HELDERSOHE
EN NIEUWED1EPER COURANT.
tn AdvertentieMad voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°. 133.
Jaargang 42.
Woensdag 5 November.
Uitgever A. A. BAKKER
N ADI A'S GELOFTE.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dingdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
i r P franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Oz.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers by abonnement belangrijk lager.
BlnnenlanO.
De Haagsche correspondent der N. Gron. Crt. schrijft:
„Jl. Zondag is het paleis van wijlen den Kroonprins
definitief gesloten en het personeel, voor zoover het nog
dienst deed, voor goed ontslagen. Dit geschiedde met
eenige plechtigheid. Alle officianten en beambten van den
overleden Vorst waren door den ex-hofmaarschalk des
Prinsen, zijn adjudant, kolonel Hojel, bijeengeroepende
majoor Beijerman en de particuliere secretaris van Prins
Alexander, de heer Van Dijk, waren aanwezig. Met een
hartelijk, inderdaad treffend woord, nam de heer Hojel van
allen afscheid en beval hen daarbij aan om de nagedach
tenis van den braven overleden meester steeds in eere te
houden. Toen werden de deuren van 't paleis voor goed
gesloten en binnenkort zal het vroegere huis der de Witten,
van Motlev en Prins Alexander onder den hamer komen."
Het stoomschip Rhein zoo luiden nadere bijzonderheden
arriveerde'jl. Vrijdag te New-York met de passagiers en equi
page van het verbrande stoomschip Maasdam. De gezagvoerder
van deMaasdam rapporteert,dat hetstoomschipinbrand geraak
te doordat een matroos naar het lek in een petroleumketel
zocht, waartoe hij eene ontstoken lamp bij den ketel plaatste,
tengevolge waarvan eene ontploffing plaats vond en het
stoomschip in brand geraakte. Alles werd vruchteloos in
het werk gesteld om den brand te blusschen. De booten
werden te 4 uur in den achtermiddag over boord gezet,
waarin zich de passagiers en equipage begaven. Zij bleven
bij het brandende schip tot 9 ure des avonds van den
24 October, toen zij door het stoomschip Rhein opgemerkt
en aan boord werden genomen.
Niemand heeft eenig letsel bekomen, doch van hunne
kleederen kon niets worden geborgen.
De heer Bottinga, van Harlingen, die in October
1882 op een concours in het reciteeren, te Winschoten
werd bekroond, trad Donderdag 30 October jl. in het
lokaal „De Kolfbaan/ van den beer Swagerman te Nieuwe
Niedorp, voor een niet zeer talrijk publiek op.
Jammer dat de zaal niet beter bezet was, want niet alleen
dat de spreker zijn gehoor op een viertal flinke en degelijke
stukken onthaalde, maar ook zijn voordracht was duidelijk
Ï3)
Naar het Fransch van Henri Gréville.
Vervolq.J
De tijding van het overlijden van dokter Korzof bracht in
Petersburg overal de grootste verslagenheid teweeg. Alle vrees
voor besmetting vergetend, kwamen de vrienden van den huize
in grooten getale toestrooraen, om de overgeblevenen van hunne
deelneming te overtuigen. Het was of de ziekte ontwapend was,
nu zij baar laatste prooi onder dc eersten en aanzienlijk9ten had
verslonden. De epidemie nam met snelheid af en weldra was
er van de vreeselijke verschijning niets meer over dan de rouw
van hen, die de slachtoffers hadden liefgehad en de droef heid over
hun smartelijk verlies.
Nadia, die den eersten slag met een onverklaarbare geestkracht
had doorstaan, bleef een jaar lang als verlamd door de ontzet
tende ramp, die haar had getroffen en was niet bij machte, haar
diepe droefheid ook maar eenigszins te beheerschen.
Zij vervulde hare plichten met een machinale regelmatigheid.
Nimmer, zelfs niet in de dagen, die op den dood van Korzof
gevolgd waren, had zij hare taak overgelaten of eenige bezigheid
verzuimd. Zij was steeds bereid, goeden raad te geven en een
ieder te woord te staan en zij trachtte zooveel mogelijk het ver
zuim van anderen te herstellen en te bedekkenmaar hare ge
dachten waren elders. Men zag dat zy geheel in het verledene
leefde en dat het gevoel van verantwoordelijkheid haar alleen
staande hield. Hare kinderen zelfs, die haar zoo dierbaar waren,
schenen haar meer toe te behooren door de plichten, welke zy
jegens hen te vervullen had, dan door de liefde, die zy hun
toedroegde geheele ziel van Nadia was haar man naar gene
zyde van het leven gevolgd.
Zoo ging een jaar voorbij. De kinderen leden meer dan men
denken kan onder den ziekelijken toestand, die hun hart met
droefheid vervulde. Pierre, wiens verstand door den arbeid en
ernstige overpeinzingen gerijpt was, kon zich den gemoedstoestand
zijner moeder beter verklaren dan zijn zuster, wier levendige
natuur en hartstochtelijk karakter geen kóclheid en terughouding
verdragen konden. Zij streed te vergeefs met de stem van haar
gemoed, dat in opstand kwam tegen dc uiterlijke koelheid en
schijnbare onverschilligheid van deze zoo innig geliefde moeder
en het lange verkropte verdriet maakte Sophie bijna kwaadaardig.
Te vergeefs poogde Martha haar te troosten en haar te over
tuigen, dat deze toestand niet lang meer duren kondat zij een
maal de moeder, die zij na bijna als een afgestorvene beweende,
zou terugvinden, maar Sophie wilde er niets van hooren.
Je weet niet, wat het zegt, iemand zoo innig lief te hebben,
die je niet liet heeft! riep zij eens wanhopig uit en de tranen
stroomden uit hare oogen. Volodia weet het evenminHet is
zoo gruwelijk, dat men gaarne sterven zou, om er voor goed een
einde aan te maken.
Martha wist geen woorden meer te vinden om haar tot kalmte
te brengen. Volodia zag het jonge meisje ernstig aan.
Je spreekt als een kind, Sophie, zei hij, op bijna strengen
toon. Wij allen weten, wat bet is, niet zoo bemind te zijn, als
wy het wel wenschtcn. Dat kost veel stryd, maar als men
werkelijk eenige kracht in zich zelf bezit, laat men er zich niet
door ter neer drukken en men verduurt zijn smart met geduld;
men wacht, zelfs wanneer men geen hoop heeft. Je hebt waarlijk
nog geen reden tot klagen, want je bent overtuigd, hoe innig je
en goed, en vooral mimiek en gesten waren uitstekend,
soms onberispelijk.
Waar genoemde heer optreedt, raden we ieder aan, hem
te gaan hooren. Inegzonden.
Er bestaat kans, zegt de Zwolsche Crt., dat over
het Volapük een politiek-theologische strijd wordt aange
bonden.
Zooals men weet, is de uitvinder de heer Schleyer, R.
K. geestelijke. Ds. C. S. Adama van Scheltema meent
dan ook in het streven om een nieuwe wereldtaal te scheppen,
een variant te zien van de poging, indertijd door den
Pauselijken Stoel gedaan, om het Latijn te maken tot de
taal van het pauselijke wereldrijk, dat, als erfgenaam van
het Cesarsrijk, dit in omvang en macht moest overtreffen.
Deze poging is mislukt en moest, volgens ds. A. v. S.,
mislukken, daar zij in tastelijken strijd was met den wil
des Scheppers, uit wiens oppermachtig wereldbestuur alleen
het zich ontwikkelen van de eerste menschenspraak in zoo
vele en zoo geheel verschillende ranken te verklaren is.
„Hoe verre vervolgt hij in de strafpredicatie, welke
men in het Doet. Wbl. kan lezen staat bij eenig
nadenken het streven der bijbelgenootschappen, als een ge-
loovig gehoorzamen aan de stemme Gods in het Pinkster-
wonder, boven de poging tot vermoording der levende
talen door een dood kunstwerk 1 Elke taal heeft hare
geschiedenis, als die van het medeleven van het leven des
volks, welks zieleleven zij afspiegelt. Daarom, zoolang er
nog kringen bestaan, waarin het gebed niet als ballast is
over boord geworpen, zal in deze wel nooit in het Volapük,
maar altijd in de moedertaal worden gebeden; en zoolang
nog in eenigen staat het huwelijk niet voor de vrije liefde
heeft plaats gemaakt, ja, ik geloof zelfs dan niet, zal een
moeder het kind, dat zij onder het hart gedragen en gebaard
heeft, in het Volapük troetelen.
Alleen de van het leven afgesneden kloostergeest kan
tientallen van jaren omwroeten en zich afmatten op dit
gebied des doods; ook alleen in die wereldkringen, welke
onder de macht van het socialisme van geen levenden God
willen weten, en wier streven het is het groote levende
Godsgezin tot een machinaal loopend klokwerk te maken,
kan het doode kloosterprodruct als de glansrijke oplossing
bemind wordt en je toont al zeer weinig begrip te hebben van
wat het zeggen wil, werkelijk te beminnen, als je anderen, die
je liefhebt, verwijt, dat hun smart jo voor een tijdlang van hen
verwijderd houdt. Je bent toch niet egoïst, Sophie?
Het jonge meisje was op het punt van tegen die beschuldiging
op te komen; zij sloeg de oogen op naar den vriend uit hare
jeugd en de woorden van verontwaardiging en toorn, die zij wilde
uitbrengen, bleven haar in de keel steken, zoo ernstig en bedrukt
zag hij er uit. Volodia was evenmin als mijn zuster Martha
gewoon zijn genegenheid in uiterlyke liefdebewijzen te toonen.
Het was integendeel of hij ze in zich opsloot om den geheelen
schat zijner liefde bij enkele bijzondere gelegenheden uit te storten.
Meer dan eens had hij Sophie goeden raad gegeven en wanneer
zij, verontwaardigd over de een of andere bestraffing, wel eens
troost bij hem ging zoeken, durfde hij haar altijd de volle waar
heid zeggen, en, hoe teleurgesteld zij dan ook was, in plaats van
beklaagd te worden, een vermaning te ontvangen, kon zij niet
laten den jongen man ten slotte gelijk te geven.
Egoïst? neen, zeide zij. Mijn ideaal is, en dat weet je
even goed als ik, Volodia, mijn leven aan anderen te wyden,
mij door de een of andere zelfopoffering nuttig te maken....
Hij vatte plotseling haar hand in de zijne en viel haar in de
rede.
Die opofferingen zijn de ware niet, zeide hijhet zijn artikelen
van weelde om zoo te zeggenhet zijn ornamenten van het
leven, die de algemeene bewondering tot zich trekken. De
ware zelfverloochening zoekt naar mijn oordeel niet naar uiterlijk
vertoon en laat niet van zich spreken. Als gij lust gevoelt
iemand, die in zijn werk of in zijn overpeinzingen verdiept is,
te storen door hem uwe geheimen mee te deelen, dan fluistert
de stem der zelfverloochening u in, hem met rust te laten. Zij
schenkt u troost voor het verdriet, dat menschen, die u dierbaar
zyn, u aandoen en doet er u verontschuldigingen voor vinden....
Die zelfopoffering, Sophie, kent niemand beter dan wij zelf en
als je haar werkelijk bezit, zal zy je eerbied voor de smart van
je moeder inboezemen.... Je weet niet, wat het zeggen wil het
liefste, wat men op de wereld heeft, te moeten verliezen.... Er
is niets dat zoo wreed is.
Hij liet haar hand los, die hij nog altijd in de zijne gesloten
hield, en wendde zijn gelaat af, terwijl hij er fluisterend bijvoegde
Of het moest de overtuiging zijn, dat men nimmer iets
zal kunnen wezen voor hetgeen men lief heeft.
Sophie zag hem met een twijfelachtigen blik aan. Meer dan
eens had zij in de houding van den jongen man een zekere
vertrouwelijke teederheid meenen op te merken, ernstiger en
inniger dan broederlijke vriendschap. Maar waarom beknorde hij
haar altijd zoo? Waarom gaf hij haar steeds vermaningen?
Wanneer men werkelijk liefheeft, dan stelt men zich toch niet
ten taak zich overal cn altijd onaangenaam te maken...
Het jonge meisje zuchtte diep en verliet de leerkamer, waar
gewoonlijk hunne schermutselingen plaats hadden.
Martha had geen woord tusschen beide gesproken. Zij mengde
zich nooit ongevraagd in de zaken van een ander. Niet dat zij
geen ijverig deed nam in alles wat haar naaste omgeving betrof,
maar zij was, zooals zij zelf heel aardig zeide, enkel bekwaam
voor ondergeschikte rollen.
Ik wil tante, schoonzuster, peet, ja alles zijn wat men wil,
als men maar niet van mij vergt, dat ik mij midden in het ge
drang moet begeven.
Yolodia liep naar het voortreffelijke meisje toe, dat hem met
van het voor ons ondoorgrondelijke raadsel der Godsregeering
worden begroet."
't Was voor ds. A. v. S. weggelegd deze nieuwe eigen
schappen van 't Volapük oplossing van het raadsel der
Godsregeering te ontdekken. Vermoedelijk zal de heer
Schleyer er 't meest verbaasd over zijn.
„Goddank vervolgt ds. A. v. S. dat wij leven in
een tijd der vrijheid, waarin de geesten ongehinderd hun
krachten kunnen meten, ook de geest, die de bijbelgenoot
schappen met Gods Woord in alle menschentalen, en de
geest, die het Volapük tot verdringing van het zich af
spiegelen van het gemoedsleven in levende taalvormen voor
een dood, ijzeren taalharnas in aanzijn riep.
„Hoe meer de wereldgeest en de Christusgeest vrijheid
hebben in hun strijd, hoe meer het recht van den Christus
zal aan het licht komen, om de zijnen te troosten en te
sterken met zijn woord: „Ik heb de wereld overwonnen."
De wijsheid dezer wereld meene in een kloosteruitvinding
een wondermiddel gevonden te hebben, om de mensohheid
ten koste van het hoogst en innigst levensgebied te brengen
tot een uitwendige eenheid, die niet anders zijn kan dan
de eenheid des doods, de christen leeft, bidt ën strijdt
voor een andere wereldoverwinning en roept en zal blijven
roepen met den apostel: „dit is de overwinning, die de
wereld overwint, ons geloof!"
Men kan eerlang een enkel woordje van repliek van de
zijde der zoo vinnig aangegrepen R. K. partij verwachten.
Het Volapük is gered. Wanneer het in Nederland wordt
verheven tot een twistappel tusschen R. K. en anti-revo
lutionairen, dan heeft het een toekomst.
Wij voor ons, besluit genoemd blad, zouden overigens
liever een polemiek in 't Volapük dan over 't Volapük
bijwonen.
In de omstreken van Hoogwoud begint men uit
voering te geven aan de gedachte, dat samenwerking op
het punt der kaasbereiding tegenwoordig een eerste ver-
eischte wordt.
Reeds sedert eenige jaren bestaat er eene kaasfabriek in
de Wieringerwaardook bestaan er twee in de Zijpe en
een te Oudorp bij Alkmaar. Met 1 November jl. werd
er een te Winkel opgericht. Aldaar is de leiding dei-
een vriendelijken, half medelijdenden blik aanzag.
Ik verzeker je, zeide zij, in antwoord op de innerlijke
gedachte van haar broeder, ik verzeker je, dat zij een goed hart
heeft. Zij bezit voortreffelijke eigenschappen, maar op liet oogen-
blik maakt het leed haar onrechtvaardig en bitter.
Dat behoef je mij waarlijk niet te zeggenzeide hij, zich
omkecrende.
Na eenige oogenblikken stilte, hernam hy:
Ik wilde je zeggen, Martha, dat ik van plan ben naar een
academie in de provincie te gaan, naar Moscou of Kiew; ik
geloof dat ik daar beter vooruit zal komen dan hier.
Zijn zuster antwoordde niets, maar zag hem doodsbleek aan,
in afwachting van eenige nadere verklaring.
Ik ben hier niet meer, wat ik geweest ben, hernam hij.
Ik weet niet of het komt, dat ik misschien een onverdragelyke
zedepreker geworden ben, maar Sophie is niet de eenige, die
mij zooveel mogelijk tracht te vermijden: Pierre zoekt ook andere
vrienden. Sedert eenigen tijd gaat hij veel om met zekeren
Nikolaas Stepline, dien ik in 't geheel niet vertrouw.
Stepline? vroeg Martha. Die naam komt mij zoo bekend
voor.
Het is een jongmensch van burgelijke afkomst, die de
deugden van het volk niet meer bezit en de eigenschappen
van hoogere standen niet kan machtig worden. Hij is zeer
onbeschaafd en heeft ruwe, gluiperige manieren, hoewel hij
zich tracht voor te doen als een bescheiden, welopgevoed jong
mensch. Ik kan niet begrijpen wat Pierre voor aantrekkelijks
in hem vindt, of het moet de natuurlyke aantrekking van twee
uitersten zijn, want onze Pi&rre is geheel het tegenovergestelde
van deze onaangename verschijning. Zij zyn altyd samen; het
eenige, wat mij verwondert, is, dat hij hem nog niet eens mee
naar huis genomen heeft.
Volodia bleef in gedachten verzonken. Eindelijk zeide hy,
zijn hand op den schouder van zijn zuster leggend:
Het is daarom beter, dat ik van hier ga, Martha. Als de
vriendschap niet meer gewenscht wordt, eischt haar waardigheid,
dat zij zich terugtrekt.
En acht je nu het oogenblik gekomen, nu Pierre verkeerde
vriendschapsbanden aanknoopt, jezelf voor nutteloos te houden?
vroeg het jonge meisje, dat tot nu toe gezwegen had.
Volodia trok de schouders op, zonder te antwoorden.
Wat zou dokter Korzof zeggen, als hij je zoo hoorde spreken?
ging zij voort op een toon van gezag, die vreemd klonk uit den
mond van dat nederig persoontje, dat nooit een eigen oordeel
scheen te willen vellen. En Nadia, wat zou zij zeggen, als zij
wist welke plannen je beraamd hebt? Zon je werkelijk misbruik
willen maken van den treurigen toestand, waarin zij zich bevindt
en die haar tijdelijk blind maakt voor hetgeen om haar heen
geschiedt, om hare kinderen laaghartig aan hun lot over te laten
Maar heb je dan niet begrepen, dat sedert den dood van den
dokter wy beiden hare taak _zoo lang op ons moeten nemen? dat
die ongelukkige vrouw, overstelpt van smart, zich geen reken
schap kan geven van hetgeen om haar heen geschiedt en dat,
buiten ons, de kinderen van niemand goeden raad en nuttige
wenken kunnen ontvangen? O, mijn beste jongen, je hebt niet
nagedacht, toen je aan die oogenblikkelijke opwelling van zwakheid
hebt toegegeven.
De jonge man bracht de hand van zijn zuster aan de lippen.
Wat ben je toch verstandig en gevoelig, Martha, zeide hy,
maar je bent altijd dezelfde gebleven,... Zie, de taak is voor mij