HELDERSCHE ESI SIIEIIWED1EPER COURANT. Nieuws- en AilTerteotiebM voorHolIaiKls Noorderïwartier. 1885. N°. 13. Vrijdag 30 Januari. Jaargang 43. Uitgever A. A. B A K K E E Cz. .,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentien: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Bln n enlana. Er is sprake van, dat Z. M. de Koning wederom een gedeelte van den aanstaanden zomer te Karlsbad zal ver blijven en voor dat doel eene villa in die badplaats zou betrekken. Gedurende de laatste badkuur hielden Z. M. en gevolg in een hotel verblijf. Zooals wel te voorzien was is het adres der Volen- damsche visschers, om vrijstelling van betaling van hoofde- lijken omslag, gewezen van de hand. De heer Oscar Carré heeft vergunning hekomen tot het geven van voorstellingen in het voormalig Panorama- Mesdag te 's Hage. Nog steeds nemen iederen morgen vier heereii een bad in het IJ te Amsterdam, en wel in de Zwem- en Badinrichting aan de Ruyterkade, in een daartoe openge houden vak water. Na dit bad vermaken de heeren zich met schaatsenrijden. (Amst. Crt.) Een student} v. S. M., is door de rechtbank te 's Hage veroordeeld tot 1 maand celstraf, wegens moedwillige mishandeling van een conducteur der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, welken beambte hij, na een geschil over het breken van een ruit van een spoorwegcomparti ment, met zijn wandelstok een slag op het hoofd toebracht. Een aardig staaltje van hondengeleerdheid kon men dezer dagen te Zevenaar zien. De logement- en stalhouder W. moest in de stad zijn paard doen beslaan. In plaats van zelf het paard bij den toom te leiden, gaf hij de teugels zijnen hond in den bek. Deze, als was hij van zijnen hoogen post bewijst, stapte parmantig voor zijne reusachtigen volgeling uit en sprong nu en dan aan weerszijden van het paard op, als wilde hij dit dier tot grooteren spoed aanzetten. Onze voorouders, zegt de Leidsche Crt., die tegen een strengen winter niet opzagen, wisten spoedig genoeg een middel te vinden op glad ijs voort te komen, daarom vervaardigden zij zich schaatsen uit ossenbeenderen. Het raiddel ging zoover het voeten heeft, totdat de tijd aanbrak dat men uit smeedijzer zich een dragelijke schaats ver schafte. En voor honderd jaar werd reeds eene sierlijke u> DE SCHOONE BIOLENAARSVROÜW. Spaansche Volksvertelling van PEDRO DE ALARCON. Het geloof verzet bergen. „Ik wensch u allen goeden avond," zeide de valsche corregidor binnentredend. Hij nam zijnen steek af' en sprak met ingevallen mond, precies als don Eugenio de Zuniga. Vervolgens stapte hij door de zaal, met wiegelenden gang, en kuste de hand der corregidora. Allen stonden van verbazing aan den grond genageld. De gelijkenis tusschen Tio Lucas en den werkelijken corregidor grensde aan het wonderbare. Het dienstpersoneel en zelfs Senor Juan Lopez konden dan ook hun lachen niet houden. Don Eugenio voelde deze nieuwe vernedering en woedend als hij was, wilde hij zich op Tio Lucas werpen. Maar Sena Frasquita was sneller dan hij en verwijderde den corregidor met haren krachtigen arm, en Zyne Excellentie, in dachtig aan eene zekere tuimeling en dc dingen die daarop gevolgd waren, liet zich terugwerpen, zonder een kik te geven. Het was of die vrouw in de wieg was gelegd, om den armen stumper schaakmaat te zetten. Tio Lucas werd zoo bleek als de dood, toen hij zag dat zijne vrouw hem naderde; maar hij beheerschte zich terstond, en met eene vreeselijke uitbarsting van lachen, zoodat hij zijne hand op zijn hart moest leggen, aangezien het dreigde te springen, zeide hij, altijd nog den corregidor nabootsend: „God zij met je, Frasquita! Heb je je neef de benoeming al gestuurd Toen hadt gij de Navarreesche moeten zien! Zij sloeg hare mantille terng, hief het hoofd op met den trots eener leeuwin, en hare oogen als twee dolken borend in die van den valschen corregidor, zeide zij hem vlak in zyne facie: „Ik veracht je, Lucas!" Allen meenden, dat zij hem in het aangezicht zou spuwen, te oordeelen naar de beweging en den toon der stem, die deze woorden begeleidden. Het gelaat van den molenaar helderde op, toen hij de stem zijner vrouw hoorde. Eene soort van inspiratie, als die welke het godsdienstig geloof schenkt, was in zijne ziel gedrongen en overstroomde haar met licht en blijdschap. En een oogenblik vergat hij, wat hy in den molen had gezien en geloofd had te zien, en met tranen in de oogen, met van aandoening trillende stem, riep hij uit; „Dus ben je nog mijne Frasquita?" „Neen," antwoordde de Navarreesche met groote verontwaar diging. „Nu ben ik je Frasquita niet meer: Ik ben.... Raadpleeg maar je heldendaden van dezen nacht, die zullen je zeggen, wat je van dit hart gemaakt heb, dat je zoo lief heeft gehad." En als een ineenstortende ijsberg, die begint te smelten, begon zij bitter te schreien. De corregidora kon niet nalaten naar haar toe tc gaan en haar met hartelijke minzaamheid in hare armen te sluiten. En zonder recht te weten wat zij deed, begon Frasquita de corregidora te kussen, terwijl zij, snikkend als een kind dat bescherming bij de moeder zoekt, zeide: „Senora, Senora, wat ben ik toch ongelukkig!" „Niet zoo erg als gij wel denkt," antwoordde de corregidora, die insgelijks bitter weende. „Ja, ik ben zeer ongelukkig," zeide Tio Lucas, met zijne tranen kampend, als schaamde hij zich, tranen te storten. schaats gereden. In onze dagen heeft men allerlei vormen wat de Hollandsche en allerlei soort wat de Friesche schaatsen betreft, als daar zijn Friesche ijlsters, Lindschoters en Hindeloopersonder de Hollandsche was de Berg- Ambachtsche altijd de vermaardste. Geen goede schinkel (schaatsijzerechter zonder staal, beweert een kenner, en hij heeft gelijk, die in de eerste plaats zijn oog laat gaan langs den schinkel om te zien of hij vlak is, dan hoeveel ijs hij houdt, eindelijk de deugdelijkheid daarvan tracht uit te vorschen. Die vooruit wil verlangt een weinig ijshoudende, zooals de Friesche, en die eene mooie schaats wil slaan, kiest de Hollandsche. Om te „fleuren" en allerlei figuren in het ijs te kunnen snijden, waarbij men den knapsten graveur naar de kroon steekt, moet men zich van Hollandsche schaatsen voorzien. Staal is echter de eerste voorwaarde in het schaatsijzer, de vorm mag met krullen of niet, zoo behagelijk zijn als men wenscht, anders schiet men te kort in zijne beweging en men glijdt ten naastenbij op ossen- beenderen. Of men bij den laatsten marktdag te Leiden daarvan de proef heeft willen nemen of bij den onbe- dwingbaren lust om schaatsen te rijden, met zijn beurs rekening heeft gehouden, bekend is het dat op de markt te Leiden schaatsen werden verkocht voor drie stuivers het paar. Voor drie stuivers een paar gegoten schinkels met een schaatsenhout er aan, een baas, die het daarop volhoudt, of niet spoedig tot de overtuiging komt dat hij eene rare schaats slaat. De vraag naar handelspaarden blijft in de Lang straat voortduren, en thans zoekt men zoowel paarden van weelde als voor het buitenlandsche leger. Van de laatste soort werd voor eenige dagen menig exemplaar gekocht, doch toen werd slechts van f 350 tot f 450 besteed. Neemt men echter in aanmerking, dat de hoeren bij inkoop van f 250 tot f 350 betaald en zij p. m. twee jaar hun werk er mede verricht hebben, dan is de rekening nog zoo kwaad niet. De winst op de paarden van weelde is gewoonlijk grooter en beloopt van f 300 tot f 400, naar- .mate men gelukkig is, want in den boerenstand is vooral de paardenhandel zeer wisselvallig en komen er veelal „Nu, en ik dan?" barstte don Eugenio uit, hetzij hij zich door al dat aanstekelijke schreien aangedaan voelde, hetzij hij zich langs dien vochtigen weg uit zijnen neteligen toestand hoopte te redden. „Ach, ik ben een nietswaardige, een monster, een lichtzinnig mensch, die zijn verdiende loon gekregen heeft." En hij ving aan te kermen, terwijl hij het lichaam van Senor Juan Lopez met liefhebbende armen omvatte. Deze en het dienstpersoneel weenden insgelijks; alles scheen ten einde, en toch had niemand nog eenige opheldering gegeven. Nu, en jij Tio Lucas was de eerste, die eindelijk op deze zee van tranen weer vlot werd, want hij begon zich zich te herinneren, wat hij door het sleutelgat had gezien. „Sencres, laat ons thans afrekenen," zeide hij. „Hier valt niets af te rekenen, Tio Lucas," riep de corregidora uit. „Uwe vrouw is eene heilige." „Goed.... jawel.... maar...." „Geen maar. Laat haar spreken, en gy zult zien hoe zij zich zal weten te rechtvaardigen. Zoodra ik haar zag, zeide mijn hart mij, dat zij eene heilige is, zelfs na al wat gij mij verteld hadt." „Goed, laat zij dan spreken!" zeide Tio Lucas. „Ik spreek niet," antwoordde de molenaarsvrouw. Jij moet het eerst spreken. Want de waarheid is, dat jij...." En Sena Frasquita ging niet verder, uit overwinnelijke achting voor de corregidora. „Nu, en jy antwoordde Tio Lucas, die opnieuw al zijn geloof verloor. „Er is nu geen sprake van haar," riep de corregidor, die ook weer jaloersch werd. Er is nu geen sprake van deze dame. Ach, Merceditas! Wie had ooit kunnen denken, dat jij...." „Nu, en jij?" antwoordde de corregidora, hem met haren blik vun het hoofd tot de voeten metende. En thans volgde er een kruisvuur van verwijtingen. Dc twee echtparen herhaalden wel honderdmaal hetzelfde refrein: „En jij?"_ „Nu, en jij?" „Wat, en jij!" „Neen, jij „Maar, hoe kon jij..." Enzoovoorts, enzoovoorts, enzoovoorts. Misschien zou dat gekijf gi-en eind hebben genomen, als de corregidora te langen leste, hare waardigheid hernemende, niet tot don Eugenio had gezegd: „Luister eens, zwijg jij nu maar! Wij zullen later onze particuliere aangelegenheid wel in orde brengen. In elk geval is het op dit oogenblik het dringenst, aan Tio Lucas den vrede des harten terug te geven. Mij dunkt dat dit heel gemakkelijk is, want ik zie daar Senor Juan Lopez en Tanuelo, die van verlangen branden om Sena Frasquita te rechtvaardigen." „Mij behoeven de mannen niet te rechtvaardigen," antwoordde deze. „Ik heb twee getuigen, die veel geeloofwaardiger zijn, van wie niemand kan zeggen, dat zij omgekocht zijn geworden „En waar zijn die getuigen?" vroeg de molenaar. „Zij zijn beneden, aan de deur." „Zeg huu dan dat zij boven komen, als de senora het per mitteert." „Ach, de arme schepsels kunnen niet boven komen...." O, zyn het twee vrouwen? Je houdt er mooie, geloofwaardige getuigen op na!" „Het rijn geen vrouwen, maar zij zijn wel van het vrouwelijke onder het gebruik gebreken voor den dag, die bij Let inkoopen of niet zichtbaar waren of waarvoor kans tot vergroeien bestond. Als eene bijdrage tot de liefhebberij in hardrijden op schaatsen kan het volgende dienen. Een Friesch heer zat in den trein op reis naar Engeland en passeerde Deventer. Hij zag daar de ijsbaan met vlaggen getooid, vroeg wat dat beteekende en vernam, dat er een hardrijderij zou gehouden worden. Zonder zich te bedenken stapte hij uit den trein, verzocht den stationschef zijn spoorkaartje te verlengen, ging naar de kampplaats, liet zich inschrijven als medestrijder en.... won den prijs van f 200. Indertijd werd een stof, genaamd „katoenzaadmeel," in den handel gebracht, dat voor veevoeder als uitmuntend werd aangeprezen. Toch schijnt dit voeder niet altijd te voldoen, en hebben zelfs landbouwers en veeartsen in Friesland klachten aangeheven, als zou dit „zaad" schadelijk en nadeelig voor jong vee zijn. Er zijn gevallen van vergiftiging voorhanden, die aan deze voedingwijze moeten worden toegeschreven. Misschien heeft de nadeelige stof ook invloed op de melk; althans te Hebelermeer werden plotseling een paar kalveren en een varken zeer ziek, waarschijnlijk door karnemelk vergiftging, waarbij het waar schijnlijk is, dat deze dieren met die soort van voeder werden opgebracht. Cohen, de beruchte deserteur, is den 12 Dec. 1884 opgehangen, onder het spelen van de muziek van vier bataillons. Als auditeur-militair fungeerde de heer B Nijman. Een Zutphensch adjudant, provo «st-geweldiger Sonnenherg en J. Th. Wielicikt uit Zutphen waren mede bij de plechtigheid tegenwoordig. Op den marsch naar het terrein hadden de manschappen van het eerste escorte eene te versnelde pas, waarop de luitenant riep„niet zoo vlug," 't geen op zijn beurt Cohen deed zeggen: „daar hei je gelijk an; hangen heeft geen haast." Toen zijn vonnis werd voorgelezen, riep hij bij de woorden „desertie naar den vijand" „dat lieg je met eene stem als van een hoofdofficier. Omtrent het ophangen van Cohen schrijft men aan de Sumatra Crt. nog het volgende: „Hoe langer hoe fraaier! Zijn het dan twee kleine meisjes? Wees zoo goed mij hare namen te noemen." „De eene heet Pinona, de andere Liviana." „Onze beide ezelinnen! Frasquita, je houdt mij voor den gek!" „Neen, ik spreek verstandige, ernstige taal. Door het getui genis van onze beide ezels zal ik je bewijzen, dat ik niet in den molen was, toen je mijnheer den corregidor daar gezien hadt." Wat ik je bidden mag, in 's hemels naam, verklaar je nader." „Luister, Lucas, en sterf van schaamte, dat jij ooit aan mij hebt kunnen twijfelen. Toen je heden nacht van het dorp naar den molen reedt, ijlde ik van ons huis naar het dorp, bijgevolg kruisten wij elkander op dien weg. Maar jij waart niet op den straatweg, en je sloeg vuur midden in het bouwland." „Ik maakte een oogenblik halt, dat's waar. Ga voort." „Toen balkte je ezel...." „Dat's de zuivere waarheid! O, wat ben ik gelukkig! Spreek, spreek, ieder woord geeft mij een jaar levens terug." „En dat gebalk werd door een ander beantwoord, dat van den straatweg kwam." „O ja, o jaWees gezegend, vrouwIk meen het nog te hooren." „Het waren Liviana en Pinona, die elkander herkend hadden en als twee vriendinnen elkander groetten, terwijl wij tweeën elkander noch groetten noch herkenden...." „Zeg mij niets meer! Ik heb niets meer noodig te weten." „Zoo weinig herkenden wij elkander," ging Sena Frasquita voort, „dat wij allebei schrokken en in tegenovergestelde rich tingen de vlucht namen. Nu zie je toch wel, dat ik niet in den molen was. Als je nu wilt weten, waarom je mijnheer den corregidor in bed hebt zien liggen, voel dan de kleeren maar die je aanhebt en die nog vochtig moeten zijn; die zullen het je beter zeggen dan ik. Zijne Excellentie is in het molenwater gevallen. Garduna heeft hem uitgekleed en in bed gelegd. Wil je weten, waarom ik de deur heb opengedaan? Omdat ik dacht dat jij het waart, dat je in gevaar was en mij te hulp riept. En eindelijk, als je weten wilt, wat er van die benoeming is.... Maar voorloopig hoef ik niets meer te zeggen. Als wij alleen zijn, dan zal ik je nog verscheidene bijzonderheden vertellen, die ik je in tegenwoordigheid van deze dame niet kan meedeelen." „Al wat Sena Frasquita gezegd heeft, is de zuiverste waar heid? riep Senor Juan Lopez, die dona's Mercede's gunst wilde winnen, daar hij wel merkte dat zij was, die in het corregimiento de baas was. n't Is alle3 waar!" voegde Tanuelo er bij, met zijnen meester wedijverend. „Ja, tot nu toe is dat alles waar!" sprak de corregidor, zeer iu zijn schik dat de ophelderingen van Sena Frasquita niet verder waren gegaan. „Je bent dus onschuldig?" riep intusschen de molenaar, zwichtend voor de duidelijke, overtuigende bewijzen hem daar verstrekt. „Mijne Frasquita! Frasquita van mijn hart! Vergeef mij mijne onrechtvaardige vermoedens, en laat ik je omhelzen!" „O, dat is meel uit cenen anderen zak," antwoordde de molenaarsvrouw, zich aan zijne omarming onttrekkend. „Vóórik je omhels, moet ik eerst hooren wat jij te zeggen hebt." „Ik zal voor hem en voor mij spreken," zeide dona Mercedes. „Daar wacht ik al een uur op," bracht de corregidor in het midden, terwijl hij eene poging deed om eene indrukwekkende houding aan te nemen. „Doch ik zal daar niet eerder toe overgaan," vervolgde de corregidora, haren man met minachting aanziende, „dan nadat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1