HELDERSCHE EN MEITWEDIEPER fOURANT. en Advertentieblad vrjfir Hollands Noorderkwar tier. 1885. N°. 4. Jaargang 43. Vrijdag 9 Januari. Uitgever A. A. BAKKER (Jz. BlnnenlanoL 2) DE SCHOONE MOLENAARSVROUW. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prys der Advertentiën: Van 1i regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Betreffende de nieuwe Algemeene Onderlinge Verzeke- rings-Maatschappij bij besmettelijke ziekten meldt men het volgende: Zij is genaamd „de Philanthroop" en gevestigd te Bolsward, onder directie der heeren C. W. Eisma en J. W. Tuinenburg aldaar. De heeren N. L. J. Bruinsma, dr. S. Sr. Coronel, jhr. mr. Van Swinderen, C. W. C. J. Visser Tz. en mr. C. Witholt maken den Raad van Toe zicht uit. Men kan deelgenoot worden tegen eene premie, met inbegrip van ophaalloon, van f 0.40 tot f 1.17| per jaar, om in geval van besmettelijke ziekte en zoolang deze duurt wekelijks f 20 tot f 75 uitkeering te kunnen erlangen. Het feit, dat dr. S. Sr. Coronel, secretaris van den Geneeskundigen Raad voor Friesland en Groningen, mede lid van den Raad van Toezicht is, waarborgt, dat de Maat schappij op hechte grondslagen rust. Het behoeft geen betoog, dat zij werkelijk groot nut kan stichten. De direc teuren zeggen in de memorie van toelichting op het reg lement o. a. 0Voordat de wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten 4 December 1872 (Stbl. No. 134) totstandkwam, werd door den minister van Binnenlandsche Zaken bij de algemeene beraadslagingen o. a. gezegd: „dat er een einde moet gemaakt worden aan de achteloosheid van vele Gemeentebesturen, aan de zorgeloosheid, onverschilligheid en zelfzucht van de ingezetenen, tengevolge waarvan bij het heerschen van epidemiën de besmetting op vele plaatsen op vreeselijke wijze is vermeerderd en in het algemeen belang betere voorziening gebiedend wordt gevorderd. De wet echter werkt, maar heeft nog niet het zoogenaamd burgerrecht verkregen. Velen verzwijgen eene ziekte omdat zij dadelijk nadeel ondervinden in hunne zaken, nering of bedrijf, of van de werkplaatsen worden geweerd zoodra het zichtbaar kenmerk der besmettelijke ziekte aan hunne woning komt. Wel is uit de verzwijging een- en andermaal reeds vervolging en straf ontstaan, maar de treurige gevolgen zijn daarmede niet goedgemaakt; het gevaar toch kan zich intusschen uitbreiden en verder onberekenbare nadeelen ten gevolge hebben." „De strijd om het bestaan speelde meestal grooter rol Spaansche Volksvertelling van PEDRO DE ALARCON. Een man, van binnen en van buiten bekeken. Tio Lucas was leelijker dan Picio. Hij was altijd leelijk ge weest, en nu was hij veertig jaar. Toch waren ontegenzeggelijk weinige zulke sympathische en aangename mannen op aarde geplaatst. Ingenomen met zijne vlugheid en schranderheid van geest, had de vroegere bisschop aan zijne ouders, die schaapherders waren, verzocht voor zijne opvoeding te zorgen. Toen Zyne Hoogwaarde overleden was en do knaap het seminarium met de kazerne had verruild, genoot hij weldra de hooge onderscheiding dat generaal Caro hem voor het gansche leger tot zijnen ver trouwden ordonnans benoemde. Toen Tio Lucas eindelijk den krijgsdienst vaarwel had gezegd, was het hem even gemakkelijk het hart van Frasquita te veroveren, als vroeger de gunst van den prelaat en van den generaal. De Navarreesche schoone, die destijds twintig zomers telde en de oogappel was van al de jongens van Estella, ook zeer rijke daaronder, kon aan den vloed van aardigheden, aan de geestige invallen, de blikken van den ver liefden aap en het ondeugend en toch goedig stereotiep lachje van dien brutalen, weisprekenden, slimmen, godsdienstigen, moe digen en uiigen Murcianer geen weerstand bieden, en zoo bracht hij haar ten slotte het hoofd op hol, en niet alleen pakte hy het vurig begeerde meisje, maar ook hare ouders in. Lvcas was toen ter tijd en op het tijdstip, waarvan wij thans spreken, klein van stuk (althans bij zijn vrouw vergeleken), met eenigszins hooge schouders, zeer bruin, met schralen baard, groote neus, groote ooren en pokdalig. Daarentegen had hij eenen regelmatigen mond en een onvergelijkelijk mooi gebit. Men kon eigenlijk wel zeggen, dat 's mans omhulsel ruw en leelijk was; zoodra men echter in het inwendige binnendrong, kwamen al zijne goede eigenschappen voor den dag, en die eigenschappen begonnen met de tanden; dan volgde de stem, vibreerend, buig zaam, welluidend, soms mannelijk en ernstig, zoet en week als hij wat verzocht, en bijna altijd onweerstaanbaar. Vervolgens kwam hetgeen hij met die stem zeide: alles op zijn tijd, verstandig, snugger, overtuigend.... In één woord, in de ziel van Tio Lucas huisden moed, oprechtheid, eerlijkheid, gezond verstand, weet gierigheid, instinctmatige of door ervaring verkregen kundigheden, eene diepe minachting voor alle mogelijke gekken van hoogeren of lageren rang, en een geest van ironie, spot, sarcasme, die hem in de oogen van het academielid deden geleken op eenen onge- polijsten Don Franzisco de Quevedo. Hoe de twee echtgenooten met elkadr omgingen en hoe knap z y waren. Sena Frasquita hield dol veel van Tio Lucas, en achtte zich de gelukkigste vrouw ter wereld, omdat zy door hem aangebeden werd. Gelijk wy reeds gezegd hebben, hadden zij geene kinderen, en zij hadden zich wederkeerig tot taak gesteld, elkander met onbeschrijfelijke zorg het leven zoo aangenaam mogelijk te maken, zonder dat dit teeder gekoester in sentimentaliteit en zoetsappigheid ontaardde, zooals bij andere kinderlooze huwelyken. Integendeel, zij behandelden elkander met een vryheid en vroolijkheid, een humor en vertrouwen, zooals men ze bij kinderen, bij speelkame raden aantreft, die met hart en ziel van elkander houden, zonder het elkaar te zeggen, en die zich misschien van hetgeen zij voelen niet eens bewust zyn. dan de zorgeloosheid en onverschilligheid, waaraan de minister dacht. Een middel diende daarom gezocht te worden om de ingezetenen te vrijwaren tegen de winst derving, die zij niet doorstaan kunnen en hun veelal het eerst terughoudt van de noodige medewerking bij het heerschen van epidemiën of het ontstaan der ziekten, ten gevolge waarvan de besmetting vermeerdert en het algemeen geducht geschaad wordt. Somtijds ontbrak de vereischte medewerking van geneeskundigen zoowel als van burge meesters, als er sprake van besmettelijke ziekten was, waardoor ook het geneeskundig staatstoezicht onkundig bleef van het verschijnen der ziekte. „Een afdoend middel tegen elk gevaar en ieder bezwaar kan men nu vinden door deelgenoot te worden van de Maatschappij „de Philanthroop." Immers een arbeider kan gemakkelijk 35 cents in eens betalende of 40 cents per jaar in vier termijnen met het ophaalloon incluis afzonderen, om bij ziekte f 20 's weeks te trekken. Een burger of neringdoende kan zonder bezwaar zeer wel 70 k 80 cents 's jaars betalen, om recht te hebben op f 40 of f 50 's weeks, wanneer de beproeving hem treft, en een meergegoede gevoelt het niet, als hij jaarlijks f 1.17 betaalt voor eene uitkeering van f 75 's weeks, in geval de ziekte binnen zijne woning dringt. Voor een huisgezin van 4 personen wordt het slechts f 1.40 a f 1.60, of zooveel meer als men voor eene ruimere uitkeering wil verzekerd zijn. Zelfs hij, die er geene "behoefte aan heeft, kan de Maatschappij „de Philanthroop" steunen door deel te nemen in het belang van anderen, die het noodig hebben. Wat er overblijft, vormt een reservefonds in het voordeel van de deelgenooten. Nimmer gaat een cent weg aan aandeelhouders." De weldoordachte toelichting zal spoedig alom te be komen zijn, en heeren predikanten en pastoors zullen worden aangezocht om agenten te verkiezen en alsdan in het bezit gesteld worden van reglementen enz. voor de reeds geconstitueerde Maatschappij. Het weekblad Vooruit! geeft in zijn laatst verschenen nummer o. a. een pittig artikel over rekenboeken. De schrijver wijst daarin op de vraagstukken, die veel meer op rekenraadsels gelijken dan op dezulken, die oefeningen Op den ganschen aardbol was er zeker geen molenaar zoo goed gekamd en gekleed, wat eten betreft zoo verwend, in huis zoo door alle mogelijke geriefelijkheden omringd, als Tio Lucas. En ontegenzeggelijk is nooit eene molenaarsvrouw, of liever gezegd nooit eene koningin het voorwerp geweest van zoovele opmerk zaamheden, van zoovele lieve verassingen, als Sena Frasquita. Het is ten eenenmale ondenkbaar, dat een molen ooit zoovele noodige, nuttige, aangename, tot uitspanning dienende en zelfs overtollige dingen zou behelsd hebben, als degene, die schier onophoudelijk het tooneel zal zijn van dit verhaal. Veel droeg daartoe zeker ook bij, dat Sena Frasquita, de propere, arbeidzame, sterke, gezonde Navarreesche, de kunst verstond van koken, naaien, breien, vegen, banket- en broodbakken, wasschen, strijken, witten, koperwerk poetsen, weven, zingen, dansen, op de gitaar tokkelen, de tamboerijn en andere instrumenten bespelen, en nog vele andere dingen meer, waarvan de opsomming ons te ver zou voeren. En niet minder werd dit gunstige geheel in de hand gewerkt doordien Tio Lucas de kunst verstond van molenaar en landbouwer te zijn, van jagen, visschen, timmeren, smeden en metselen, zijne vrouw in alle huiselijke werkzaamheden de behulpzame hand te bieden, lezen, schrijven, rekenen, enz. enz. En daarbij spreken wij nog niet eens van zijne bekwaamheden op ander gebied. Tio Lucas hield by voorbeeld veel van bloemen (net als zijne vrouw), en was een zoo voortreffelijk bloemkweeker, dat hij er in geslaagd was tengevolge van moeielijke combinatiën nieuwe exemplaren te scheppen. Hij had ook ingenieurswerk verricht, want hij had eenen dijk, eenen hefboom en eene water leiding gemaakt. Hij had eenen hond leeren dansen, hij had eene slang tam gemaakt en eenen papagaai zóó gedrild, dat deze de uren, die een zonnewijzer aangaf, door den molenaar aan den muur geteekend, aankondigde door eenen schreeuw. Eindelijk bezat de molenaar nog eenen moes- en vruchtentuin, eenen vijver, door eene soort van jasmijnkiosk omgeven, waarin Tio Lucas en Frasquita des zomers gingen baden, eenen bloemen tuin, eene broeikas voor vreemde planten, eene wel met drink water, twee ezels, waarop het echtpaar naar de stad of naar buiten reed, voorts hoenderhof, duiventil, volière, vischvijver, zijdewormenkweekerij, bijenkorven, waarvan de bijen uit jasmijn zoeten honig bereidden, wijnpers met bijbehoorende kelder, beide wel te verstaan in miniatuur, bakkerij, weefstoel, smidse, timmer manswerkplaats, en bij dat alles een huis met acht kamers, en twee fanegds bouwland, gezamenlijk op tienduizend resalen geschat. Hoe gelukkig zij waren. De molenaar en zijne vrouw hielden dus razend veel van elkander, en bijna zou men gezegd hebben, dat zij hem nog meer liefhad dan hij haar, ofschoon hij zoo leelijk, en zij zoo mooi was. Dat geloof ik zoo, omdat Frasquita gewoonlijk jaloersch was en Tio Lucas, als hij in de stad of de omliggende dorpen koren was gaan halen en zeer laat thuis kwam, rekenschap afvroeg, terwijl Tio Lucas zijnertijds de atttenties door zyne gasten aan Frasquita bewezen met genoegen opmerkte. Hij was in zijn schik, dat zij aan allen evenzeer beviel als aan hem zeiven, en hoewel hij in den grond van zijn hart voelde, dat velen hem haar bezit benijdden, begeerige blikken op haar ves tigden, en wie weet wat zouden gegeven hebben, als zij eene minder brave vrouw geweest was, liet hij haar gansche dagen alleen, zonder zich in het minste ongerust te maken, en nooit vroeg hij dadelijk, wat zij gedaan had, of waar zij gedurende voor het practische leven mogen heeten. Ook hier doet zich het africhtingsstelsel van zeer ongunstige en voor de jeugd nadeelige zijde kennen. Terecht wijst de schrijver op het onzedelijke van vraagstukken gelijk dit: „A mengt wijn van 60 cent met evenveel wijn van 70 cent per liter. Hoeveel water moet hij bij dat mengsel doen, om den wijn voor 65 cent per liter te verkoopen en 20 pCt. te winnen?" Is 't te verwonderen, dat er door groote menschen zooveel gemengd wordt, als er door de leerlingen der school voortdurend allerlei mengsels berekend worden! Is het te verwonderen, dat in ons lieve vaderland zoo veel gemengde wijn gedronken, zooveel gemengde thee verkocht, zooveel verwaterde jeiiever verschonken wordt? Aldus vraagt de schrijver. Als eene bijzonderheid meldt men, dat jl. Maandag, hoofdzakelijk tengevolge van den lagen vleeschprijs (f 0.54 per kilogram) voor de soldatenmenage van de jagerbataillons te 's Hage geen bijslag door het Rijk behoefde te goed gedaan te worden, om het bepaalde zakgeld (f 0.11 per dag, aan de manschappen te kunnen uitkeeren. Dit is sinds eenige jaren niet voorgekomen. De machinist van den sneltrein, die jl. Maandag te 11.54 uit Zutfen naar Arnhem vertrok, zag bij Dieren een persoon op den spoorweg en kon niet meer stoppen voordat deze overreden was. Het is de heer R., bankier uit Doesborgh, die aldus den dood vond of gezocht heeft. Als eene bijzonderheid deelt men aan het L. D. mede, dat in den nacht van jl. Zaterdag op Zondag, op het weiland van den heer S. te Leiden, een schaap heeft gelamd en dat het jong thans in de vrije, maar koude natuur, naast de moeder vroolijk loopt te huppelen. De Willems Barents zal dit jaar, naar men verzekert, geen reis naar de Noordpool-gewesten maken. Het vermoeden, dat de persoon, die den, in den nacht tusschen Vrijdag en Zaterdag in het Noord-Hollandsch Kanaal bij Spijkerboor verdronken K. Hogetoorn, verge zelde, mede verdronken zou zijn, is thans bewaarheid. Na lang zoeken is het eindelijk gelukt ook zijn lijk te vinden. Misbruik van sterken drank schijnt de oorzaak van dit treurige ongeval te zijn. zijne afwezigheid was geweest. Dat zat evenwel niet daarin, dat de liefde van Tio Lucas minder hartstochtelijk zou geweest zijn dan die van Frasquita, maar omdat hij meer vertrouwen in haar stelde dan zij in hem, aangezien hij haar in scherpzinnigheid overtrof en wel wist, in welke mate hij door haar bemind werd, en hoe groot de achting zijner vrouw voor zich zelve was: dat kwam hoofdzakelijk daar vandaan, omdat Tio Lucas een man was uit één stuk, met weinig, maar ondeelbare gevoelens, tot twijfel niet in staat, die öf geloofde öf stierf, die liefhad of doodde, die geene gradatie of langzamen overgang tusschen de hoogste zaligheid of den overgang van zijn geluk gedoogde. Het was een ander soort van Othello, een van Murcia, met alpargatas (schoenen met linten vastgemaakt) aan en eene jagersmuts op, in het eerste bedrijf uit een eventueel treurspel. Maar waarom deze sombere klanken in deze liefelijke idylle? Waarom die onheilspellende bliksemflitsen in eene zoo vroolijke atmosfeer? Waarom die melodramatische ontboezemingen in deze genre-schildery Dat zult ge aanstonds begrijpen. De man met den steek. Het was in October 's namiddags om twee uur. De kleine torenklok van het kathedraal luidde voor de vesper, hetgeen beteekende, dat al de groote lui der stad het middagmaal al hadden gebruikt. De kanunniken begaven zich naar het koor, en de leeken naar hunne alkoven om hunna sieta te doen, en met name degenon, die tengevolge hunner ambstbezigheden, zooals bijvoorbeeld de overheden, den ganschen morgen hadden gewerkt. Des te verwondelijker was het derhalve, dat op dit uur, dat al van zelf om de warmte geheel en al ongeschikt tot wandelen scheen, de doorluchtige heer corregidor der stad, te voet, slechts door eenen enkelen alguacil vergezeld, naar buiten stapte. Ver gissen kon men zich daaromtrent niet, want noch overdag noch des nachts zou men hem met iemand anders hebben kunnen verwarren, ten eerste wegens zijnen ontzaglijk steek en den in 't oog vallenden mantel van rood laken, ten tweede wegens zijn eigenaardig lachwekkend voorkomen. Van dien rood lakenschen mantel en dien steek kunnen vele menschen nog als ooggetuigen vertellen. Wij zelve en al degenen, die in de laatste jaren der Regeering van Zijne Majes teit Don Fernando VII in die stad geboren werden, wij herin neren ons zeer goed die twee ouderwetsche kleedingstukken, mantel en hoed, den een boven den ander aan eenen spijker te zien hangen, als eenige stoffeering van eenen brokkelenden muur in den toren van het huis, dat Zijne Excellentie bewoonde en dat thans aan de kinderlijke spelen zijner nazaten tot tooneel dient. Als eene soort van spookgestalte van het absolutisme, eene soort van caricatuur der coregidoriale macht uit vroeger tijd, hingen zij daar voor de kinderen die in het jaar 1837, de zegeningen eener constitutie genietend, daar kwamen spelen, als eene soort van vogel verschikker, die weleer eene menschen ver schrikker geweest was, die mij nog heden bijna vrees aanjaagt, aangezien ik er het mijne toe bijgedragen heb, om ze van hun prestige te berooven, door ze in carnavalstijd op de spits van eenen bezem door de stad rond te dragen, waarna zij iemand, die de lachspieren van het volk onophoudelijk in beweging bracht, tot narrepak dienden. Arm autoriteitsbeginsel! Zoo hebben zij u verguisd, en heden ten dage roepen zij uwe hulp

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1