HELDERSCHE EN N1EIIWEDIEPER COURANT. en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°. 149. Jaargang 42. Vrijdag 12 December. Uitgever A. A. BAKKER Cz. ALS EEN DROOM. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 11 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers by abonnement belangrijk lager. Binnenland. De heer G. A. Vorsteman van Oijen heeft in het weekblad „Vooruit" een Open Brief geplaatst, door hem gericht aan 't hoofdbestuur en aan de departementale be sturen der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Naar aanleiding van 't gevierde Eeuwfeest der Maatschappij oppert de schrijver twijfel aan 't voortdurend nut van 't Nut, en vreest hij dat deze Vereeniging op den duur meer bepaald werken zal in 't belang der gegoeden. Hij doet daarom een voorstel, de strekking hebbende om, meer dan thans geschiedt, 't waarachtig belang van 't algemeen te bevorderen. De Open Brief eindigt volgender wijze: „Ons volk leert wel lezen, maar 't leest niet, bij gebrek aan lectuur, waarin het belang stelt, of het leest boeken, die beter ongelezen bleven. Zóu de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen geene volksblaadjes kunnen uitgeven over allerlei maatschappelijke belangen: kort, degelijk en in verstaanbare taal geschreven? Zouden die blaadjes, wier prijs niet veel hooger moet zijn dan 1 of 1£ cent niet in zeker aantal onder 't volk verspreid kunnen worden, op de wijze der Unie-blaadjes, om dat volk aangaande zijne wezenlijke belangen in te lichten? Zou daardoor het groote doel der Maatschappij „Volks verlichting" niet beter bereikt worden, dan door de ver- eenigingen met dames, waarin men e m of ander zeer gewaardeerd spreker en schrijver laat optreden om ons te vergasten met eene kernachtige, degelijke, eenige bijdrage over Lessing's Nathan of Longfellow's Evangeline Ziet daar, Mijne Heeren, een denkbeeld, dat bij de lezing van zoovele verslagen over het honderdjarig jubilé bij mij opkwam, en dat ik meende onder uwe aandacht te moeten brengen. Er hangt een zwangere toekomst boven Nederland. De reactie heeft aan de eene zijde een invloed her wonnen, dien men voor een tiental jaren onmogelijk zou geoordeeld hebben. Het socialisme aan de andere zijde neemt, voorgelicht door mannen, die de gevaren niet kennen of niet willen kennen van 't vuur, waarmede zij spelen, dagelijks toe en de gedrukte tijden voor handel, landbouw en nijverheid, welke wij beleven, zullen zijne krachten binnen een niet ver verwijderd tijdperk tot eene reuzenmacht doen aangroeien. Zou de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen niet 10) Uit het Italiaansch door ANTONIO GIULIO BARRILI. (Vervolg.) Wij waren intusschen binnengetreden. De vestibule of de benedenverdieping, die, zooals het vele huisraad aanduidde, tot verschillende doeleinden dienen moest, zag er goed uit, en bewees dat de boerin eene zeer goede huisvrouw was. Het weinige koperwerk, dat in de keuken aan den wand hing, blonk als een spiegel. Het aardewerk, dat op een aan den muur bevestigd rekje gerangschikt was, gaf een goeden donk van de netheid van al het overige huisraad. De eenige hindernis, die de boerin, nauwelijks binnengekomen, zich haastte uit den weg te ruimen, was een schotel met wat overgeblevene meelspijs, die de getuige was van het sobere maal, dat de moeder eenigen tijd te voren met 'haren zoon gehouden had. Wij namen plaats op twee houten stoelen op den drempel der deur, terwijl de boerin zich spoedde om de tafel gereed te maken. Mijne van verlangen blakende oogcn zochten die mijner schoone gezellin, die nieuwsgierig ronddwaalden en zich vergasten aan het uitzicht, dat het veld, voor zoover het door den wijngaard heen te zien was, aanbood. Ach! riep ik zuchtend uit, mochten wij beide hier onze dagen kunnen slyten, als Fhilemon en Baucis! Wie waren dat? vroeg zij, terwijl zij hare schoone lachende oogen op mij vestigde. Twee verliefden uit den goeden ouden tyd, waarde dame. Zij namen Jupiter gastvrij in hunne hut op, en kregen tot loon, dat zij tot in hun ouderdom elkaar zouden beminnen en elkaar niet zouden overleven. De God hield zijn woord; zij bereikten een hoogen ouderdom. Hierbij bepaalde zich Jupiters dankbaarheid niet. Op zekeren dag, terwijl zij, juist als wij hier, op den drempel hunner nederige woning stonden, en zich de gunst des hemels herinnerden, bemerkten zij, dat er eene groote gedaante verandering in hunne personen plaats had. Fhilemon werd een eik, Baucis eene linde. Zij begrepen dat dit het verwacht einde was. Zy omhelsden elkander voor de laatste maal, en den volgenden dag zag men de beide hoornen hunne takken verliefd samenstrengelen voor den ingang van de hut, die in een tempel veranderd was. Altyd te zamen merkte zij verwonderd op. Uw Philemon moest toch eene standvastigheid in de liefde bezitten, welke de mannen later niet nagevolgd hebben. En Baucis moet niet koket geweest zijn O! gelooft gij dan, dat het nu juist de koketterie der vrouwen is, die de liefde in der mannen borst dooft? Ik voor mij, ja; ik zou ten minste niets anders noodig hebben, om een afkeer op te vatten en honderd mijlen ver te gaan loopen. Ik geloof u; zeide zij na eene korte wyle; want gij hebt nu eenmaal zulk eene zonderlinge zienswyze. Is die misschien slecht? Neen; ik ben zelfs van uw gevoelen. In vele opzichten ben ik het met mijne sekse niet eens. Indien ik beminde (en dit zeggend, sloeg zjj blozend onwillekeurig de oogen neder), zou geroepen zijn om dien stroomingen eene veilige bedding te bereiden. Mij dunkt ja! Mij dunkt, dat door dien weg in te slaan de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, na een honderdjarig bestaan wederom eene schoone toekomst tegemoet zal gaan." Aan de „Maritieme correspondentie van Atjeh, voor komende in het Rott. N.blad, ontleenen wij het volgende: „Het bevel der vloot was tot nu toe aan twee handen toe vertrouwd, de Indische militaire Marine benevens de schepen van de Gouvernements-Marine waren onder bevel van den stations-Commandant van Noordelijk Sumatra en over de schepen van het auxiliair eskader voerden de oudsten der commandeerende officieren het bevel. Aan samenwerking ontbrak het nu wel niet, doch de ernst miste, er werden te veel andere diensten van het niet complete escader geëischt om met vrucht de kust af te sluiten. Thans is daar een einde aangekomen; de uit Nederland gearriveerde kapitein ter zee C. H. Bogaert, heeft onder den titel van divisie-commandant en commandant der maritieme middelen in de wateren van Atjeh, de standaard geheschen aan boord van Zr. Ms. stoomschip Koningin Emma der Nederlanden, en het bevel over de geheele vloot berust thans in zijne handen. Het aantal schepen bestaat thans uit 20 schepen van het auxiliair eskader, 1 raderstoomschip 2de klasse, 2 idem 3de klasse, en 10 schroefstoomschepen 4de klasse van de Indische militaire Marine, 3 stoomschepen van de Gouver nements-Marine en 3 kopperbargers, de laatste die door transformatie zooveel mogelijk tot oorlogsschepen zijn inge richt geworden en waarop een luitenant ter zee, twee jnderofficieren en een detachement matrozen en mariniers geplaatst isook op de schepen van de Gouvernements-Marine is een detachement schepelingen onder bevel van een luitenant ter zee. De twee eerstgenoemde categoriën voeren te zamen 71 kanonnen van verschillende kalibers, 47 kanonnen tot be wapening van sloepen en 18 mortieren, terwijl de totale bemanning bestaat uit p. m. 1500 officieren, onderofficieren, matrozen en mariniers, benevens ongeveer 500 inlandsche onderofficieren en schepelingen. De twee laatstgenoemde categorieën zijn met licht geschut bewapend. Aan al die schepen is thans een kruisgebied aangewezen en de commandeerende officieren van een instructie voor zien; om zooveel mogelijk de oorlogsschepen binnen hun kruisgebied te houden is er een stoomer van de Nederl.- ik minder stout en meer openhartig zyn. Inderdaad, dat opwekken van de jaloezie eens mans, dat ver langen dat hij ons, terwijl wij rechts en links lieve woordjes veil hebben, nog verstandig zal vinden, is dat geen spelen met vuur. is dat niet het toppunt van vermetelheid en onbeschaamd heid? Hoe juist is hetgeen gij zegt! Maar uwe zusteren in Eva verstaan het op die wyze niet, en gelooven maar steeds, dat eene verstandige veinzerij het toppunt der deugd is, dat de ge makkelijkheid van veinzen en de zucht om te plagen geene slechte plooien van het karakter zyn, en eindelijk dat de liefde, die door duizend kleine onaangenaamheden, door duizend koketterieën ge halveerd is, de kern der gelukzaligheid is. Gy maakt u te warm, dunkt mijmerkte zij op, terwijl zy hare lippen tot het haar eigen fijne lachtje plooide, dat een begin van geraaktheid moeielijk kon verbergen. Men zou zeggen, dat gy een en ander bij ondervinding hadt. Neen, waarde dame, dat is niet zoo, en ik verzoek u mij te gelooven. Zie mij in de oogen of ik lieg. Mijn hart is vrij, of om meer overeenkomstig de waarheid te spreken, is vrij ge bleven tot heden nacht. Gij weet immers, dat wij ons deel gehad hebben onder.... de regeeringen die verdwenen zijn; en de be schouwingen, die ik gemaakt heb, zijn niet ander dan het gevolg eener verwijderde ondervinding. Op deze wijze zaten wij met elkander te keuvelen, toen de boerin ons voor het ontbyt kwam roepen. Jonggetrouwden 1 zeide zij, toen zij ons druk en hartelyk gesprek opmerkte. Zeker, brave vrouw, een huwelijksreisje. Ik wensch u gelukriep zij in den vorm van een besluit. En zij slaakte een zucht. Die goede vrouw dacht aan hare jeugd en aan haar man, die niet meer was. Nadat ik die leugen uitgesproken had, trachtte ik mijne be koorlijke gezellin in het gelaat te zien. Ik begon, dat begrijpt men, met mijne oogen van ter zijde op haar te slaan; toen ik vervolgens bemerkte, dat zij hetgeen ik gezegd had niet euvel had opgenomen, zag ik haar flink aan en kon mijne blikken niet verzadigen. Zij had eene kleur als een meikers. De zuivere trekken van haar Madonna-gezicht, zoo zacht met incarnaat ovcr- togen, kregen in mijne oogen een nieuwen glans. Onder dat fijn rooskleurig hulsel lag een gloed van gezondheid, en uit de onmerkbare poriën, welker aanwezigheid slechts aangeduid werd door het helder vocht, waarmede het geprikkeld gevoel van schaamte ze besproeid had, stroomde mij een adem, een geur van wellust tegen. Ik kan onmogelijk in woorden uitdrukken wat ik gevoelde, maar een ieder, die vurig bemind en van nabij beschouwd heeft, zal mij begrijpen. Om kort te zijn, zal ik mij vergenoegen met te zeggen, dat ik bedwelmd was, dat mij het bloed plotseling naar het hoofd steeg, op mijne lippen den jubel myns harten overbracht, en ze tot een vorm van aanbidding plooide, die in de schilderachtige kracht der kerktaal een schiet gebed genoemd wordt. Wat zyt gij schoon! zeide ik op een zachten, maar harts- tochtelijken toon, die haar stellig tot in het diepst der ziel deed ontroeren. j Dat is een oud compliment! antwoordde zij mij, haar Indische Stoomvaart-Maatschappij afgehuurd, welke de kust langs vaart om de schepen van steenkolen to voorzien, terwijl in de behoefte van levensmiddelen de aanvoer plaats heeft door den leverancier, die daartoe een stoomer onderhoudt. Het bij voornoemd besluit te blokkeeren gebied, was oorspronkelijk van de noordelijke grens van Panga, ter westkust tot en met Kavalla Olem ter noordkust, waarvan alleen Oleh-leh uitgezonderd was. Na de „Tenom"-kwestie kwam hierin een verandering en werden eenige Staatjes op de westkust voor den handel opengesteld, aangezien voor hen die tijdelijke maatregel was genomen voor de pressie, die zij op Tenom konden uitoefenen, en nu die Staat van blokkade ontheven is, deelden die anderen ook in dat voorrecht; ook werd nog als motief aangevoerd „omdat zij geen of weinig hulp aan Groot Atjeh hadden gezonden." De oorlogsschepen blijven echter geposteerd om gestrenge visitatie uit te oefenen en wordt aan de ten handel komende schepen de verplichting opgelegd zich eerst te Oleh-leh te doen uitklaren, en zoo noodig een ambtenaar met eenig politie-personeel aan boord te nemen om bij het lossen tegenwoordig te zijn. Diezelfde bepaling geldt ook voor de Noord- en Oostkust, waar de schepen zich respectievelijk te Segli en Edi ter visitatie en uitklaring moeten aanmelden, behoudens het recht van de oorlogsschepen van streng onderzoek aangaande het aan boord hebben van oorlogscontrabande en opium. Natuurlijk is het tijdsbestek nog te kort om reeds succès te kunnen verwachten, doch daarover hoop ik u later de bijzonderheden te melden." Aan de Burgervlotbrug (gem. Zijpe) is jl. Maandag zekere Trijntje S. achter haar huis in een sloot verdronken. Als een bewijs, dat in de omstreken van Hoorn en Alkmaar voor goed land nog flinke prijzen worden besteed, kan het volgende dienen: In den laatsten tijd zijn verkocht: 1. onder Sijbekarspel twee woningen, met 24 hectaren meest weiland, voor f58,000; 2. onder Ursem een huis, met 10 hectaren weiland, voor f 25,000; 3. onder Spanbroek een hectare en een morgen weiland voor f 5800; en 4. onder Obdam twee woningen, met 35 hectaren weiland, voor f 108,000, alles buiten de onkosten. Daarentegen konden 36 hectaren mindere kwa liteit weiland, gelegen aan den Middelweg in den Heer- Hugowaard, niet meer opbrengen dan ongeveer f 40,000. best doende om het als scherts te laten doorgaan. Evenals de dagelijksche groet, lieve dame, en toch geeft men dien elkander, zonder dat iemand er iets op aan te merken vindt. Ontvang dus.... mijn goeden dag Ik dank u, ik groet u insgelijks! hernam zij, ditmaal hartelijk lachende. Intusschen was de tafel gereed gemaakt. De boerin had voor deze gelegenheid een schoon tafellaken gelegd. De melk rookte in de kan. De jongeheer Cesarino was een oogenblik te voren hijgend en vol blijde zelfvoldoening met zijn mandje aangekomen, waaruit hij versch brood te voorschijn haalde, en liep vervolgens naar den tuin, waaruit hij spoedig terugkeerde met perziken, zoo heerlijk, kleurig en geurig als zij, ja als zij! Zij herinnerde zich glimlachend eenige woorden van mij, die ik den nacht te voren gesproken had. Weet gij het nog? „De distelvinken eten evenals alle schepselen Gods; en als het eten met mate geschiedt, dan is er niets naars in gelegen. Vooral wilde ik er bijvoegen, wanneer het wijfje van den distelvink is als.... Goeden dagik heb het begrepen, goeden dagviel zij mij in de rede, met mijne woorden den draak stekende. Zij lachte echter zoo bekoorlijk, dat ik er geenszins over geraakt kon zijn. Wij namen aan den soberen disch plaatszij had goeden eetlust en at vroolijk; ik insgelyk, ofschoon ik, in plaats van de maag, meer genegen was mijn hart te voeden, door myne gezellin met de oogen te verslinden. Overigens moet ik van óéne wel eenigs- zins stoffelijke zaak gewagen, die hier echter niet misplaatst is. Niets zoo geschikt om vreugde en blijdschap in het hart te storten als het gezicht eener schoone vrouw; niet die luidruchtige, buitensporige en kortstondige vreugde van de drinkgelagen der mannen, maar die gezonde en diepe vreugde, welke men zoo zelden smaakt, die den geest vrij en frisch laat, en ons met open oogen en in het volle bewustzijn van ons zeiven, in het nevel achtig gewest der droomen doet verwylen. Welke zoete uren bracht ik daar aan dien landelijken disch door; uren, die verkwikt werden door het lauwe luchtje eener weelderige natuur, verlevendigd door de lachjes der bloeiende schoonheid! Hoe geschikt zijn zulke uren om den geest te ver sterken! Hoe gaarne herinnert men ze zich, zooals men denkt aan die lichtsprankjes, dien helderen hemel te midden der droeve zorgen en kwellende wederwarigheden, waarvan het leven zoo vol is. Het meest gefolterde genie der wereld, zóó gefolterd, dat hij meende dat zijn gelaat er de sporen van droeg zoolang hij leefde, Jean Jacques Rousseau bedoel ik, ontleende aan dergelijke herinneringen de schoonste bladzijden zijner helaas! onsterfelijke ConfessioTis. Gaarne maak ik hiervan gewag; als moest ik daar door ook de weinige kleuren mijner schildering doen verbleeken voor mij is er niets aangenamer hetzy ik schrijf of denk, dan mij te binnen te roepen, wat een ander schoons gedacht of ge schreven heeft. Waar is het intusschen, 'al moge de geest van den grooten Geneef er zich aan ergeren, dat mijne lieve gezellin oneindig veel schooner en edeler was dan zijne juffrouw Warens. W:rdt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1