HELDERSCHE EN IMIEIIWERIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°. 68. Vrijdag 6 Juni. Jaargang 42. Uitgever A. A. BAKKER Cz. M> VAN HAND TOT HAND. „Wij huldigen liet goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag cn Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertcntién: Van 11 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. JBUmenland. Omtrent de ziekte van Z. K. H. Prins Alexander deelt de Haagsche Crt. het volgende mede: „De vorige week Maandag avond trad de ziekte eigen lijk in. Z. K. H. had ruim veertien dagen achtereen inspannende werkzaamheden verricht en ook dien avond zich tot half twaalf met werken beziggehouden, maar hoe zeer Z. K. H. zich nog langer aan vele aangelegenheden had willen wijden, gelukte dit hem niet en begaf Z.Iv.H. zich zwaar vermoeid ter ruste. Den volgenden dag ge voelde de Kroonprins zich zoo onwel, dat de geneesheeren moesten ontboden worden. De Prins heeft na dien tijd liet bed niet meer verlaten, terwijl de toestand ongunstiger werd. Toch is de hoop niet geheel vervlogen, dat Z. K. H. de ernstige aanvallen van koorts zal te boven komen, want 's Prinsen geest is volkomen helder, en zoowel in den loop der vorige week als in de beide laatste dagen vraagt Z. K. H. nog menig maal naar onderscheidene aangelegenheden en worden hem de gevraagde ophelderingen verstrekt. Uit Karlsbad wordt van den 31 Mei jl. aan de Neue Freie Presse gemeld, dat Z. M. de Koning der Neder landen aldaar dien dag per extra-trein is aangekomen. Ofschoon de Koning incognito reist, onder den naam van Graaf Van Buren, en eene otficiëele ontvangst had ver boden, waren eenige autox-iteiten, waaronder de districts hoofdman van Starnveld, aan de station aanwezig, ten einde den Koning te begroeten. Z. M. begaf zich ter stond met de gereedstaande rijtuigen naar het Hötel Köningsvilla, waar apartementen voor hem in gei'eedheid gebracht waren. De burgemeester van Karlsbad, de heer Knoll, wachtte Z. M. in de vestibule van het Hötel op, ten einde hem als hoofd der gemeente welkom te heeten. Van het Hötel wapperde de Hollandsche vlag. De Koning zal onder leiding van dr. London, eene badkuur van vier weken nemen en het water der Marktbrunnen drinken. Jl. Donderdag, de eerste verjaardag van den dood der Prinses Marianne der Nederlanden, werd op haar graf te Erbach, in den Rheingau, een gedenksteen geplaatst, welke plechtigheid hare kinderen, Prins en Prinses Albert Door GOLO RAIMUND. {Vervolg.) Reeds het ongewone hem weder in uniform te zien, verraste haar als Bewijs van eene nieuwe verandering in zijn leven. Stond dc ulanenunil'orm hem beter, was zijne houding trotscher, of werd zij geïmponeerd door de fiere uitdrukking van zyn gelaat nooit was hij haar zoo statig en krachtig toegeschenen. Eene onbekende verlegenheid greep haar aan bij zijne ongewone ver- schijnig toen hij, eene schrede teruggaande, de hand weigerde, die zij hem toestak en waarop hij toch zoo dikwijls in verrukking een kus had gedrukt. „Wat is er geschied, Erwin, dat gij komt zoo komt?" vroeg zij verwonderd, „en mij in mijn eigen huis de beleefdheid weigert, die men elke vrouw verschuldigd is." „Iets, dat mij van deze beleefdheid ontheft en mij tot leugenaar zou maken, indien ik ze u toch bewees," zeidc hij koel„ik moet u iets mededeelen, wat onzacht in uw leven zal ingrijpen; ik verzoek u daarom te zorgen, dat wij niet gestoord worden." Een zonderlinge angst maakte zich van haar meester, en deed zich zelfs in hare bewegingen bespeuren, toen zij, nadat zij hem eenige seconden sprakeloos had aangestaard, zich naar dc deur begaf, en den knecht, die op haar schellen verscheen, zeide, dat zij voor niemand te spreken was. Hij had zijne nauwsluitende uniformjas geopend en haalde thans een pakje samengevouwen bladen en brieven te voorschijn, die hij voor zich op tafel legde. Op de schrijftafel in de nabij heid stond het portret van Fre'sange als om hulp smeekende vestigde Nora hare blikken daarop, toen zij vol verwachting tegenover Erwin plaats nam en te vergeefs beproefde bedaardheid te veinzen. „Ik moet mij van een moeielijkcn last kwijten, Nora," begon hij op een ijskouden toon, „ik zou daarvan hebben afgezien, indien gij, helaas, mijn naam niet droegt en Roberts echtgenoot niet waart geweest. Graaf Frésange cischt zyn woord terug, en doet dat door mij, om zich tevens te rechtvaardigen omtrent de beweegredenen, en uwe verontschuldigingen, zoo gij die hebt, aan te hooren." Zelfs hare lippen waren verbleekt en hare oogen schenen zich onnatuurlijk te vergrooten. „Graaf Frésange zal, hoop ik, niet gelooven, dat ik hem moeielijklieden in den weg zal leggen," antwoordde zij, met moeite hare zelfbeheersching herwinnende, „ik geef u dit woord in allen vorm terug en ben volstrekt niet nieuwsgierig zijne rechtvaar diging te hooren." „Maar die moet gij toch weten," antwoordde hij bits. „Het is beter voor u, dat gij ze alleen van mijne lippen verneemt, dan dat gij ze leest in den verachtelijken glimlach en de koele verwijdering der wereld. Het stuit mij tegen de borst, als bemiddelaar op te treden in een aangelegenheid, die even schan delijk is voor u als gewichtig voor my. Ik laat den graaf zelf spreken." Hij maakte het eerste der fijn beschreven blaadjes papier open en las: „Hooggeachte baron Het is ongetwijfeld de plicht van den vertegenwoordiger van een vlekkeloozen naam, van het opperhoofd van eene oude en trotsche familie, rekenschap te vorderen voor elke beleediging of van Pruisen, Prinses Alexandrine van Pruisen (gehuwd met Hertog Willem van Mecklenburg-Sclnverin) bijwoonden. De president Deiszman hield bij deze gelegenheid een toespraak. In tegenwoordigheid eener talrijke schare belang stellenden, waaronder men opmerkte ondei'scheidene leden der Tweede Kamer van de anti-revolutionaire richting, hoofden van Christelijk-nationale scholen en tal van onder wijzers aan die inrichtingen, werd jl. Dinsdag namiddag o]) de begraafplaats „Ter Navolging" nabij Scheveningen, ter gelegenheid van de algemeene vergadering der Ver eeniging van Christelijke onderwijzers en onderwijzeressen, te dezer stede gehouden, op plechtige wijze een monument onthuld, aldaar geplaatst ter gedachtenis aan mr. G. Groen van Prinstei-er en diens echtgenoote, vrouwe E. M. M. Van der Hoop. Nadat door ds. Gerth van Wijk een gebed was uitgesproken, werden zoo vóór als na de ont hulling toespraken gehouden door de heeren O. baron van Wassenaer van Catwijck, jhr. mr. P. J. Elout van Soeter- woude, dr. L. R. Beijnen, ds. P. Van Son, voorzitter der Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs; A. Meijer, voorzitter der Vereeniging van Christelijke onderwijzers en onderwijzeressen in Nederland; J. P. Schaberg en mr. L. W. C. Keuchenis, lid der Tweede Kamer van de Staten-GeneraalAlle brachten hulde aan den hoogvereerden Staatsman en zijne gade, zoomede aan de opvoeders der jeugd, door wier bemiddeling de fraaie gedenksteen van wit carrarisch marmer, met toepasselijk opschrift in gouden letteren en rustende op een blauw voetstuk, was verrezen. De plechtigheid werd door een gemeenschappelijk gezang afgewisseld en besloten. Met toestemming der familie is door den hof-photograaf C. P. Wolrabe Sr. van het monument eene zeer juiste photo- grafie vervaardigd, welke in den handel zal worden ver krijgbaar gesteld. Te Amsterdam is eene afdeeling van de Olympia- Vereeniging gevestigd. Het grootste gedeelte van den eersten avond werd ingenomen met de bespreking van de zegeningen van.... een zandhoop. Er werd gesproken over speeltuinen, over de voor- en nadeelen en gevaren van klimstokken en wippen, maar voor de kinderen niets be- nij.'lbaarders geacht dan een zandhoop <nn in te graven, te spitten en te wroeten. Pinksterzondag heeft te Leiden de jaarvergadering van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond plaats gehad.. Bij die gelegenheid werd het 12^ jaar bestaan herdacht in een feestrede of historisch overzicht van den voorzitter, den heer Heldt. Als blijk van waardeering werd dezen uit naam van de 21 verschillende afdeelingen een fraaien met zilver bewerkten presidenshamer aangeboden. Voorts werd aan den heer Heldt, alsmede aan den heer Th. C. Lasthuijzen, elk een fraaie zilveren medaille met toepasselijk opschrift en een symbool van „kapitaal" en „arbeid7 geschonken. Uit het jaarverslag blijkt o. a., dat het vorige jaar dooi den heer R. A. de Monchy, directeur der Nederlandsche Katoenspinnerij te Hengelo, bij den dank voor het geleiden zijner werklieden op de Internatioi ale Tentoonstelling, f 30 gevoegd waren om aan te wenden ten voordeele van het bond. Voorts wei-d in het verslag herinnerd dat het bond zijn adhaesie had betuigd met het voorstel Van Delden c.s., tot heffing eener inkomsten belasting, en 10000 vlugschriften ter bevordering van het algemeen stemi-echt had vei-spreid. De rekening, waaronder een saldo van f 572 was opge nomen, beliep aan ontvangsten f 2096.82, aan uitgaven f 1510.11*. Bij het begrafenisfonds was een contributie ontvangen f 8089. Het leverde een bate van f 815. Voor het waarborgfonds van het A lgemeen Nederlandsche Pensioenfonds voor werklieden werd f 25 geschonken. Het rapport der commissie in zake de opleiding van handwerksleerlingen lokte geen discussien uit. Naar aanleiding van verschillende vooi-stellen der afdee lingen werd o. a. besloten tot de Regeering een adres te richten tot het bevorderen van het invoei-en eener Inter nationale Staatsrechtbank, om daardoor in de eerste plaats te komen tot afschaffing der staande legers. Voorts werd o. a. deze motie aangenomen: „De vergadering, de be zwaren erkennende, welke tegen de thans geldende bepa lingen bij de eedsaflegging bestaan, dringt bij de Regeering er op aan, dat eedsdwang worde opgeheven en hiertoe bij herzie ning der Grondwet de noodige wijzigingen worden ingevoerd." elk onrecht, dat aan eenig lid daarvan, vooral wanneer dit eene vrouw is, wordt aangedaan. Ik sta op het punt, mijnheer de baron, een stap te doen, die schijnbaar tegen mij getuigt, en vóór ik er toe overga, stel ik er prijs op mij te rechtvaardigen voor een man, dien ik evenzeer hoogacht wegens zijne eigen schappen als mensch, en als officier. De eer gebiedt mij af te zien van mijne verloving met mevrouw uwe behuwdzuster, barones Nora van Tromberg. Gelukkig is de verloving tot nog toe geheim gebleven, ton minste van mijn kant niet verder dan in den familiekring besproken. Het doet mij leed, uw tijd en uw geduld op de proef te stellen, maar ik ben genoodzaakt eenigen tijd terug te gaan, om u het verloop van deze zaak duidelijk te maken. Moet ik u zeggen, hoezeer ik die vrouw bemind heb, boe afgodisch ik baar vereerde van het oogenblik af, dat ik baar voor bet eerst te Nizza ontmoette? Gij zijt een man van rijke en rijpe ervaring. Gij zult bet dus weten, dat men zulk een gevoel, wanneer het ons met almachtige kracht beheerscht, niet in woorden kan uitdrukken. Mijne liefde, ik mag het gerust zeggen, ook eene duidelijk merkbare aanmoediging deed mij baar mijne band aanbieden, nog vóór den rouwtijd om was en mijn aanzoek werd afgewezen. Het was, zoe als ik toen geloofde, eene welverdiende terecht wijzing van mijn ongeduld, geene afwijzing voor altijd, want ik bad reden genoeg, om te mogen aannemen, dat ik baar niet onverschillig was. Eerst bij een later, schriftelijk herhaald aanzoek sprak zij van ons beider onvoldoende geldmiddelen en gaf liet onverholen te kennen, dat de uiterlijke omstandigheden de liefde deden verkoelen dat zij er de voorkeur aan gaf, aan het gebod der wijsheid en van den plicht gehoor tc geven en de stille liefde van haar zwager te ver hooren." Eene uitdrukking van doodelijke verlegenheid vertoonde zich op Nora's gelaat, zij verborg haar hoofd in hare handen om Erwin haar gelaat te onttrekken. Maar hij gat er geen acht op; hij ging voort: „Deze brief van haar trof samen met mijne ontmoeting met Clemence in Thiiringen, en verlevendigde mijn hoop weder, daar ik u nu persoonlijk leerde kennen en wist, dat gij gebonden waart. Het toeval kwam mij te hulp. Mijne tante Frésange, door mij eindelijk op het juiste spoor gebracht, besloot Clemence op te zoeken en verkoos mij tot haar reisgenoot naar Erlenstein. Laat ons het schoone onvermoede wederzien met stilzwijgen voorbijgaan; voor mij was het een oogenblik van bedwelmd geluk. Wat gij van het verdere verblijf met eigen oogen zaagt, behoef' ik u niet tc herhalenveroorloof mij u datgene mede te declen, wat voor u uit den aard der zaak verborgen moest blijven. Men spreekt zoo veel vau het idealisme der Duitsche vrouwen mijnheer de baron, ik heb in mijn schoone Frankrijk nog nooit eene vrouw ontmoet, die met zulk een onverbiddelijk rationalisme het leven opvatte, als mevrouw van Tromberg dit gedaan heeft." Erwin zweeg een oogenblik en maakte, als of zijn gistend bloed hem dreigde te doen stikken, den hals van zijne uniformjas wijder open. Daarop ging hij langzaam met verheffing van stem voort: „De barones, die zich door de tegenwoordigheid der gravin in hare kleine amusante plagerijen beperkt zag, waarmede zy, zooals ik thans vernomen heb, het leven van Clemence in stilte vergiftigde, beschouw de mij in de landelijke eenzaamheid waarschijnlijk als een aardig speeltuig, want zij had eindelijk een weinig medelijden met mijne liefde en er waren uren, waarin zij mij deed hopen, dat mijn geluk eindelijk duurzaam zou kunnen worden." „Wilt gij mij dwingen, Erwin, deze ellendige lastertaal nog langer aan te hooren?" vioeg Nora, hem in de rede vallende en opstaande„dat ik mijn vertrouwen aan een onwaardige geschonken heb, daarover zal ik mij toch tegenover niemand te rechtvaardigen hebben. Maar waar zou eene zwakke vrouw ook bescherming en recht kunnen vinden? Dc laffe bewering, dat ik mij jegens uwe vrouw aan onrecht heb schuldig gemaakt, behoort voor uwe rechtbank en er blijft slechts over, dat gij die aanklacht in woorden inkleed." Een blik van onbeschrijfelijke verachting was zijn antwoord. „Wacht," zeide hij, „ik heb nog niet gedaan. Ik ben een lichtgeloovige dwaas geweest, Nora, en nadat ik lang grootmoedig en vei-gevingsgezind ben geweest, wil ik nu ook mijn recht! Wij beiden zullen afrekenen, wanneer deze brieven gelezen cn de onderteekeningen geverifieerd zijntot zoo lang verzoek ik u mij aan te hooren en mij niet in de rede te vallen." Hij had op een gebiedenden toon gesproken en nam nu ook den brief weder ter hand en las verder, zonder dat zij eenige tegenwerping meer waagde. „Nora verlangde, dat onze liefde een volstrekt geheim zou blijven; zij beweerde, afhankelijker te zijn, dan dit wel scheen en raadde te grooter voorzichtigheid aan, daar zij met zich zelve nog in tweestrijd was of hare moederlijke plichten het haar ver oorloofden haar kind zulk een eenvoudig leven op te leggen, als ik in staat was haar aan te bieden." Een spotachtige lach, zoo zeldzaam in dit goede, eerlijke gelaat, vloog over Erwin's lippen en trof zijne toehoorster te gevoeliger daarna ging hij voort: „Ik beminde haar zoo onuitsprekelijk, mijnheer de baron, ik was zoo lichtgeloovig, dat ik in haar dralen de reinste zelfopof fering, in dc geheimhouding van onze liefde de teederste vrouwe lijkheid zag en haar daarom des te vuriger vereerde. Ik wist verlenging van verlof te verkrijgen, want de inwendige onrust, die mij verteerde, gedoogde niet, dat ik naar Parijs terugkeerde, vóór mijn lot beslist was. Gij zult u herinneren, dat ik mijn verblijf in uwe nabijheid opsloeg; ik gaf niet om de praatjes der wereld, daar ik dagelijks Nora's jawoord verwachtte. Wij hadden vaak heimelijke samenkomsten in het zoogenaamde jachthuis, waarvan zij mij, om elk vermoeden te voorkomen, een sleutel bezorgd had, want al was mijne liefde voor de schoone vrouw voor niemand een geheim, hare wederliefde moest dit toch zijn. De April-avond, waarop Clemence vluchtte, en ons tevens voor een gelxeelen nacht tot gevangenen maakte, bracht eindclyk de zoo vurig verbeide beslissing; gecompromitteerd, als Nora was, mocht zij niet langer meer aarzelen, en gaf zij aan mijn aanzoek gehoor. En nu, mijnheer de baron, volgt er iets zeer merkwaardigs; iets, wat mijn gelukzalige trots ten toppunt voerde en mij niet alleen allen twijfel benam, dat het jawoord haar door de om standigheden was afgedwongen, maar mij de zoete zekerheid gaf I dat zij vol voorzichtigheid en beleid onze echtelijke verbintenis niet minder vast bedoeld had dan ik zelf. I Zij deelde mij mede, dat zij door een in alle stilte tegen mijne tante gevoerd proces, haar grootvaderlijk erfdeel terug had ver kregen en onze toekomst verzekerd had, dat haar dralen geene bekrompenheid, maar zorgende liefde was geweest.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1