Heemskerk een onmogelijkheid zijn. Een krachtig liberaal
kabinet is niet mogelijk zoolang die eensgezindheid in de
liberale gelederen ontbreekt, en die eensgezindheid blijft een
illusie zoolang de heer Tak op een deel zijner geestverwanten
in de Kamer een overwegenden invloed blijft behouden.
„Het is volkomen waar, dat het ministerie-Heemskerk
leeft bij de genade der liberalen, maar het allerminst
hebben zij zich daarover te beklagen, die door hun drijven
het optreden van een ander ministerie onmogelijk maken,
en toch juist het goede, wat het tegenwoordige ministerie
voordraagt, zoo hard mogelijk bestrijden.
„Het is geen paradox als men beweert, dat het ministerie-
Heemskerk, ofschoon telkens door Tak en de zijnen fel
bestreden, toch aan diezelfde heeren het meest te danken
heeft. Het verdwijnen van de leden der dissenteerende
fractie in de liberale partij zou de dood zijn voor elk
conservatief ministerie. Het is treurig, dat het zoover ge
komen is, maar nu de fracties eenmaal zoo scherp tegen
elkaar overstaan, blijft er voor de natie niets anders over
dan bij de stembus te beslissen. De verkiezing te Haarlem
is het eerste bewijs, dat het volk begint te begrijpen, dat
de strijd om den voorrang buiten de Kamer beslecht
moet worden, want dat na al het gebeurde verzoening
onmogelijk is."
Aan de aandeelhouders der geliquideerde Visch-
schuiten-Reederij te Texel is bij de ontbinding dezer Ver-
eeniging eene uitkeering gedaan van ruim 47^ percent.
De Koning en de Koningin van België hebben van
Ostende uit met hun stoomjacht Parlement een bezoek
gebracht aan de reede van Vlissingen.
Het nieuwe voorschrift voor het Instructie-bataillon
te Kampen, dat 1 November a. s. in werking treedt, is in
het Recueil militair opgenomen. De vereischten tot toe
lating zijn daarbij: a. Nederlanderschap; b. een leeftijd van
16 tot 18 jaar; c. geschiktheid voor den krijgsdienst; d. een
goed voorkomen, benevens een aan de jaren geëvenredigde
lengte (minimum van 1.52 tot 1.55 meter), en e. het
schrijven van een goede, leesbare hand, het duidelijk lezen
en het goed bekend zijn met de 4 hoofdregels der rekenkunde.
Het engagement wordt op lGjarigen leeftijd voor acht,
op 17jarigen en hoogeren leeftijd voor zes jaren aangegaan.
De volontairs, die aan de eischen, door den bataillons-
commandant daartoe gesteld, hebben voldaan, worden, bij
goed gedrag, aangesteld tot korporaal-titulair. De tot
korporaal-titulair aangestelde volontairs kunnen, indien zij
dit verlangen, een binnenlandsch verlof van hoogstens 14
dagen bekomen.
Om als korporaal naar een der regimenten infanterie te
kunnen vertrekken, wordt voor de korporaals-titulair een
diensttijd van minstens 8 maanden, de leeftijd van minstens
17 jaren en een lengte van 1.54 M. en bij 18jarigen
ouderdom van minstens 1.55 M. vereischt.
Korporaals-titulair, die zoowel theoretisch als practisch
aan de eischen van korporaal hebben voldaan, worden door
den bataillons-commandant op gezette tijden (in den regel
achtmaal in het jaar) aangesteld tot korporaal en in ver
houding tot de bestaande vacatures, naar de regimenten
infanterie gezonden.
Uit de korporaals-titulair, die, bij uitmuntenden dienst
ijver, zich onderscheiden door eenige wetenschappelijke
ontwikkeling en een gunstigen aanleg, wordt een gedeelte
van het kader korporaals en onderofficieren van het
Instructie-bataillon gevormd. Dit gedeelte is behulpzaam
bij het geven van het lager onderwijs bij het bataillon.
Het Rundvee-Stamboek Noordholland telde op den
1 dezer 186 leden, terwijl ingeschreven waren 42 stieren
en 485 koeien.
De gepensioneerde luitenant-generaal, oud-inspectenr
der infanterie, N. Van Willes, is gisteren morgen te 's Hage
plotseling overleden.
Blijkens het jaarverslag van den toestand der Drovincie
Gelderland over 1883, stierf te Dinksperloc het grootste
cijfer der overledenen zonder geneeskundige behandeling,
o. a. uit overtuiging, „dat de mensch toch eenmaal moet
sterven."
Jl. Dinsdag morgen is nabij Petten eene hooischelf,
bevattende honderd wagens hooi en toebehoorende aan den
heer E. De B., tengevolge van broeiing verbrand.
Broeien van het hqoi was mede oorzaak, dat gisteren
morgen in een oogwenk de boerenplaats van dr. Mezger
te Amsterdam, genaamd Bella's Hoeve en gelegen in de
Buikslotermeer, geheel afbrandde. Om half zeven ontdekte
men den brand en een uur later was het gebouw reeds
verdwenen.
De heer J. Van Enst, leeraar in het teekenen aan
de Burger-avondschool te Middelburg, heeft een nieuw
model water-velocipède uitgedacht. Het toestel bestaat uit
twee aan de voorzijde spits toeloopende houten kokers,
6.40 meter lang en 16.25 centimeter dik; de kokers worden
door schotten en waterdichte afdeelingen gesplitst en zijn
96 duim van elkander verwijderd; zij worden aan de beide
einden door koppelijzers aan elkaar bevestigd. Midden op
deze schoenen staat een spatbord, waarachter een krukas,
die 2 schepraderen, als van een gewone raderstoomboot,
in beweging brengt. Vóór die as vindt men een zitplaats
voor 2 passagiers, er achter een voor den schipper; van
die plaats kan laatstgenoemde een midden onder den toestel
aangebracht rad, dat als roer dienst moet doen, in bewe
ging brengen. Jl. Maandag zou het beproefd worden, doch,
aangezien de inrichting van het roer nog eenige wijziging
behoeft, is de proefneming uitgesteld.
Door eene enkele drukfout, zegt de Arnli. Crt., kan
de schoonste volzin een geheel andere beteekenis krijgen.
Van welk een invloed zelfs één letter wezen kan, blijkt
uit hetgeen men in een der coupé's van den Staatsspoorweg
leest:
„De dagelijksche plage van het Nieuws van den Dag
is circa driemaal grooler dan die van het meest verspreide
dagblad in Nederland."
Een veehouder, die zichzelf zeker niet te hoog schat,
adverteert in de N. Bred. en O. Crt.:
„De ondergeteekende, veebezitter, met diens beesten ver
zekerd in de onderlinge veeverzekering, enz."
De puntjes op de i, zoo leest men in een Fransch
blad, dagteekenen van het begin der zestiende eeuw of
eigenlijk van het tijdstip waarop de gotische letterteekens
in gebruik kwamen. Daar men twee z's somtijds met een
u verwarde, onderscheidde men ze door klankteekens van
de linker- naar de rechterzijde getrokken en dit gebruik
strekte zich tot de enkele t uit, ofschoon deze er, volgens
den samensteller van de Dictionaire diplomatique, wel
buiten kon. De verandering van klankteekens in punten
werd in 't begin der zestiende eeuw door sommige copiïsten
in de mode gebracht. Eerst schijnt hierover nog al strijd
gevoerd te zijn, maar de voorstanders van de puntjes
hebben het terrein behouden en het zelfs zoo ver gebracht,
dat het thans in tweeërlei zin een aanbeveling is, wanneer
men de puntjes goed op de i's weet te zetten.
De rekening en verantwoording der gemeente, in de
jongstgehouden zitting van den Gemeenteraad door B. en W.
ingediend, sluit met de volgende cijfers:
Hoofdstukken. INKOMSTEN. Bedrag.
I. Ontvangsten wegens vroegere diensten 11615.32
II. Inkomsten van gem.-eigendommen en
bezittingen562.50
III. Opbrengst van belastingen en heffingen 148155.03
IV. Ontvangsten van verschillenden aard
en toevallige baten21919.02
Buitengewone ontvangsten 50.
Totaal 182301.87
UITGAVEN.
I. Kosten van huishoudelijk bestuur. 14315.765
II. 7 invordering van de plaatsel.
belasting en teruggave deswegens. 12466.305
III Kosten van onderhoud aan gemeente
eigendommen en de deswege ver
schuldigde lasten23398.64
IV. Kosten der openbare veiligheid en
brandweer22580.77®
V. Kosten der plaatsel.gezondheids-politie 70.
VI. voor het onderwijs 61387.63
VII. van het armwezen, mitsgaders
subsidiën en bijdragen aan onder
scheidene daarmede in verband
staande instellingen 29699.87
VIII. Renten en aflossingen3900.
IX. Pensioenen en wachtgelden 850.
X. Andere uitgaven, niet onder de vorige
hoofdstukken behoorende 634.155
XI. Buitengew. uitgaven van allerlei aard. 200.
XII. Onvoorziene uitgaven1838.65
Totaal 171341.79
Ontvangsten 182301.87
Uitgaven 171341.79
Batig saldo 10960.08
De rekening dd. Artillerie-Schutterij sluit volgender wijze:
Ontvangsten 1696.07®
Uitgaven 1627.43
Batig saldo 68.64®
De rekeningen en verantwoordingen van 't Burgerlijk Arm
bestuur en van 't Algemeen Weeshuis zullen later worden
ingediend, ten einde, tegelijk met de begrooting voor 1885,
in de afdeelingen van den Raad te worden onderzocht.
Buitenland.
Bij het Engelsche Parlement zijn stukken overgelegd
betreffende de Nisero-quaestie. Hieruit blijkt, dat na
gedachtenwisseling tusschen Engeland en Nederland de
beide landen overeenkwamen tot de handeling, omschreven
in het telegram van den 26 Juli aan den consul Kennedj
te Oleh-leh. Dit telegram luidt: 1. De beide landen
zullen gezamenlijk van den Radjah van Tenom de invrij
heidstelling van de gevangenen eischen binnen een bepaalden
termijn. 2. Indien de Radjah toestemt en zich aan Neder
land onderwerpt, zal de Nederlandsche Regeering de blokkade
van zijn havens opheffen, en zullen deze voor den handel
heropend worden, tenzij de Radjah opnieuw in opstand
komt. Nederland zal de overeengekomen som van 100.000
ropijen betalen, wanneer de gevangenen zijn uitgeleverd;
3. indien de Radjah weigert, zullen Nederlandsche en En
gelsche troepen te zamen hem en zijn volk straffen.
Aan Maxwell is last gegeven zich met de Pegasus naar
Oleh-leh te begeven, om met de Nederlandsche autoriteiten
te beraadslagen over de beste middelen om de overeenkomst
uit te voeren.
Zooals men ziet, is dit alles behalve de mededeeling
omtrent Maxwell, oude kost, reeds lang ten onzent uit de
overgelegde stukken bekend.
De vrouw van den vroegeren hoofdmachinist van de
Nisero, mrs. Wilson, heeft van haar echtgenoot, die zich
thans in Atjeh in gevangenschap bevindt, een brief ont
vangen, waarin hij meldt, dat hij zeer gezond is en o. a. zegt:
„Verontrust u niet over eenigerlei bericht dat wij slecht
behandeld worden, want behalve dat wij wat weinig te eten
hebben en dat wij niet zeer goed behuisd zijn, heb ik niets
geleden. Inderdaad, wij zouden, de omstandigheden in aan
merking genomen, zeer op ons gemak zijn als wij maar
betere huizen hadden om er in te wonen."
In den nacht van jl. Zaterdag op Zondag heeft op
de Theems nabij Gravesend-Beach eene aanvaring plaats
gehad tusschen twee stoombooten, de Doine en de Cambden.
Eerstgenoemde boot is zoo gehavend, dat zij twee minuten
na de aanvaring gezonken is, terwijl ook de laatste groote
schade geleden heeft en, ware het ongeluk in open zee
gebeurd, waarschijnlijk eveneens gezonken zou zijn. Op
de Doine waren, behalve de bemanning, 17 passagiers,
waaronder eenige kinderen. Slechts een klein gedeelte
der bemanning was op het oogenblik, dat de aanvaring
plaats had, op het dek. Terstond snelden eenigen van hen
naar beneden om de passagiers en de overige leden der
bemanning te redden, maar door de snelheid, waarmede
de boot gezonken is, en de verwarring, die aan boord van
de Doine was ontstaan, is het niet kunnen gelukken, allen
te redden; 17 personen zijn bij deze ramp omgekomen.
De Camden stopte dadelijk na de aanvaring en wendde
alle pogingen tot redding aan. Omtrent de oorzaak van
de aanvaring verkeert men in het onzekere. Een onder
zoek wordt daarnaar ingesteld.
flink, neen en lees!" Er klonk een zekere strengheid in haar
woorden en Susanne greep den brief, nam haar stroohoed van
den nnastbijstaanden stoel en vloog de deur uit; maar het was
niet de blijde haast der verwachting, het geleek eerder een snelle
vlucht voor Isabella'8 strenge oogen.
„Een zonderling kind, freule Rosamunde," zeide de oude
lachend, terwijl zij het hoofd schudde.
„Zij is anders dan anderen, God zegene haar!"
Toen begon zij in Susanne's commode te zoeken, bracht een
kleine portefeuille te voorschijn, nam een velletje papier met
gouden rand, waar in de eene hoek een paradijsvogel met
uitgespreide vleugels op een roos zat en legde vloeipapier, inkt
koker en pen gereed.
„Zij zal aanstonds willen schrijven, als zij gelezen heeft," zeide
zij, „zulk een eerste brief is niet gemakkelijk, men doopt honderd
maal de pen in, en het gelukt toch niet altijd zoo, als men
wenscht."
Ik ging heen met de gedachte, dat Susanne wel weten zou,
wat zij schrijven moest; als het hart spreekt, wordt de pen
gemakkelijk gevoerd.
Anne Marie had dezen dag veel te doen, er werd geslacht
voor het oogstfeest. In de vertrekken tot de boerderij behoorende
heerschte een rusteloos werken en arbeiden; Marieke was, als
altijd bij zulke gelegenheden, te hulp geroepen, en juffrouw
Brockelmann had in het bakhuis het meel voor de feestkoeken in
den grooten trog geschud. Anne Marie was in de provisiekamer
ik vond haar met de lei in de hand, gezeten op eene groote
suikerkist; aan haar voeten lag de schaal met verschillende ge
wichten en juffrouw Brockelmann haalde juist groote schotels
met afgewogen rozijnen en suiker voor de koeken. Anne Marie
droeg als altijd haar groot wit huishoudelijk voorschoot over een
eenvoudig kleed, de blonde haren lagen spiegelglad gestreken in
weelderige vlechten om het schoongevormde hoofd; de mouwen
eenigszins omhoog geschoven lieten een blanken arm zien, geen
stofje aan dc gansche verschijning van de met kant omzette doek
om haar schouders tot aan den fraai gevormden voet in de kleine
schoenen. Of Susanne ooit zoo haar plichten als huisvrouw zou
vervullen
„Nooit! Deze Prinses, dit dwaallicht met haar kroese haren
en kleine kinderhanden
Maar zou Anne Marie dan altijd hier blijven? Ik stond een
oogenblik in gedachten verzonken bij de deur van het koele ver
trek. Anne Marie zette een streep onder haar rekening, legde
de lei ter zijde en greep naar een brief.
„Van Klaus," zeide zij, terwijl zij mij aanzag; ik zal hem
straks lezen, in mijn kamer." In haar sleutelmand lag nog een
brief, merkelijk kleiner dan de eerste en reeds geopend. Anne
Marie bespeurde wel, dat mijn blik een oogenblik als vragend er
op rustte.
„Sturraer dient zich aan bij het oogstfeest," zeide zij, terwijl
zij zich haastig bukte en naar iets op de tafel zocht; toen zij
het hoofd weder ophief, lag er nog een zachte blos op haar
wangen.
„Hebt gij het aangenomen, Anne Marie?"
„Ja, antwoordde zij zacht, „ik geloof, dat het Klaus wel aan
staan zal."
„Klaus heeft ook aan Susanne geschreven," zeide ik, „weet
gij het reeds?"
Zij huiverde zichtbaar.
„Neen," antwoordde zij, „maar het moet toch zoo wezen."
„Zij is God weet waar heen geloopen met haar schat," ging
ik lachend voort, „nu zal zij heden ook wel antwoorden."
Anne Marie knikte. „Wij willen naar boven gaan," zeide zij,
„ik wensch ook mijn brief te lezen."
Wij gingen de keuken door en de trap op. Anne Marie ging
haastig naar haar kamer en ik naar de bovenverdieping, om de
mijne op te zoeken. In den gang bleef ik staanik hoorde
Susanne snikken en de knorrige stem der oude:
„Schaam u toch, Susanne!"
„Neen, ik kan niet, ik wil niet!" snikte het meisje.
Men had vergeten de deur te sluitenik trad nader maar ver
slond het sissende gefluister van Isabella niet.
„Neen, neen!" riep Susanne nogmaals, maar reeds bijna zonder
tegenstand. Nieuw gefluister, daarop een kus.
„Mijn hartje, mijn schatje, het kan alles nog terecht komen;
nu komt het er op aan, u groot te houden!"
„Toe maar, nu zijt gij flink!"
Een ijskoud gevoel bekroop mijn hart; ik wist mij geen reken
schap te geven waarom? Maar ik had op dat oogenblik den moed
niet de deur te openen en trad mijn kamer binnen met de over
tuiging, dat daar iets onbehoorlijks, geheimzinnigs geschiedde.
Een uur later kwam Isabella bij mij met een brief. „Daar is
hij," zeide zij trotsch. „O, Susanne is flink met de pen; dat
heeft zij van haar vader en wonderschoon is alles, wat zij daar in
zegt. Jammer, dat gij het niet gelezen hebt, genadige freulewat
zal Klaus zich verheugen."
„Mijnheer Van Hegewitz! verbeterde ik kortaf.
„Pardon!" antwoordde Isabella, „de naam kwam mij onwille
keurig op de lippenik hoorde hem zoo dikwijls van Susanne,
dat
„Genoeg!" viel ik haar in de rede. „Maar, om nog eens op
den brief terug te komen't is, blijkens uwe woorden, alsof gij
den inhoud kent? Ik wil niet hopen, dat Susanne hare corres
pondentie onder uwe leiding voert!"
Isabella Pfannenschaiidt werd donkerrood.
„De hemel beware!" riep zij, terwijl zij mij een blik vol ergernis
toewierp. „Susanne sprak er zoo in het algemeen over, wat zij
schrijven wilde en dat zij hem zeggen zou hoe dankbaar en ver
eerd zij is en hoe lief zij hem heeft.
„Ik wil er volstrekt niets van weten;" verklaarde ik koel. „Ik
verwacht alleen van Susanne, dat zy al datgene, wat zij heden
haren verloofde te zeggen heeft iets, wat dunkt mij heilig
moet zijn als een gebed niet door vreemde oogen laat ont
wijden."
Isabella lachte verlegen. Zij begreep mij blijkbaar niet. „Aan
wie moet ik dezen brief geven?" vroeg zij „om hem naar de
post te brengen?"
„Laat hem hier, ik zal hem in de brieventasch doen," ant
woordde ik. Toen ik later naar beneden ging, zag ik Susanne
onbewegelijk op een bank in den tuin zitten. Zij scheen in een
boek verdiept; haar eerste brief echter was reeds met den bode
op weg naar de stad.
Anne Marie was kalmer geworden dan ik dacht; het scheen,
alsof iets machtigs haar had verheven boven de zorg voor Klaus.
Zij bracht mij voor het avondeten zyn brief; hij bevatte warme
woorden van dank, van innige liefde voor zijn zuster, vermengd
met een uitbarsting van verrukking over Susanna's bezit.
De wereld scheen hem schooner dan ooit, hij schilderde zich
de toekomst zoo heerlijk af met Susanne, met Anne Marie
telkens en telkens was het:
„Hoe zal ik u toch genoeg danken, Anne Marie, dat gij mijn
kleine bruid als een zuster wilt liefhebben? Ik wist altoos wel,
dat wij elkander innig liefhadden, en het is mij nu, alsof mijn
liefde voor u nog veel grooter geworden is. Anne Marie, hoe
wensch ik u een geluk toe, als het mijne!" Hij voegde er nog
bij, dat hij zich als een kind verheugde op de eerste regelen
zijner verloofde, dat hij onuitsprekelijk verlangde tehuis te komen,
dat dit evenwel ook om zaken niet mogelyk was; tegen de ver
moeienissen der reis zag hij niet op.
Anne Marie vouwde het schrijven, dat ik haar teruggaf, zwygend
dicht en stak het in den zak van haar japon.
„Zaagt gij Susanne nadat zij haar brief ontvangen had?"
vroeg zij.
„Neen, Anne Marie."
„Of zij gelukkig zijn zal, tante!"
„Ik vind Susanne zeer stil als verloofde," antwoordde ik.
„Ja," stemde zij mij toe.
„Maar ik kan u niet zeggen, hoe oneindig veel be'er zij my
bevalt. Het is mij een geruststelling, dat zij de zaak niet licht
zinnig schertsend opneemt."
(Wordt vervolgd.)