zien. „Want" zei ze „ik
had het wat in de bec-nen en dacht: ik kon wel eens ziek
worden."
Verbeeld uMarretje ziek te bed en hare kamer niet
in de meest volkomen orde. 't Zou haar bitter hartzeer
kosten.
Ook had de Keizerin het pronkbed niet in groote glorie
gezien. Niet de beste gebloemde sloopen zaten om de
kussens; want „als je man dood is, is alles maar veterig.
Dominee had het ook moeten zeggen dat de Keizerin kwam,
maar dominee wist het zelf niet."
Het kan zijn dat Marretje alles nog netter kan maken,
nog meer te pronk stellenwij gelooven de vriendelijke
vrouw gaarne; maar zooals het was, was het hoogst
belangwekkend.
Ze heeft het portret van de Koningin, tweemalen en
dit hangt het hoogste, boven andere portretten. Dat is
baar vorm van eerbewijzing. Alleen eene prent „Het
Avondmaal van den Heere Jezus" hangt er boven; want
„daarboven" zei de goede vrouw „gaat geene groot
heid van deze wereld.
Zoo kan men op Marken kijken en praten, en wien dat
op een zonnigen Zondag niet goed doet, dien benijden
wij niet.
Men mag er alles zien tot zekere grens.
Dit bleek in het raadhuis. De achtbare burgemeester
was bezig den jongen, kloeken visscherKommandeur in den
echt te verbinden met Aagje de Groot. De Zondagsgangers
stroomden de ruime raadzaal binnen en woonden de
plechtigheid bij echter alleen zoover de wet hare open
baarheid beveelt. Want toen de burgemeester het jawoord
van bruid en bruigom had vernomen en hun nog een enkel
woord had toegesproken, zeide hij: „En nu kunnen de
hoorders vertrekken." Blijkbaar had de dorpsvader met
dc jonge echtelingen en hunne familie nog een woordje te
wisselen, dat niet geschikt was voor de jolige massa van
pleiziergangers.
De aanblik op de straat stelde ons schadeloos voor hetgeen
wij in de raadzaal moesten missen. Daar stonden de ouderen
kalm ons op te nemen en joelde en krioelde de jeugd om
ons heen, jolig en vroolijk. De bonte pakjes schitterden
in het nog altijd even warme zonnetje en de blonde lokken
omlijstten menig mooi gezichtje, waaruit de guitige kijkers
dartel en uitdagend de „heeren en dames uit de stad"
tegenblonken.
Zoo vindt men daar nog een stukje leven, dat wat ver-
1 schilt van de eentonigheid, die overal gaat heerschen. Het
wordt tijd om het te gaan zien. Wie weet binnen hoe
korten tijd Marken zal worden bedreigd met de tirannie
j der gelijkmaking. Dan zullen de Markervisschers nauwe
broeken dragen, de vrouwen zullen de lokken opbinden,
1 paarsche chitsjes gaan dragen en de Zondagskleêreu, van
I ouder op kind sinds geslachten overgegaan, afstaan aan de
musea.
Nu leeft dat alles nog in de werkelijkheid. Op korten
afstand van Amsterdam ligt een wereldje van een andere
soort, een eiland zonder paarden, evenals Venetië, met
vaartjes cn voetpaden doorsneden, met eene bevolking die
I instinctief warm is gehecht aan al wat haar verleden ken-
1 merkt, en die u vriendelijk en welwillend tegemoet komt,
als gij haar wilt leeren kennen.
Naar Marken dus, wie door frissche zeelucht en nieuwe
j indrukken in zijn vrijen dag weer kracht wil verzamelen
I voor inspannenden arbeid. Naar Marken wie met hoofd
en hart vol vriendelijke herinneringen wil thuiskomen.
Z. M. de Koning zal het volgende jaar, tijdens de
Tentoonstelling, een bezoek brengen aan Antwerpen.
De Telephoon-Maatschappij te Amsterdam verkeert,
blijkens het uitgebracht verslag, in bloeienden toestand en
bezit reeds 20Ü0 geabonneerden. De Maatschappij heeft
100 particuliere lijnen aangelegd. De uitkcering is bepaald
op f 38.92 per aandeel.
Ook de gemeentelijke gasfabriek te Arnhem is een
I winstgevende zaak. Over 1882 werd een winst van p. m.
f 54,000 gemaakt en nu over 1883 weder een van f 52,000.
Een en ander wordt gebruikt om schuld af te lossen.
was, naar Parijs terugkeerde, om daar alles voor het huwelijk
in orde te brengen. Maar nog vóór de verloving publiek gemaakt
kon worden, werd «le kleine Erica opnieuw weder zoo ernstig
ziek, dat van de openbaarmaking voorloopig afgezien moest
worden, want Nora mocht in moederlijke teederheid en moederlijke
gevoelens niet bij den toekomstigen stiefvader ten achter slaan,
van wien het voorstel afkomstig was om aan de verzorging van
het kind den voorrang in te ruimen en zich tevreden te stellen
met de zekerheid van een stil geluk.
Het. was een maandenlange strijd om leven en dood, een
ziekbed, waaraan de vreugde van den bruidstant moest worden
opgeofferd en toen de eerste sneeuw viel, daalde zij op het graf
van het kleine meisje neder.
Toen Erwin het bericht kreeg, vertrok hij naar Baden, niet
ora Nora op te beuren, die troost bij haar geliefde kon vinden,
maar om het lijk van het kind naar Erlenstein te brengen en
het aan Roberts zijde te ruste te leggen, en terwijl zoo de laatste
band werd losgemaakt, die Nora nog met de familie Tromberg
verbond, gevoelde hij eindelijk, hoe innerlijk vreemd zij hem
was geworden, hoe slechts de piëteit voor zijn broeder, de harte
lijke liefde tot diens kind, hen nog met elkander had kunnen
verbinden.
Den korten tijd, dien zij te zamen doorbrachten, waren zij beide
even koel en gedwongende slag, die Nora had getroffen, was
te lang vooruitgeziende plichten en lasten van het langdurige
ziekbed waren voor zulk eene zelfzuchtige natuur als de hare tc
groot geweest dan dat zich in hare smart niet duidelijk een
gevoel van verlichting had geopenbaard, eene onrustige verwach
ting naar de naderende lotverwisseling, die hem pijnlijk aandeed.
Hadden het ongeluk en de op nieuw opgedane ervaringen
omtrent Nora's karakter hem scherpzinniger gemaakt, bcheerschtc
zij zich zelve tegenover hem minder dan vroeger, genoeg, hare
droefheid scheen hem oppervlakkig en gemaakt toe; een onaan
genaam wantrouwen deed hem elk harer woorden en gebaren
bestudeeren. Men kwam overeen, de openbaarmaking van de
verloving uit te stellen tot de eerste drie maanden en Maart
voorbij zouden zijn, maar het ongeduld over dat gedurig uitstel
kwam b:i Nora steeds duidelijker aan het licht. Het zou een
lange, verloren winter voor haar worden, vol pijnlijken dwang,
en zij besloot, ten einde zich eenige verstrooiing te verschaften,
dien te Baden te gaan doorbrengen.
Hoe de erfenis geregeld was, daarvan vernam Erwin niets,
maar hij zag uit Nora's uiterlijk vertoon, dat haar finantiëele
toestand voldoende moest zijn. Een onoverwinnelijke afkeer
weerhield hem, Clemence's naam tc noemen of zelfs naar haar
leven onderzoek te doen bij degene, die hare liefde bezat, eene
liefde, die hij te vergeefs had trachten te winnen. Zijne eigenaardige
verhouding tot de familie Frésange, waarvan de graaf op het
oogenblik het mannelijke hoofd was, was oorzaak, dat hij zich
tamelijk koel en afgetrokken jegens dezen gedroeg; het was hem
aangenaam, toen «le samenkomst, «lie voor geen der partijen iets
bijzonders had opgeleverd, geëindigd was.
Maar te Erlenstein werd hem, nadat hij van het graf van het
kind, dat hij dicht bij den vader te ruste had gelegd, terug was
gekeerd, de stilte, die hem aanvankelijk zoo wel was, te benauwd.
In zijn huis had hij niets meer te doenhier was hem, te midden
zijner werkzaamheid, hettot hier toetoegeroepenhier kon hij I
het onmogelijk langer uithouden.
Met eene geweldige inspanning raapte hij al zijn moed bijeen
hij wilde niet sterven, zoo niet! Had het leven hem niets meer
te bieden, toch wilde hij niet bezwijken, zooals eens Walter gedaan
had, maar de plaats innemen, die het niemand weigert, die het
moedig tc gemoet treedt, eene plaats, waarop hij, te midden
van den stroom des levens, zijne krachten ten nutte kon aan
wenden.
Zonder acht te slaan op de voorschriften der geneeslieeren, had
hij in de negen maanden, sc-dert Clemence hem had verlaten,
zijne gezondheid door allerlei inspanningen, door verre reizen,
zelfs in den winter, op dc proef gesteld, en bevonden, dat hij
zijne krachten boven verwachting had terug verkregen.
Het lag liet naast voor de hand, dat hij, naar bezigheid uit
ziende, niet bestaande in het beheer van Erlenstein, waar de
herinnering aan Clemence zijn arm en hoofd verlamde, moeite
deed ora weder in het leger te worden opgenomen, wat hem,
den dapperen krijger van Königgatz, den laatsten van een oud
geslacht, onder dc gunstigste voorwaarden werd toegestaan.
Het was de laatste dag vóór zijn vertrek van Erlenstein;
de overeenkomsten met zijne pachters en rentmeesters waren
getroffen, het beheer over het slot even als vroeger aan juffrouw
Rebel toevertrouwd en in zijne kamers stonden zyne koffers
gepakt.
De huishoudster zorgde voor alles met tranen in de oogener
was tc veel, te veel onbegrijpelijks voorgevallen in de familie,
cn zij vreesde, dat Erwin daar buiten iets gewaar zou worden
van de praatjes en schimpscheuten der menschen, die zelfs tot
haar waren doorgedrongen.
„Dat was nu het geluk, waarover gij zoo geroepen hebt,"
zeide Klaas, terwijl hij den laatsten koffer sloot, „nu is het reeds
weder uit. Daarmede wil ik niet zeggen, dat ik mevrouw alleen
van alles de schuld geef, dat zij zoo dom is weggeloopen, God
beware mijDat komt, zooals ik u wel duizendmaal heb gezegd,
alleen van de verwenschte herinnering aan die andereGij
behoeft mij niet met zulke groote oogen aan te zien; gij weet
ook wel, al kijkt gij niet zoo scherp uit uwe oogen, dat de
barones onze mevrouw den hemel niet bereid heeft. Ik begrijp
echter den baron niet,, mijn God en mijn HeilandHij heeft
toch ook oogen in zijn hoofd, en als ik den satan goed op de
vingers tik, zal hij het wel laten onkruid onder mijne tarwe te
zaaien."
„Dat zijn allemaal denkbeelden, die uw toorn u ingeeft," zeide
juffrouw Rebel. „Wat zou zij mevrouw gedaan hebben, dat zij
het juist haar man liet misgelden? Als men maar durfde,
eigenlijk moest men het den baron zeggen, hoe verschrikkelijk
zij geweend en gejammerd heeft, toen zij wegreed in dien donkeren
nacht, en hoe zij heimelijk de photographie van den baron in
haar zak heeft gestoken. Ik zag het, toen ik haar notitieboekje
opraapte, waarin zij het geborgen had."
„Nu, dit wil juist niet veel zeggen," bromde de knecht, „de
groote lui hebben hunne albums vol portretten, de Hemel weet
van wie. Zij kan het portret even goed medegenomen hebben
als eene kleine herinnering aan dit ongelukkige huwelijk, dat
er, zoover ik weet, nooit een geweest is. De geheele geschiedenis
doet mij leed; ik had wel gewenscht., dat zij anders geëindigd
ware!"
(Wordt vervolgd.)