granten in Amerika en Canada terecht helpen. Ook met het Werk verschaffers-Bureau in C'astle Garden, New York, zou de Nederlandsche Emigratie-Bond in relatie moeten treden. In Saksen en Dortmund zijn ook Emigratie-Bonden, welke op soortgelijke manier volkomen geslaagd zijn en thans werken tot heil van degenen, die verhuizen, alsmede van hen, die terug blijven. Het blad stelt zijne kolommen gaarne open ter bespreking. In een schrijven uit Curasao aan de N. Rott. Crt. wordt met groote instemming gewag gemaakt van den nieuwen dienst der Kon. West-Indische mailbooten „Het doet ons vaderlandsch hart goed, schrijft de correspondent, die vaar tuigen, welke onze kolonie nu geregeld met Nederland verbinden, de haven te zien binnenstoomen, en ieders hoop is er op gevestigd, dat zij den stoot mogen geven om meer en nauwere handelsbetrekkingen met het vaderland aan te knoopen. De agenten van den Kon. W.-I. maildienst doen hier hun best, om 't den kooplieden gemakkelijk te maken, en tot verzending van goederen daarmee aan te moedigen. Producten ter verscheping met die W.-I. mailbooten worden vrij van pakhuishuur en sjouwerloon in de magazijnen der Maatschappij in bewaring genomen; en de vaartuigen, waarmee de producten worden aangebracht, zijn vrij van aanleggeld. De laatste Kon. W.-I. mailbooten, die van hier vertrokken, hadden telkens voor verscheidene duizenden guldens lading, wei een bewijs, dat de kooplieden hier genegen zijn deze nationale onderneming te steunen en te bevoordeelen. Echter zien velen nog op tegen verzending van een en ander met deze stoomschepen, omdat de vracht prijzen te hoog zijn. Wil de K. W.-I. Maatschappij voor goed verzekerd zijn van volle ladingen, laat zij dan de prijzen wat lager stellen. Dan behoeft de mededinging der Hamburgsche Stoomvaart-Maatschappij, die hier sedert jaren goede zaken maakt, niet langer gevreesd te worden. Behalve verlaging der vrachtprijzen is het tevens zeer wen- schelijk, dat er ook maandelijks een stoomschip direct tusschen Amsterdam of Rotterdam en Curacao in de vaart kome, zonder via Paramaribo de reis te maken. Die omweg langs Suriname schrikt ongetwijfeld menigeen af, om van de Kon. W.-I. mailbooten gebruik te maken. Gisteren morgen is de Koninklijke Familie van 's Hage naar het Loo vertrokken. Men verzekert, dat dr. H. J. Vinkhuyzen als genees- en heelkundige bij den geneeskundigen dienst des Konings en Zr. Ms. Hofpersoneel verbonden blijft. Men schrijft uit Brussel: De heer P. Everts, vice-consul der Nederlanden aldaar, is door zijne Regeering bevorderd tot consul. Weldra zullen een achttal krankzinnige militairen van het koloniale leger, thans in verschillende gestichten verpleegd, naar het nieuwe krankzinnigengesticht te Medem- blik worden overgebracht. Onder de weinige gevallen van desertie, die zich in de laatste zes maanden bij het koloniaal werfdepot voor deden, moeten er niettemin vier van onderofficieren worden geconstateerd, aangezien de sergeant-majoor der infanterie E. D. G. Rottenberg (Belg), de sergeant der infanterie E. R. H. E. A. G. H. graaf Vitzthum von Eckstiidt (Duitscher) en de fouriers van hetzelfde wapen S. H. Van Keijmeulen en E. Lebeau (Belgen), met verlof vertrokken, met medeneming van het geheele of ten deele aan hen uitbetaalde handgeld, niet bij hun korps terugkeerden. Uit Kolhorn wordt gemeld, dat aldaar eene ziekte onder de jonge varkens heerscht (niet de gewone varkens ziekte). Bij een slachter stierven er twaalf in een paar weken tijds. Volgens het zeggen van dien man, is die ziekte besmettelijk en is het geen zaak, andere varkens in het hok te brengen gedurende de eerste weken, zelfs niet na reiniging. Niettegenstaande dit oordeel heeft hij de twaalf varkens achter op zijn erf begraven, niet op behoor lijke diepte, maar even onder den grond, in de onmiddel lijke nabijheid waarvan bewoonde huizen staan. Men meldt uit Hoorn, dat de heer H. Bierenbroodspot, commies bij het correctiehuis te Hoorn, benoemd is tegen 1 Januari a. s. tot directeur der gevangenis te Goes. Het Gerechtshof te Amsterdam deed jl. Dinsdag uitspraak in de zaak van S. v. V., tuinman bij den heer P. te Baarn, beschuldigd van moedwillig een tweetal geweerschoten op den gemeente- en onbezoldigden Rijks veldwachter A. Oosterbroek gelost te hebben, alsmede de familie P. met een mes te hebben gedreigd. Het vonnis morgengewaad niet ontmoeten, zonder dat het hart mij sterker klopt in de borst. Ik ben als de dichter: ik ken de teekenen der oude vlam." Aldus praatte ik door, om den tijd te korten en den geest mijner reisgezellin af te trekken van de gedachte aan Grottamare, dat kortbij was, omdat wij de monding van den Tronto reeds lang achter ons hadden. Intusschcn kondigde de zon hare nabij- zijnde verschijning aan met een uitstralend rossig licht, dat zich als een purperen streep tusschen eenige grillige vlokwolkjes en den horizon uitstrekte. Altijd heb ik voor dat oude en altijd nieuwe schouwspel van een zonsopgang een gevoel van innige teederheid gehad. Zoo het waar is dat al onze begeerten, al onze gewoonten tot één oorsprong teruggebracht worden, gelijk de voorstanders van het atavisraus willen, dan durf ik zweren dat in mij wel een droppel van het bloed der oude Sabynen schuilt. Ik houd van de zon die het geschapene verfraait, mijn bloed verwarmt en de druiven der wijngaarden doet rijpen, en ik beklaag mij niet, als zij terzelfdertijd de slangen doet sissen en de krekels zingen. In deze wereld is er geen goed, of het heeft zijn kwaad. En zijn dan de menschen misschien juweelen? Toch verdraagt onze goede moeder, de aarde, alle, ofschoon, zooals Théophile Gautier, die goede ziel, zeide: qa gate le paysage. Ik bemin de zon, zooals ik gezegd heb; ik bemin, en zie ze iederen dag met hetzelfde genoegen, waarmede ik een vriend wederzie; en zij, die weet dat ze onze vriendin is, kondigt zich (als er geene wolken zijn om den vrede te storen) iederen morgen bij ons aan met een stralenkrans van zachten en liefelijken gloed. En verschijnt zy in persoon aan den horizon, dan is het werkelijk iets bewonderenswaardigs, en men kan begrijpen, waarom de ouden niet hebben geaarzeld, haar goddelijke eer te bewijzen, want van al de „valsche en bedrieglijke goden en godinnen" heeft zy zich steeds de waardigste getoond. Zij is steeds degene die, door de weldaden, welke zij den stervelingen bewyst, het meest beant woordt aan het denkbeeld, dat wij ons van de beschermende godheid moeten vormen. Wanneer men bedenkt dat wij van haar afstammen, ons van haar losgemaakt hebben, door haar in de ruimte zijn opgehangen dat wij warmte, beweging en leven was gelijkluidend aan den eisch: veroordeeling tot twee jaren, eenzame opsluiting. Woensdag verscheen de grijze Tobias voor het Hof. De zaak nam echter geen aanvang, daar het Openbaar Ministerie tegen den tweeden beschuldigde, die voortvluchtig is, een nieuwe dagvaarding om te verschijnen verlangde. Tot zoolang wordt ook de zaak van den vader aangehouden. Uit Steenwijk wordt van den 18 dezer aan de Asser Crt. geschreven: „Och Heere! kan mij nu geen mensch helpen; moet ik nu hier zoo blijven?" Deze woorden, op een toon, die zich uit de volgende nader omschreven positie denken laat, uitgesproken, bereikten in het jongst afgeloopen stik donker namiddernachtelijk uur het oor van den veldwachter van Ossenbruggen alhier, die met den nachtwacht Jongedijk de gewone nachtelijke ronde deed en buiten de Ooster poort waren gekomen. Aanvankelijk meenende, dat iemand in geestverrukking of geestverdooving aanleiding zou geven om begin van toepassing van art. 23 der drankwet te moeten maken, bleek na een oogenblik aandachtig luisteren de stem te komen van eene plaats, vanwaar men die allerminst zou verwachten, namelijk uit het midden van de voor eenigen tijd uitgebaggerde stadsgracht. Zou het een water nimf, een nikker kunnen zijn, die de diepte der wateren op dit uur komt verlaten, om even met het hoofdje boven de oppervlakte een kijkje te nemen, hoe 't er op den vasten wal nog uitziet? Deden de geslaakte zuchten het ook al vermoeden, de politiemannen zijn in 't algemeen te ongeloovig op dat gebied, om ook nu al niet spoedig te zien, dat deze kabouter onwillens zijn positie van aardmannetje met die van een watergeest had verwisseld. Bij den logementhouder Varre- norst werd aangeklopt en aldaar verkreeg men een ladder en een lantaarn, waarmede men, vergezeld van nog twee ter adsistentie toegeschoten personen, in aller haast er op los trok. Toen men eindelijk den persoon, of liever zijn hoofd weder in 't vizier kreeg, werd in die richting over het ijs de ladder geschoven, waaraan echter wegens hare kortheid een touw moest worden gebonden. Nauwelijks had de drenkeling die ladder gegrepen, of op den wal werd aangetrokken, met het gevolg dat de drenkeling, B. S., smid te Steenwijkerwold, door het ijs hier en daar als 't ware getatoueerd, uit zijn neteligen en gevaarlijken toestand werd verlost, waarin hij geruimen tijd moet hebben verkeerd, zonder bepaald te weten hoe hij er in is gekomen. In de politiewacht is hij van droge kleêren voorzien, bracht vervolgens den nacht bij een slaapsteehouder alhier door en is jl. Vrijdag morgen naar zijne smederij teruggekeerd. Een paar dagen geleden wilde een werkman in het veld onder Oud-Alblas uit een sloot drinken. Hij legde zich aan den kant neder, doch op hetzelfde oogenblik toen hij met den mond het water aanraakte, schoot een groote snoek toe en hapte hem in den neus. Dat de man hevig verschrikte, is wel te begrijpen. Het spel zoo besluit Damas zijn schrijven onder den titel „Haagsche omtrekken* in het Vaderland heeft altijd bestaan, onder welken vorm dan ook. Hetzij, in oude tijden, de teerling geworpen werd door buitzieke soldeniers, hetzij later een half fortuin gegeven werd voor een tulpbol om daarmede een heel fortuin te winnen, hetzij in de rue Quincampoix handen vol gouds werden betaald voor waardeloos papier; hetzij thans moderne bakkers een rijksdaalder steken in het honderdste brood of vooruitstrevende uitgevers een bankje leggen in het duizendste boekhetzij het rad der fortuin u op de kermis een blauwen pot, met een oog er in, verschaft, of wel een wereldtentoonstelling millioenen loten werpt onder het gretige publiek er is altijd gespeeld en er zal altijd gespeeld worden. Maar in onze dagen vertoont het spel zich in zijn ge vaarlijkste gedaante op de beurs. In iedere gemeente wemelt het van commissionnairs in effecten, die orders aannemen en ze opzenden naar de groote stad. Daar winnen de talrijkste bataillons meestal den slag. Gelukkig, want de kleine kapitalist die eenmaal wint, is reddeloos verloren de waarde van het geld, de waarde vooral van den arbeid verdwijnt voor zijn oog. Dat is het demoraliseerende van het spel bij klein, maar ook bij groot: een ieder wenscht rijk of rijker te worden, zonder inspanning, zonder volharding. De industrie wordt veracht en slechts noode zijn kapitalen te vinden voor goede en nuttige zaken. Op dividenden wordt nauwelijks meer gelet; slechts de beursnoteering doet Atavismus is de wet der overerving van lichaamsvorming en verstandshoedanigheden het eigenaardige van zoodanige over erving is dat de kinderen meer de eigenschappen hunner groot ouders dan die hunner ouders hebben. van haar hebbendat de inwonende krachten der natuur slechts deelen van haar zijn, die, om zoo te zeggen, in de trage stoffen slapen; dat alles wat voedt en warmt, wat brandt, verlicht en ontploft, slechts zon is, en zon alleen, onder nieuwe en verschil lende vormen, dan zou men voor haar bij iederen ademtocht een lofzang aanheffen. En ik, wat ook de reden zij, waarom zy mij uit het niet verwekt heeft, ware het ook alleen om over mijne handelingen te lachen, ik kan haar niet beschouwen, zonder dat ik in mijne borst een gemengd gevoel van vroolijkheid en dank baarheid voel opwellen, en een hymme zing, die zij niet lezen zal en de nakomelingschap evenmin. Om kort te zyn, zij verscheen en hare stralen dansten als vurige tongen op de rimpels der zee, verlevendigden eensklaps de bleeke kleuren des hemels, en braken in warme gouden weêr- kaatsingen op de glasruiten van onze beweegbare herberg. Plot seling wendde ik mij tot mijne gezellin, om haar uit te noodigen met mij het schouwspel te bewonderen. Zij had zich intusschen gehaast haar hoed op te zetten, en den dichten sluier over het gelaat te trekken. Een aschkleurige sluier! van al de sluiers de meest verwenschte, de meest jaloersche, de gierigste. Wat is dat? vroeg ik onwillekeurig. Bedekt gij u het gelaat?... Ja; antwoordde zij met een zekere schalksheid,-die haar eigen was; ik ben bang... te leelyk te zijn. Wat komt er dat op aan... bij mij? Ik behoor toch niet tot uwe kleine wereld! Wij hebben elkander bij toeval ontmoet... misschien zien wij elkander nimmer weêr... Wat komt er dat op aan? viel zij mij met een ver trouwelijk schouderophalen in de rede. Het spijt mij... Ik zou zoo gaarne schoon zijn, opdat u mijn dankbare lach des te aangenamer mocht zijn. O, heb daarom geene vreesantwoordde ik op een toon van oprechtheid, die mij een geheel andere deed zynhet zal mij even aangenaam zyn, als ik iemand, die leelyk is, een dienst heb mogen bewijzen. Zijt gij daar wel zeker van? Zeer zeker; en ik geloof zelfs, dat ik mij dan nog ver dienstelijker zal hebben gemaakt. Wanneer dat zoo is, hernam zij met een gelaten houding, dan mag ik moed hebben. Dit zeggende, hief zij vlug den arm op, nam den tip van dien verwenschten aschgrauwen sluier in de hand, verwijderde dien en wierp hem achteloos over den hoed. Wordt vervolgd.) zich gelden. Alles ie speculatie; er wordt gekocht en verkocht, en het commissieloon besnoeit meêdoogenlbos het vermogen. Maar een Batjan-Maatschappij moet vijf jaar verlenging vragen voor het plaatsen harer aandeelen. Slechts wanneer de angst om het hart slaat, komt leven in de brouwerij. Dan schrijft een Van Hall een „vrijwillige" leening uit, en laat een Bank aan het publiek de keuze tusschen surséance van betaling of nieuw kapitaal. Zoo waar is het, dat men veel moet kastijden wie men lief heeft. Tegen een boerenknecht, die te Amsterdam het publiek geholpen had om een beschonken matroos aan agenten van politie te onttrekken en die hen met steenen had gegooid onder het roepen van: „Gooi ze maar dood," werd voor het hof aldaar een celstraf van 8 maanden geëischt. Voor de twee te Haarlem vacante betrekkingen van inspecteur van politie, hebben zich 26, voor de betrekking van gemeente-secretaris te Ooster- en Westerblokker 28 sollicitanten aangemeld. Onder deze laatsten is ook een schoenmaker. Deze antwoordde op de vraag van een raadslid, of hij van f 300 kon leven en voldoende kennis bezat: „Wel ja, ik heb, moet je wete, soldaat weest. En dan brocht ik de brieve voor de k'nel nee de post, zoodat je wel begraipe kenne, dat ik mit de administrasie niks niet verlegen zitte zei." De musch vogelvrij verklaard. Reeds eenigen tijd wordt er in buitenlandsche, zoowel Engelsche als Duitsche landbouwbladen een levendige strijd gevoerd over de vraag of de musch al of niet tot de nuttige vogels gerekend moet worden, dan wel of men dezen „gamin" in de vogelenwereld, wegens het nadeel, dat hij aan kersen boomgaarden en graanakkers te weeg brengt, te vuur en te zwaard behoorde te vervolgen. Het gevoelen der laatste schijnt het veld te zullen behouden, zoodat er misschien zware tijden voor de musschenfamilie te wachten zijn. In de laatste aflevering der bekende „Landw. Jahrbücher" komt ten minste de schrijver van een uitgebreid opstel over dit onderwerp, dr. Schleh te Herford, tot de gevolg trekking, gegrond op zorgvuldige waarnemingen, twee jaren lang door hem gedaan, dat het nut van den musch, door de weinige insecten die hij vernielt, op verre na niet opweegt tegen de schade, die hij veroorzaakt, en die o. a. op tarwe- akkers ongeloofelijk groot kan zijn. Men zorge echter bij een eventueel vogelvrij verklaren van den musch, dat ook niet een aantal andere zeer nuttige vogels, van ongeveer gelijke grootte en die den mensch zeer veel dienst bewijzen door het vernielen van een menigte schadelijke insecten, mede gedood worden. Eek zaak slepend houden. Yan eene dame te San Francisco wordt verhaald, dat ze onlangs voor de elfde maal haar vier-en-dertigsten verjaardag vierde. Onder een slagregen komt een heer in een omnibus, die nagenoeg vol is. De man is druipnat en niemand heeft lust om hem tot buurman te hebben. „Mag ik u verzoeken een weinig plaats te maken," zegt de binnentredende. „'t Is hier geen aquarium," antwoordt een ruwe stem." Met vooropstelling der onraadzaamheid van algeheele afschaffing der Staatsloterij, welke het maatschappelijk kwaad van het spel niet zou wegnemen en door de schade voor de schatkist niet gerechtvaardigd wordt, heeft de minister van Financiën besloten, de Staatsloterij te zuiveren van gebreken, waartoe het dezer dagen bij de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp strekt. Het bevat de volgende hoofdbepalingen: De overmatige voordeelen uit het loten-debiet worden ingekort; de geldelijke bijdrage voor de schatkist uit de Staatsloterij verkrijgt een wettigen grondslag. Met behoud van de klassikale loten wordt voorgesteld, van Rykswege alleen doorgefourneerde loten te geven, met toekeO- ning aan collecteurs van de bevoegdheid om loten ook klassi kaal te splitsen, echter zonder berekening van f 2 premie per lot. Den verkoop van doorgefourneerde loten wenscht de minister van Financiën te beschouwen als een overgang tot de latere afschaffing der klassikale loten. Algeheele afschaffing van den tnsschenhandcl en verkrijgbaarstelling van de loten bij de Rijks ontvangers onraadzaam achtende, handhaaft hij de bestaande organisatie met afschaffing van de gedelegeerden der eerste klasse, onder wie de voornaamsten tot collecteurs benoemd en de overigen tot debitanten teruggebracht worden. Het loten-debiet komt dan voortaan in handen van collecteurs en debitanten. De inleg blijft bepaald op f 60, maar de verkoopprijs wordt f 70, doch van de f 10 verhooging wordt f 4 aan het Rijk uitgekeerd, zoodat do winst van den tusschenhandel van 16 pCt. op 10 pCt. vermindert. Het jaarlijksch voordeel voor de schatkist, thans bedragende f 473,075, wordt, komt dit wetsvoorstel tot stand, geraamd op f 661,475 en derhalve meer f 188,400. Het getal loterijen blijft op drie per jaar bepaald. Van de 70 gedelegeerden eerste klasse valt ongeveer de helft in de termen voor benoeming tot collecteur, aan te stellen naar gelang van de behoefte. De tegenwoordige prijs der loten wordt met f 1 verhoogd. De verjaringstermijn j voor het vervallen der prijzen en premiën wordt van 4 tot 3 jaren teruggebracht. De straffen tegen misdrijven en overtredingen in zake de Staatsloterij zijn in deze regelingswet opgenomen, met inachtneming van de straffen, in het nieuwe Wetboek van Straf recht tegen gelijksoortige feiten bedreigd. Onder de onder geschikte punten, tc regelen bij Kon. besluit, vindt men o. a. aan de collecteurs de zorg opgedragen, dat de debitanten geene loten ten verkoop aanbieden op straat of in bier- en koffiehuizen. Buitenland. De prefect der Seiue deelt mede, dat er te Parijs geen cholera meer heerscht en dat sedert jl. Dinsdag het uit geven van officiële bulletins gestaakt is. Te Parijs ontmoet men iederen middag op den boulevard een man, zoo goed als in lompen gehuld, maar aan wiens knoopsgat steeds een kostbare frissche bloem, een witte camelia prijkt. De geschiedenis van deze camelia's is niet velen bekend. Drie jaren geleden was de man in lompen een bekend speler; toen hij eens aan de baccarat-tafel een groote som gewonnen had, abonneerde hij zich bij een bloemist voor eene camelia daags gedurende een reeks van jaren en betaalde vooruit den duur van het contract. Het ongeluk volgde op het geluk, de man werd onherstel baar geruïneerd; maar al heeft hij niet iederen middag te eten, hij draagt dagelijks met de oude zwierigheid zijne witte camelia in het knoopsgat. Het verdient de aandacht ook van de veefokkers en veehandelaars in Europa, dat thans te St. Louis een „Vee handelaars (cattlemen's) nationale vergadering" is geopend, die bestaat uit afgevaardigden uit bijna alle westelijke Staten van Noord-Amerika, uit Mexico, Engeland en Schot land. Het doel der vergadering is, een Bond te vestigen in 't belang van de belanghebbenden bij de veefokkerij en den veehandel. Hoofdzakelijk is het plan, een weg tot stand te brengen, langs welken het vee van Texas naar het Noorden, tot naar Dakota en Montana, zal gedreven

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 2