HELRERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°.86. Vrijdag 18 Juli. Jaargang42. Uitgever A. A. BAKKER Cz. £lp.nenlan c „Wij huldigen hei goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. t franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Vnn 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. HH. MM. de Koning en de Koningin en II. K. H. Prinses Wilhelmina zijn jl. Dinsdag namiddag uit het buitenland in de residentie teruggekomen. Op het plein voor de Rijnspoorweg-station bevond zich eene talrijke volksmenigte, om de Koninklijke Familie hij hare terug komst te begroeten. Aan de station werden HH. MM. en de Prinses ontvangen en verwelkomd door de hof- dignitarissen, de groot-officieren van 's Konings Huis, adjudanten, burgelijke en militaire overheden, den Commis saris dos Konings in Zuidholland, den burgemeester der residentie, enz. Het uiterlijk van Z. M. teekende gelukkig geen lijden den toestand, maar de Koning verkeerde tot zichtbaar onder den druk der droevige gebeurtenis, die hem naar de residentie riep. Koningin Emma was in diepen rouw en droeg een zwarten sluier. De kleeding van het Prinsesje was met rouwlint opgemaakt. Het Vaderland wijst op de vertraging, die de in diening van het ontwerp tot reorganisatie van de Staats loterij weder heeft ondervonden. Het blad meent te weten dat de belanghebbenden, „wier invloed grooter is dan men wel denkt," hier weder den remschoen hebben aangelegd. „Wij voor ons," aldus vervolgt zij, „zagen de Staats loterij liefst afgeschaft, omdat wij het beneden de waardig heid van den staat vinden zijn inkomsten te vermeerderen met dit middel, dat door de praktijk vooral een vies middel is geworden. Maar wil men behoud van de Staatsloterij, dan moet zij ook zooveel mogelijk in het belang van de schatkist worden geëxploiteerd en mag zij niet langer dienen als middel om enkele bevoorrechte personen, ten koste van de schatkist, grove winsten te bezorgen, die door geen arbeid of verdiensten worden opgewogen. Juist die enkele bevoorrechte collecteurs-renteniers, zooals de heer Van Kerkwijk hen noemde, weten een zekeren invloed uit te oefenen, die der reorganisatie in den weg staat." Dien personen is het h. i. zoo bijzonder kwalijk niet te nemen, doch een minister, die in de eerste plaats geroepen is voor de schatkist te zorgen, mag niet dulden dat er jaarlijks drie a vier ton vloeien in de zakken van enkele bevoorrechte tusschenpersonen, die men zou kunnen missen. ANNE MARIE. Naar het Duitsch van Wilhelmina Heimbürg. (Vervolg) Een donkere blos had onder het voorlezen Anne Marie's gelaat bedekt en bij de woorden: „die zich beheerschen moest, was ik immersAnne Marie zal het niet zwaar vallen, een vriend harer jeugd te ontvangen," vloog er een smartelijke trek om haar fijn besneden mond. Toen Klaus eindigde, had zij zich geheel hersteld. „Ik verheng mij, Edwin Stürmer weder te zien," zeide zij luid en duidelijk, „vraag hem of hij bij ons komt eten." „Dat is lief van u, Anne Marieriep Klaus verheugdde arme jongen heeft hoop ik overwonnenzulk een eerste weerzien is natuurlijk eenigzins pijnlijk, maar gij hebt elkander geen kwaad gedaan hoe kondt gij het helpen, dat hij u lief kreeg en gij hem niet? Oude, heerlijke jongen, die Anne Marie's oogen dwaalden met een zonderlinge uitdrukking over de groene boomen daar buiten; zij hield de lippen stijf op elkander, als wilde zij een schreeuw onderdrukken, en zoo stond zij nog, toen Klaus reeds in de andere kamer aan de schrijftafel zat, om Stürmers brief te beantwoorden. „Waar is Susanne?" vroeg zij eindelijk. „Zij zal slapen," antwoordde ik. Zij keerde zich om en verliet de kamer. „Klaus," zeide ik naar hem toegaande, „het lijkt mij een gevaar lijk experiment, dat Stürmer hier weer komen zal." „Waarom, tante?" vroeg hij, „Anne Marie heeft hem immers niet lief en hij BahAls hy niet zeker van zijn hart was, zou hij niet komen; hij meldt zich eenvoudig gezond." „Weet gij zoo zeker, dat Anne Marie hem niet lief heeft?" „Hij zag mij aan, als wilde hij uit mijn trekken lezen of ik soms het verstand verloren had. „Dat begrijp ik niet, tante," antwoordde hij hoofdschuddend „want als zij hem liefheeft, zon zij hem getrouwd hebben; niets ter wereld had het verhinderd. Om 's Hemels wil, tante, zie geen spoken; ik verheug mij zoo onuitsprekelijk, dat men weder een mensch in de buurt heeft, met wien men eens over iets anders dan oogst en weder spreken kan. Ja, ja! Hij had natuurlijk gelijk; ik wist op dat oogenblik ook niet, hoe ik op die gedachte gekomen was. Klaus reed weder naar het veld; en ik zat op Susanne te wachten. De diepste stilte heerschte rondom, slechts een paar vliegen vlogen brommend tegen de vensterruiteneen uur verliep en nog een. Ei, ei, de klok sloeg op eens half zeven, ik had een slaapje gedaan, dat komt ziekelijke oude vrijsters somstijd over. De ondergaande zon scheen nu als goud door de boomen; zulk een onbescheiden zonnestraal had mij gewekt. Of Susanne hier ook geweest was? Ik stond op, ging naar mijn kamer, toen naar die van Susanne; zij kon immers onmogelijk nog slapen! „Neen, het vertrek was ledig. De zon vervulde het met een purperen gloed en maakte het bijna gezellig; of deden het de bloemruikers, die overal op tafels en kastjes in het rond stonden Zelfs de onrnststookster had een krans van korenbloemen over de lijst hangen en een schuine zonnestraal deed de volle lippen als purper schitteren. Van Susanne geen spoorhaar zwart kanten fichu lag in het midden der kamer op den vloer, op de sofa, half onder het kussen geschoven een briefje. Ik nam het op, oude tantes mogen nieuwsgierig zijn en nu viel mijn oog op krach tige letters en tot myn groote verwondering vormden zij de Van verkregen rechten kan hier, meent het Vaderland, geen sprake zijn; „het zou een onbeschaamdheid zijn, zich daarop te willen beroepen." Wat, vraagt zij, zou er van de staatsfinanciën worden, indien dergelijke beweringen van tijdelijk gebruikte tusschenpersonen meer ingang vonden en consequent werden toegepast? „Er zit iets specifiek leelijk Amerikaansch in die geheele verhouding en toch durfde blijkbaar tot dusverre geen Regeering daartegen in te werken." Ook de tegenwoordige Regeering, die door de Tweede Kamer gedrongen is de hand aan 't werk te slaan, gaat slechts schoorvoetend verder. Het blad weet niet wat het resultaat van het ontwerp zal zijn, maar als de reorganisatie niet ferm en doortastend is, zoodat alle misbruiken worden opgeheven, ware zij beter achterwege gebleven. „Want nog ergerlijker dan de tegenwoordige toestand zou het zijn, onder den schijn eener reorganisatie aan de ergste mis bruiken een gewijzend blijvend karakter te geven." Door het Barends-comité is het volgende telegram ontvangen van den commandant Dalen uit Vardö: „Heden (15 Juli) is de Barends hier aangekomen. Alles wel." Den 24 dezer zal, zooals bekend is, te Vlissingen de inwijding der gedenkzuil ter eere van Elisabeth Wolff en Agatba Deken plaats hebben. De Goessche Crt. bevat hiervan de volgende beschrijving: Te midden van het naar eerstgenoemde dichteres gedoopte plein (het Elizabeth Wolff plein), is het gedenkteeken nedergezet. Het bestaat uit: een vierkant ijzeren voetstuk, aan de voor- en achterzijde versierd met de borstbeelden en medaillon der dichteressen. Links en rechts staan de volgende opschriften en relief: „Nationale hulde aan Elizabeth Wolff geb. Bekker en Agatha Deken, 24 Juli 1884 Vlissingen," en „Sara Burgerhart, Willem Loevend, Economische liedjes, Brieven. Liedjes voor het Vaderland." Op dit voetstuk rust een met 4 leeuwenkoppen uitgescjiulpt versierd bekken, waaruit drie waterzuilen ontspringen. Het geheel is omgeven door een cirkelvormig gemetselde steenen borstwering, waar binnen het water nederstort en waar fraaie waterplanten worden aangebracht. Een net trottoir omlijst het geheele monument. woorden „Heden middag 3 uur in de Dambitzer dennen!" Wat al mogelijke dingen dwarrelden door mijn hoofd! Klaus had goed gezien. Maar om 's Hemels wilwie had dit geschreven Met wie kwam Susanne daar samen? Ik zon en zon; allerlei zonderlinge gedachten kwamen in mij op en Susanne was nog altijd niet terug; zoo lang was zij nog nooit weggebleven. Er werd geluid voor het avondeten en wij zaten sinds langen tijd voor het eerst weder met ons drieën alleen om de tafel en maak ten ons ongerust over het meisje; alle dienstboden werden uitgevraagd en een paar knechten den weg naar Dambitz opge zonden. Ik wist niet, of ik over den brief zou spreken! Ik had zoo gaarne Susanne eerst alleen gesprokenik besloot dus te wachten, om niet nog meer verwarring te veroorzaken. Alleen Anne Marie was in het oogloopend onverschillig en meende, dat Susanne wel spoedig komen zou, dat zij waarschijnlijk in het bosch was inge slapen. Maar zij moest inwendig toch bezorgd zijn, want haar handen beefden en op haar gelaat lag de blos eener diepe ont roering. Klaus stond op, zonder iets genoten te hebben; na een poosje hoorde wij het trappelen van een paard op de steenen van het voorpleinhij reed dus ook uit, om de verlorene te zoeken. Anne Marie gaf met doffen stem haar bevelen voor den volgenden dag en ik wandelde door de schemerachtige paden van den tuin. Het was een bijzonder warme Augustusavondin het oosten steeg de maan omhoog, de staalblauwe hemel breidde zich wolkenloos daar boven uit' en uit het woud kwam een zachte, verfrisschende ademtocht door het geboomte. Van den hof weerklonk het zingen der knechten en meiden, die na hard werken vieravond hielden. Ach, hocvele zulke avonden had ik hier reeds beleefd en de tegenwoordige bracht mij een heerlijke herinnering uit mijn jeugd met al zijn lust en leed. Ieder boom, elke struik kende ik van mijn vroegste jeugd, alles wat het leven mij gebracht had knoopte zich vast aan dit plekje grond dit gevoel kent alleen de mensch, die zeggen kanhier op deze plek werd gij geboren, hier zult gij leven, hier zult gij sterven en dat is een zalig gevoel! Zoo zette ik mij dan gemakkelijk op een bank aan het einde van den tuin en verheugde mij in mijn schemerachtigen schuilhoek over al het sehoone om mij heen, en maakte mij daarbij over Susanne bezorgd. Daar hoorde ik plotseling dicht bij mij spreken: „En zie er dan morgen niet zoo droevig uit, hoort gij Susie? En trek in ieder geval naar de kerk het witte kleedje aanik heb daarvoor mijn reden. En morgen middag kom ik, het is lang genoeg geleden, ik kan u wel eens bezoeken. En verpraat u niet, myn lieveling. Wat zult gij dus antwoorden, als zij u vragen, waar gij zoolang geweest zijt?" „Volstrekt niets!" antwoordde Susanne's stem trotsch, „ik wil niet liegen, ik doe het niet, ik kom in geen geval weder in Dambitz, de weg is mij te ver." „Heel lief!" werd haar geantwoord en ik herkende nu de stem der oude tooneelspeelster. „Ik heb gansche nachten met u op den arm rondgeloopen, mij is nooit één schrede te veel geweest en gij wilt om mij niet eens een uur ver loopen? Ik denk aan niets dan aan u en uw toekomst, ik smeed plannen en doe mijn best u een gelukkig lot te bereiden; ik woon in een boerenhuis met een rieten dak en die eeuwige lucht van den koestal, om dicht bij u te zijn; ik naai mijn vingers en oogen stuk om u, en gy En nu barstte zij in een hevig snikken uit, dat Het geheel maakt een allerkeurigsten indruk. De ver schillende deelen van het gedenkteeken zijn vervaardigd in de fabriek van de firma „Becht en Dyserink" te Am sterdam. De Vlissingsche waterleiding levert het benoodigde water. Onder toezicht van den stadsarchitect wordt het geheele werk opgesteld. Dr. Joh. Dyserinck te Vlissingen, president der commissie van ontwerp, komt alle eer toe voor het ontstaan van het gedenkteeken. Onder diens leiding zal het feestelijk onthuld en aan de gemeente in eigendom worden overgegeven. Naar het Hld. verneemt, hebben ernstige besprekingen van de Regeering met de directie der Stoomvaart-Maat schappij Nederland plaats over hetgeen gedaan kan worden om de kans van besmetting langs de zeezijde te vermin deren. Strikte orders zijn gegeven om alle aanraking van de opvarenden met den wal te Marseille te voorkomen. Volgens telegrafisch bericht zal het tehuiskomend stoom schip alleen Frioul (de volkomen geïsoleerde quarantaine station) aandoen, en zullen de brievenmails van het uit gaande stoomschip aldaar worden ontsmet alvorens aan boord te komen. Het Hld. kan voorts met zekerheid melden, dat het besluit, waarbij Napels in plaats van Marseille als station voor de booten der Stoomvaart-Maatschappij Nederland wordt aangewezen, reeds aan de Regeering ter goedkeuring is toegezonden. Tot 1 dezer was er op de leening van f 15,000,000 voor de Nederl. Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij slechts tot een bedrag van f 1,400,000 ingeschreven; de gelegenheid is toen nog tot 11 dezer opengesteld en het resultaat is.... dat men nu 1,9 van de gevraagde 150 ton bijeen heeft. Onder den indruk van de op 1 dezer bekend geworden uitslag schreef de Haagsche correspondent van de Arnh. Ct.: Hier -blijkt op niéuw dé Verre afstand tusschen woord en daad, tusschen bereidverklaring en wezenlijk bereid staan. Nog geen anderhalf millioen geboden, waar 15 millioen werd gevraagd, en nog wel door zulke mannen gevraagd als deze zaak in handen hebben genomen, is echter, naar het mij toescheen, op Susanne geen indruk maakte, want zij bleef doodstil. „Kom Suse, wees lief!" hervatte de oude weer. „Ik heb u toch heden pas het lieve kleedje geschonken; zie later eens hoe het genaaid is." En nu daalde haar stem tot een gefluister; een oogenblik later vloog Susanne's bevallige gestalte in snellen loop uit hetboschje en dicht langs mij voorbij; zij droeg een wit pakje in de hand en haar hoed aan den arm; ik kon duidelyk haar glinsterende oogen en gloeiende wangen zien. Ik stond haastig opik moest haar spreken voor iemand anders haar zag. „Susanne!" wilde ik roepen, maar de naam bleef op mijn lippen, want op het pad, dat zij langs vloog, stond als getooverd een statige [mannelijke gestalte, en Klaus, zware stem klonk mij in het oor: „Susanne! God dank!" Had ik goed gehoord? Het waren immers slechts drie eenvou dige woorden geweest, woorden zoo als ieder tot een ander kon zeggen, die men gemist en angstig g' zocht had. Maar hier sprak er een gansche stroom van hartstocht en angst uit, zoo zwoel en heet, als de zomernacht, waarin zij gesproken werden. Ik ging zitten en steunde mijn duizelend hoofd met de hand. „Mijn God, Klaus! Klaus!" stamelde ik, „en wat moet daaruit worden? Dit kind! In niets passen ze bij elkander, hij kan haar toch onmogelijk willen trouwen, en wat trekt hem dan tot haar Welke botsingen moeten er ontstaan, als hij werkelijk daaraan denkt? God beware hem voor zulk een hartstocht het is immers onmogelijk, 't kan, 't mag niet zijn! O Susanne, waart gij toch nooit in dit huis gekomen!" En rondom mij fluisterde de nachtwind en de boomen en de volle maan was opgegaan en doopte veld en woud in een blauw achtig wit licht. En Susanne is zoo jong en Susanne is zoo schoon Was het dan te verwonderen, dat Klaus haar beminde? Wat vraagt liefde en hartstocht naar al de bedenkingen, die ik mij straks had voorgehouden? En dan wat zou Anne Marie zeggen? Geheel ter neer gedrukt stond ik op, om mijn kamer op te zoeken, mijn gedachten te verzamelen. Klaus had Susanne zeker reeds lang naar huis gebrachtnu zou Anne Marie haar vragen waar zij geweest was? Zij zon niets antwoorden, zooals zij reeds dikwijls gedaan hadAnne Marie zon harde woorden bezigen en Klaus onrustig de kamer op en neer loopen! Niets van dat alles. Toen ik langzaam het pad langs ging, zag ik een donkere gestalte op de steenen bank onder den lindeboom. „Anne Marie?" vroeg ik mij zelf af, „wacht zij hier op Su sanne?"Zij staarde onafgewend naar het schemerachtige land en de maan deed haar trekken nog bleeker schijnen* „Anne Marie!" riep ik haar toe, „Susanne is weder terug!" Zij sprong schielijk op, trok haastig kanten doek diep over het voorhoofd, maar ik zag toch, toen ik dichter bij kwam, dat er tranen in haar oogen blonken. „Zijt gij angstig geweest?" vroeg ik haar en schoof onder het gaan mijn arm onder den baren, om er op te steunen. „Angstig?" herhaalde zij vragende, „ja, neen," antwoordde zij toen verstrooid. „O zoo, gij zeidet, dat Susanne gekomen was? Mijn God, tante, dat wist ik immers welzij zwerft gaarne rond, dat doet zeker nog het landloopersbloed harer moeder." „Anne Marie!" riep ik verschrikt. „Zeker, tante Rosa," herhaalde zij, het zit in haar, het woelt in haar hoofdje en blinkt uit haar oogen. Ik merk liet zoo dik-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1