BIJVOEGSEL, behoorende tot de Helderschc en Nieuwe-
dieper Courant van Vrijdag 16 Januari 1885, N°. 7.
Gemeenteraad van Helder.
Zitting van DINSDAG 13 JANUARI 1885.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig 14 leden; afwezig de heeren Van Gijn, Groen
en Tinkelenberg.|
De tribune is zeer talrijk bezet.
Na de opening der zitting worden de notulen gelezen en
goedgekeurd. Die goedkeuring geschiedde eerst na eene
woordenwisseling tusschen den heer Strikwerda en den Voor
zitter. De heer Strikwerda herinnerde, dat zich in de vorige
zitting de bijzonderheid had voorgedaan, dat de Voorzitter, bij
uitsluiting van alle andere leden, tot hem de vraag had gericht,
of hij nog iets op het hart had en dat spreker daarop had geant
woord, dat hij zich van 't geen hij op het hart had, op dat
oogenblik niet zou ontlasten. Van een en ander had spreker
gewenscht, dat in de notulen werd melding gemaakt. De Voor
zitter deed spreker opmerken, dat niet alle zaken, die tijdens
eene zitting gebeuren, zooals b. v. 't springen van den ballon
eener lamp, in de notulen worden opgenomen. Nadat de Voor
zitter verzekerd had, dat hij, door de bedoelde vraag tot den
heer Strikwerda te richten, volstrekt niets onaangenaams voor
dien spreker bedoelde, liep dit incident ten einde.
Er geschiedt voorlezing van een adres van een aantal inge
zetenen, die bezwaar hebben tegen het in de vorige zitting ge
nomen besluit tot beplanting van het Molenplein. Adressanten
wenschen bestendiging van de tegenwoordige bestemming van
dit plein, dienende voor 't houden van publieke verkoopingen
en voor 't plaatsen der jaarmarkt. Verder wordt in dit adres
gewezen op de omstandigheid, dat in vroegere jaren, toen de
gemeentekas niet zoo gedrukt was als thans, om financiëele redenen
afgezien moest worden van 't plan om gelden te besteramen voor be
strating van dit plein. Zij vreezen, dat de kosten voor beplan
ting, enz. niet mede zullen vallen en dringen er ten slotte op
aan, dat, wordt het besluit gehandhaafd, de beplanting zóó ge
schiede, dat er toch genoeg plaats over blijft voor 't houden
der jaarmarkt op die plek. Door den Voorzitter wordt, namens
B. en W., voorgesteld, op het nog zoo kort geleden, na rijp
beraad, genomen besluit niet terug te komen. De heer Bitter
noemt het geen rijp beraad, als men na eene zeer korte discussie
op een pas ingekomen adres gunstig beschikt. Hij blijft zich
tegen de voorgenomen beplanting verklaren, 't Geld, daaraan
te besteden, zou hij liever zien aangewend om de bewoners van
de Weezen- en Breewaterstraten te bevrijden van het lastige
water. Hij bestrijdt het adres voor de beplanting van het Molenplein
ingezonden, ook omdat er o. a. de heer Bollaan op geteekend
heeft, die slechts kort in deze gemeente gevestigd is. Spreker
vreest ook, dat de kosten hooger dan f 400 zullen worden.
De Voorzitter merkt op, dat het plan om 't Molenplein te
beplanten al sinds jaren besproken is. Niet zonder beraad is
dus het bewuste besluit genomen, en bij de discussie in de vorige
zitting is wel degelijk gewezen op de 2 weken, dat het plein
van nut is, terwijl het overigens tot overlast strekt aan de om
en nabij wonendon. De toestand in de door den heer Bitter
genoemde straten vindt spreker wel zeer onaangenaam voor de
bewoners, doch hij doet opmerken, dat het weiland, waarop men
huizen heeft gebouwd, daarvoor niet geschikt was, omdat er
geen waterafvoer bestaat. Daaraan kan het Gemeentebestuur
niets doen. De eigenaars hadden dit moeten en kunnen voor
zien. Nadat de heer Bitter nog eens gewezen had op 't
ongerief dat de menschen in beide straten hebben van 't water
en op de mogelykheid, dat er wel wat aan gedaan kon worden,
wordt met 11 tegen 3 stemmen tot handhaving besloten van het
bepaalde tot beplanting van het Molenplein. Tegen stemden de
heeren Duinker, Van Veen en Bitter.
Na deze beslissing stelt de Voorzitter voor om te bepalen, dat
de plaatsing van tenten en draaimolens met de jaarmarkt nu
voortaan zal geschieden op 't Havenplein, terwijl overigens de
plaatsing der kermis blijft zooals tot nog toe geschiedde. De
heer H. Janzen vestigt de aandacht op de plek in de 2de Molenstraat
bij de Spoorstraat, waar ook dikwijls zeer groote schouwburg
tenten werden geplaatst. De heer J. C. Jansen verzoekt aan-
teekening in de notulen, dat hij zich verklaard heeft tegen de
plaatsing der kermis op het Havenplein. De heer Strikwerda
wil de bepaling der plaats voor de kermis overlaten aan het Dag.
Best. De Voorzitter doet uitkomen, dat er moet worden
beschikt over straten en pleinen der gemeente en dat dus de
beslissing van den Raad noodig is. Met 12 tegen 2 stemmen
wordt daarop tot plaatsing van tenten enz. op het Havenplein
besloten. Tegen stemden de heeren Bitter en J. C. Jansen.
Er geschiedt mededeeling van een schrijven van IIH. Gedep.
Staten, inhoudende, dat, met het oog op de laatstgehouden volks
telling, de sterkte der dd. Art.-Schutterij alhier moet worden uit
gebreid. De bevolking wordt gerekend op 18C86 zielen in de kom
der gemeente en 926 daarbuiten. De Schutterij, tot nog toe
bepaald op eene sterkte van 284 man, moot gebracht worden op
392 en alzoo vermeerderd worden met 108 man, waardoor er,
in de plaats van 2, 3 compagniën geformeerd zullen worden. De
Voorzitter verzekert, dat, met het oog op dit schrijven, een samen
komst van het Dag. Best. met den majoor-commandant der
Schutterij heeft plaats gehad, welke laatste als zijn wensch heeft
te kennen gegeven om de nieuw te vormen compagnie voor
infanterie te bestemmen. Van dien wensch is aan den Commis
saris des Konings mededeeling gedaau. De Voorzitter merkt
op, dat de uitbreiding der Schutterij aan de gemeente meerdere
kosten zal opleggen. De heer II. Janzen is tegen het toestaan
van 't verzoek, door den majoor-commandant gedaan. Hij meent,
dat infanterie-schuttcrij meer uitgaven zal vorderen dan artillerie.
De Voorzitter ziet het onderscheid slechts daarin, dat de infanterie
geweren heeft, die ze zelve schoon houdt, 't geen door de artillerie
met de kanonnen niet geschiedt. Spreker verzekert, dat het
Dag. Best., zonder verdere aanbeveling, den wensch van den
majoor-commandant heeft overgebracht. De mededeeling be
treffende de versterking der Schutterij wordt voor kennisgeving
aangenomen.
Aan de orde komt nu de beslissing omtrent de beide in de
vorige zitting ingekomen aanbiedingen betreffende de nieuw aan te
leggen verzameling van vuilnis en meststoffen. Die aanbiedingen,
twee in getal, waren gedaan1. door den heer H. Janzen Ez.,
wat betreft een terrein nabij de molen vaart op eenigen afstand
van het westelijk deel der Nieuwstad; en 2. door de heeren
Gebr. Janzen, ten aanzien van een terrein in 't Brakkeveld in
de nabijheid van 't fort Admiraal Dirks. Eerstgenoemde stelde
o. a., als voorwaarde een huurprijs van f 500, later gebracht
tot f 400, voor den tijd van 10 achtereenvolgende jarenlaatst
genoemden boden een terrein aan, groot 2500 c. A. kosteloos,
doch waardoor de aanleg van een veel langeren weg noodig zou
worden gemaakt. Achtereenvolgens geschiedt voorlezing van
a. Eene missive van den heer II. Janzen Ez.,' houdende aan
bieding van het door hem tegen voorwaarden aftestaan terrein,
met verzoek vóór 15 Februari 1885 eene beslissing te nemen;
b. Eene gewijzigde aanbieding, waarby de huurprijs, onder
zekere voorwaarden, met f 100 wordt verminderd;
c. Eene missive van de heeren Gebr. Janzen, houdende voorstellen
omtrent de plaatsing der mestbelt in 't Brakkeveld en mede
deeling omtrent 't vervoer der faecaliën
d. Een bezwaarschrift ^vanwege het R. C. Parochiaal Kerk
bestuur, houdende bezwaren tegen den aanleg der mestverzameliug
nabij de Nieuwstad, met het oog op de nabijheid van de kerk,
van den kerkweg en van de inrichtingen van onderwijs vanwege
genoemde gemeente;
s. Ee^ Dezwaarschrift van 'v-Jïestuur van 5t R. C. "Weeshui» j
mede wegens de nabijheid voor deze stichting van 't snb a aan
gewezen terrein; en
f. Een adres, van 182 handteekeningen voorzien, 37 van
eigenaren en 145 van bewoners van perceelen in 't westelyk
der Nieuwstad, tegen de plaatsing der mestverzameling in eene
al te groote nabijheid van hunne woningen.
De Voorzitter herinnert, dat in de vorige zitting is bepaald,
dat in deze belangrijke zaak het advies zou worden gevraagd van
de Commissie voor de Gemeentewerken. De zaak is, zoo ver
zekert spreker, 't onderwerp geweest van behandeling in de
laatstgehouden vergadering dier Commissie. De uitslag was, dat,
terwijl de heer H. Janzen zich buiten stemming hield, de stemmen
hebben gestaakt; twee leden verklaarden zich voor de eerste,
twee voor de tweede aanbieding. De voorstanders der eerste
aanbieding hadden vooral de aandacht gevestigd op de wensche-
lijkheid, de verzameling van meststoffen zoover mogelijk uit de
bebouwde kom der gemeente verwijderd te houden. De beide
andere leden erkenden wel dat voordeel van het plan-Brakkeveld,
doch wezen op de kosten, die een gevolg zouden zijn van het
afgelegene van het terrein en den gevorderden zeer langen weg.
De exploitatie zou dus veel duurder worden. Spreker doet uit
komen, dat een van beide moet gekozen wordenof een afgelegen
terrein, óf last veroorzaken aan de nabijwonenden. Hij merkt
op, dat het, vóór het nemen eener bepaalde beslissing, noodig is
vergunning te bekomen voor het vervoer van faecaliën door eene
vestinggracht en door het spoorweg-bassin. Spreker deelt verder
nog mede, dat de heeren Gebrs Janzen nader hebben aangeboden
om een rijweg, door hen aangewezen en beschikbaar gesteld,
naar het bedoelde terrein in 't Brakkeveld, te bestraten. De
kosten hiervan zouden voor de gemeente bedragen f 500 per
jaar, gedurende 14 jaren. Nog merkt spreker op, dat bij 't volgen
van het eer3te plan (van den heer H. Janzen Ez.) een straatweg
noodig zou zijn, die f 1800 in ééns zou vorderen en den bouw
van een houten bryg, waarvoor p. m. f 800 zou noodig zijn.
Eindelijk wijst spreker er op, dat de heer H. Janzen by 't ver
strijken van den lOjarigen termijn kosteloos een terrein aanbiedt,
gelegen in 't Brakkeveld. De heer Strikwerda doet opmerken,
dat bet niet onmogelijk is, dat de duurste aanbieding toch nog
de goedkoopste zijn zou. Hij wenscht verwijdering van de mest
verzameliug uit de nabijheid van de kom der gemeente, doch
met het oog op de bezwaren van om- en nabijwonenden, doet
hij uitkomen, dat de plek in de Nieuwstad gelegen is meer dan
200 M. van het bebouwde deel der gemeente, een afstand door
de wet aangegeven. Spreker vreest verder voor weigering van
wege 't Departement van Oorlog en de Spoorwegmaatschappij,
als vergunning gevraagd wordt om hunne vaarwaters te passeeren.
Hij verzoekt den Voorzitter hem in te lichted omtrent de kosten,
die 't aanvaarden van eender beide aanbiedingen noodig maakt. De
Voorzitter stelt den heer Strikwerda gerust ten aanzien van 't
bekomen der bedoelde vergunning; alle uitzicht bestaat, dat die
nu, evenals 10 jaar geleden, niet zal worden geweigerd. Spreker
wijst er vervolgens op, dat de kosten niet veel uiteen loopen bij
de verschillende aanbiedingen. Bij die van den heer H. Janzen
bedragen zy f 5000, doch zonder straatweg; met zulk een weg,
gedurende 10 jaar, f 4000 pachtsom met f 1800 voor den straat
weg en p. m. f 800 voor een brug, dus te zamen f 6600. 't Tweede
plan vraagt vau de gemeente gedurende 14 jaar ieder jaar f 500
voor een straatweg, dus f 7000. Nog dient opgemerkt, dat, als
het contract voor 10 jaar met den heer H. Janzen, was verloopen,
de aanleg van een nieuwen weg noodig zou wezen. De Voor
zitter ontraadt de plaatsing nabij de Nieuwstad, want hij wil
rust en tevredenheid bij de burgers bevorderen. Hij wijst op
den inhoud der ingezondene adressen, en doet nog uitkomen dat, als
de verzameling en bewerking der meststoffen in een steenen
gebouw kon geschieden, het bezwaar niet zoo ernstig zou zijn
voor de nabijwonenden. Nadat de keer Strikwerda de verzeke-
riug had bekomen, dat door de beslissing over de ingekomen
aanbiedingen niets wordt beslist omtrent de vraag of de exploi
tatie al of niet voor rekening der gemeente zal geschieden, wordt
tot stemming overgegaan. Terwijl de heer H. Janzen zich buiten
stemming houdt, wordt met eenparige stemmen besloten, dat
pogingen zullen worden aangewend om de aanvaarding der aan
bieding van de heeren Gebr. Janzen mogelijk te maken, 't Is
dus te wachten, dat de mestverzameling zal geplaatst worden op
't Brakkeveld en niet nabij de Nieuwstad.
Voor kennisgeving worden aangenomen deze mededeelingen
a. Dat Z. Exc. de minister van Marine geen gevolg heeft
kunnen geven aan 't verzoek van den Raad tot schorsing van
het besluit tot het bedanken van een 50tal werklieden van
's Rijks werf alhier, onder verzekering, dat het aangevoerde
omtrent de plaatsing der afgedankte werklieden te Amsterdam
bezijden de waarheid is;
b. Dat bij de op 24 December 11. plaats gehad hebbende veri
ficatie van de boeken en de ka3 des gemeente-ontvangers een en
ander in orde is bevonden, in kas zijnde de som van f 20,476.11^en
c. Dat de heer A. Klik bericht heeft ingezonden van 't aan
vaarden zijner benoeming tot lid van het Burgelijk Armbestuur.
Er geschiedt voorlezing van een schrijven van den majoor
waarnemenden garnizoens-commandaut, namens den minister van
Oorlog inlichting vragende omtrent de verpleging van militairen,
lijdende aan besmettelijke ziekten, in daarvoor bestemde gemeente
ziekenhuizen en de daarop vallende kosten. Op voorstel des
Voorzitters wordt bepaald, dat omtrent deze zaak opheldering
gevraagd zal worden, omdat de bedoeling niet duidelijk in de
missive doorstraalt.
Bij de gewone rondvraag bekomt de heer Strikwerda het woord.
Hij herinnert, dat in de vorige zitting de mededeeling omtrent
het beschikbaar stellen van grond voor de stichting van een
lokaal voor den afslag van zeevisch in handen is gesteld van
de Commissie voor de Gemeentewerken. Spreker richt nu
tot den Voorzitter de vraag naar het resultaat van dat onderzoek.
De Voorzitter antwoordt, dat in de laatstgehouden vergadering
der bedoelde Commissie de tijd ontbroken heeft om ook die aan
gelegenheid te behandelen. Van 8 tot 11£ uur heeft de Com
missie beraadslaagd over de aanbiedingen ter zake van de mest
verzameliug; er bleef dus geen tijd over voor andere zaken en
bij de zaak, door den heer Strikwerda bedoeld, was, daar de
grond eerst met primo Augustus beschikbaar wordt gesteld,
ook nog geen haast. De heer Strikwerda zegt, dat het uit
het antwoord des Voorzitters blijkt, dat er geen haast bij is.
Hij drukt echter den wensch uit, dat er met de zaak voort
gang worde gemaakt. Nu de bezwaren, die er aanvankelijk
bestonden, uit den weg geruimd zijn, wenscht hij dat niet getalmd
worde met de voorbereiding dezer aangelegenheid. Is op 1 Aug.
a. 8. de grond beschikbaar, dan zij men ook gereed om den
eersten steen te metselen. En dan hoopt spreker ook, dat de
Verordening, regelende den vischafslag, inmiddels is gereed gekomen.
Spreker zegt tot deze opmerking gedrongen te zijn, uit vrees,
dat het anders met de reorganisatie van den vischafslag zal gaan
als met de uitvoering van 't contract voor de gasverlichting.
Twee jaren lang werkt de nieuwe contractant, zonder dat gevolg
is gegeven aan 't bepaalde tot onderzoek van de hoedanigheid
van liet gas. Dat wil hij nu bij de reorganisatie van den visch
afslag voorkomen. Nadat de spreker door den Voorzitter in de
rede is gevallen door de opmerking, dat het gaslaboratorium
thans niet aan de orde is, verklaart hij, dat de verzekering, dat
er geen haast bij is, hem tot de gemaakte opmerking voldoende
aanleiding geeft. Nadat de Voorzitter heeft herhaald, dat de
zaak nog geen haast heeft, en de heer Strikwerda nog eens op
spoedig handelen heeft aangedrongen, wordt de zitting door den
Voorzitter voor gesloten verklaard.
Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.