HELDERSOHE
EV NIEIIWEDIEPER COURANT.
en Advertentieblad Toer Hollands Noorderkwartier.
Jaargang 43.
Vrijdag 23 Januari.
1885. N°. 10.
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
EERSTE KENNISGEVING.
LOTING VOOR DE NATIONALE MILITIE.
AARDBEVINGEN IN SPANJE.
8> DE SCHOONE BOLENAARSVROUW.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
i franco per post 1.20. j
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tiën: Van 1i regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder
maken bekend, dat de LOTING over de in 1884 in deze
gemeente ingeschrevenen voor de lichting der Nationale Militie
van 1885 is bepaald op Zaterdag den een-en-twintigsten
Februari eerstkomende, des voormiddags te half tien uren.
De loting zal plaats hebben in de BOUWZAAL, achter het
Bureau voor Gemeentewerken, op de Kerkgracht.
Gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag waarop de
loting heeft plaats gehad, kunnen tegen de wijze waarop zij is
geschied, by de Gedeputeerde Staten bezwaren worden ingebracht
door belanghebbende lotelingen, of door hun vader of voogd, bij
verzoekschrift, op ongezegeld papier, onderteekend door hem die
het bezwaar inbrengt.
Dat verzoekschrift moet worden bezorgd bij den Burgemeester
dezer gemeente.
Voorts wordt in herinnering gebracht, dat zij, die vermeencn
vrijstelling van dienst te kunnen erlangen, daarvan bij de loting
opgave moeten doen aan den Heer Militie-Commissaris.
Be lotelingen die vrijstelling van dienst reclameeren wegens
broederdienst of als eenige zoon, moeten zich op Dinsdag
en Woensdag den zeven-en-twintigsten en acht-en-twin
tigsten Januari te voren vervoegen aan het Raadhuis; eerstge
noemde» met de geboortcbeicijzen van al hunne broeders en de bewijzen
van dienst of zakboekjes hunner broedersop wier dienst zij hunne
reclame gronden, en laatsgenoemden met de trouwakten hunner ouders
en wel zij, wier geslachtsnamen beginnen met de letters A tot en met
K, Dinsdag 27 Januari, en zij, wier geslachtsnamen beginnen
met de letters L tot Z, Woensdag 28 Januari, van des morgens
9 tot des namiddags 2 ure.
Helder, den 21 Januari 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN ROSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Op uitnoodiging van den Heer M. Colarte, Markies
del Pedrose, Consul van Spanje alhier, hebben de onder-
geteekenden zich vereenigd tot een Comité, ten einde aan
de duizenden noodlijdenden door de verschrikkelijke aard
bevingen in Spanje hulp en ondcrsteiiiiing te
▼erschaffen.
Zij doen een beroep op de vrijgevigheid hunner Land-
genooten, met de wetenschap dat de Nederlandsclie wel
dadigheid zich niet aan grenzen bindt voor haar liefdewerk.
Spaansche Volksvertelling van PEDRO DE ALARCON.
Geef acht, mijnheer!
Wij zullen nu Tio Lucas laten wandelen en ons bezig houden
met hetgeen in den molen is voorgevallen sedert het oogenblik,
waarin wij Sena Frasquita aUeen lieten, tot dc terugkomst van
haren man, die zulke gekke dingen te zien moest krijgen.
Ongeveer een uur had Tio Lucas met Tanuelo den molen
verlaten, toen Sena Frasquita, die zich voorgenomen had vóór
do terugkomst van haren man niet naar bed te gaan, en boven
in de slaapkamer rustig zat te breien, buitenshuis, vlak bij het
molenwater, een jammerlijk geschreeuw vernam.
«Help, help! Ik stik! Frasquita! Frasquita!" riepeene mannen
stem op wanhopigen toon.
„Zou dat Lucas zijn?" dacht de Navarreesche met eene ont
steltenis, die wy niet behoeven te beschrijven.
In de slaapkamer zelve was eene deur, waarvan Garduna al
gesproken had en die naar het bovenste deel van de molengang
voerde. Zonder te talmen deed Frasquita die deur open, hoewel
zij de om hulp roepende stem niet herkend had, en daar stond
zij eensklaps vlak voor den corregidor, die op hetzelfde oogenblik
druipnat uit het onstuimige molenwater te voorschijn kwam.
„God vergeef mij de zonden!" stotterde de oude boef. „Ik
meende dat mijn laatste uur geslagen had."
„Wat? Zijt gy het? Wat beteekent dat? Hoe durft gij het
wagen? Wat wilt gij hier op dit uur?" riep zij, meer verwonderd
dan geschrokken, maar toch onwillekeurig achteruitwijkend.
„Stil! stil toch, vrouw!" stotterde de corregidor, achter haar
in de kamer sluipend. „Je zult alles weten. Ik was daar bijna
verdronken. Het water droeg mij al als een veertje voort. Kijk
maar, kijk, hoe ik toegetakeld ben."
„Weg! weg van hier!" antwoordde Sena Frasquita met de
grootste heftigheid. „Gij behoeft mij niets uit te leggen. Ik
begrijp alles maar al te goed! Wat kan het mij schelen of gij
verdrinkt? Heb ik u geroepen? Ba, wat een schandaal! Daarom
hebt gij dus mijnen man laten arresteeren?"
„Vrouw, hoor mij aan!"
„Ik wil niets hooren! Verlaat onmiddellyk dit huis, mijnheer!
Ga onmiddellyk weg, of ik sta niet in voor uw leven!"
„Wat zeg je daar?"
„Ik zeg wat gij hoort! Mijn man ie niet thuis; maar ik ben
mans genoeg om zijne eer op te houden. Ga waar gij vandaan
zyt gekomen, als gij niet wilt, dat ik u met mijn eigen handen
weer in het water gooi."
„Vrouwtje, vrouwtje! schreeuw toch zoo hard niet, ik ben
immers niet doof," riep de lichtmis uit. „Dat ik hier ben, zal
toch wel zyne reden hebben. Ik wil Tio Lucas, die bij ver
gissing door den dorpschout gearresteerd is, weer op vrije voeten
stellen. Maar voor alle dingen moet ik eerst mijne kleeren
drogen. Ik ben door en door nat."
„Ik zeg u, dat gij weg moet gaan!"
Men gelieve zijne bijdragen in te zenden aan één der
ondergeteekenden
M. COLARTE, Markies del Pedroso, Concul van
Spanje, Eere- Voorzitter, Sarpbatiekade 19.
Mr. D. VISSER VAN HAZERSWOUDE, Voorzitter,
Keizersgracht 666.
G. A. CROOCKEWIT, Frederiksplein 28.
P. VAN EEGHEN, Heerengracht 489.
J. G. DE GROOT JAMIN Jr., Binnenamstel 224.
M. H. INSINGER, Heerengracht b/d. Spiegelstraat 458.
S. VV. JOSEPHUS JITTA, N. Keizersgracht 58.
A. REHBOCK, Keizersgracht 282.
C. J. J. SCHMITZ, Sarphatiestraat 5.
J. N. W. C. SIEB URGH, Penningmeester, Frederiksplein 55.
Mr. W. VAN DER VLIET, Westeinde 14.
A. C. WERTHEIM, Heerengracht 615.
Dr. G. F. WESTERMAN, Plantage Middellaan 24.
H. P. WURFBAIN, adres Wurfbain Co.
A. G. C. VAN DUYL, Secretaris, O. Z. Voorburgwal 162.
Bln n enlano.
In de onderscheidene gewesten des Rijks zullen
gedurende de dienstjaren 1885 en 1885/86 het volgend
aantal opcenten op 's Rijks directe belastingen ten behoeve
van de provinciale geldmiddelen worden geheven, nl. in:
Noordbrabant gebouwde eigendommen 22, ongebouwde 22,
personeel 19; Gelderland 7, 9, 54Zuidbolland 7, 7, 4
Noordholland 7, 8, 3Zeeland 32, 32, 24Utrecht 6, 6, 6
Friesland 47, 47, 27; Overijssel 10, 10, 10; Groningen
40, 40, 40; Drenthe 36, 36, 18 en Limburg 16, 16, 13.
In den Volksalmanak" voor 1885, uitgegeven door
de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, komt een stuk
voor van den heer J. Verdam, onder den titel „Taalgevoel.'
Aan 't slot van dit zeer lezenswaardig stuk zegt de schrijver
het volgende:
„Laten wij ook niet langer onze volzinnen doorspekken
met aan allerlei vreemde talen ontleende woorden, en ons
gesprek maken tot een lappendeken of staalkaart van
internationale taal. Onze taal moet ons althans zóóveel
inspanning waard zijn, dat wij een oogenblik nadenken of
er voor het Fransche of Duitsche woord, dat wij wilden
gebruiken, ook een even goed Hollandsch te vinden is; en
indien dat er is, laten wij het dan gebruiken, omdat een
woord, dat niet gebruikt wordt, in onbruik geraakt en voor
de taal verloren gaat. Hoeveel woorden hebben wij op
die wijze al verloren of zoo goed als verloren, omdat het
Nederlandsche woord ons zóó deftig in de ooren is gaan
„Houd toch je mond, mal schepsel! Wat weet je? Kijk, hier
breng ik je de benoeming van je neef. Maak vuur aan, en dan
zullen wij verder spreken. Overigens, terwijl mijne kleeren
drogen, zal ik gaan liggen in dit bed...."
„Ha zoo! Gij bekent dus al, dat gij om mij gekomen zijt?
Gij komt er dus al voor uit, dat gij daarom mijn Lucas ge
vangen hebt laten nemen? Daarom hebt gij de benoeming ook
al mee gebracht? Hemelache goedheid! Wat heeft dat monster
toch wel van mij gedacht!
„Frasquita! Ik ben de corregidor!"
„Voor mijn part, al waart gij de koning! Wat kan my dat
schelen! Ik ben de vrouw van mijn man en meesteres in mijn
huis. Denkt gij dat ik bang ben voor een corregidor? Ik weet
best den weg te vinden naar Madrid en naar het eindje der
wereld, om gerechtheid te eischen tegen een schaamloozen ouden
gek, die zyne waardigheid door het slijk sleurt. En in de aller
eerste plaats zal ik morgen naar mevrouw de corregidera gaan."
„Je zult niets van dat alles doen!" hernam de corregidor, die
zijn geduld begon te verliezen en nu veranderde van tactiek.
„Je zult niemendal doen, want ik zal je een kogel door het hoofd
jagen, al ik zie dat je niet verstandig wilt zijn.
"Een kogel!" riep Sena Frasquita uit op doffen toon.
„Ja zeker, een kogel! En daar kan geen kwaad voor mij uit
voortvloeien. Toevallig heb ik in de stad de boodschap achter
gelaten, dat ik van nacht op de jacht van misdadigers uitging.
Wees dus niet koppig... en houd van mij... zooals ik jou aanbid,"
„Een kogel, mijnheer de corregidor?" herhaalde de Navar
reesche, met de armen naar achteren en het bovenlijf naar
voren, als om zich te werpen op haren vijand.
„Als je 't zoo bont maakt, dan zal ik de kogel wezenlijk
afschieten, om van je dreigementen en je schoonheid verlost te
worden," antwoordde de corregidor, vol vrees een paar zak
pistolen voor den dag halend.
„Ha! dus pistolen ook al? En in den anderen zak de be
noeming van myn neef!" sprak Sena Frasquita met het hoofd
knikkend. „Welnu, mijnheer, de keus is niet moeilijk. Uwe
Excellentie hebbe een oogenblik geduld, dan zal ik het vuur wel
aansteken.
En zoo sprekend ging zij naar de trap, en in drie sprongen
was zij beneden.
De corregidor nam het licht en volgde haar, want hij was
bang dat zij hem zon ontsnappen. Daar hij evenwel veel lang
zamer ging, was de Navarreesche al op weg om tot hem terng
te keeren, toen hij in de keuken kwam.
„Gy zeidet dus, dat gij mij een kogel door het hoofd zoudt
willen jagen?" riep de onverschrokken vrouw, een stap achter
waarts doende. „Welnu dan, mijnheer, geef acht, ik ben klaar."
j Zij sprak, en hield hem onder den neus .de schrikbarende
1 donderbus, die in deze geschiedenis eene zoo belangrijke rol
spoelt.
I „Houd op, ongelukkige! Wat wil je doen?" schreeuwde de
I corregidor, half dood van schrik. „Mijn kogel was maar gekheid.
I Kijk maar, de pistolen zijn niet geladen... Maar met de benoe-
klinken, dat wij schromen het te gebruiken. Laten wij
spreken van geldmiddelen voor financiën, van sluier voor
voilevan vermaken voor amuseeren, van herstellen voor
repareeren, van praal voor staatsie, van zeezaken voor marine,
van uitkomsten voor resultaten, van nieuiosblad voor courant,
van staatsmanskunst voor diplomatie, enz. Laten wij trachten
voor nieuwe begrippen een goed Nederlandsch woord te
scheppen, waarmede wij onze taal verrijken en laten wij
niet uit gemakzucht en sleur het vreemde woord blijven
gebruiken, wanneer er een zuiver Nederlandsch woord voor
is gevonden. Laten wij spreken van wieier of snelwieler of
trapwagen voor het onzinnige vélocipède, van richels voor
rails, van afdreiging voor chantage. Het is niet de eerste
maal, dat dergelijke wenken worden gegeven, doch nog
altijd zijn ze gepast, omdat het taalgevoel bij ons nog niet
zóó is ontwikkeld, dat er in deze niet meer te doen zou
zijn. Moge dan het beschaafde publiek, dat deze almanak
leest, deze uit liefde voor onze taal gegeven wenken over
wegen en, indien zij nuttig blijken, ze ter harte nemen.
Ieder kan iets doen; dat dan ook ieder iets doe. Het is
een plicht, die op ons rust, van wiens ernst wij ons moeten
doordringen, en waaraan wij ons niet kunnen onttrekken,
zonder schade te doen aan onze taal, die aller steun, aller
liefde, aller eerbied verlangt en verdient."
Door een der voornaamste fabrikanten te Utrecht is
deelgenomen in de Nederlandsche Pensioen vereeniging voor
werklieden, tot pensioneering zijner werklieden, wanneer
zij op 60jarigen leeftijd zullen gekomen zijn.
Dat zulk een goed voorbeeld algemeen navolging moge
vinden, behoeft voorzeker geen betoog.
Alle inlichtingen omtrent genoemde Vereeniging worden
gaarne verschaft door den heer dr. J. Th. Moi-ton, Hooi
gracht 13, te 's Hage, terwijl exemplaren van een geschrift,
bevattende mededeeling van het streven van het fonds en
ook de wijze waarop het zal werken, verkrijgbaar zijn bij
den heer G. Emants, mede te 's Hage, Laan van Meerder-
voort 22, woonachtig.
Uit Ursem wordt gemeld:
„Het laatste tien- of vijftiental jaren heeft, voor den
waterstand in de polders van Noordholland, veel verbete
ring aangebracht. Gebeurde het eertijds niet zelden, dat
in regenachtigen herfsten en winters geheele streken in
watervlakken herschapen werden, thans is, in de eerste
plaats door de stichting van stoomgemalen en in de tweede
plaats vooral ook door den beter geregelden afloop der
ringvaarten, het eene zeldzaamheid geworden, dat er te
veel water in de polders gevonden wordt."
raing is het volle ernst... Daar is ze... Ik geef ze je present...
Ze is voor jou, voor niet, geheel voor niet..."
„Daar ligt ze goed!" antwoordde de Navarreesche. „Morgen
zol ze mij dienen om het vuur aan te maken voor het ontbijt
van mijn man. Van u wil ik zelfs de eeuwige zaligheid niet
hebben, en als mijn neef ooit van Estella mocht komen, dan zal
het zijn om die leelijke hand fijn te trappen, die zijn naam op
dat gemeene papier geschreven heeftZiezoo, ik heb het gezegd
Verlaat nu mijn huis! Er uit! er uit! en gauw.... want het bloed
stijgt mij al naar het hoofd."
De corregidor antwoordde op dezen uitval niet.
Hij was bleek, bijna blauw geworden; zijne oogen stonden
akelig in zijn hoofd, en eene koortsachtige huivering deed hem
aan al zijne leden beven. Ten slotte begon hij te klappertanden,
en door vreeselyke krampen overvallen, viel hij neer op den
grond.
De schrik toen hij iu het water viel, de natte kleederen, het
heftig tooneel in de slaapkamer en de vrees voor het vuurroer
door de Navarreesche op hem gericht, hadden de krachten van
den zwakken wellusteling uitgeput.
„Ik sterf," stamelde hij. „Roep Garduna, roep Garduna, die
hier aan den waterkant moet zijn... Ik mag niet sterven in dit
huis."
Hij kon niet verder. Hij sloot de oogen en bleef voor dood
liggen.
„En hij zal hier nog sterven ook, zooals hij zegt," barstte Sena
Frasquita los. „Heer in den hemel, dat is nog het gekste van
den heelen boel! Wat ga ik nu met dien mensch in mijn huis
beginnen? Wat zullen zij van mij zeggen als hij sterft? Wat zal
Lucas wel zeggen? Hoe zal ik mij rechtvaardigen, dat ik hem
zelve de denr heb opengemaakt.... O neen, ik mag hier niet bij
hem blijven. Ik moet naar mijn man toe, ik wil liever de heele
wereld in rep en roer brengen dan gevaar loopen in mijne eer."
Toen zij dat besluit had genomen, wierp zij het vuurroer weg,
ging naar den stal, maakte den ezel, die daar nog stond, los
van de krib, zadelde hem zoo goed als het ging, opende de groote
deur van den tuin, sprong ondanks hare zwaarlijvigheid met
óónen zwaai op het dier, cn reed naar den waterkant.
„Garduna, Garduna! schreeuwde de Navarreesche, toen zij de
plek naderde.
„Iiier," antwoordde kort daarop de alguacil, achter struikgewas
te voorschijn komend. Zijt gij het, Sena Frasquita?"
„Ja, ik ben het. Ga naar den molen om je meester te helpen,
die op sterven ligt."
„Wat zegt gij daar? Dat is toch zeker maar gekheid!"
„Het is zooals ik zeg, Garduna."
„En gij, lust mijner ziele, waar gaat gij op dit uur zoo naar
toe?"
„Ik? Uit den weg, domkop! Ik ga naar den stad om den
dokter," antwoordde Sena Frasquita, haren ezel met den druk
harer hakken aanzettend en Garduna met eenen schop.
In strijd met hetgeen zij daar gezegd had, sloeg zij den weg
niet naar de stad, maar naar het naburige dorp in.