HELDERSCHE EN NIEIIWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollantfs Noorterfcwartier. 1884. N°. 73. Jaargang 42. Woensdag 18 Juni. Uitgever A. A. BAKKER Cz. POSTKANTOOR HELDER. 59> VAN HAND TOT HAND. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal franco per post f 0.90. 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tienVan 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de eerste helft der maand Mei. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. J. B. van der HoevenAmsterdam. Mej. G. Swart Wed. Teersn J. K. Raatn J. Smitii Wed. Stynackern Westerhoek's Gravenhage. A. v. IJsHellevoetsluis. Briefkaart G. Nieuwenhuis's Gravenhage. Verzonden geweest naar België Mie BoorAntwerpen. Bln n en lan O. Beroepen naar Rotterdam dr. Joh. Dyserinck, predikant bij de Doopsgez. gemeente te Vlissingen. Bedankt voor het beroep naar Halfweg door ds. J. A. Klercq, predikant bij de Clir. Geref. gemeente alhier. In de dezer dagen te Amsterdam gehouden vergadering der Maatschappij van Weldadigheid waren 23 afdeelingen vertegenwoordigd. Het verslag, door den Voorzitter, den heer Quarles van Ufford, uitgebracht, meldt, dat de uit komsten over het algemeen ongunstig waren. Het ledental was van 4471 tot 4222 gedaald. Voorts werd in het ver slag herinnerd aan de herhaalde giften van H. K. H. Prinses Marianne en medegedeeld, dat een der hoeven voortaan Hoeve-Prinses Marianne genoemd zal worden. De buiten gewone collecte bracht netto f 56,714 op. Naar aanlei ding van het voorstel Den Haag om aan het verslag een naamlijst der leden toe te voegen werd aan het bestuur overgelaten naar bevind van zaken te hande len. De commissie tot het nazien der balans brengt verslag uit en merkt op, dat de ongunstige uitkomsten ook haar bezorgdheid gewekt hebben, maar zij acht met het oog op de waarde der vaste goederen den toestand der Maatschappij niet zoo zorgwekkend als het oppervlakkig Door GOLO RAIMUND. {Vervolg.) Een onbeschrijfelijk gevoel maakte zich van hem meester, toen zij daar zoo voor hem stond in al den gloed harer liefde, die hij te vergeefs voor zich zeiven had trachten te verwerven. Een wilde ijverzucht, vermengd met onweerstaanbaar verlangen, ver bitterde zijn hart en belette hem hare smart tc gevoelen; hij dacht slechts aan zich zei ven. „Hem vergezellen in die interessante kleeding?" vroeg hij schamper. „Onmogelijk, mevrouw, dit masker is bij de soldaten te goed bekend en gehaat. Gij kunt er toch niet naast loopen dan zou ik, zelfs indien gij het zoudt durven wagen, noch voor uwe veiligheid kunnen instaan, noch u verzekeren, dat gij inder daad bij den heer van Tromberg zoudt blijven. Ik laat hem aan de naaste mairic afleveren; of men hem dan in een lazareth of bij particulieren zal brengen, of men hem in zijn toestand onmiddellijk verder naar het Zuiden vervoert, dat is niets, waar van ik u niets kan zeggen. Mijn eerste plicht is, het kasteel, met achterlating van eenige menschen, te doen ontruimen, mijne gevangenen in zekerheid te brengen en daarna u en de gravin naar Marseillc te brengen, vanwaar gij dan zonder gevaar Genua kunt bereiken." „En is dat uw laatste woord, mijnheer de markies uw laatste?" riep zij buiten zich zelve. Hy boog zich koel. „Zells de schoonste, de meest geliefde vrouw mag ons onzen plicht niet doen verzuimendeze oorlog zal toch niet eeuwig duren; eens zullen de Duitsche barbaren verzadigd zijn van ons bloed en onze schatten en dan, mevrouw, staat uwe vereeniging niets meer in den weg. Van den rijken, Fran3chen buit, die naar Duitscliland gesleept wordt, zal de heer van Tromberg wel het beste met zich voeren." Zy had hartstochtelijk gesmeekttoen zij zag, dat alles te ver- geels was, werd zij plotseling bedaard; haar trots belette haar verder, haar leed te openbaren. „Het is goed," zeide zij daarop gelaten. „God wil het zoo. Hij kan ook langs dien weg tot een goed einde leiden." Geen menschelijk oog zag den zwaren strijd, waarin zij hare zelfbeheersching terug verkreeg gedurende dien wintermorgen, die droevig en grauw aanbrak; slechts de rust van een onwrik baar genomen besluit lag op dat jeugdige gelaat, toen zij eenige uren later de gravin in de ontbijtkamer wachtte en haar bekende wat er geschied was. Het levendige gestel der oude dame bereidde Clemence een hartstochtelijk tooneel een vloed van klachten en verwijten over haar gebrek aan vertrouwen werd over haar hoofd uit gestort, maar de jonge vrouw hoorde alles bedaard en kalm aan. Het medelyden van de gravin met den gekwetste, die haar persoonlijk minder tegenzin inboezemde dan wel hare persoonlijke wenschcn in den weg stond, werd afgewisseld door onduidelijke voorstellingen voor de toekomst, als hij genezen mocht zijn. Maar dat een spoedig vertrek, bij de dreigende nabijheid der Duitsche troepen en de vijandelijke gezindheid der slotbewoners jegens Clemence, gebiedend noodzakelijk was, werd der gravin even duidelijk, als dat Erwin zich als krijgsgevangene aan het vervoer moest onderwerpen en daar hare kleindochter zich met niets bemoeide, nam zy zelve de noodzakelyke maatregelen voor het schijnt. De balans wordt goedgekeurd en aan den directeur décharge verleend. Tot commissaris in plaats van den heer Biernma Oosting, die niet weer in aanmerking wenscht te komen, wordt gekozen de heer Van Naamen van Eemnes. De heer De Savornin Lohman wordt met algemeene stemmen tot commissaris herkozen. Aan den aftredenden commis saris, den heer Bieruma Oosting, wordt door den voorzitter hulde gebracht voor hetgeen hij 14 jaren lang in het belang der Maatschappij gedaan heeft. In een artikel, getiteld „Atjeh-Nisero" herinnert het N. v. d. D. er aan, hoe door stelselloosheid geen einde is gekomen aan den Atjeh-oorlog. De handel heeft er door geleden en de Engelschen, die den grootsten handel op Atjeh's kust drijven, grijpen elk middel tot agitatie gretig aan. Hadden wij thans, evenals de Engelschen in 1840, op de kust van Guinea, aan Engeland ronduit onze onmacht verklaard, met vrijlating om, met onze medewerking, dat gene tegen Tenom te verrichten, wat men oorbaar dacht, er ware geene Nisero-kwestie in het leven geroepen. Het schijnt hoogst twijfelachtig, dat onze goede naam bedreigd zou zijn met eene vriendschappelijke tusschenkomst. Waar Nederland zijne verplichtingen in de overzeesche gewesten nakwam, was zijn gezag ernstig en gegrond. De oorlog met Atjeh heeft geen doel getroffen en de politie maatregelen deden meer schade aan den handel dan de zeeroof van vroeger dagen. Tegenover onze macht speelt een klein hoofd de baas. Deze toestand kan niet blijven. De minst kwade partij moet worden gekozen, en deze is, volgens genoemd blad, eene vriendschappelijke medewerking van Engeland. Zelfs zou het blad de keuze niet moeielijk vinden tusschen een eindeloozen krijg en eene beperkte vestiging op Sumatra's uithoek. Door recht en humaniteit wordt geen volk onteerd, en daarenboven er is geen enkele grond om te gelooven, dat Engeland ons in Indië zou willen dwarsboomen. Het is geen wonder dat de Atjeh-oorlog in den vreemde wrevel wekt; sinds vele jaren drukt hij en ontzenuwt hij in Nederland en in Nederlandsch-Indië. In het Nederlandsch Militair Geneeskundig Archief voor 1879 lazen we dezer dagen het volgende weten schappelijke artikel van onzen plaatsgenoot, den heer vertrek. Ondanks de menigvuldige en afwisselende indrukken bleef de stemming der huisgenooten onveranderdiedereen beschouwde het als een weldaad, dat de dag zooveel drukte veroorzaakte en elk lang onderhoud onmogelijk maakte. De markies vooral had zoo veel dringende schikkingen en maatregelen te nemen voor zijn eigendom, aan eenige weinige, achterblijvende bedienden zooveel instructies te geven, dat de besprekingen daaromtrent al zijn tijd in beslag namen en hem te nauwernood veroorloofden aan het middagmaal deel te nemen, dat in der haast gebruikt werd. De geheele huishouding was reeds uit elkander; kisten en koffers, ingepakte voorwerpen, die in de kelders verborgen werden, iedereen bezig en vol onrust. Men was vroeg van elkander gegaande gravin had rust noodig, om zich voor de vermoeie nissen van de reis voor te bereiden, de markies zat te midden van een berg papieren en documenten begraven, die hij rang schikte, om ze mede te nemen, en beneden in de bediendenkamers werd een afscheidspunchge dronken, die druk werd aangesproken. Henri vooral, de man van de kleine Margot, had zich zoo te goed gedaan, dat er eene levendige woordenwisseling tnsschen het paar ontstond, die daarmede eindigde, dat zij den schuldige beval bij de soldaten in den anderen vleugel, die na dit tusschenbedrijf hunne legersteden opzochten, den nacht door te brengen. De markies had lang geschreven; hij wist, dat Clemence den laatsten nacht aan de sponde van haar man zou willen door brengen hij had niets meer te hopen of te vreezen en hy ver wachtte haar dus niet. Toen het laatste licht in zijne kamer was uitgedaan, lag het groote, stille slot als in een diepen slaap; alleen de omtrekken staken somber af tegen den helderen door de maan verlichten nacht en deden elk voorwerp duidelijk onderscheiden de bevroren fontein, de steenen vazen op de trappen van het terras en de marmeren beelden in de uitgestorven paden van den tuin. Op de binnenplaats, tegenover de ziekenkamer van Erwin. stonden de transport- en ziekenwagens gereed, deze laatste zorg vuldig met linnen bedekt en van een matras voorzien. Clemence had, nu haar geheim toch verraden was, zelve voor alles gezorgd, opdat er in het laatste oogenblik niets zou ont breken, zonder dat de markies haar iets in den weg had gelegd. Verbandlinnen in de zijtasschen, brandewijn, eau de cologne, zachte kussens en verwarmende dekens wat de liefde slechts verzinnen kon, was voorhanden. Het was ongeveer twee uur, toen op deze binnenplaats eene geheimzinnige en stille werkzaamheid begon te heerschcn. Een jonge knaap en eene vrouw wierpen stroo op de gepla veide binnenplaats en openden zacht de breede deuren van den zijingang, die van uit de plaats rechtstreeks naar den heirweg voerde. Slot en grendels waren goed geolied, want de deuren draaiden gemakkelijk en onhoorbaar en de wagen stond naar den uitgang gekeerd. Het was een nog zeer jonge knaap, in eene blauwe blouse en met een breedgeranden hoed, die juist een paard uit den stal voorbracht, het beste paard van den markies en bemoedi gend op zijn slanken hals klopte, vóór hij het tuig overnam van de vrouw en het dier met vaste hand inspande. De witte handen, die uit de blouse te voorschijn kwamen, vormden een even scherp contrast met het werk, waarmede zij bezig waren, als de weeke, welluidende stem met den revolver, die in de breede ceintuur van de blouse schitterde, en het onderdrukte wcenen van H. G. F. Peltzer. In dezen tijd des jaars, nu liet vischje, dat door den heer P. werd beschreven, in groote menigte aan onze kusten gevangen wordt, is de mededeeling van het navolgende zeker niet onbelangrijk te achten. De pieterman (Trachinus draco) „la vive" is de naam van een geslacht van visschen uit de familie der baars- achtigen, van de orde der stekelvormigen (Acanthopherigii). De pieterman heeft een kleinen samengedrukten kop, dicht bij elkaar geplaatste oogen, eene scheef oploopende mond opening, fijne tanden op de kaken, het ploegbeen en het gehemelte, een scherpen, geleden stekel op het kieuwdeksel en twee vinnen op den rug. In dien scherpen en zeer sterken stekel ziet men eene heldere olieachtige lymphe op en neer bewegen en het is vooral deze stekel, dien men ontziet en niet ten onrechte vreest bij eene verwonding. Het lichaam is lang en smal en van kleine schubben voor zien; de visch is ongeveer 3 decimeter lang met 29 of30 stralen in den tweeden rugvin en 5 scherpe stralen in den voorsten vin. De Trachinus vipera, een kleinere soort, heeft slechts 24 stralen in den tweeden rugvin. De pieterman wordt in de Noordzee, voornamelijk op onze kusten, aangetroffen en wel in de maanden Juni en Juli. In dien tijd wordt hij dan ook vooral met den hengel gevangen. Het aas, waarmede men hem vangt, bestaat uit stukjes geep, spek of ook wel pieterraann, waarin hij met zijn vraatzucht zeer gretig bijt of hapt. In de beide genoemde maanden wordt deze visch zeer druk verkocht. Men gebruikt ze gekookt, gebakken en gerookt en ze levert een goed en smakelijk voed sel op. Het volksgeloof hier ter plaatse is algemeen, dat ver wonding met de stekels dezer visschen zeer gevaarlijk is. Hiervan getuigen dan ook de vele gevolgziekten, die men aantreft bij hen, die aan eene verwonding hebben bloot gestaan, zooals gewrichts-verstijving aan vingers en handen, ja zelfs geheel verlies dier lichaamsdeel en. Deze ervaring komt geheel overeen met ^-hetgeen door Autherieth wordt gezegd in zijn werkje: „Ueber das Gift der Fissche" over de wonden, door de stekels dezer visschen veroorzaakt. Hoedanig wordt nu die giftstof aan het organisme mede gedeeld? In de holte der stekels ziet men duidelijk, zooals reeds boven vermeld is, eene bijna helder olieachtige de vrouw, die naast den voerman stond, vermeerderde nog de afwisseleude indrukken van dit tooneel. Toen het paard ingespannen was, begaven beiden zich nog eenige oogenblikken in den duisteren gang. „Vaarwel, goede Margot," zeide de jonge man, terwyl hij de beide handen der vrouw in de zijne nam, „vaarwel, en moge God u voor uwe getrouwheid beloonen." „Mevrouw, o, mevrouw," snikte de Fran^aise, „ik ben vreeselijk bang en met berouw vervuld. Niet, omdat ik hem red voor God is de Duitscher en Franschman gelijk, er is slechts sprake van barmhartigheid. Maar dat ik de hand leende tot zulk een koen waagstuk, dat is het, wat mij doet vreezen. Als er een ongeluk gebeurt, zal ik het mij mijn leven lang niet vergeven," „Wees stil, wees stil," fluisterde de andere stem. „Ik zal u ten allen tijde dankbaar zijn. Wat er ook gebeure, wij hebben het beste deel gekozen. Den moedigen behoort de wereld en ginds wenken vrijheid en leven. Zeker van het paard en van mijne geoefende hand en den weg kennende, stel ik myn lot in de handen van God Hij is een trouwer leidsman dan de markies. En nu, kom Margot, het wordt tijd. Gij hebt toch binnen alles in orde gebracht?" „Alles mevrouw," zeide zij, terwijl zij hare oogen afdroogde. „Hij was in den beginne wel een weinig wantrouwend en ver wonderd, maar hij gaf toch zijne toestemming, zoodra ik hem zeide, dat het zuster Fortunate was, die de vlucht bewerkstelligde." Zij gingen weder naar buiten, waar het paard ongeduldig in het stroo trappelde. De glazen deur, van binnen reeds geopend, werd nu van buiten van de blinden ontdaan en opende zich toen geheel, de vrijheid verkondigende aan den gekwetste daar binnen. Was het verlangen naar zijne kameraden, de bede der barm hartige zuster, aan welke hij gehoor gaf, toen hij zijne doodelijke zwakheid overwon, of de duistere, onverklaarbare aandrang, die den twijfelenden geest des menschen vaak den rechten weg wijst Erwin zat half gekleed op zijne legerstede en verhief zich nu met Margots hulp tamelijk vast op zijne voeten, terwyl de jonge knaap hem zorgvuldig een pels omwierp. Zijn blik viel op den jongen knaap. „Kan hij een paard besturen?" vroeg hij aan Margot. „Zoo goed als gij zelf in uwe beste dagen," verzekerde de jonge vrouw, terwijl zij hem ondersteunde, maar gij, raynheer, zult gij tegen de vermoeienissen bestand zijn?" „Morgen, als ik den markies moet volgen, zal niemand het mij vragen, laat er mij dus heden voor zorgenAchwat ver kwikt dat," zeide hij, met welgevallen de nachtlucht inademend, „en wat doet dat goed," voegde hij er bij, naar den nachtelijken hemel wijzende, waaraan duizende sterren fonkelden. Hij werd voorzichtig in den wagen geholpen, en behoedzaam wikkelde de jonge voerman hem in de dekens en kussens. „God zij met u," snikte de kleine Fran^ise. „Hij schenke u het jonge leven en alles wat het leven schoon maakt. Zijn zacht geprevelde dank stierf weg in den wagen; nog een vurige kus van Margot op de blanke hand, die nu de teugels greep, en na eene innige bede reed de wagen over het uitge- spreidde stroo, dat het gerucht der hoeven en raderen verdoofde, de poort uit. Het eerste halve uur verliep, zonder dat er iets byzonders voorviel; het koene waagstuk, dat Clemence bad op touw gezet, en dat zij nu, dank zij hare vroegere, zoo dikwyls geminachte gewoonten, in staat was ten uitvoer te brengen, werd door de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1