kend; wij hebben met ons beiden zooveel lief en leed doorleefd, en ik vlei mij, dat.... Zeg eens, hoe heb ik het nu met je? Je wilt toch, hoop ik, niet in ernst voor Generaal doorgaan? Dat zou toch waarlijk al te gek zijn. Gek? Je?? Bedenk tegen wien u spreekt, mijnheer! Je kunt voor mijn part.... (Hier volgde iets, dat alleen een veldmaarschalk een generaal mag toewenschen. Mijn gal begon in beweging te komen.) Ze moesten zoo'n mallen vent, als jij bent, liever tot korporaal degradeeren. Misschien zou je daar niet eens voor deugen! Klets!!... Ik suizebolde. Men weet, wat een oorveeg onder militairen zeggen wil. In een oogwenk hadden wij beiden de hand aan ons wapenrek geslagen; hij greep zijn model-sabel, ik een vlijmend scherp Japansch zwaard, en een verwoed gevecht ontbrandde, een strijd op leven en dood! Lang kampten wij met wisselende kansen, totdat ik hem eindelijk met alle kracht een geweldigen coupdetête toebracht, die zijn kling (acier fondu coupant le fer, stond er op) in tweeën brak, en hem nedervelde. Helaas, wat bad ik gedaan! Daar lag hij, badend in zijn bloed, en thans gevoelde ik eerst, hoe lief ik hem bad Snikkend knielde ik bij hem neder, nam zijn geklootden kop voorzichtig op mijn schoot en stamelde met een door tranen verstikte stem: Vergiffenis, vergiffenis. Generaal Een glimlach verhelderde zijn bleek gelaat, waarop de dood reeds zijn onmiskenbai-en stempel gedrukt had. Hij greep mijn hand, drukte die zacht, en fluisterdelk ver geef u... gij liadt gelijk... schrijf naar Holland, dat het niet waar is... volgende mail... laat zien: zes weken... laatst van Mei in de couranten... 12 Febr., 12 Maart, 12 April, 12 Mei... honderd dagen Ge-ne-raal geweest... ik... sterf... te-vre-den! Menno van Calf hoorn. Tokio, 9 April 1884. De minister van Oorlog brengt ter kennis vun belang hebbenden, dat tegen 25 Julij e. k. weder pupillen op de Pupillenschool te Nieuwersluis zullen worden geplaatst. Van de op dien datum openstaande plaatsen zullen er eenige kunnen worden vervuld door zonen van niet-militairen (onder niet-militairen" worden ook begrepen gepaspor teerde militairen en schepelingen), tegen betaling eener jaarlijksche bijdrage van f 50, in het begin van ieder kwartaal, bij vooruitbetaling, telkens voor gedeelte, te voldoen; de overige plaatsen worden kosteloos vervuld door zonen van hen, die in dienst zijn bij de zee- of bij de landmacht hier te lande of in Oost- en West-Jndië, alsmede van hen, die in dien dienst, hetzij als militair, hetzij als schepeling ge pensioneerd, gegageerd of overleden zijn. De ouders of voogden, die verlangen, dat hunne zonen of pupillen tot de school worden toegelaten, behooren de aanvraag daartoe, bij een op zegel geschreven verzoekschrift, vóór of uiterlijk op 4 Juli e. k. te richten aan den minister van Oorlog. Zie verder de Staatscourant van 25/26 dezer. HH. MM. de Koning en de Koningin met Prinses Wilhelmina en gevolg zullen Vrijdag a. s., des ochtends te 7 uur, van Oranje-Xassau's-Oord naar Oosterbeek ver trekken en van daar in den gereed staanden extra-trein te 7 u. 30 min. de reis naar de badplaats Karlsbad voortzetten. kon ik ook vermoeden, dat de mond eens kinds zulk een zonder ling, zoo hoogst interessant geheim als een geheim huwelijk, kon bewaren Nooit nog was zij hem stuitender voorgekomentoch kon hij haar, wilde hij het onderhoud niet zien afbreken, niet onbeleefd behandelen. „Hebt gij mijne vrouw leeren kennen en mag ik weten, onder welke omstandigheden dit geschiedde?" begon hij. „Weet gij dat ook niet?" vroeg de tooneelspeelstcr, zichtbaar verbaasd, en ging echter, toen hij eene ongeduldige beweging maakte, onmiddellijk voort: „Ik zag haar in Thüringen hij dominé Iltcn, toen ik in dat lieve plaatsje den zomer doorbracht. Wij ont moetten elkander het eerst op eene wandeling en ik kan wel zeggen," voegde zij er met slechts verholen ijdelheid bij, „dat zij zich spoedig en gemakkelijk aan mij aansloot, dat ik de eenige was onder de zomergasten, die zij met onderscheiding behandelde. Zij leefde ongetwijfeld zeer op zich zelve." „Zeker, dat deed zij en doet zij nog," dacht hij, en geloofde daarom niet aan de voorkeur, aan mevrouw Maubert geschonken. „En mag ik u vragen, mevrouw Maubert, wat u bij dezen ernstigen, in zich zelf gekeerden aard, die toch niet in uw smaak kon vallen, aantrok?" vroeg hij niet zonder bitsheid. „Maar, mijnheer de baron welk eene boosaardige aanmer king," antwoordde zij schertsend. „Indien het niet reeds juist deze terughouding, als iets nieuws, iets bijzonders ware geweest, dan had toch het medelijden voor haar gesproken. Ik ken de beweegredenen niet, die de keus van het verblijf voor het arme kind bepaald hebben, maar dit kan ik u verzekeren, dat een weeshuis daarbij vergeleken een paradijs genoemd mag worden. Zonder omgang met meisjes van haar leeftijd, zonder ccnig middel om behoorlijk onderwijs te ontvangen, zonder andere verstrooiing dan haar hond of hare pistolen, bepaalde zich hare geheele conversatie tot een ouden, kindschen man en eene ruwe, onbe schaafde vrouw. Is er wel een ellendiger leven voor een vrouwe lijk wezen, dat jong en fijn van gevoel is?" Zijne trekken verraadden eene diepe ontroering. Zoo kinder lijk, zoo verlaten en onbeschermd en zij was niet bezweken, had moedig volhard, opgebeurd door eene hoop, welke niet ver vuld was geworden. „De omstandigheden vorderden het aldus," antwoordde hij ontwijkend en op een weifelenden toon. „God weet, hoe zeer ik haar beklaag. Clemence sloot zich dus bij u aan," zing hij voort, niet zonder dat zijn twijfel in zijn toon doorstraalde, „en er heerschte dus eene zekere vertrouwelijkheid tusschen u. Zooals gij reeds zeidet, had Clemence het geheim van haar huwelijk bewaard maar verraadde zij bij de mededeelingen, die gij haar, zooals gij weet, omtrent Nora's leven, en voor zoo ver ik daarbij betrokken was, ook omtrent mij, deed, nooit, dat zij mij kende. En legde zij nooit eenige ontroering of belangstelling aan den dag?" Mevrouw Maubert schoof onrustig op haar stoel heen en weder hij scheen omtrent hare onbescheidenheid, die zoo onvermoed aan den dag was gekomen, beter onderricht dan haar aangenaam was. Maar zij was te slim om te ontkennen. „Ontroering? Dat kan ik niet zeggen, eene grootere mate van belangstelling wel. Maar dat is niet meer dan natuurlijk bij zulk een mishandeld wezen, dat, in de duisternis, waarin het versmacht, een slip ziet opgeheven van het gordijn, waarachter het vroolijke, lustige leven der wereld wordt afgespeeld!" „En hebt gij dat gordijn weggeschoven?" vroeg hij scherp. „Ik eigenlijk niet een onbescheiden toeval," antwoordde zij een weinig geraakt. „Ik kon bij hare buitengewoon strenge denkwijze en haar geregeld leven onmogelijk vermoeden, dat er in dit stille Thiiringschc dorpje eene in het geheim gehuwde vrouw leefde, voor wie men teedere geheimen moest bewaren. Mevrouw uwe cchtgenoote, die met ongemeene vastheid dezen zonderlingen toestand beheerschte, scheen evenwel onbekend met de meest alledaagsche gebeurtenissen fles levens. Zij vond op zekeren dag een album bij mij, waarin Nora in de meest gewich tige voorvallen haar levens voorkomt natuurlijk ontbrak Het saldo s an 's Rijks schatkist bedroeg op 24 dezer f 8.156,408,69. Uit IJmuiden wordt dd. 27 dezer gemeld: „Reeds kwamen, vooral sedert het laatste jaar, behalve de booten van de Maatschappij Nederland, hier groote stoomschepen aan, metende 3 a 4000 M3 netto en meer; een inhoud voor vrachtbooten bijzonder groot. Doch heden werden ze (die vrachtbooten) overtroffen door het Engelsche stoomschip Preston, kapt. Kooke, met lijnzaad van Bombay; dit stoomschip heeft een diepgang van ruim 71 decimeters en meet netto ruim 1650 registertons. Na gelicht te hebben, zal het schip naar de bestemming varen." Men schrijft ons Texel, dd. 28 dezer: „Bij de op gisteren door den ontvanger der registratie en domeinen te Texel ten overstaan van den notaris W. H. Bruno Bok gehouden veiling van wei-, duin en mientgronden, ter gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 142 hectaren, zijn alleen toegewezen: Kavel VIII, zijnde 6 li. 16 a. 10 c. duingrond, aan P. D. Maas, voor f 200. Kavel IX, zijnde 1 li. 22 a. 20 c. weiland, aan G. Witte, voor f 160. De overige 25 kavels zijn voor de daarvoor uitgeloofde koopsommen niet gegund." Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 28 dezer: „In het jongste winterseizoen heeft de Nutsbibliotheek weder aan velen de gelegenheid geschonken tot aangename en nuttige ontspanning. Immers in 21 zittingen werden aan 74 lezers 1012 boekdeelen uitgereikt. De bibliotheek, verbonden aan school No. 1, verschafte in denzelfden tijd aan 79 jeugdige lezers in 19 afgiften 1087 boekwerkjes." „Tot hoofdingelanden van dezen polder zijn jl. Zaterdag herkozen de IIH. R. A. Kaan alhier en A. M. Sehagen Van Leeuwen te Delft." Het stoomschip Oranje-Xassau van den West-Iudischen Maildienst, kwam dezen morgen behouden van de eerste reis naar Paramaribo te IJmuiden binnen, stoomde ongeveer elf uur van daar naar Amsterdam op en was te ruim 2 uur aan de Handelskade. Het derde stoomschip, Prins Maurits, ligt thans aan de Handelskade in lading, om 12 Juni de reis naar Paramaribo te aanvaarden. Wanneer men het keurig afgewerkte schip met zijn sierlijke lijnen daar ziet liggen, dan gevoelt men te meer vreugde over den gunstigen uitslag der leening voor de Koninklijke Fabriek. Het is te hopen, dat de directie er in slagen zal, de fabriek tot dien bloei te brengen, dat zij vooral wat snelheid der aflevering betreft, met de buitenlandsche scheepsbouwmeesters zal kunnen wedijveren. Uit het verslag der Stoomvaart-Maatschappij Insulinde blijkt, dat. vooral de langen tijd, die gevorderd wordt voor den bouw van een stoomschip, de reden is, waarom ook de Jacatra in Engeland gebouwd moest worden. De Keizerin van Oostenrijk heeft, naar men meldt, het voornemen, den 10 Juni a. s. van Amsterdam te vertrekken. Men meldt uit Leeuwarden, dd. 26 dezer: „In het najaar van 1883 is door de nieuwsbladen mede I daarbij ook lu-t. portret niet, dat haar nis uwe bruid voorstelt, waar zij door uw arm omklemd, aan uwe borst rust. Iloe diep dc indruk op uwe gemalin geweest is, kan ik bij hare verbazende zolfbeheersching te minder zeggen, daar ik zelve van den samen hang niets begreep, maar dat is gemakkelijk te gissen, als men zich haar toestand voorstelt. Natuurlijk vroeg zij mij dringend naar Nora's verhouding tot u en ik zag er niets in, haar daar omtrent inlichtingen te geven, zoowel als over haar verleden als zooals zij toen was." „En hoe schetstet gij die bestaande verhouding?" vroeg hij snel. „Zooals Nora ze opvatte en ze mij afschilderde," antwoordde zij stoutmoedig. „Mijn God, mijnheer de baron, zou het zoo onnatuurlijk of slecht geweest zijn, indien gij trouwer hadt bemind, dan Nora gedaan heeft, indien gij dc berouwhebbende, tot beter inzicht gekomene, weder aau uw goede hart gedrukt hadt, dat toch alleen aan haar hart toebehoort en, zooals ik u ken, eeuwig zal toebehooren, ondanks alle maatregelen van dwang, die eene overspannen dankbaarheid het heeft opgelegd. Neen, zie mij zoo dreigend niet aan, mijnheer de baron, veroorloof mij vóór alles, dat ik mij rechtvaardig omtrent mededeelingen, die u, hoe onaan genaam zij voor u ook mogen zijn, niet vernederen. Schenk mij nog slechts een paar oogenblikken gehoor en vraag mij dan verschooning. „Waarom zou ik de lijdensgeschiedenis mijner pleegdochter niet verhalen, op wie ik zoo trotseli ben, zooals gij zelf ook eens waart, zoolang gij eenig recht op haar hadt? Ik heb haar voor gesteld, zooals zij is, in de meest realistische kleuren, met getrouwe teruggave van hare kleine zwakheden den vastenavond en zijne bijzonderheden een weinig zachter getint. U zelf heb ik voorgesteld, zooals ik u steeds vereerd heb: hooghartig, mannelijk, van onwankelbare getrouwheid. Dat Nora zich tegen u ver grepen heelt, heb ik niet verzwegen, maar nog minder ook uwe grootmoedigheid, die zich in zulk een omvang slechts door de onveranderlijkheid uwer liefde laat verklaren." „En deze combinaties hebt hij medegedeeld aan een kind, dat u in hare onervarenheid geloovig aanhoorde?" vroeg hij, sidderend van aandoening. „Kunt gij daarin eenige schuld of ook maar den toeleg tot iets kwaads ontdekken vroeg zij, allengs ook een meer opge wonden toon aanslaande. „Is deze combinatie niet bevestigd door uw latere gedragslijn tegenover Nora, door de alles te hoven gaande oplettendheden, die gij uwe vroegere bruid beweest?" Als vernietigd viel hij op een stoel neder. „Zoo zoo dus werd de piëteit voor Nora's ongeluk uitgelegd zeide hij smartelijk. Zij haalde de schouders op. „Wat wilt gij? De wereld bestaat niet uit louter idealisten en dat is wel gelukkig, mijnheer de barondie lieden richten meer onheil aan, dan zij wel vermoeden. Indien Nora, ondanks al haar levenslust, niet zoo kalm, ik zou bijna zeggen, zoo koel van hart was, zoudt gij haar heden nog veel meer te vergoeden hebben. Welke andere beteckcnis kon zij hechten aan uwe voor komendheid dan vurige, nooit geheel bedwongen liefde; wat ander3 kon zij zien in de zorg voor haar kind, dan een niet in woorden uitgedrukt aanzoek om hare hand? En luister naar hetgeen ik u zeg, Nora was niet ongenegen ze aan te nemen. „Zij kwam naar Erlenstein met het voornemen u het geleden leed te vergoeden; u toe te behooren; ja, zij had graaf Frésange, haar verloofde, in Italië reeds afgewezen, om de uwe te kunnen worden „En al die heillooze combinaties hebt gij aan mijne cchtge noote medegedeeld?" vroeg hij, wanhopig de handen in elkander slaande. „Alle, mijnheer de baron," zeide zij bedaard „en waarom zou ik het niet gedaan hebben? Ik stelde uw trouw in het licht bleek deze niet uit de volledige vergiffenis, die gij uwe geliefde op zoo schitterende wijze schonkt? Ik herinner mij duidelijk, aan mevrouw uwe echtgenoote in oprechte bewondering te kennen te hebben gegeven, dat gij wel moedig afstand kunt doen van het bezit nooit echter van de liefde! Zoo gij mij kunt gedeeld, dat er onder de koeien, welke als drachtig verkocht en naar Italië verzonden zijn, eenige voorkwamen, die hleken niet drachtig te zijn. De heer IJ De Jong heeft daarnaar persoonlijk onderzoek gedaan en is nu in liet bezit gekomen van documenten, opgemaakt door een veearts, onderteekend door den burgemeester en in het Hollandsch vertaald door den Xederlandschen consul, waaruit blijkt, dat het feit waar is. Alvorens publiciteit aan de namen van de verkoopers te geven, zal worden onderzocht, of Bl onk verwerping van de dracht heeft plaats gehad tusschen den tijd van aflevering hier en de aankomst in Italië." De heer J. A. R. Kijmmell, oud 32 jaren, vroeger burgemeester van Havelte, thans zonder beroep en wonende te Assen, die cassatie had aangeteekend tegen het arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van den 8 Mei jl., waarbij hij, ter zake van het als ambtenaar in het opmaken van eene akte tot zijn post belioorende, bedriegolijk de omstandigheden daarvan te veranderen door valsche feiten als waar uit te maken, is veroordeeld tot 183 dagen cel straf en eene boete van f 50, subsidiair drie dagen celstraf, heeft gezegde voorziening in cassatie ingetrokken. De welbekende plantkundige, de heer J. C. Groene- wegen te Amsterdam, is overleden. De Amsterdamsche bladen deelen mede, dat de Transvaalsche deputatie niet naar Berlijn gaat. De Duitsche Regeering heeft de beleefdheid gehad, haren gezant hier te lande naar Amsterdam te zenden, met de inededeeling, dat wel een bezoek der deputatie te Berlijn zeer welkom wezen zou, maar de Duitsche Regeering reden had om te onderstellen, dat dit de deputatie wegens haar zeer beperkten tijd misschien bezwaarlijk zou vallen, en de Duitsche Regeering voor dit geval volkomen bereid was, de te be spreken punten hier te lande te doen behandelen door haren vertegenwoordiger. Aldus zal nu geschieden en van den tijd, die daardoor wordt gewonnen, zal gebruik ge maakt worden voor afdoening der hier te lande hangende zaken, die, volgens het Hld., een goeden uitslag beloven. I)e Koninklijke Nederlandsche Stoombootmaatschappij keert over a. p. 5 pCt. uit. De Amsterdamsche Duinwater-Maatschappij heeft het dividend over a. p. vastgesteld op f 36 per aandeel van f 240. De gemeente-gasfabriek te Zutfen gaf over 1883 een batig saldo van f 33,875. De gasprijs is er 10 ct. per M3. De eerste Meikersen zijn uit Duitschland via Rotter dam naar Engeland vervoerd. Sedert tal van jaren waren in Friesland de lammeren van Engelsch ras kooger in prijs dan de Friesche soort. Dit voorjaar is juist het omgekeerde het geval. De Friesche lammeren zijn er tegenwoordig zeer gezocht en p. m. L/3 hooger in prijs. De ondervinding heeft geleerd, dat de eerste beter groeien, meer vleesch dragen, doch de andere meer melkgevend zijn. Onder deze zijn er, die per dag 4 h 5 liter afstaan. Jl. Vrijdag is te Zand voort bij de Badinrichting Xeptunus het eerste open of buiten zeebad genomen, en wel door de Keizerin van Oostenrijk. Het badseizoen wordt den 1 Juni a. s. aldaar geopend. bewijzen, mijnheer <le baron, wat krenkends of belcedigcnds daarin gelegen is, dan zal ik verschooning verzoeken." Zij verhief zich vol waardigheid met niet weinig tooneeleffect voor ditmaal was de man, die haar zoo dikwijls de les had gelezen, geslagen. „Neen, neen," zeide hij als vernietigd, „van u was het slechts eene dwaling, overeenstemmende met uwe denkwijze en uwe ge voelens. Maar Nora Nora had zich daaraan niet mede plichtig moeten maken. Al geef ik ook toe, dat mijne phantasic haar cenigen edelen karaktertrek toeschreef, dat ik haar, ondanks den misstap harer jeugd, tot berouw, dankbaarheid en oprechtheid in staat achtte had zij zich toch ten mijnen opzichte niet behoeven te misleiden, daar mijne ziel ten allen tijde open voor haar heeft gelegenHebt gij ooit schriftelijk met haar over de ontmoeting met mijne vrouw gesproken?" „Hoe zou ik dat gedaan hebben, mijnheer de baron. Hoeveel belang ik ook in haar stelde, ik wist immers volstrekt niet, dat die jonge dame uit de pastorie dezelfde persnon was als uwe echtgenoote. Opmerkelijk is liet echter, dat zij nooit over mij heeft gesproken. Hare persoonlijkheid werd mij eerst bekend, toen Nora mij op hare doorreis naar Baden bezocht en toevallig het portret uwer vrouw zag; zij had my wel iets omtrent uw huwelijk geschreven, maar zonder bijzonderheden. Veel uitvoe riger dan over die dame, sprak zij over zichzelvc en hare ver anderde vooruitzichten, over hare gekrenkte rechten. Heden wordt mij veel begrijpelijk; die kleine deugniet heelt u en Nora op de proef willen stellen en liet doet mij oprecht leed, dat het gevolg, onverschillig door hare ijverzucht of hare verkregen ervaring, eene echtscheiding is. Wees niet al te boos op haar; mijn God, zij is te jong, om reeds onbevooroordeeld over zulke zaken te kunnen oordeelendat komt eerst mettertijd." Een woedende blik gebood haar te zwijgen, en deed haar begrijpen, dat hij sedert vroeger nog niet van denkwijze was veranderd. „Ik dank u," liet hij er bedaard op volgen, „ik ben nu iuge- lielit omtrent zooveel, dat mij in Clemence onbegrijpelijk voor kwam; ik kan nu Clemence ook meer naar waarde schatten, na de verkeerde uitlegging, die gij aan myne broederlijke voor komendheid gegeven hebt." Hij stond op en greep naar zijn sabel, maar mevrouw Maubert wcèrhield hem. „Gij wilt mij toch niet verlaten, onmiddellijk nadat uw inqui sitoriaal onderzoek afgeloopen is," zeide zij gepiqueerd. „Wij hebben immers in Nora nog zooveel cn zulke innige betrekkingen, die wel de moeite waard zijn besproken te worden." Hij lachte bitter. „Mijne betrekkingen tot Nora hielden op in dien nacht, dat ik haar in Roberts armen vond; de verplichtingen jegens zijne weduwe, jegens de moeder van zijn kind, hielden op, toen zij als bruid van graaf Frósange een nieuwen beschermer vond en mijne bemoeiingen aan het graf van het kind eindigden. Ik zou niet weten wat ons nog zou verbinden dan smartelijke herinne ringen, die, zoo ze voor mij niet meer smartelijk zijn, tocli voor Nora beschamend blijven." „Wat zijl gij bitter geworden, mijnheer de baron," zeide de tooneelspeelstcr spijtig. „Dat moogt gij niet zijngij moet taaier zijn dan het ongeluk, dat u zoo onophoudelijk vervolgt. Zijtgij niet jong, rijk en van een trotschen geest? Geloof mij, het is verkeerd, al liet geluk op één worp te zetten. Men moet in dit bonte, bewegelijke leven overal zijne draden spannener bestaan immers genoegens en verstrooiingen in overvloedNeem een voorbeeld aan Ncra is zij in dat opzicht niet veel wijzer en daardoor ook oneindig gelukkiger dan gij?" Ilij maakte een ontkennend gebaar. „ik zoek het niet daar, waar het voor Nora ligt," zeide hij, afscheid nemende. „Wellicht bestaat cr voor mij geen hulp. Ik ben misschien niet bescheiden genoeg; ik waag het, mijne hand uit te strekken naar het hoogste, en als ik niet als een lafaard te gronde ga, omdat het mij voortdurend ontglipt, dan stel ik mij ook met geene vergoeding, die niet de minste waarde heeft, tevreden." Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 2