HELDE1ISCHE IVIELIWEUIEPER COURANT. !- en Advertentieblad veor Hellands Noorderkwartier. 1884. No. 77. Vrijdag 27 Junij. Jaargang 42. „Wij h li e t goc Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartnalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Oz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der AdvertentiijnVan 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Kroonprins wercl medegedeeld, heeft Z. M. onophoudelijk tal van depeches naar den Haag gezonden en van daar ontvangen. Z. M. ontvangt van de hier aanwezige badgasten vele blijken van deelneming; o. a. hebben de generaal veld maarschalk von Manteuffel, stadhouder van Elzas-Lotha- ringen, Prins Friedrich Wilhelm von Iianau, Prins Reuss- Köstritz en, namens de gemeente, burgemeester Knoll een bezoek bij den Koning afgelegd. Een staat, welke in nog hooger mate dan Nederland door het overlijden van den Kroonprins getroffen wordt, is, naar de Tijd opmerkt, Luxemburg. Rest ons een Prinses, en daarmede de hoop het Stamhuis Oranje-Nassau, ten minste in vrouwelijke linie, te zien voortleven, in Luxem burg zijn vrouwen van de erfopvolging uitgesloten. De band eener gemeenschappelijke dynastie tusschen Nederland en Luxemburg zal dus, meent zij, na korte of langer tijd worden opgeheven. Vermoedelijke troonopvolger wordt daar volgens haar het oudste lid van den tweeden nog bestaanden der Nassau's, n.1. de Hertog van Nassau, welke in 1866 door Pruisen van zijn Staten in Duitschland werd beroofd en sedert te Weenen verblijf houdt. Zonder op de door Pruisen gedane voorstellen tot schadeloosstelling wegens verlies van persoonlijke goederen te willen ingaan, is deze Vorst steeds tegen Jen statenroof, waarvan hij het slacht offer is geweest, blijven protesteeren. Deze sterk anti- Pruisische dynastie zou dus mettertijd in Luxemburg opvolgen. De Berlijnsche bladen meenen daarentegen dat in anderen zin een regeling getroffen zal worden, waarbij Luxemburg met de kroon van Nederland vereenigd blijft. De buitenlandsche pers houdt zich, naar aanleiding van den dood van Prins Alexander, bezig met het bespreken der eventueële gevolgen van dat sterfgeval. De meeste Fransche bladen maken zich ongerust over de gevaren van een toenemenden Duitschen invloed ten onzent zoo zegt de Telégraphe o. a.Duitschland loert op Neder land. De beruchte Duitsche Rijn is niet Duitsch aan hare mondingen en daarenboven heeft Nederland prachtige koloniën. De Paris weet evenwel raad: „De Duitsche invloed in Nederland zal overheerschend worden, indien niet Koningin Emma wordt benoemd tot regentes met een raad van regentschap, aan welks hoofd Van Lynden van Sandenburg staat. Deze uitlatingen van Fransche zijde ontmoeten evenwel krachtig verzet bij de Duitsche pers. De Köln. Zeit. doet uitkomen dat tusschen het regeeren van een Duitscher als constitutioneel Vorst in Nederland en een inlijving bij Duitschland groot verschil bestaat; zij merkt bovendien op dat de opvolging van een Duitscher nog in een ver verschiet ligt, daar Prinses Wilhelmina immers bestaat. De houding der Fransche pers heeft h. i. een bedenkelijke zijde, met het oog op de gebeurtenissen van 1870; zij ziet er een dwaselijk en ongegrond twist- zaaien in. Ook de Engelsche Times geeft haar oordeel. Zij acht de benoeming van Konigin Emma tot regentes waarschijn lijk en wenschelijk. De ongerustheid in Frankrijk en Belgie, dat er een Duitsche politiek ten opzichte van Nederland bestaat, heeft h. i. iets van een nachtmerrie, maar toch moet ook met die ongerustheid rekeningen worden opge houden. Het city-blad wijst er voorts op, dat de Neder landers zoo gewend zijn aan zelf regeering, zoo ijverzuchtig op hun vrijheden, zoo onhandelbaar onder vreemde heer schappij, dat een Vorst die onder hen kwam leven met het doel een buitenlandsche politiek te dienen, waarschijnlijk bespeuren zou dat hij niet veel uitzicht had voor zijn onderneming. Dewijl echter de invloed van een bekwaam en populair Vorst dikwerf een natie kan leiden naar een doel, dat het volk niet vermoedt, of slechts begint te vermoeden als het te laat is, kan het, meent zij, Europa toch niet onverschillig zijn wie tot regent van Nederland wordt benoemd. JBi n n enlan et. Te 2 uur gisteren middag ging te 's Hage de voordeur van het Paleis van wijlen den Kroonprins voor het publiek open, dat in de rouwkamer het gelaat van den afgestorvene wilde aanschouwen. De stroom van belangstellenden was groot en nam steeds toe, zoodat de rij, die zich van den ingang tot het Paleis vormde, als een breede draad doorliep langs den Kneuter dijk, om diep in de Parkstraat te eindigen. Bij groepjes van 12 of 15 personen werd de steeds aangroeiende menigte binnengelaten. Te 1 uur reeds bracht Prinses Hendrik, vergezeld van twee hofdames, een bezoek aan de rouwzaal en tooide de lijkkist met een uit witte rozen gevlochten kruis. Aan of op het lijkkleed waren ook gehecht prachtige rozenkransen van de Groothertogin van Saksen-NVeimar, geboren Prinses der Nederlanden, en van de Academie vrienden van den overledene, die deel uitmaakten van de tijdens 's Prinsen studiejaren gevormde Debating-Club Serva-Fidem, te Leiden. Iedereen was in de gelegenheid, de rouw-estrade te bestijgen en het lijk te aanschouwen, waarvan het hoofd op een kussen rust. Alles ging onder een plechtige stilte voorbij en zij, die de gelaatstrekken van den laatsten mannelijken telg uit het Oranjehuis hadden gezien, ver lieten diep getroffen het Paleis. (Amsterdammer.) De nieuwe Koninklijke grafkelder te Delft heeft nog slechts twee ledige nissen: een naast de rustplaats van wijlen Prins Hendrik, en een naast de lijkbaar van Prins Frederik. Indien op 's Konings last geen verplaatsingen worden bevolen, zal het stoffelijk overblijfsel van den Prins van Oranje dus naast dat van zijn oom of oudoom rusten. Uit Carlsbad wordt dd. 23 dezer het volgende gemeld: De dood van den Prins van Oranje heeft in het rustige leven aan onze badplaats van Z. M. den Koning der Nederlanden eene groote verandering gebracht. Sedert de ontvangst van het telegram, waarin het overlijden van den 2> ANNE MARIE. Naar het Duitsch van Wilhelmina Heimbdro. (Fervolf/.) Baron Stiirmer ging spoedig na diens dood op reis; hij had reeds lang willen reizen, maar slechts ter wille van zyn ouden vriend zijn lievelingsplan uitgesteld. Zijn eerste doel was Italië, Constantinopel, Griekenland geweest hij ging naar Egypte, hij was in Zuid-Araerika, in Zweden en Noorwegen, had Rusland en den Kaukasus doortrokkenwaar hij zich op dit oogenblik bevond, wist niemand. Hij had gedu rende het laatste jaar slechts zelden geschreven, in het laatst volstrekt niet meer, maar zijn herinnering leefde voort in Bütze, alleen Anne Marie sprak niet meer over hem, zij herinnerde zich zijner nog ternauwernood; toen hij vertrok, was zij juist acht jaar geworden. Alleen wist zy nog, dat oom Stiirmer haar dikwijls bij de hand genomen en naar haar vader gebracht had, waarbij haar hart altijd van angst sneller klopte. Anna Marie had nu eenmaal een bepaalde vrees voor haar vader; toen hij stierf en begraven werd, stortte zij geen enkelen traan. Al haar genegen heid behoorde haar broeder, haar eenigsten broeder, zooals zij hem vol trots en liefde placht te noemen. Tante Rosamunde had nooit den minsten invloed op het zelf standige karakter van het meisje kunnen uitoefenen. Zoodra Anne Marie bevestigd was, had zij den sleutelring aan haar ceintuur gebonden en de teugels van het huisbestuur gegrepen met een energie en bedachtzaamheid, die de bewondering van allen en voornamelijk der oude tante verwekte, en dat te meer, wijl deze een zacht, toegevend karakter had, zoodat zij zulk een energie bij iemand van haar geslacht onbegrijpelijk moest vinden. Anne Marie spon rustig voort, terwijl al deze gedachten het gerimpelde voorhoofd der naast haar zittende tante doorkruisten. Zij kon geheele avonden zoo zitten te spinnen, zonder een woord te sprekenzij was geheel anders dan andere meisjesZij dulde geen vogel, geen bloem in haar kamer en zij droeg ook nooit een bloem of lint als sieraad in haar kleederen. En toch kon men zich nauwelijks een interessanter verschijning voorstellen dan zij was, hetzij zij in haar huisjapon door keuken en kelder ging, of de gasten moest ontvangen in de gezelschapszaal, zooals jaarlijks twee of driemaal placht te geschieden; zij behoefte bij geen andere vrouwen en meisjes achter te staanzij stond zelfs boven haar en tante Rosamunde zeide tusschenbeide tot zich zelf: „De anderen zijn toch maar gansjes bij haar vergeleken." „Ja, hoe zou het hier nog eens wordenvroeg zij al zuchtend. "Een brief voor de genadige freule!" Een jongeling van ongeveer vijf en twintig jaar in eenvoudig donkere livrei reikte Anne Marie het schrijven over. „Van Klaus!" riep zij verheugd, hield den brief echter zonder hem te openen in de hand en staarde in het bleeke, vastberaden gelaat van den bediende. „Maar Gottlieb, wat scheelt u?" vroeg zy. „Gij ziet er uit, alsof gij alles verloren hebt." „Genadige freule," antwoordde hij aarzelend maar kalm, „mijnheer zal naar een ander moeten omzien met nieuwjaar vertrek ik." „Zijt gij gek geworden?" riep Anne Marie, terwijl zij het voor hoofd fronste. „Wat bevalt u hier dan niet?" Zij was opgestaan en hem genaderd. „Trouwens, ik kan mij voorstellen, waarom gij zulke domme streken in uw hoofd haalt omdat ik Maria Miirtens weg zond, wilt gij ook weg? Goed, ik zal u niet tegenhouden, gij kunt gaan: er zijn nog genoeg, die uw betrekking met beide handen zullen aannemenals uw vader het echter wist, hij keerde zich nog om in zijn graf. Weet gij, hoe lang uw vader op Bütze gediend heeft?" „Acht en vijftig jaar, freule," antwoorddo hij. „Acht en vijftig jaar! En zijn zoon loopt weg uit den dienst, waarin zijn vader oud en grijs is geworden, een lichtzinnige meid achternaGoed, gij zult uw zin hebbenmaar bedenk, dat, wie eenmaal van hier is vertrokken, hier nooit weder terugkomt. Gij kunt heengaan." Het gelaat van den bediende was donkerrood geworden bij de berispende woorden zijner jeugdige meesteres; hij ging langzaam naar de deur en verliet de kamer. Anne Marie had intusschen het groote lak verbroken en las. „Klaus komt reeds overmorgen!" riep zij na een poos gelezen te hebben, zoo blij als een kind, de oude dame toe; luister, tante Rosamunde, wat hij schrijft ik zal het u voorlezen." „Mijn oude Mattoni vond ik als altijd over zijn boeken gebogen, het schijnt mij toe, alsof hij er ziek uitziet. Ik vroeg hem er naar, maar hij beweerde wel te zijn. Mijn voorstel, om aan staanden zomer in onze heerlijke buitenlucht zich te versterken wees hij hoofdschuddend af; „ik heb geen tijd!" Hy is een onverbeterlijke boekworm. Nu echter nog iets bijzonder belangrijks! Weet gij, wien ik gister onder de linden aantrof, door de zon verbrand en bijna onkenbaar! Edwin Stürmcr!" Hij stond voor een kabinet van schilderijen en ik een heele poos naast hemzonder iets van elkander te weten, bezagen wij eenige fraaie aquarellen van Henseltop eens werd een hand op mijn arm gelegd en een bekende stem zeide: „Klaus, waarachtig, als gij dien prachtigen baard niet hadt laten groeien, zou ik u reeds vroeger gekend hebben!" „Ik was zoo blij, als een kind, Edwin weer te zien, en ik verheug mij nog meer op de eerstkomende dagen de oude vagebond wil eindelijk vleugels samenvouwen en zich om zijn goederen bekommeren. Hij komt reeds binnen eenige dagen te Dambitz, en dan hebben wij een goeden vriend meer in de buurt. Hy wilde mij bijna niet gelooven, toen ik hem zei, dat gij een jonge dame geworden waart, en geen lange vlechten en korte jurken meer droegt." Anne Marie liet den brief in haar schoot zinken en staarde, alsof zij zich iets wilde herinneren, in de verte. „Ik weet niet goed meer, hoe hy er uitzag," zeide zij toen; „niet waar hij droeg een zwaren zwarten baard, tante en hy moet reeds heel oud zijn?" „Toch niet, mon coeur, hij kan hoogstens vijf en dertig jaar wezen." „Dat is immers oud, tante Rosamunde!" „Zoo oordeelt de jeugd," merkte de oude dame lachend aan. „Het kan wel zijn, tante," zeide Anne Marie, stak den brief in haar zak en ging voort met spinnen, toen een oude vrouw met een helder wit boezelaar voor in de kamer trad. „Genadige freule,begon zij opeen eerbiedigen maar vertrouwe- lijken toon. „Marieke is weg, zij heeft een geweldig leven in huis gemaaktde oudste van wever Buschen heeft zich zoo even aangemeld, maar de meid verlangt twaalt daalders loon en met kerstmis een jak." „Tien daalders en met kerstmis, naar dat zij zich gedraagt," antwoordde Anne Marie, zonder op te zien. De huishoudster zweeg. Na een poosje trad de oude vrouw weder binnen. „Genadige freule, elf daalders en een jak, anders wil zij niet," berichtte zy, „dat kunt gij wel geven: zij heeft geen vrijer en zal er bezwaarlijk een krijgen, want zij is al op leeftijd Anne Marie nam een geldbeurs uit haar zak en legde een achtgroschen stuk op de tafel. „Het handgeld, Brockelman; weet gij reeds, dat Gottlieb weg wil?" „Lieve God, ja, genadige freule," de oude vrouw was geheel verlegen. „Het spijt mij; het is nu eenmaal gek om het meisje, en eindelijk lieve God, genadige freule, men is ook jong geweest, en als een paar menschen elkander liefhebben ziet gij, genadige freule, dan is het, alsof men dolle kervel gegeten heeft; neem het mij niet kwalijk, gij zult het ook nog wel onder vinden, en als God wil, komt de knapste en beste, die op do wereld is, naar Bütze, en haalt u naar huis." De oude had op hartelijken toon gesproken en zag met heldere oogen haar jonge meesteres aan; alléén zij kon het wagen, dit punt aan te roeren. Zij was Anne Marie's verzorgster geweest, en eeu restje genegenheid voor haar was nog ergens in het hart van het jonge meisje verborgen. „Brockelman, gij kunt toch het praten niet laten!" riep zij vroolijk. „Eens en vooral, ik trouw niet! Wat moet mijnheer aanvangen zonder ray? Is het eten gereed?" „Mijnheer?" zeide de nette vrouw, zonder de laatste vraag te beantwoorden, „hij zal ook gaan vrijen! Jemenie! Alsof het niet reeds hoog tijd voor hem is; hij wordt met Sint Maarten dric- en-dertig jaar!" Edwin Stiirmer was reeds na weinig dagen t" Bütze gekomen. Anne Marie stond juist op de onderste trede der trap in het groote met steenen bevloerde voorhuis, een korf met roodwangige appels aan den arm, en juffrouw Brockelman naast haar met een licht in de hand. Het flikkerend schijnsel verlichtte onzeker de naaste omgeving en als een oud schilderij van Rembrandt kwam het blonde meis jeshoofd uit het half duister der ruime hal te voorschijn. Om haar heen heerschte een geweldig rumoer en geschreeuw; de geheele dorpsjeugd scheen daar verzameld en zong het oude Maartensliedje op half schreiende en eentoonige wijze: Sinte Maarten's veugelkc, Met uw vergulden vleugelke, Vlieg maar heel ver over den Rijn; Morgen is het Sinte Martijn, Wordt er geslacht het vette zwijn. Dan komt de kleine man, Maakt er frissche worsten van, Mariekcn, Marieken, doe open de deur, Daar staan een paar arme kinderkens veur, Simmeling, simmeling, rozeblad, Schoone stad, Schoone juffers, geeft ons wat. Juist begon weder een nieuw gezang toen een der zware vleugels van de huisdeur geopend werd en baron Stürmer binnentrad. Anne Marie zag hem niet aanstonds, zij wierp juist naar oud gebruik de oude gewoonte op den St. Maartensavond, een hand vol appels onder de kleine bende, die zich schreeuwend

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1