HELDERSCHE SS
ESI NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- eu Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°. 98. Vrijdag 15 Augustus. Jaargang 42.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
POSTKANTOOR HELDER.
BUREAU: MOLENPLEIN.
„Ze hervormden de school; door volksvoordrachten en
leesbibliotheken, door de stichting van ambachts- en teeken-
scholen werd kennis gekweekt, nationaal bewustzijn ver
levendigd. Nu de clericalen weder fel optreden en de
school bedreigen, verkrijgt de Maatschappij, die voor volks
beschaving en verlichting honderd jaar gestreden heeft,
weder eene nieuwe gelegenheid tot heilzaam werk. Heeft
ze den lageren standen wellicht te weinig aandacht geschon
ken en meer uitsluitend voor de kleine burgerij gezorgd,
zoo is ze sinds eenigen tijd op breeden grondslag beginnen
te werken en we blijven veel van hare medewerking ver
wachten tot veredeling en beschaving van het volk, welks
stoffelijke toestand verbeterd, dat gezonder wonen, frisscher
leven en opgroeien moet eer aan de ontwikkeling van hoofd
en hart uitsluitend gedacht kan worden.
„Wij vieren het eeuwfeest der Maatschappij, die niet
stilstaat, maar steeds haar werkkring poogt te verruimen,
van harte medewe hopen en vertrouwen, dan de stichting
van Nieuwenhuizen nog tal van jaren degelijke kennis en
frisschen levenslust moge verspreiden onder ons volk."
Het schouwspel, dat België ons biedt, zegt het Rott.
N.blad, is in één woord weerzinwekkend, door zijne onwet
tigheid. Wat men in Brussel Zondag vertoond heeft, is
eene zoo stuitende inbx-euk op wat de vertooners zei ven
als wet en recht pogen te verkondigen, dat de welgezinden
zich met minachtend gebaar afwenden.
Geruimen tijd heeft de liberale partij in België aan het
roer gezeten en in overmaat van ijver verschil van
gevoelen daaromtrent blijft geoorloofd is zij verder
gegaan dan zij wellicht gegaan zou zijn, wanneer zij aan
haar eigen toekomst had gedacht. Hoe dan ook, of om
welke reden dan ook, bij de verkiezingen werd zij op alle
punten geslagen en kwam ver in de minderheid. De ge
volgen bleven niet uit; het liberale ministerie trad af en
werd door een clericaal ministerie vervangen en dit laatste
doet in tegenovergestelde richting juist wat de
liberale partij gedaan heeft en gaat in al te grooten ijver
eveneens veel verder dan het gaan zou, wanneer het met
de toekomst rekening wilde houden.
Vandaar verbittering bij het volk, dat een nieuwe Ivamer-
Pnjs der Ad vertenticn: Van 14 regels 60 cents, elke
regel ineer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
verkiezing wil. Maar de Kamer treedt zoo maar op 't
eerste appèl niet af en nu volgen er demonstraties, mani
festaties, optochten, vertooningen, ongeregeldheden, kortom
van alles.
Veel te beteekenen heeft dit niet; dergelijke volks
uitingen duren niet langer dan ze warm gehouden worden
maar wat wel veel te beteekenen heeft is, dat de eerste
mannen der thans in de minderheid gebrachte partij, de
eersten van hen, die de stembus verheven hebben en
terechttot het orakel, welks uitspraak in een goed-
geordenden Staat geëerbiedigd behoort te worden, dat die
eersten zeggen we zich aan het hoofd der beweging
stellen en met groote woorden het volk opruien.
Of zijn het geen groote woorden, vervolgt genoemd
blad, wanneer we een man als de heer Janson hooren
spreken van het „Koninklijk woord," dat de intellectueele
opvoeding van een volk de voornaamste bron van zijn
voorspoed noemde. Welk meerder recht heeft men, om
zich op dit woord te beroepen, in plaats van op het woord,
dat de Koning met evenveel gemakkelijkheid uitspreekt,
wanneer hem een anti-liberaal ministerie ter zijde staat.
De heer Janson zal toch wel weten hoe de poging ge-
kwalificeerd behoort te worden, om een troonrede voor
een „Koninklijk woord" te laten doorgaan. Kameront
binding, omdat de verkiezingen niet in den geest der ver
zoekers is uitgevallen, is natuurlijk een onwettige eisch;
maar 't is ook een onzinnige eisch, want dezelfde Kamer
zal terugkeeren, of wel... het is een immoreele speculatie
op verflauwden ijver bij de tegenpartij en meer geprikkel-
den ijver bij de eigen partij. Een echt dobbelspel dus,
waartoe alleen hij besluiten kan, die niets te verliezen
heeft, of wat hij heeft niets waard meer acht.
Allerlei omstandigheden hebben tot de neerlaag der
liberale partij meegewerkt; haar taak is thans te berusten
en zij het ook onder krachtig protest ter plaatse waar
dit behoort de reactie haar gang te laten gaan. Even
wettig als haar eisch indertijd was, dat ieder ambtenaar
de toepassing harer onderwijswet in de hand zou werken,
even wettig is thans de eisch der tegenpartij, dat ieder
ambtenaar haar helpen zal in hare reactie tegen die wet.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
gedurende de tweede helft der maand Juni.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
H. ten BroekAmsterdam.
Mej. A. Bruin Nottelman
B. Kwistii
Wed. A. Nyhuijs
Wed. J. K. Raat
Yan Taanc's Hage.
Wed. BakkerHelder.
Y. d. NetLeiden.
Mej. M. SchoutenNijmegen.
J. v. GelderenRotterdam.
Mej. GraouGribbels Tiel.
Lonkeman
Van het hulpkantoor Anna Paulotena-polder
Mevr. M. W. v. Breinen Utrecht.
Briefkaarten
C. J. NoordbergcnAmsterdam.
Kerbbes
Deutekom's Hage.
F. Grootveld
Verzonden geweest naar Duitschland
Beek en SchmidtSchweinfurt a/M.
Italië:
Mad. wed.C.M.A.Roelofs-Walrave. Rome.
Binnenland.
Met het opschrift „Het eeuwfeest van een volksvriend"
schrijft het Hld. het volgende:
„Zeventien duizend leden der Maatschappij tot Nut van
't Algemeen vieren deze week haar eeuwfeest en met hen
herdenkt dankbaar een groot deel van ons volk het edele
streven dezer echt Nederlandsche Vereeniging. De oprichter
Nieuwenhuyzen was een bij uitnemendheid bekwaam man,
die besefte, dat vele kwalen der Maatschappij meer aan de
onwetendheid dan aan de kwaadwilligheid der lagere standen
te wijten waren. De oprichters waren volksvrienden, die
zich het ontwikkelen der godsdienstige, zedelijke en intel-
lectuële krachten onzer natie tot doel stelden.
ANNE MARIE.
Naar liet Duitsch van Wiliielmina Heimburg.
(Vervolg.)
In mijn kamer schemerde nog het laatste daglicht en bij dit
onzeker schijnsel zag ik, dat er uit den stoel bij de kachel iemand
opstond.
„Anne Maric, zyt gij het!" vroeg ik, haar herkennende.
Zij kwam langzaam naar mij toe.
„Ja, tante, ik heb u iets te overhandigen. Stiirmer was hier;
hij wilde u spreken, ik weet waar over?" Zij zeide dit aarze
lend en zacht. „Toen verzocht hij mij u dit billet, dat hij haastig
schreef, ter hand te stellen."
Zij drukte mij een briefje in de hand. „Hier tante lees." Ik
ging in den lagen stoel bij de kachel zitten en hield het schrijven
tegen het spelende licht der vlammen, maar de letters dansten
onduidelijk voor mijn oogen. „Wij zullen maar licht bestellen,
zeide ik of lees gij mij het voor, Anne Marie, het duurt
zoolang, voordat Brockelmann dc lamp brengt."
Anne Marie knielde naast mij neder en nam den brief. „Zou
ik weten mogen, wat er in staat?" vroeg zij.
„Wel dat spreekt van zelf, ik sta het toe, lees maar!" En
Anne Marie begon:
Hoogvereerde tante Rosamunde!
Ik vond u, helaas! niet te huis. Ik bid u, verwacht mij
morgen middag vijf uur, ik heb iets met u te bespreken, u om
raad te vragen in een zaak, van wier vervulling het geluk en
de rust mijns levens zullen afhangen. Zeg Anne Marie nog
niets! In haast en met ongeduld Uw toegenegen. E. Stürmer.
Anne Marie had het niet voorgelezen, zooals het hier staat;
in afgebroken woorden kwam het er uit, toen viel de brief op
den grond, haar blond hoofd verborg zich in mijn schoot en haar
armen werden onstuimig om my heen geslagen.
„Tante, tante," steende zij luid.
Ik nam haar hoofd tusschen mijn beide handen en kuste haar
op het voorhoofd: de tranen rolden uit mijn oogen. „Anne Marie!
Ach, eindelijk, eindelijk!" snikte ik, „nu kan alles nog goed
worden."
Zij antwoordde niet; zij stond op en begon in de kamer op
en neer te loopen, de armen over de borst gevouwen, het hoofd
gebogen. Ik kon haar trekken niet onderscheiden in de scheme
ring, maar ik wist, dat zij diep bewogen was.
„Tante," zeide zij eindelijk en kwam naar mij toe, wat zult
gy Stürmer antwoorden.
„Ik zal hem ontvangen, Anne Marie."
„Neen, zij bleef steken, ik meen morgen, op zijn vraag
zeide zij langzaam en aarzelend.
„Wat gij wilt, Anne Marie. Moet ik „Ja zeggen?"
Zij sloeg haar armen om mijn hals.
„Ja!" zeide zij toen zacht en barstte in tranen uit. Hiermee
ontlastte zich haar ziel van jaren lang opgekropte smart; ik
streek liefkozend over het gladde haar en liet haar schreien.
Hoe lang wij daar zoo gezeten hebben, weet ik niet meer. Toen
stond het meisje op cn kuste mij de hand.
„Ik wil naar beneden gaan, tante," fluisterde zij.
„Ja, Anne Marie," zei ik. „Gij moest wat gaan rusten, uw
hoofd brandt, laat juffrouw Brockelmann u een kop thee zetten;
gij hebt zeker kou gevat straks in den natten tuin."
Zij hield de kruk der deur nog in de hand, nu keerde zij zich
nog even om. „Ik was niet in den tuin, tante," zeide zij, „ik
heb hier boven op u gewacht, wel een half uur lang, nadat hij
wegreed."
Zij knikte mij nog eens toe, daarop ging zij en liet mij geheel
ontsteld staan. Anne Marie niet in den tuin? Wie ter wereld
zou daar dan gestaan en hem toegewenkt hebben Hevige angst
beknelde mij, bijna onwillekeurig ging ik naar Susannc's kamer,
mijn eerste blik viel op haar; zij hurkte op den vloer voor den
haard, het heldere schijnsel verlichtte liet jeugdig gelaat met een
rooskleurigen gloed en deed haar oogen helderder stralen. Zij
hield de handen om haar knieën geslagen, en staarde droomend
in de spelende, dwarrelende vlammenIsabella was achter in het
vertrek bezig, zij kwam nader, toen zij mij zag.
„Susanne," vroeg ik, „waart gij straks in den tuin?"
Zij richtte zich op en zag mij verschrikt aan.
„Neen!" antwoordde Isabella in haar plaats, „Susi heeft den
ganschen middag het vertrek niet verlaten wat zou zij ook
buiten doen bij dit weder!"
„Zoo dacht ik ook maar ik meende zeker u gezien te hebben,
Susanne?"
Zij wendde het hoofd om en zag voor zich.
„Ik was niet beneden," zeide zij aarzelend.
Ik ging; mijn oude oogen werden toch steeds minder. Dicht
bij de deur bleef mijn voet in iets zachts steken; ik bukte mij,
het was Susanne's kanten doekje, dat zij gewoon was over het
hoofd te dragen, zwaar en nat van den regen. Ik legde het
zonder een woord te spreken op den naasten stoel. Waarom
loog Susanne? Waarom schrikte zij?
En op eens vloog mij als een bliksemstraal een hatelijke, ont
zettende gedachte door het hoofd, die mij bijna van schrik deed
verstijven. Maar neen, 't was immers niet mogelijk, 't is dwaas
heid, hoe kan men zoo iets denken? Knorde ik op mij zelf.
Met bevende hand stak ik het licht aan en ging naar mijn schrijf
tafel; heden nog kan ik mij geen rekenschap geven, waarom het
antwoord aan Stürmer zoo werd, als het was en niet andersik
schreef onder den invloed van een onverklaarbaren angst; de
brief luidde zonderling genoeg:
Mijn lieve Edwin
Het zal mij verblijden, u morgen namiddag om vyf uur hier
te zien; ik kan u ook nog iets nieuws en belangrijks mededeelen,
waarover gij u verheugen zult. Wat zegt gij er van, dat Klaus,
onze oude Ivlaus, verloofd is? En dat niemand ander3 de uit
verkorene is, dan Susanne Mattoni. zal u wel niet moeielijk
vallen te raden.
Zij zijn reeds eenigen tijd verloofdtot nog toe was het een ge
heim; evenwel tegenover U mag ik, oude kabbelkous, wel ecu
uitzondering maken.
Hartelijk gegroet van uw oude vriendin
Rosamunde Von Hegewitz.
Haastig vouwde ik het billet, schelde cn gaf het aan den
koetsier, om het spoedig te bezorgen. Toen ik hem hoorde weg
rijden, overviel mij een zenuwachtig bevenik liet beneden aan
Anne Marie zeggen, dat ik niet aan tafel kwam, wijl ik eenig-
zins ongesteld was.
Susanne's lichte voetstappen hoorde ik tegen acht uur op den
gang, zij kwam van den avondmaaltijd en neuriede een minneliedje.
Toen viel dc deur van haar kamer in het slot en bleef het stil.
Middernacht was reeds lang voorbij, toen ik, naar het gang
venster sloop, om te zien of Anne Marie te bed was. Zij waakte
nogin het licht, dat uit haar vensters over de bedden in den
tuin scheen, zag ik een schaduw op en néér gaan, onophoudelijk,
rusteloos.
In den angst mijns harten vouwde ik de handen: Heer,
mijn God, zend haar geen storm in deze nieuwe lente," fluisterde
ik, „laat haar gelukkig worden, beschaam mijn angst en zorg,
laat mijn vrees blijken een dwaling te zijn ach, schenk haar
het geluk, dat zij verdient!
De volgende dag brak aan, grauw en somber, volstrekt niet
als een, die geluk aanbrengt. Anne Marie stond aan het open
venster in de woonkamer en ademde de voor een Novemberdag
ongewoon zoele warme lucht in. Zij hield een witte roos in de
hand.
„Zie, tante," zeide zij en hield mij de bloem voor, „deze vond
ik van morgen vroeg aan den rozenstruik op moeders graf, hoe
is het mogelijk, nu nog? Hot weder was in den laatsten tijd
zoo koud het is bijna een wonder, als 't ware een groet voor
dezen dag." Zij nam een glas, zette voorzichtig de kleine roos
in frisch water en bracht haar naar haar kamer.
In de brieventasch, die 's middags kwam, was behalve een brief
van Klaus aan Susanne, ook een schrijven van hem voor Anne
Marie, inhoudende beschikkingen voor een langere afwezigheid van
den heer des huizes. „Daar ik niet weet, hoe lang ik met
Susanne afwezig zijn zal," schreef hij, „en daar ik bij mijn kort
verblijf te huis waarschijnlijk geen tijd zal hebben, dit alles kalm
met u te bespreken, heb ik opgeteekend, hoe volgens mijn meening
het een en ander het best te regelen is." Nu volgden verschil
lende bepalingen van huishoudelijken aard. „Vindt gij het
beter hier en daar iets te veranderen," vervolgde hij, „zoo handel
naar goedvinden, ik weet, dat het goed zal zijn. Het gereed
maken van Susanne's vertrekken geschiedt gedurende onze
afwezigheid; ik zal u zeer dankbaar zijn, als gij de werklieden
tusschenbeide een weinig op de vingers wilt zien, opdat het
nestje voor mijn kleine vrouw zoo gezellig mogelijk wordt. Zij
heeft mij in haar laatsten brief wel van Stürmer's huis verteld
en ik heb mijn best gedaan, haar iets dergelijks te verschaffen in
zoover het met mijn smaak overeenkomthet terras zal ook geres
taureerd worden. Nu de hoofdzaak, mijn lieve Anne Marie;
aan de rechterhand in de geheime lade van mijn schrijftafel
liggen de papieren, die voor ondertrouw benoodigd zijn. Neem deze
en breng ze naar dominé Grüne; de doopakte en vergunning om
te trouwen voor mijn bruid, die ik mij uit Berlijn liet toezenden,
zullen reeds in zijn handen zijn, daar ik die tegelijk met dezen
afzend. Groet den ouden man en zeg hem, dat hij ons aan
staanden Zondag niet al te onzacht van den kansel moet laten
vallen."
Anne Marie had mij den brief gegeven en was toen met haar
sleutelmand naar de kamer haars broeders gegaan.
„Hoe zal het komen," fluisterde ik, de lange rij zijner huis
houdelijke beschikkingen naziende, als hij haar niet meer heeft?
Zij heeft hem vreeselijk verwend. Toen ik van de ondertrouw
las, begon het in mijn oud tantcshoofd als een molenrad te
draaien, wat gister geschied was wat heden zou gebeuren
hoe zou het komen?
Ik hinkte naar Anne Marie; zij stond voor de geopende schrijf
tafel van haar broeder met de papieren in haar hand.
„Tante Rosamunde," zeide zij, „ik zou wenschen, dat deze dag
voorbij was, want zie, als ik aan Klaus denk, zou ik bijna kunnen
wanhopen!" En zij legde de geelgeworden papieren op het blad
van het meubel en vouwde de handen er overheen. „Het komt
mij voor als een onrecht, dat ik aan mijn eigen geluk denk, waar
ik weet, dat hijniet gelukkig wordt." „Tante, och
tante!" snikte zy toen, „ik kan niet anders, ik kan niet anders,
ik heb hem daarom niet minder lief, geloof my! Ik heb echter
niet de kracht, om voor de tweede maal iets van mij te stooten
dat Zy voleindigde niet, haar gelaat werd donkerrood; met
bevende handen nam zij de papieren weder op en sloot de lade.