de bept geslaagden rekenen. Onze vaderlandsche land bouwers, en zelfs de geheele Nederlandscbe natie, kunnen den leden van het Uitvoerend Comité en hun wakkeren medewerkers nooit dankbaar genoeg zijn voor hetgeen zij met zooveel inspanning en opoffering hebben tot stand gebracht. Landgenoot en vreemdeling hadden er terecht niets dan lof voor. En zoo deze tentoonstelling wat dan toch de eigenlijke bedoeling der ontwerpers was er toe medewerkt om onze boeren en veefokkers wat meer vertrouwd te maken met hetgeen zij voor hun bedrijf en hunne belangen onmisbaar noodig hebben, dan zullen wij dit moreel succès in de eerste plaats te danken hebben aan de energieke mannen, die de plannen voor de zaak ont wierpen en tot uitvoering wisten te brengen. Laat ons dat nooit vergeten! Amstelaar. BI rmenlan a. Uit Singapore wordt geseind: „De Italiaansche matroos van de bemanning der Nisero is den 3 dezer losgelaten. De Radjah van Tenom heeft beloofd, ook de andere gevangenen in vrijheid te zullen stellen." Dit bericht wordt door het Engelsche Departement van Buitenlandeche Zaken bevestigd. Verder wordt medegedeeld, dat de komst aan de kust van den Radjah met de andere gevangenen verwacht wordt. Blijkens ingekomen ambtsberichten, zijn in het tijdperk van 4 weken, dat op 6 dezer geëindigd is, 7 gevallen van longziekte buiten den afgesloten kring van het spoeling district waargenomen, waarvan 5 te Roosteren (Limburg) en 2 te Clinge (Zeeland). In de slachterijen binnen dien kring bleken de longen van 4 runderen, bij 4 veehouders, door longziekte te zijn aangetast. Deze gevallen kwamen in de weide voor. Gedurende voormeld tijdperk werd afmaking bevolen van 87 van longziekte verdachte runderen; sedert 1 Janu ari jl. 2530. Als eene bijzonderheid wordt medegedeeld, dat bij het 7de regiment infanterie een sergeant aanwezig is, die 62 jaar oud is en 69 dienstjaren achter den rug heeft. Te Alkmaar heeft zich, op initiatief der heeren mr. J. P. Kraakman en E. Conijn Jr. aldaar en C. De Groot te Egmond aan Zee, eene commissie gevormd tot bevordering der oprichting eener „Maatschappij tot uit oefening der haringvangst." De Maatschappij zal gevestigd zijn te Egmond aan Zee en staan onder directie van beide laatstgenoemde heeren. Aanvankelijk stelt men zich voor, acht bommen in de vaart te brengen. Het benoodigde kapitaal van f 120,000 wenscht men bijeen te krijgen door de uitgifte van aandeelen, van niet meer dan f 500. De heer J. Prins Jr., Rijks-ontvanger te Purmerende, herdacht jl. Donderdag den dag, waarop hij voor 50 jaren als ontvanger in dienst trad. Bij den nationalen kolfwedstrijd te Nieuwe Niedorp, op 9 en 10 September, waren 94 deelnemers. De prijs van f 100 werd behaald met 152, door J. Kuilman, Nieuwe Niedorp; 1ste premie van f 50, door J. v. d. Deure, Nieuwe Niedorp, met 136; 2de premie van f 25, door J. Groen, Andijk, met 129; 3de premie van f 15, door A. Haring huizen, Nieuwe Niedorp, met 129; 4de premie van f 10, door D. Kuilman, Nieuwe Niedorp, «net 119 punten. Alles in contanten of voorwerpen in zilver van gelijke waarde, ter keuze van den winner. Groen en Haringhuizen hebben een kamspel gemaakt, waardoor Groen de 2de en Haring huizen de 3de premie verkreeg. Aan den Oosterspoorweg te Amsterdam is jl. Dinsdag een geheele wagenlading Vlaamsch linnen door ambtenaren der in- en uitgaande rechten benaderd, wien de aangifte der waarde op f 13,000 te laag voorkwam. Benaderingen tot zulke groote bedragen zijn zeldzaam. De beruchte firma G. Doesburg te Amsterdam heeft na eenigen tijd van rust opnieuw getracht handelsbetrek kingen te Delft aan te knoopen. Aan den tabakshandelaar K. werden prijsopgave en monsters van goedbrandende sigaren beneden de f 20 per mille gevraagd. Wijselijk schijnt de heer K. aan dat schrijven geen gevolg te hebben gegeven. Jl. Donderdag avond te Rotterdam eene bijeenkomst plaats gehad van een aatal belangstellenden in de wereld taal volapük), welke vergadering zich heeft geconstitueerd als Eerste Nederlandsche Club ter beoefening van genoemde taal. Er~ werd een Bestuur gekozen en een algemeen regle.rn.ent vastgesteld. Dp Club bestaat uit werkende, correspondeerende en ondersteunende leden. Tot eerelid werd bij acclamatie benoemd de heer Johann Martin Schleijer, R. C. geestelijke te Lizzelstetten, uitvinder der wereldtaal. De Gemeenteraad van Klundert heeft, uithoofde van den gunstigen staat der geldmiddelen, besloten tot afschaffing met 1 Januari 1885 van de heffing van hoofdelijken omslag en van opcenten op de Rijks personeele belasting. Even als 't woord: Vergunningschijnt thans ook 't: „Jij komt van avond de deur niet meer uit!" het burger recht in Amsterdam verkregen te hebben. In een der achterbuurten (1ste Goudsbloemdwarsstraat) zien wij het althans aangewend ter speculatie en prijkt het als devies op een monsterkoek, die als reclame dienst moet doen. De koek zelf, circa 1 meter lang en meter breed, ver toont op zijne oppervlakte eene voorstelling van het Volks park, met het orchest-Bosdriesz. In suikerwerk ziet men de musici met hunne instrumenten; een minnend paar onder het lommer der boomen, benevens verscheidene paren die over den grond zweveneen „tulle mutsje," dat te midden der vreugde door hare moeder wordt verrast, en in een der hoeken een bekommerde huisvrouw, die, de zwakke zijde haars echtsvriends kennende, de buitendeur harer woning stevig dichthoudt, opdat manlief er niet uitslippe. Op de laatste figuren is natuurlijk het Jij komt, enz. het meest toepasselijk. Op den koek heeft het devies zeker geen betrekking, want voor goeden prijs zal hij stellig de deur mogen uitgaan, en mocht hij zóó lang binnenblijven tot hij meer groot dan smakelijk zal wezen, dan komt gewis de bakker, met het oog op het product van zijn vlijt, tot de stille verzuchting: Ochging je van avond de deur nu maar uit! (Amsterd. Crt.) De bekende Engelsche zeeschilder Hitchcock heeft het voornemen opgevat, eene villa en een atelier te doen bouwen aan het strand van Egmond aan Zee. Hij zal zich dan in genoemde plaats metterwoon vestigen. De Katholieke Illustratie wijdt een geheel nummer aan het feest van Nicolaas Beets. We ontleenen daaraan het gedichtje, dat pater B. Van Meurs in 't Beets-album heeft gelegd: Het luidt: Aan de baker vau Ilildcbrand. „Zijn eigen baker was een uit- Met opgetrokken knietjes „stekende. Hij zal zich zijn i En liggende in uw schoot, „leven lang verbazen dat er. Zond hij zijn eerste liedjes „met zulk een baker, niets voor- Als 't kikkertje in de sloot „trefTelijkers van hem geworden En speldend speldet gij, o vrouw, Camera Obscuka. Hoe mooi hij later zingen zou. Och, kondet ge eens dit feestje Beleven, goede vrouw, Van wie, na 't brave Keesje, Ik daarom dol veel hon, Omdat gij Klaasje Hildebrand Gebroeid hebt voor de warme mand. Ge omspeldet hem met luren Zoo handig en zoo zacht, Verdroegt zijn kleine kuren Geduldig dag en nacht; Nooit prees hetn proza of gedicht Zoo sterk als gij in 't aangezicht. Ge preest van ccu en ander Zijn oogjes allermeest, Die keken toen al schrander En vonkelden van geest: Gij kondt daarin 't is geen misschien !- Een Camera Obscura zien. Hoe i Hem toonend in de luren Riept gij tot maag en vrind, Tot huisgenoot en buren: „Wat een voortrefflijk kind!" Heel Nederland zoo luid het kao, Roept nu„Wolkeen voortrefflijk ma U, baker zoo uitstekend, Heeft hij in later tijd Een opstel zoo welsprekend Uit dankbaar hart gewijd: Door u naar zijn getuigenis Is hij geworden wat hij is. Och, waart gij nog in leven. Ik zou u, bcBte ziel. Vandaag ecu fooitje geven Als nooit ten deel u viel, Omdat gij ouzen Hildebrand Gebakerd hebt voor Nederland! toestand op h<?t Schiereiland van dpn Balkan genoegen neemt, dan is de voornaamste grond voor verwikkelingen uit den weg geruimd. Wij kunnen daarom de samenkomst der drie Keizers als een nieuw bewijs voor het behoud van den vrede slechts met genoegen begroeten en zien niet in, wat eene tegenovergestelde meening zou kunnen rechtvaardigen." Vervolgens bestrijdt het officieuse orgaan de in sommige Hongaarsche bladen gedane bewering, dat men vreezen moet, dat de publieke opinie in Oostenrijk-Hongarije zich slechts moeielijk met eene toenadering tot Rusland zal kunnen vereenigen. Het blad verwacht, dat ook de Hon garen van hunne „wraak voor Vilagos" zullen afzien en de vriendschap van Rusland als eene voor Oostenrijk- Hongarije belangrijke zaak zullen leeren beschouwen. In de keizerlijke kabinets-order, waarbij Prins Bismarck de orde ;/pour le mérité" is verleend, wordt herinnerd, hoe deze gedurende twee oorlogen niet alleen als voortreffelijk raadsman, maar ook als krijgsman den Keizer ter zijde stond. Het stuk besluit met de volgende woorden: „lk weet, dat zulk een krijgsmanshart en geest in u woont, dat ik u met deze orde, welke immers velen uwer voorouders met trots gedragen hebben, genoegen hoop te geven. Mijzelven verschaf ik daardoor de geruststellende overtuiging, dat ik den man, dien Gods genadige beschikking mij ter zijde gesteld en die zoo groote dingen voor het vaderland gedaan heeft, als krijgsman eene wel verdiende waardeering ten deel doe vallen." De Groningsche hoogleeraar, de heer Plugge, is vier dagreizen van Christiania met een rijtuig omgeslagen en had daarbij het ongeluk een gat in het hoofd te krijgen en een been te breken. Per boot werd hij naar Christiania gebracht en daar in het hospitaal opgenomen.' Een verschrikkelijk gevecht tusschen wilde dieren werd dezer dagen geleverd in eene menagerie van Sanger's zoölogischen tuin te Margate. Een tijgerin, in een kooi grenzende aan een andere met drie jonge leeuwen, werd woedend en wist de afsluiting tusschen de beide hokken te verbreken. De tijgerin greep toen de leeuwen aan en voordat iemand zulks beletten kon, bracht het woedende dier ze alle drie om het leven. De lust tot het houden van congressen is te Zurich zelfs tot het gilde der orgeldraaiers overgeslagen. Dezer dagen stond er althans in het Tagblatt eene advertentie, waarin de beoefenaars van dat instrument tot eene hijeen- komst werden uitgenoodigd ter bespreking hunner gemeen schappelijke belangen. Tot dusver schijnt er van de beraad slagingen niets te zijn uitgelekt. Ten minste men heeft er in de Zurichsche bladen nog niets van gelezen. niet met verstand, f soms te veel; als je goede, verstandige moeder leefde, dan zou ik niet zoo bezorgd zijn voor je geluk maar omdat we haar verloren hebben, moeten we elkaar nog inniger liefhebben en meer vertrouwen stellen in elkander Maar ik geloof niet, dat ik licht je vertrouwen zal winnen, Nadia.... O, mijn beste papa! antwoordde het jonge meisje op zacht ver wijtenden toon, en zij boog zich voorover om de hand te kussen, die de hare omsloten hield. Ik wil zeggen, dat ik wat te jong en te plaagziek ben en niet ernstig en patriarchaal genoeg om aan het ideaal van een vader te beantwoorden; ik moest meer een biechtvader zijn, Nadia, en het heeft er veel van of ik een kameraad van je ben! Dikwyls gebeurt het, wanneer ik je omringd zie van jongelui, die je het hof maken, dat ik me even jong voel als zij, en wanneer zij je een beleefdheid zeggen, denk ik dikwijls, dat zij het onhandig doen en het mij veel beter zou afgaanik zou het minder recht streeks, maar toch met meer oprechtheid doen. Je moet dus bekennen, Nadia, dat ik al een zeer wonderlijke vader ben! Volstrekt niet! beweerde het jonge meisje, en zij zag hem met een blik vol kinderlijke teederheid aanu bent een aanbiddelijke en een aangebeden vader. En jij bent het bekoorlijkste dochtertje dat er leeftantwoordde Roubine, haar met vaderlijken trots aanziende. Nadia Roubine was waarlijk een der schoonste jonge meisjes van het hof. Rijzig en slank, met die sierlijke buigzaamheid, die een bij uitstek kenmerkende behoorlijkheid der Russische vrouwen is, droeg zij fier de zware kroon van bruine vlechten, die haar sierlijk hoofdje tooiden: hare zielvolle oogoo konden niet liegen; als de beleefdheid haar het zwygen oplegde, spraken haar oogen haars ondanks de waarheid. Er lag om haar wel wat grooten mond een aangename vastberaden trek, en wanneer zij lachte kwam een rij groote, maar frissche, witte tanden te voorschijn. Daarbij bezat de jonge Prinses Roubine een aangeboren goeden smaak, die zich in de keus van haar toiletten en in alles wat haar omringde, openbaardehet ontbrak haar dan ook evenmin aan vleiers als aan benijders. Zy was met haar vader op het terras blijven stilstaan en Nadia staarde aandachtig naar de zee, die, verlicht door de stralen der ondergaande zon, telkens van kleur verschoot, toen een rijtuig voor de villa stilhield en de paarden, eensklaps tot staan gebracht, hunne kinkettingen Heten rinkelen. (Wordt vervolgd.) Bulten land. De Koning van Italië, zoo meldt men o. a. uit Napels, bezoekt aanhoudend de hospitalen en vertoeft geruimen tijd bij elk ziekbed, vragende naar de omstandigheden van den lijder, de hand van dezen vattende, hem moed in boezemende en hem belovende dat de meest mogelijke zorg voor hem zal worden gedragen. In het hospitaal Cano- cliia zeide hij tot den directeur, die het oog over alles laat gaan en zich geen rust gunt: „Gij hebt u altijd ver dienstelijk gemaakt jegens uw land, maar thans hebt gij bij eiken zieke, dien gij aan den dood ontrukt, bijzondere aanspraak op de erkentelijkheid van Napels." De Koning luistert aandachtig naar het verlangen dat lijders hem kenbaar maken, en hij onthoudt het ook. Aan een jong arm meisje, beloofde hij dat, zoo zij herstelde, zij eene plaats zou vinden in eene der Staatstabaksfabrieken. Aan den kardinaal-aartsbisschop San Felice, die bij dat bezoek tegenwoordig was, betuigde hij zijn warmen dank voor diens zelfverloochening en trouwe hulp. Toen Humbert al de zalen der eerste verdieping van genoemd ziekenhuis bezocht had, vertelde zijn geleider hem dat er thans niets meer te bezoeken was. „Er moet nog een tweede ver dieping zijn," sprak hij, „gaat gij vóór; hier zijn wij allen gelijk." Op de tweede verdieping vertoefde de Vorst niet minder lang dan op de eerste. Vervolgens trok hij naar het hospitaal Cristallini, waar hij evenzeer troost bracht, moed insprak en hulp beloofde. Hij weigert voor zich alle ontsmettings-middelen. Een der personen van de garde, die het koninklijk rijtuig volgde, werd op den weg door de cholera aangetast. Het aantal sterfgevallen aan cholera bedroeg jl. Don derdag in Italië 493, waarvan 430 te Napels op 800 gevallen, en 13 te Spezzia. Een milde regen heeft de lucht afgekoeld. Men verzekert dat de Koning 300,000 lire geschonken heeft aan de noodlijdenden. Over de samenkomst der drie Keizers (van Rusland, Duitschland en Oostenrijk), die ook door de Oostenrijksche officieuse bladen als vaststaand feit wordt aangemerkt, geeft één van hen, de Sonn- und Feiertags-Courier, de volgende beschouwingen „De samenkomst der drie Keizers, die te zamen over meer dan 100 millioen menschen regeeren, zal weldra plaats vinden. Op Russischen bodem zullen de Keizers van Duitschland en Oostenrijk den Czaar begroeten, die reeds te Warschau aangekomen is. Wat de drie Vorsten tot elkander voert, kan voor niemand een geheim zijn. Velen noemen het „een bewijs van goede vriendschap, een zichtbaar teeken van de goede verstandhouding, die tus schen de drie Rijken bestaat," en zij hebben daarin onge twijfeld gelijk. De Beheerscher aller Russen reikt aan de Keizers van Oostenrijk en Duitschland, die reeds geruimen tijd tot een Vredebond vereenigd zijn, de hand, ten be wijze, dat tusschen de politiek van Rusland en die der twee Midden-Europeesche mogendheden geen verschil bestaat. De groote beteekenis, die voor het instandhouden van den wereldvrede in deze samenkomst ligt, kan onmo gelijk geloochend worden. Wanneer Rusland zich van iedere agressive politiek in het Oosten onthoudt en met den door den Berlijnschen vrede in het aanzijn geroepen Ingezonden. Mijnheer de Redacteur! Onder het vervolg der nieuwstijdingen in uw blad van Vrijdag 12 September jl., No. 110, vind ik iets, dat bijzonder mijne aan dacht trekt, nl. een bericht over het niet bijtijds terugsalueeren van het Deensche oorlogsfregat Fyen. Het zij mij veroorloofd den inzender van dit bericht, dat door u aan 't Vaderland is ontleend, even te wijzen op eenige dwalingen. De inzender zegt, dat er een sein is afgesproken om te waar schuwen en dat door het fort (sic!) het saluut moest beantwoord worden. Verder spreekt hij over mondelinge en schriftelijke boodschappen en verwijt hij de Landmacht, dat deze het saluut te laat beantwoord heeft, en wuift de Marine den lof toe, onmiddellijk dit gedaan te hebben. De inzender schaamt zich, dat zoo iets in Nederland kan ge beuren, dit gaAt hem aandoch hy mag zich niet veroorloven een blaam te werpen op een wapen, waarvan hy niet de minste kennis schijnt te bezitten. Ik verzeker u, dat van de zijde der Landmacht gedaan is, wat men kon verwachtenvan een afgesproken sein is geen sprake het was niet bekend dat dit schip zou binnenvallen, en al ware een sein door de Marine aangegeven (tenzy van den vuurtoren), zou het toch onmogelyk zijn dit uit Helder te zien. Eene mondelinge kennisgeving kwam ter kennis van het gar nizoen, toen het bedoelde fregat bijna ter rcede lag, doch door oefeningen van het korps Artillerie op het fort Kijkduin, enz. konden noch de officier noch de manschappen spoediger ter plaatse zyn om de gedane saluutschoten terug te doen. Onwaar is ook, dat de forten hebben beantwoorddoch dit en parenthese. Omtrent de herhaling van dergelijke zaken wil ik niet spreken de inzender schijnt een goed geheugen te hebben, doch ik wijs hem alleen op de voorzichtigheids-maatregelen, die genomen moeten worden bij het vuren met geschut. Uit alles wat ik gelezen heb straalt door, dat het bericht is ingezonden door iemand, die verlegen is om een nieuwtje in te zenden en misschien tracht jegens anderen hatelijk te zijn. Ik raad hem aan, vóór het inzenden, bevoegde personen deze be richten ter beoordeeling aan te bieden, ten einde zich voor verdere vergissingen en onwaarheden te vrijwaren. X. Door een vriendelijke hand werden wij in staat gesteld het volgend verslag op te nemen van de redding, door schipper Ras op 5 dezer volbracht. Dit verslag werd in de Nuts vergadering alhier, op gisteren avond, gelezen en gaf aanleiding tot het besluit, om by 't Hoofdbestuur de zilveren medaille voor 't heldenfeit van schipper Ras aan te vragen. Met tal van vaartuigen verliet de botter UK. 133, schipper K. Kramer, in den morgen van Woensdag den 3 September, do haven van 't Nieuwediep, om enkele uren van de kust zijn bedrijf uit te oefenen, 't Ging met de vangst niet naar wenscli en daarom bleef hij met velen buitengaats, ook toen Donderdag 't weêr onstuimig werd, zoo zelfs, dat de jongen, die nog niet lang de zee bevoer, angstig werd en met moeite tot 't nuttigen van eenige spijs kon worden aangezet. Vroeg in den morgen van Vrijdag den 5 September besloot schipper Kramer, toen nog eenige uren vau de kust verwijderd, de haven op te zoeken, gevolgd door eenige andere vaartuigen, die met gelijk doel den steven wendden. Geheel onverwacht stak toen des morgens om half drie uren de storm op, die steeds in hevigheid toenam. Met de grootste moeite wist de schipper zijn vaartuig op den wind te houden, toen plotseling met eene hemelhooge zee 't vaartuig omsloeg en allen, de schipper, zijn knecht (broeder) en de jongen in zee werden geworpen. De schipper en de jongen hadden op 't oogenblik van de ramp een touw, dat aan de roerpen was ver bonden, gegrepen, en deden terstond pogingen, om op 't omge slagen vaartuig te klauteren. Door het toesteken van zyn been trachtte de schipper nog zijn broeder te redden; te vergeefs, de verbolgen zee sleurde hem in 't peilloos diep. Met de grootste inspanning gelukte 't de schipbreukelingen op 't bovenvlak vau 't vaartuig te komen. De jongen, die van angst bijna niet meer kon spreken, klemde zich met beide handen aan den steven, de plaats hem edelmoedig door den schipper afgestaan, die, zelf meer naar 't midden gegaan zijnde, zich op 't vaartuig wist te houden, door zich met de vingers in de bungaten vast te klemmen, niettegenstaande elke golfslag hem ten prooi van 't verbolgen element trachtte te maken. En wel was de zee zoo onstuimig mogelijk. Dat ondervinden ook de vier vaartuigen, die daar aankomen en 't ongeluk hebben aanschouwd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 2