kend; wij hebben met ons beiden zooveel lief en leed
doorleefd, en ik vlei mij, dat....
Zeg eens, hoe heb ik het nu met je? Je wilt toch,
hoop ik, niet in ernst voor Generaal doorgaan? Dat zou
toch waarlijk al te gek zijn.
Gek? Je?? Bedenk tegen wien u spreekt, mijnheer!
Je kunt voor mijn part.... (Hier volgde iets, dat
alleen een veldmaarschalk een generaal mag toewenschen.
Mijn gal begon in beweging te komen.) Ze moesten zoo'n
mallen vent, als jij bent, liever tot korporaal degradeeren.
Misschien zou je daar niet eens voor deugen!
Klets!!... Ik suizebolde. Men weet, wat een oorveeg
onder militairen zeggen wil. In een oogwenk hadden wij
beiden de hand aan ons wapenrek geslagen; hij greep zijn
model-sabel, ik een vlijmend scherp Japansch zwaard, en
een verwoed gevecht ontbrandde, een strijd op leven en
dood! Lang kampten wij met wisselende kansen, totdat ik
hem eindelijk met alle kracht een geweldigen coupdetête
toebracht, die zijn kling (acier fondu coupant le fer, stond
er op) in tweeën brak, en hem nedervelde.
Helaas, wat bad ik gedaan! Daar lag hij, badend in zijn
bloed, en thans gevoelde ik eerst, hoe lief ik hem bad
Snikkend knielde ik bij hem neder, nam zijn geklootden
kop voorzichtig op mijn schoot en stamelde met een door
tranen verstikte stem: Vergiffenis, vergiffenis. Generaal
Een glimlach verhelderde zijn bleek gelaat, waarop de
dood reeds zijn onmiskenbai-en stempel gedrukt had. Hij
greep mijn hand, drukte die zacht, en fluisterdelk ver
geef u... gij liadt gelijk... schrijf naar Holland, dat het
niet waar is... volgende mail... laat zien: zes weken...
laatst van Mei in de couranten... 12 Febr., 12 Maart,
12 April, 12 Mei... honderd dagen Ge-ne-raal geweest...
ik... sterf... te-vre-den! Menno van Calf hoorn.
Tokio, 9 April 1884.
De minister van Oorlog brengt ter kennis vun belang
hebbenden, dat tegen 25 Julij e. k. weder pupillen op de
Pupillenschool te Nieuwersluis zullen worden geplaatst.
Van de op dien datum openstaande plaatsen zullen er eenige
kunnen worden vervuld door zonen van niet-militairen
(onder niet-militairen" worden ook begrepen gepaspor teerde
militairen en schepelingen), tegen betaling eener jaarlijksche
bijdrage van f 50, in het begin van ieder kwartaal, bij
vooruitbetaling, telkens voor gedeelte, te voldoen; de
overige plaatsen worden kosteloos vervuld door zonen van
hen, die in dienst zijn bij de zee- of bij de landmacht hier
te lande of in Oost- en West-Jndië, alsmede van hen, die
in dien dienst, hetzij als militair, hetzij als schepeling ge
pensioneerd, gegageerd of overleden zijn. De ouders of
voogden, die verlangen, dat hunne zonen of pupillen tot
de school worden toegelaten, behooren de aanvraag daartoe,
bij een op zegel geschreven verzoekschrift, vóór of uiterlijk
op 4 Juli e. k. te richten aan den minister van Oorlog.
Zie verder de Staatscourant van 25/26 dezer.
HH. MM. de Koning en de Koningin met Prinses
Wilhelmina en gevolg zullen Vrijdag a. s., des ochtends
te 7 uur, van Oranje-Xassau's-Oord naar Oosterbeek ver
trekken en van daar in den gereed staanden extra-trein te
7 u. 30 min. de reis naar de badplaats Karlsbad voortzetten.
kon ik ook vermoeden, dat de mond eens kinds zulk een zonder
ling, zoo hoogst interessant geheim als een geheim huwelijk, kon
bewaren
Nooit nog was zij hem stuitender voorgekomentoch kon hij
haar, wilde hij het onderhoud niet zien afbreken, niet onbeleefd
behandelen.
„Hebt gij mijne vrouw leeren kennen en mag ik weten, onder
welke omstandigheden dit geschiedde?" begon hij.
„Weet gij dat ook niet?" vroeg de tooneelspeelstcr, zichtbaar
verbaasd, en ging echter, toen hij eene ongeduldige beweging maakte,
onmiddellijk voort: „Ik zag haar in Thüringen hij dominé Iltcn,
toen ik in dat lieve plaatsje den zomer doorbracht. Wij ont
moetten elkander het eerst op eene wandeling en ik kan wel
zeggen," voegde zij er met slechts verholen ijdelheid bij, „dat
zij zich spoedig en gemakkelijk aan mij aansloot, dat ik de eenige
was onder de zomergasten, die zij met onderscheiding behandelde.
Zij leefde ongetwijfeld zeer op zich zelve."
„Zeker, dat deed zij en doet zij nog," dacht hij, en geloofde
daarom niet aan de voorkeur, aan mevrouw Maubert geschonken.
„En mag ik u vragen, mevrouw Maubert, wat u bij dezen ernstigen,
in zich zelf gekeerden aard, die toch niet in uw smaak kon
vallen, aantrok?" vroeg hij niet zonder bitsheid.
„Maar, mijnheer de baron welk eene boosaardige aanmer
king," antwoordde zij schertsend. „Indien het niet reeds juist
deze terughouding, als iets nieuws, iets bijzonders ware geweest,
dan had toch het medelijden voor haar gesproken. Ik ken de
beweegredenen niet, die de keus van het verblijf voor het arme
kind bepaald hebben, maar dit kan ik u verzekeren, dat een
weeshuis daarbij vergeleken een paradijs genoemd mag worden.
Zonder omgang met meisjes van haar leeftijd, zonder ccnig middel
om behoorlijk onderwijs te ontvangen, zonder andere verstrooiing
dan haar hond of hare pistolen, bepaalde zich hare geheele
conversatie tot een ouden, kindschen man en eene ruwe, onbe
schaafde vrouw. Is er wel een ellendiger leven voor een vrouwe
lijk wezen, dat jong en fijn van gevoel is?"
Zijne trekken verraadden eene diepe ontroering. Zoo kinder
lijk, zoo verlaten en onbeschermd en zij was niet bezweken,
had moedig volhard, opgebeurd door eene hoop, welke niet ver
vuld was geworden.
„De omstandigheden vorderden het aldus," antwoordde hij
ontwijkend en op een weifelenden toon. „God weet, hoe zeer
ik haar beklaag. Clemence sloot zich dus bij u aan," zing hij
voort, niet zonder dat zijn twijfel in zijn toon doorstraalde, „en
er heerschte dus eene zekere vertrouwelijkheid tusschen u.
Zooals gij reeds zeidet, had Clemence het geheim van haar
huwelijk bewaard maar verraadde zij bij de mededeelingen,
die gij haar, zooals gij weet, omtrent Nora's leven, en voor zoo
ver ik daarbij betrokken was, ook omtrent mij, deed, nooit, dat
zij mij kende. En legde zij nooit eenige ontroering of belangstelling
aan den dag?"
Mevrouw Maubert schoof onrustig op haar stoel heen en weder
hij scheen omtrent hare onbescheidenheid, die zoo onvermoed
aan den dag was gekomen, beter onderricht dan haar aangenaam
was. Maar zij was te slim om te ontkennen.
„Ontroering? Dat kan ik niet zeggen, eene grootere mate
van belangstelling wel. Maar dat is niet meer dan natuurlijk
bij zulk een mishandeld wezen, dat, in de duisternis, waarin het
versmacht, een slip ziet opgeheven van het gordijn, waarachter
het vroolijke, lustige leven der wereld wordt afgespeeld!"
„En hebt gij dat gordijn weggeschoven?" vroeg hij scherp.
„Ik eigenlijk niet een onbescheiden toeval," antwoordde zij
een weinig geraakt. „Ik kon bij hare buitengewoon strenge
denkwijze en haar geregeld leven onmogelijk vermoeden, dat er
in dit stille Thiiringschc dorpje eene in het geheim gehuwde
vrouw leefde, voor wie men teedere geheimen moest bewaren.
Mevrouw uwe cchtgenoote, die met ongemeene vastheid dezen
zonderlingen toestand beheerschte, scheen evenwel onbekend met
de meest alledaagsche gebeurtenissen fles levens. Zij vond op
zekeren dag een album bij mij, waarin Nora in de meest gewich
tige voorvallen haar levens voorkomt natuurlijk ontbrak
Het saldo s an 's Rijks schatkist bedroeg op 24 dezer
f 8.156,408,69.
Uit IJmuiden wordt dd. 27 dezer gemeld:
„Reeds kwamen, vooral sedert het laatste jaar, behalve
de booten van de Maatschappij Nederland, hier groote
stoomschepen aan, metende 3 a 4000 M3 netto en meer;
een inhoud voor vrachtbooten bijzonder groot. Doch heden
werden ze (die vrachtbooten) overtroffen door het Engelsche
stoomschip Preston, kapt. Kooke, met lijnzaad van Bombay;
dit stoomschip heeft een diepgang van ruim 71 decimeters
en meet netto ruim 1650 registertons. Na gelicht te hebben,
zal het schip naar de bestemming varen."
Men schrijft ons Texel, dd. 28 dezer:
„Bij de op gisteren door den ontvanger der registratie
en domeinen te Texel ten overstaan van den notaris
W. H. Bruno Bok gehouden veiling van wei-, duin en
mientgronden, ter gezamenlijke oppervlakte van ongeveer
142 hectaren, zijn alleen toegewezen:
Kavel VIII, zijnde 6 li. 16 a. 10 c. duingrond, aan
P. D. Maas, voor f 200.
Kavel IX, zijnde 1 li. 22 a. 20 c. weiland, aan G. Witte,
voor f 160.
De overige 25 kavels zijn voor de daarvoor uitgeloofde
koopsommen niet gegund."
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 28 dezer:
„In het jongste winterseizoen heeft de Nutsbibliotheek
weder aan velen de gelegenheid geschonken tot aangename en
nuttige ontspanning. Immers in 21 zittingen werden aan
74 lezers 1012 boekdeelen uitgereikt.
De bibliotheek, verbonden aan school No. 1, verschafte
in denzelfden tijd aan 79 jeugdige lezers in 19 afgiften
1087 boekwerkjes."
„Tot hoofdingelanden van dezen polder zijn jl. Zaterdag
herkozen de IIH. R. A. Kaan alhier en A. M. Sehagen
Van Leeuwen te Delft."
Het stoomschip Oranje-Xassau van den West-Iudischen
Maildienst, kwam dezen morgen behouden van de eerste
reis naar Paramaribo te IJmuiden binnen, stoomde ongeveer
elf uur van daar naar Amsterdam op en was te ruim 2 uur
aan de Handelskade.
Het derde stoomschip, Prins Maurits, ligt thans aan de
Handelskade in lading, om 12 Juni de reis naar Paramaribo
te aanvaarden. Wanneer men het keurig afgewerkte schip
met zijn sierlijke lijnen daar ziet liggen, dan gevoelt men
te meer vreugde over den gunstigen uitslag der leening
voor de Koninklijke Fabriek. Het is te hopen, dat de
directie er in slagen zal, de fabriek tot dien bloei te brengen,
dat zij vooral wat snelheid der aflevering betreft, met de
buitenlandsche scheepsbouwmeesters zal kunnen wedijveren.
Uit het verslag der Stoomvaart-Maatschappij Insulinde
blijkt, dat. vooral de langen tijd, die gevorderd wordt
voor den bouw van een stoomschip, de reden is, waarom
ook de Jacatra in Engeland gebouwd moest worden.
De Keizerin van Oostenrijk heeft, naar men meldt,
het voornemen, den 10 Juni a. s. van Amsterdam te
vertrekken.
Men meldt uit Leeuwarden, dd. 26 dezer:
„In het najaar van 1883 is door de nieuwsbladen mede
I daarbij ook lu-t. portret niet, dat haar nis uwe bruid voorstelt,
waar zij door uw arm omklemd, aan uwe borst rust. Iloe diep
dc indruk op uwe gemalin geweest is, kan ik bij hare verbazende
zolfbeheersching te minder zeggen, daar ik zelve van den samen
hang niets begreep, maar dat is gemakkelijk te gissen, als men
zich haar toestand voorstelt. Natuurlijk vroeg zij mij dringend
naar Nora's verhouding tot u en ik zag er niets in, haar daar
omtrent inlichtingen te geven, zoowel als over haar verleden als
zooals zij toen was."
„En hoe schetstet gij die bestaande verhouding?" vroeg hij snel.
„Zooals Nora ze opvatte en ze mij afschilderde," antwoordde
zij stoutmoedig. „Mijn God, mijnheer de baron, zou het zoo
onnatuurlijk of slecht geweest zijn, indien gij trouwer hadt bemind,
dan Nora gedaan heeft, indien gij dc berouwhebbende, tot beter
inzicht gekomene, weder aau uw goede hart gedrukt hadt, dat
toch alleen aan haar hart toebehoort en, zooals ik u ken, eeuwig
zal toebehooren, ondanks alle maatregelen van dwang, die eene
overspannen dankbaarheid het heeft opgelegd. Neen, zie mij zoo
dreigend niet aan, mijnheer de baron, veroorloof mij vóór alles,
dat ik mij rechtvaardig omtrent mededeelingen, die u, hoe onaan
genaam zij voor u ook mogen zijn, niet vernederen. Schenk
mij nog slechts een paar oogenblikken gehoor en vraag mij dan
verschooning.
„Waarom zou ik de lijdensgeschiedenis mijner pleegdochter
niet verhalen, op wie ik zoo trotseli ben, zooals gij zelf ook eens
waart, zoolang gij eenig recht op haar hadt? Ik heb haar voor
gesteld, zooals zij is, in de meest realistische kleuren, met getrouwe
teruggave van hare kleine zwakheden den vastenavond en
zijne bijzonderheden een weinig zachter getint. U zelf heb ik
voorgesteld, zooals ik u steeds vereerd heb: hooghartig, mannelijk,
van onwankelbare getrouwheid. Dat Nora zich tegen u ver
grepen heelt, heb ik niet verzwegen, maar nog minder ook uwe
grootmoedigheid, die zich in zulk een omvang slechts door de
onveranderlijkheid uwer liefde laat verklaren."
„En deze combinaties hebt hij medegedeeld aan een kind, dat
u in hare onervarenheid geloovig aanhoorde?" vroeg hij, sidderend
van aandoening.
„Kunt gij daarin eenige schuld of ook maar den toeleg tot
iets kwaads ontdekken vroeg zij, allengs ook een meer opge
wonden toon aanslaande. „Is deze combinatie niet bevestigd
door uw latere gedragslijn tegenover Nora, door de alles te hoven
gaande oplettendheden, die gij uwe vroegere bruid beweest?"
Als vernietigd viel hij op een stoel neder.
„Zoo zoo dus werd de piëteit voor Nora's ongeluk uitgelegd
zeide hij smartelijk.
Zij haalde de schouders op.
„Wat wilt gij? De wereld bestaat niet uit louter idealisten
en dat is wel gelukkig, mijnheer de barondie lieden richten
meer onheil aan, dan zij wel vermoeden. Indien Nora, ondanks
al haar levenslust, niet zoo kalm, ik zou bijna zeggen, zoo koel
van hart was, zoudt gij haar heden nog veel meer te vergoeden
hebben. Welke andere beteckcnis kon zij hechten aan uwe voor
komendheid dan vurige, nooit geheel bedwongen liefde; wat
ander3 kon zij zien in de zorg voor haar kind, dan een niet in
woorden uitgedrukt aanzoek om hare hand? En luister naar
hetgeen ik u zeg, Nora was niet ongenegen ze aan te nemen.
„Zij kwam naar Erlenstein met het voornemen u het geleden
leed te vergoeden; u toe te behooren; ja, zij had graaf Frésange,
haar verloofde, in Italië reeds afgewezen, om de uwe te kunnen
worden
„En al die heillooze combinaties hebt gij aan mijne cchtge
noote medegedeeld?" vroeg hij, wanhopig de handen in elkander
slaande.
„Alle, mijnheer de baron," zeide zij bedaard „en waarom
zou ik het niet gedaan hebben? Ik stelde uw trouw in het licht
bleek deze niet uit de volledige vergiffenis, die gij uwe geliefde
op zoo schitterende wijze schonkt? Ik herinner mij duidelijk,
aan mevrouw uwe echtgenoote in oprechte bewondering te kennen
te hebben gegeven, dat gij wel moedig afstand kunt doen van
het bezit nooit echter van de liefde! Zoo gij mij kunt
gedeeld, dat er onder de koeien, welke als drachtig verkocht
en naar Italië verzonden zijn, eenige voorkwamen, die
hleken niet drachtig te zijn. De heer IJ De Jong heeft
daarnaar persoonlijk onderzoek gedaan en is nu in liet bezit
gekomen van documenten, opgemaakt door een veearts,
onderteekend door den burgemeester en in het Hollandsch
vertaald door den Xederlandschen consul, waaruit blijkt,
dat het feit waar is. Alvorens publiciteit aan de namen
van de verkoopers te geven, zal worden onderzocht, of Bl
onk verwerping van de dracht heeft plaats gehad tusschen
den tijd van aflevering hier en de aankomst in Italië."
De heer J. A. R. Kijmmell, oud 32 jaren, vroeger
burgemeester van Havelte, thans zonder beroep en wonende
te Assen, die cassatie had aangeteekend tegen het arrest
van het Gerechtshof te Leeuwarden van den 8 Mei jl.,
waarbij hij, ter zake van het als ambtenaar in het opmaken
van eene akte tot zijn post belioorende, bedriegolijk de
omstandigheden daarvan te veranderen door valsche feiten
als waar uit te maken, is veroordeeld tot 183 dagen cel
straf en eene boete van f 50, subsidiair drie dagen celstraf,
heeft gezegde voorziening in cassatie ingetrokken.
De welbekende plantkundige, de heer J. C. Groene-
wegen te Amsterdam, is overleden.
De Amsterdamsche bladen deelen mede, dat de
Transvaalsche deputatie niet naar Berlijn gaat. De Duitsche
Regeering heeft de beleefdheid gehad, haren gezant hier
te lande naar Amsterdam te zenden, met de inededeeling,
dat wel een bezoek der deputatie te Berlijn zeer welkom
wezen zou, maar de Duitsche Regeering reden had om te
onderstellen, dat dit de deputatie wegens haar zeer beperkten
tijd misschien bezwaarlijk zou vallen, en de Duitsche
Regeering voor dit geval volkomen bereid was, de te be
spreken punten hier te lande te doen behandelen door
haren vertegenwoordiger. Aldus zal nu geschieden en van
den tijd, die daardoor wordt gewonnen, zal gebruik ge
maakt worden voor afdoening der hier te lande hangende
zaken, die, volgens het Hld., een goeden uitslag beloven.
I)e Koninklijke Nederlandsche Stoombootmaatschappij
keert over a. p. 5 pCt. uit.
De Amsterdamsche Duinwater-Maatschappij heeft het
dividend over a. p. vastgesteld op f 36 per aandeel van
f 240.
De gemeente-gasfabriek te Zutfen gaf over 1883 een
batig saldo van f 33,875. De gasprijs is er 10 ct. per M3.
De eerste Meikersen zijn uit Duitschland via Rotter
dam naar Engeland vervoerd.
Sedert tal van jaren waren in Friesland de lammeren
van Engelsch ras kooger in prijs dan de Friesche soort.
Dit voorjaar is juist het omgekeerde het geval. De Friesche
lammeren zijn er tegenwoordig zeer gezocht en p. m. L/3
hooger in prijs. De ondervinding heeft geleerd, dat de
eerste beter groeien, meer vleesch dragen, doch de andere
meer melkgevend zijn. Onder deze zijn er, die per dag
4 h 5 liter afstaan.
Jl. Vrijdag is te Zand voort bij de Badinrichting
Xeptunus het eerste open of buiten zeebad genomen, en
wel door de Keizerin van Oostenrijk. Het badseizoen wordt
den 1 Juni a. s. aldaar geopend.
bewijzen, mijnheer <le baron, wat krenkends of belcedigcnds
daarin gelegen is, dan zal ik verschooning verzoeken."
Zij verhief zich vol waardigheid met niet weinig tooneeleffect
voor ditmaal was de man, die haar zoo dikwijls de les had
gelezen, geslagen.
„Neen, neen," zeide hij als vernietigd, „van u was het slechts
eene dwaling, overeenstemmende met uwe denkwijze en uwe ge
voelens. Maar Nora Nora had zich daaraan niet mede
plichtig moeten maken. Al geef ik ook toe, dat mijne phantasic
haar cenigen edelen karaktertrek toeschreef, dat ik haar, ondanks
den misstap harer jeugd, tot berouw, dankbaarheid en oprechtheid
in staat achtte had zij zich toch ten mijnen opzichte niet
behoeven te misleiden, daar mijne ziel ten allen tijde open voor
haar heeft gelegenHebt gij ooit schriftelijk met haar over de
ontmoeting met mijne vrouw gesproken?"
„Hoe zou ik dat gedaan hebben, mijnheer de baron. Hoeveel
belang ik ook in haar stelde, ik wist immers volstrekt niet, dat
die jonge dame uit de pastorie dezelfde persnon was als uwe
echtgenoote. Opmerkelijk is liet echter, dat zij nooit over mij
heeft gesproken. Hare persoonlijkheid werd mij eerst bekend,
toen Nora mij op hare doorreis naar Baden bezocht en toevallig
het portret uwer vrouw zag; zij had my wel iets omtrent uw
huwelijk geschreven, maar zonder bijzonderheden. Veel uitvoe
riger dan over die dame, sprak zij over zichzelvc en hare ver
anderde vooruitzichten, over hare gekrenkte rechten. Heden wordt
mij veel begrijpelijk; die kleine deugniet heelt u en Nora op
de proef willen stellen en liet doet mij oprecht leed, dat het
gevolg, onverschillig door hare ijverzucht of hare verkregen
ervaring, eene echtscheiding is. Wees niet al te boos op haar;
mijn God, zij is te jong, om reeds onbevooroordeeld over zulke
zaken te kunnen oordeelendat komt eerst mettertijd."
Een woedende blik gebood haar te zwijgen, en deed haar begrijpen,
dat hij sedert vroeger nog niet van denkwijze was veranderd.
„Ik dank u," liet hij er bedaard op volgen, „ik ben nu iuge-
lielit omtrent zooveel, dat mij in Clemence onbegrijpelijk voor
kwam; ik kan nu Clemence ook meer naar waarde schatten, na
de verkeerde uitlegging, die gij aan myne broederlijke voor
komendheid gegeven hebt."
Hij stond op en greep naar zijn sabel, maar mevrouw Maubert
wcèrhield hem.
„Gij wilt mij toch niet verlaten, onmiddellijk nadat uw inqui
sitoriaal onderzoek afgeloopen is," zeide zij gepiqueerd. „Wij
hebben immers in Nora nog zooveel cn zulke innige betrekkingen,
die wel de moeite waard zijn besproken te worden."
Hij lachte bitter.
„Mijne betrekkingen tot Nora hielden op in dien nacht, dat
ik haar in Roberts armen vond; de verplichtingen jegens zijne
weduwe, jegens de moeder van zijn kind, hielden op, toen zij
als bruid van graaf Frósange een nieuwen beschermer vond en
mijne bemoeiingen aan het graf van het kind eindigden. Ik zou
niet weten wat ons nog zou verbinden dan smartelijke herinne
ringen, die, zoo ze voor mij niet meer smartelijk zijn, tocli voor
Nora beschamend blijven."
„Wat zijl gij bitter geworden, mijnheer de baron," zeide de
tooneelspeelstcr spijtig. „Dat moogt gij niet zijngij moet taaier
zijn dan het ongeluk, dat u zoo onophoudelijk vervolgt. Zijtgij
niet jong, rijk en van een trotschen geest? Geloof mij, het is
verkeerd, al liet geluk op één worp te zetten. Men moet in dit
bonte, bewegelijke leven overal zijne draden spannener bestaan
immers genoegens en verstrooiingen in overvloedNeem een
voorbeeld aan Ncra is zij in dat opzicht niet veel wijzer en
daardoor ook oneindig gelukkiger dan gij?"
Ilij maakte een ontkennend gebaar.
„ik zoek het niet daar, waar het voor Nora ligt," zeide
hij, afscheid nemende. „Wellicht bestaat cr voor mij geen hulp.
Ik ben misschien niet bescheiden genoeg; ik waag het, mijne
hand uit te strekken naar het hoogste, en als ik niet als een
lafaard te gronde ga, omdat het mij voortdurend ontglipt, dan
stel ik mij ook met geene vergoeding, die niet de minste waarde
heeft, tevreden." Wordt vervolgd.)