1IELRERSCHE
EN NIEUWEDIËPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblail voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°. 81.
Jaargang 42.
Zondag 6 Juli.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
w in franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor wiukeliors bij abonnement belangrijk lager.
Brieven uit de liooldstad.
3 Juli.
Zomer! o, volop zomer, zelfs in de hoofdstad, en al breligt
hier het warme jaargetijde ook zijne eigenaardige lasten
mede, we genieten er toch ook ruimschoots de lusten van:
de avondjes in Artis, aan het Tolhuis over 'tl J, in het Vondels
park, de tochtjes met de havenbooten naar Schol lebrug of
naar Zeeburg, de uitstapjes met de stoomtram naar de heer
lijke omstreken van het Gooi. Neen, inderdaad, drie hoera's
voor den zomer, wien het eindelijk gelukt is den onbe
schaamd plakkenden winter de deur uit te krijgenLaat
ons hopen, dat hij hem er zoo lang mogelijk buiten boude
en zijn gewoon jaarlijksch verblijf ten onzent dus ook zoo
lang mogelijk rekke, al was het maar alleen om ons scha
deloos tè stellen voor zijne tekortkomingen van onno passato.
Komt er wellicht bij een mijner lezers de boosaardige
gedachte op, dat dit zomei praatje ook al een uitvloeisel is
van den komkommertijd en het den Amsterdamschen kroniek
schrijvers begint te ontbreken aan zoo iets wat men stof
noemt? Maar neen, ik slinger de veronderstelling omtrent
de mogelijkheid van zulk een gedachte onmiddellijk terug
in het niet; want veel'is en blijft er in Amsterdam nog
steeds te wenschen en te hopen, maar over gebrek aan stof
te klagen, zal tegenwoordig zeker in geen onzer opkomen.
Wij zijn in één woord ingestoven, neen, ingestoft; wij
leven in wolkjes en wolken van zand en van rook en van
stof; op straat worden wij er door omhuld en moeten wij
het inademen, het dringt onze vensters en onze deuren
binnen, tot in onze kamers en kasten en bedden, het legert
zich op onze meubelen, kleederen en spijzen, en van dit
zijdje copy, dat ik juist volgeschreven heb, tegen vlekken
te beveiligen, behoef ik het slechts even uit mijn open
staand venster te houden, waar al de natte plekjes in een
oogwenk overdekt zijn met het stof des wegs, opgewoeld
door de baanbrekers der imperial Gas-Association Companv.
Neen, ondanks dien buitengewonen aanvoer van zomerstof
en behoudens de serenades van enkele pruttelaars, die altijd
dadelijk van het goede te veel hebben en nu alweer reeds
over „die ondragelijke hitte* klagen, hebben we veel te
ANNE MARIE.
Naar het Duitsch van Wiliielmina IIkim burg.
(Vervolg)
In den tuin van Ilegewitz stond, geheel aan het einde, een
oude eeuwenoude lindeboom, de plek lag eenigszins liooger cn
een helling van graszoden strekte zich tot aan de uitbottende
ligusterheg daar beneden uit, die den tuin begrensde. Onder den
lindeboom stond een zandstecnen bank, even oud als verweerd
van daar kon de blik ver over het markische land zweven, onaf
zienbaar ver over korenvelden cn groene weiden, sombere dca nc-
bosschen en zandige heidevlakten.
Daar stond Anne Marie en zag naar de weide aan den over
kant van den weg, met de tallooze, frisch opgeworpen molshopen
en op het vochtige pad, langs den kleinen, stillen vloed. Hoe
dikwijls had zij in den laatsten tijd hier gestaan, hoe dikwijls
gewacht, tot er tusschen de weiden een bruine paardekop opdook,
om dan zich haastig om te keeren en naar huis tc snellen; hij
mocht immers niet zien, dat zij op hem gewacht had met al het
smachtend verlangen eener eerste, vurige liefde. En heden? Zij
wist zelf niet hoe zij hier was gekomen en zij staarde in den
geurigen lenteavond, als zag zij noch de gouden stralen der
ondergaande zon, noch luisterde naar het gejubel der dorpskinderen.
Bedwelmend zacht was het windje, dat met Anna Maric's zwarte
kantensluier speelde, die van de blonde lokken was afgegleden
zij merkte het niet.
Toen keerde zij driftig het hoofd om, het snuiven en de hoef
slag van een paard weerklonken langs de heg. Stürmcr!" fluis
terde zij en maakte een beweging, alsof zij wilde heengaanmaar
zij bleef staan, zij zag hem naderen, zag hem voorbij rijden; hij
hield de oogen op den grond gericht; hoe kon hij ook weten, wie
hem hier boven nazag, met oogen, die bijna verstijfd waren door
bittere smart!
Onbewegelijk stond zij daar en zag hem na; de hoefslag van
het paard klonk haar dreunend in de ooren, toen het de kleine
houten brug betrad, die het Dambitzer en Ilegewitzer grondgebied
met elkander verbondzij bleef nog onbewegelijk, toen de wilge-
boomen den eenzamen ruiter aan haar blikken onttrokken hadden.
Het avondrood was intusschen in het gloeiendste purper over
gegaan en toch weer verbleektde wind werd sterker, hij schudde
de ontluikende takken der linden en droeg den klank cener meis
jesstem met zich, een oud lied, dat dicht bij Anne Marie over
het veld zweefde:
Och, was ik maar liever gestorven,
Eer ik zijn liefde had verworven,
Dan was ik nu niet zoo bedroefd.
Toen keerde zij zich om, en ijlde als gejaagd door de vochtige
paden van den tuinbij de wilgen bleef zij staan, zoo dicht, dat
haar voeten het water raakten en zag in den donkeren spiegel.
Daarin had Maria vergetelheid willen zoeken, toen zij haar Gottlieb
niet mocht hebbenZou het werkelijk zulk een dolzinnigheid zijn
als menAnne Marie strekte de armen uit en sprong in
de kleine, brooze boot aan den oever.
„Anne Marie! Anne Marie!" riep een mansstem door den
stillen tuin.
z/Klaus!" mompelde zij, als ontwakend; zij wilde antwoorden,
maar er kwam geen geluid over haar lippen. Zij kromp ineen,
steeg haastig uit de slingerende boot en sloeg den weg naar
huis in.
reikhalzend naar het zomerweer uitgezien, om het ni.-t als
een groote weldaad te waardeeren ook in de niet altijd
frissche stad, maar waar de zonnestralen zicli thans ook in
de nauwste straten en stegen vertoonen en de schaarste
plekjes groen zulke liefelijke oasen tusschen de zandwoe
stijn tjes vormen, vooral na het verfrisschende stortbad van
gisterenavond.
Niettemin verlaten badbezoekers en villabewoners nu in
vliegende vaart de stad, juist toen ze op het punt stonden
om te wanhopen of de zomer wel ooit komen zou. Eins
en Wiesbaden, Scheveningen en Zandvoort zijn de oorden
van bestemming, al naar gelang van de krachten der respec
tieve beurzen. De groote aristocratische burgerkasteelen op
onze Heeren- en Keizersgrachten zijn moerendeels eenzaam
en verlaten; hier en daar zijn de kostbare spiegelruiten met
papieren zomergordijnen bespannen, en de huisbewaarders
liggen over de onderdeur hun pijpje te rooken of houden
in de schaduw der prachtige iepen en beuken, aan den
waterkant een gezellig praatje met elkander, zonder dat ze
daarin gestoord worden door het voorbijrollen van schitte
rende equipages. Daar, in die aanzienlijke wijken, heerscht
de zomer onbeperkt, en met den zomer do rust. Al de
drukte en de levendigheid uit het kwartier der patriciërs
is geweken naar de zwitschersche Alpen of de duinen der
Noordzee, waar groot en klein zijn vacantïe viert.
Vacantie? Ja, als de ouders goed een oog in 't zeil
houden, want waarlijk, op de badplaats wil de schoolmeester
ook al om den hoek komen kijken. ,/Bij genoegzame deel
neming", las ik dezer dagen," biedt een onderwijzer aan,
zich gedurende de vacantie (van 19 Juli tot 31 Augustus)
in de badplaats Zandvoort te vestigen, ten einde de kinderen
der badgasten, b. v. 's morgens van 9 tot 12 uren, tegen
zeer billijke conditiën, aangenaam en nuttig bezig te houden
of hen behulpzaam te zijn bij het maken van hun vacantie-
werk. Brieven franco," enz. Ziedaar het vacantiegenot
van de putjesgravende en bergjes bon wende jongens en
meisjes aan 't strand ernstig in gevaar gebracht, want liet
denkbeeld alleen dat er een schoolmeester in de buurt is,
is genoeg om al hun pleizier te vergallen. Zou deze
opleider tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden
dat niet beseffen? Intusschen breng ik gaarne hulde aan
's mans practischen inval om langs dien weg op min
kostbare wijze een week of zes in -Zandvoort te passeeren.
Het is een nieuwe toepassing van het bekende systeem om
„twee vliegen in één klap" te slaan.
Een andere nieuwigheid, die hier op onderwijs-gebied
vertoond wordt, is ons aanbevolen in een dezer dagen
verspreid prospectus van eene hier ter stede opgerichte
„Huishoudkundige School". Een school dus waar men
huishouden leert? Precies; het doel der instelling is, om
ouderlooze meisjes uit den beschaafden stand, onder eene
deugdelijke Christelijke leiding, te vormen tot flinke, huis
houdelijke vrouwen. En om dat doel te bereiken, zal op
de school les worden gegeven in de behandeling van de
wasch, in stijven, strijken, koken, inleggen van groenten
en vruchten, het naaien, stoppen en mazen, terwijl er
gelegenheid wordt aangeboden tot het onderhouden van
muziek, of te wel van de onmisbare en onvermijdelijke
piano. Dat is eerst een school! Welk een lijst van vakken
Het programma van een Hoogere Burgerschool met vijf
jarigen cursus is er niets bijDoch verre zij het van
mij, een loopje met deze allerlofwaardigste instelling te
nemen. Neen ik: van ganscher harte wensch ik haar
integendeel allen mogelijken bloei en voorspoed toe. En
zelfs als bewijs van mijne goede meening en warme be
langstelling zou ik aan de directie der school, waarvan
wij met diepe schaamte moeten erkennen, dat de oprichting
met het oog op onze negentiende-eeuwsche toestanden niet
geheel overbodig is, den raad willen geven om
voor hare telèves diploma's beschikbaar te stellen, uit te
reiken na afloop van een met gunstig gevolg afgelegd
eind-examen. Zoodanig stuk zou voor de aanstaande huis
houdsters, bonnes, strijksters, modistcs en.... huismoeders
van groot belang kunnen zijn en eene welkome variatie
kunnen geven in de tegenwoordige wel wat eentonige
huwelijks-annonces, b. v.:
dames!
Een heer van middelbaren leeftijd, die weinig
of niet in de gelegenheid is met Dames in aan
raking te komen, zoekt langs dezen meer gebruike-
Het was weder lente geworden. Twee jaren waren er sinds
dien avond verloopcn. In het Bützer heerenhuis was een vertrek
gewelfd en afgelegenaan het einde van een donkeren gang voerde
een kleine eenvoudige deur naar binnende vensters zagen op
den tuin uithooge boemen beletten den toegang aan het licht,
dat ook nog door oud kunstig traliewerk den weg moest zoeken
Dat was reeds sedert onheugelijke tijden de rommelkamer geweest.
Wat lag, hing en stond daar al in het wild door elkanderOude
kasten en laden, gebroken spinnewielen met geel geworden elpen-
beenen rad en sombere portretten in olieverf, waarop men ter
nauwernood bet spoor van een gelaat kon zien; een reusachtig
groot ledikant met een z vaar met gouden kwasten voorzien behang
daarin had anno negen een Franscb generaal geslapen en de
overleden heer von Hegewitz had het bed, dat eenmaal gemaakt
was, om een Prins van het koninklijk huis vcor een nacht te
logceren, als ontwijd naar de rommelkamer verwezen. Van den
vergulden adelaar, die zoo trotsch daar boven op gezeten had,
waren de vleugels afgebroken en de snavel hield nog een lapje
vast van de purperen gordijnen, als het laatste overblijfsel van
vroegere pracht.
Dunne spinnewebben liepen van het eene meubelstuk naar het
andere en op den vloer lag geelachtig stof, een toeken, dat de
houtworm hier niet gestoord werd. Ilier stond Anne Marie en
zag in het rond, alsof zij iets zocht. Zij wist eigenlijk zelf nauwe
lijks, waarom zij hier binnen gegaan was; zij ging er toevallig
voorbij en toen had zij bedacht, dat men der oude rommelkamer
ook wel een frisschen lenteadem mocht gunnen, zij had haar
sleutelring genomen en was binnengetreden. De jonge bladen
der lindeboomen daar buiten lieten een paar nieuwsgierige zonne
stralen door het venster vallen, waarin millardcn stofdeeltjes op
en neder danstenhet was zoo stil in het vertrek te midden
van het oude houderdjarige huisraad. Anne Marie werd zonderling
te moede; zij zette zich in een leuningstoel met het hoofd tegen
het door de mot stuk gegeten kussen, de oogen half gesloten, de
handen in den schoot gevouwen. Zij was zoo kalm gestemdhet
oude huisraad scheen haar van de vergankelijkheid der menschen
tc vertellen; waar waren al de handen, die het vervaardigd en
de oogen die er zich over verheugd hadden Zij dacht, hoe een
maal ook haar spinnewiel hier staan zou, hoeveel dagen cn uren
nog verloopen moesten, eer vreemde handen het hierheen droegen
als een overtollig vod. Vreemde handen? zij schrikte plotseling
op. Vreemde handen! Sedert eeuwen was Bütze in rechte linie
overgegaan van vader op zoon en nu?
Anne Marie stond haastig op en ging naaar het raam, als wilde
zij zulke onaangename gedachten verjagende zoele, zachte voor
jaarslucht kwam haar te gemoet en herinnerde haar het ongeluk
kigste uur baars levens; zij keerde zich haastig om en liep de
kamer door. Daar stiet haar voet tegen een voorwerp, en zacht
schommelend bewoog zich voor haar de wieg, de oude lompe,
bont geverfde wieg, waarin de Ilegcwitzen sinds meer dan twee
honderd jaren hun eersten slaap gesluimerd hadden ook Klaus,
ook zij. Anne Marie knielde neder, sloeg de armen om het kleine
beweegelijke meubelstuk, kuste dc kleine bont geschilderde rozen
en onbevallige engelen, en een paar dikke tranen rolden onder
de donkere wimpers weg, de eerste, die zij sinds dien dag be
weend had.
„Waarom moest ook ik daar in de wieg liggen het kon
zoo anders, zooveel beter zijn!" dacht zij. „Arm ding, gij moet
hier vermolmen en tot stof vergaan, en ten laatste nemen gevoel-
looze handen u op cn' werpen u in de kachel. Arme Klaus, om
mijnentwil!" En zij wischte byna teeder het stof van de ara
besken der wieg, en klopte de kleine geel geworden kussens
terecht.
Daar klonk een haastige mannenstap op den gang, en vóór
Anne Marie nog den tijd had, zich op te richten stond Klaus
in de geopende deur.
„Vind ik u hier?" vroeg hij verwonderd, terwijl hij, eerst
lachend, toen ernstiger Anne Marie aanzag, die langzaam opstand
en hem tegemoet ging.
„Ik wilde hier frissche lucht binnenlaten, en vond onze oude
wieg, Klaus," zeidc zij bedaard.
„Zoo, Anne Marie maar gij hebt geweend," antwoordde hij.
„Och, ik dacht slechts dat het toch overbodig is geweest, dat
het arme ding daar nog eens voor mij voor den dag gehaald
moest worden!" De bitterheid van haar hart drong zich heden
onwillekeurig naar haar lippen.
„Anne Marie! Hoe komt ge aan zulke gedachten?" vroeg
Klaus von Hegewitz verschrikt. En terwijl hij zijn zuster naar
zich trok streek hij liefdevol over haar lokken.
„Wat zou ik toch zonder u beginnen?" Zij kromp ineen en
maakte zich uit zijn armen los.
„Maar zie, zuster, ik weet hoe zulke opwellingen komen. Gij
moet hier in liet oude slot wel zwaarmoedig worden; gij hebt
geen gezellinnen van uw leeftijd, gij trekt u steeds meer van
elke vermakelijkheid der jeugd terug en al meent gij ook die te
kunnen ontberen, later zal het zich bitter wreken.
Anne Marie schudde het hoofd.
„Ja wel zeker!" ging hij voort, trad voor het raam en zijn
lange gestalte onderschepte den zonneschijn, zoodat het vertrek
plotseling verduisterd werd:
„Ik heb meer van het leven gezien, ik weet het. Wat dunkt
u, Anne Marie, als gij hij aarzelde en haalde een brief uit
zijn zak. Het beste is, dat ik u het schrijven voorlees; ik zocht
u juist, om cr met u over te spreken professor Mattoni is
gestorven
Anne Marie zag hem deelnemend aan; Klaus von Hegewitz
had zich omgekeerd en zag door het venster naar buitenhet
papier, dat hij in de hand hield, beefde eenigszins. Zy wist hoe
diep hem dit doodbericht trof. Professor Mattoni was zijn leer-
meester geweest, had jaren lang op Biitzc geleefd, en de s«hoonste
herinneringen uit zijn jongensjaren knoopten zich aan zijn persoon,
De opgroeiende jongeling had in hem een vaderlijken vriend
en raadgever bezeten, en hem nog telken jare te Berlijn bezocht,
waar hij aan het E'sche instituut een betrekking had gevonden.
Anne Marie nam de hand haars broeders en drukte die zwijgend.
„Weder een trouwe vriend minder," zeide zij toen, „weldra
I zullen wij geheel alleen zijn, Klaus!" „Hij was mij meer dan
een vriend, Anne Marie," antwoordde hij zacht, „hij w,as mij
een vader."
Zij knikte; zij wist het wel. „En de brief?" vroeg zij.
„Een laatste bede, bijna onleesbaar; hij wenscht, dat ik zijn
dochtertje aanneem, tot zij zoo schrijft hij zelfstandig genoeg
j is, om den stryd met het leven te aanvaarden."
i //Zijn dochtertje?" vroeg Anne Marie. „Had hij nog zulke jonge
kinderen?"
„Ik moet erkennen," zeide Klaus, „dat ik zoo goed als niets
weet van zijn huiselijke omstandigheden. Hij is laat in het
huwelijk getreden en heeft er zeker reden voor gehad, zijn dier-
bare wedeihellt nooit te presenteeren; men zegt, dat hij haar
ergens in Hongarije heeft opgedaan; anderen verhaalden, dat zij
j koorzangeres bij een Duitsch theater was geweest. Ik heb nooit
j met hem over dit onderwerp gesproken, en als ik bij hem kwam