HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentietilad yoar Hollands Hoorflertwartier. 1885. N°. 16. Jaargang 43. Vrijdag 6 Februari. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. SCHIETPROEVEN MET GESCHUT. BEKENDMAKING. 2> ANGÉLIQUE. POSTKANTOOR HELDER. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. i franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad vertentiën: Van 14> regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De BURGEMEESTER der gemeente Helder brengt ter algemeene kennis, de bij brief van den heer Luitenant-Kolonel Commandant van het 4de Regiment Vesting-Artillerie alhier, dd. 2 dezer, No. 107p, ontvangen kennisgeving: «dat in het tijdvak van 11 tot 18 Februari a. s., van fa morgens 9 uur tot zonsondergang (met uitzondering van «Zondag), van het fort op de „Harssens", schietproeven met het //geschut plaats zullen hebben, in de richting van den Westhoek," »van de „Hors," alsmede in de richting van de vlakte, genaamd u Lutjts waard. „Op de dagen, dat gevuurd wordt, zal dit worden aangeduid z/door twee roode vlaggen, en wel ééne op de batterij Wierhoofd" z/en ééne op het zeefront van het fort „Erfprins,'.' terwyl tevens nop de „Onrust" een waarschuwingspost zal worden geplaatst. Helder, 3 Februari 1885. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. De BURGEMEESTER der gemeente Helder maakt bekend, dat hg, ter voldoening aan het bepaalde bij het tweede gedeelte „van art. 15 der Wet van den 26 Mei 1870 (Staatsblad No. 82), z/betrekkelyk de grondbelasting, heden ter Secretarie der gemeente gedurende dertig dagen, ter inzage van de belanghebbenden heeft nedergelegd eene opgave der uitkomsten, bedoeld in d- artt. 15, 23 en 43 van genoemde Wet. Helder, den 3 Februari 1885. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. Door HENRI GRÉVTLLE. Te vergeefs wilde Clémence haar dochtertje leeren zich met schralen kost, in den vorm van dunne soep en een stukje droog brood tevreden te stellen. Angéliquc wist in cene naburige beukenlaan de boschbeziën te vinden; zoodra de bloeitijd daai was, moest iedere vrucht tol aan hare melkwitte tandjes betalen, die even gretig lekkernijen als een gullen lach doorlieten. Te vergeefs laadde de moeder op hare teere schouders een zwaar pak waschgoedAngélique zag altoos kans bij het gaan naar de waschplaats of bij het terugkeeren den een of anderen boer tegen te komen, die een kruiwagen voortduwde of een paard bij den teugel leidde. Met een enkel woord, soms alleen door een blik, wist het kleine ding genoeg medelijden in te boezemen, om van het pak bevrijd te worden en het een goed eind weegs voor haar te laten dragen. In den tuin wiedde zij zonder opzien door, tot zij, het werk moede, op hare hurken ging zitten en, met de handjes slap langs het lijf, de zwaluwen tot zoo hoog in de lucht naoogde, dat zy er duizelig van werd. Wanneer zij genoeg van het werken had, liet zij hare taak varen en liep liever klappen op, dan iets tegen haar ziu te doen. Toch was zij volstrekt niet lui, want eenmaal aan den arbeid, verrichtte zij meer werk in een half uur, dan een ander in het dubbele van den tijd. Iedereen hield van het kind, en, niettegenstaande hare oogen- schijnlijke hardheid, droeg de moeder haar dochtertje eene afgo dische liefde toe. Het kind werd behoorlijk naar school gezonden, leerde lezen en een weinig schrijven, doch vooral goed rekenen. Hare moeder gaf haar onderricht in het naaien en breien, en zoodra Angplique's opvoeding als voltooid werd beschouwd, ging zij met hare moeder in de naburige hoeven naaien of wasschen. Moeder en dochter werden overal met zekere onderscheiding behandeld. In die streek beschouwde men eene naaister niet als een gewoon persoon, omdat deze een werk verricht, waarop anderen zich niet verstaan. De handen der meeste vrouwen zijn door den veldarbeid zoo ruw en stram geworden, dat ze naald nog schaar kunnen han- teeren. Clémence was juist bezig aan een groven wollen rok voor eene harer buurvrouwen, toen Angélique's vlugge, flinke tred in de verte werd vernomen, door iemand anders begeleid. De moeder keek op en zag tot hare verbazing Marin Bonami meê naar binnen komen. Wat verlangt ge? vraagde zy op haar gewonen barschen toon, nog verhoogd door de weinige gastvryheid, welke de lieden van die streek kenmerkt. Allerlei dingen, Clémence, antwoordde de jongeling, terwyl hij even de hand aan zijn hoed bracht. Of eigenlijk maar een ding. Dit zeggende wendde hij den blik naar Angélique. Met een verhoogden blos en een hoogst ernstig gelaat had deze zich voor de tafel op het uiterste puntje der bank geplaatst. Toen zy bleef zwijgen en Marin van dien kant geene hulp zag opdagen, richtte hij weer den blik naar het hoekige gelaat van Clémence, en wachtte, tot zij hem weer zou toespreken. Welnu? hernam de bejaarde vronw. Ik verlang Angélique tot vrouw, zeide Marin eenvoudig. Clémence liet de schaar vallen en keek den kant harer dochter uit. Men kreeg enkel een gulden nevel van krulletjes te zien, die de door de zou verbrande nek van het jonge meisje bedekten, Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de eerste helft der maand December. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. Mej. C. CarlienAmsterdam. A. Kruger P. Bachestein Everdina J. KammingaGroningen. J. A. v. ZantenRotterdam. Mej. C. Diemei Briefkaarten B. G. de LangeAmsterdam. Mej. Brouwer's Hage. H. D. Kersteman Naar Engeland verzonden geweest: William J. HeppeleNewcastle. Binnenland, Het Hld. vestigt de aandacht op een opstel in het Februari-nummer van de Gids, geschreven door den oud- minister van Financiën jhr. mr. H. J. Van der Heim, getiteld wAmerika en Europa." Hij behandelt daar liet belangrijke vraagstuk aan de concurrentie, welke Amerika aan den landbouw in Europa aandoet, naar aanleiding van een werk, ten vorigen jare in Italië verschenen, van den heer E. Rossi, over de Amerikaansche concurrentie. Hij gaat o. a. de verschillende middelen na, die zijn aangeprezen om aan deze concurrentie het hoofd te bieden, en verklaart zich, hetgeen het Hld. trouwens van hem verwachtte, tegen maatregelen om Amerikaansch graan te weren. Die invoer uit Amerika heeft de prijzen van het brood met 30 pCt. doen dalen, wat voor een gezin van 6 personen, volgens zeer matige berekening, een verschil van f 24 voor de grofste soort uitmaakt en in Nederland alleen 15 k 20 millioen 's jaars doet vrijvallen, die nu voor andere be hoeften kunnen worden besteed. Hij toont ook aan, dat Nederland door handel en scheepvaart nog altijd eene aanmerkelijke plaats inneemt en dat de goede naam, dien onze stoomschepen buitenslands hebben, wegens de zorg, en onder de linten van het witte mutsje een tipje van het oor, dat de kleur der pioenroos vertoonde. Wat meent ge? sprak Clémence hare schaar oprapende. Wat ik daar juist zeide, antwoordde de jongeling. De oude vrouw stond op, legde den rok, waaraan zij bezig was, op haar bed, keerde naar den haard terug, giDg zitten, en een matten stoel naderbij schnivende, sprak zij Ga zitten, Marin Bonami. Verbaasd en met een kleur van genoegen nam de jongeling plaats. Werd zijn aanzoek werkelijk goed opgenomen? Gij verlangt mijne dochter tot vrouw, begon Clémence uiterst bedaard. Ja. Welnu, mijn jongen, je verzoek doet ons veel eer aan, maar ik sla het af. Waarom? vraagde Marin, van zijn zetel opspringende. Omdat gij zoo goed als niets bezit, omdat mijne dochter in 't geheel niets bezit, en ik volstrekt niet wil, dat de armoede met de ellende in 't huwelijk treedt. Werk valt er altoos te bekomen, bracht Bonami in 't midden. Met een gebaar, dat geheel hare bittere levenservaring om vatte, viel zij in Daar weet ik alles van. Men trouwt jong om zijn lijden te verlengen; men krijgt een schep kinderen, men doodt zich om hen groot te brengen en wordt oud voor den tijd. Dat leven heb ik geleid, maar dat zal mijne dochter niet leiden. Met een uitdrukking van teleurstelling keerde Angélique haar aardig gezichtje naar haar minnaar; in plaats van haar gelaat te bedekken, maakten het pruilende mondje en de spijtige oogjes haar bekoorlijker dan ooit. Marin verslond haar met zyne oogen, en gedurende eenigen tijd vernam men alleen het tiktak der klok, tot hij er eindelijk met moeite uitbrak: Ik meende dat u wel iets had overgespaard, en ik bezit mijns vaders huis met een lapje grond. Het is zeker niet veel, maar altoos beter dan niets. Terecht zegt ge, vriendlief, dat ge niet veel bezit, ik geloof zelfs, dat ge het alles behalve breed hebt. Bonami bloosde, terwijl de neergeslagen oogen zich vestigden op het gelapte buis, een oude kennis van Clémence, die er zelve voor weinig geld die stukjes in had gezet. Wat mij betreft, hebt gij gelijk; ik bezit een stuivertje, hernam de naaister, maar sta dat geld niet af zoolang ik leef. Ik heb lang genoeg moeten zwoegen en verlang niet opnieuw een slavenleven te beginnen. Na mijn dood komt alles aan myne dochter, maar voor dien tijd ben ik vast besloten geen cent uit te keeren. Ik verlangde ook niet u iets te vragen, Clémence, gaf de goede jongen eenigszins gekwetst ten antwoord. Ik wensch alleen Angélique tot vrouw, en zie best kans het brood voor ons beiden te verdienen. Voor twee, dat wil ik graag gelooven, maar niet voor drie, voor vier, voor tien. Neen, Marin, het spijt mij voor je, omdat ge een eerlijk, braaf mensch zijt, maar ge hadt je zoo iets niet in 't hoofd moeten zetten. En wat Angélique betreft, ik verbied haar er ooit over te denken, begrepen! Angélique boog het hoofd, zy hoorde zeer goed haar moeders bevel, maar of zij het wilde opvolgen, dat was eene andere vraag. Marin Bonami stond op, en met eene aangeboren beleefdheid, die men bij zulk een eenvoudigen man niet zou verwachten, zeide hij: Wij zullen later wel op dat onderwerp terugkomenik wil u heden niet langer lastig vallen. welke er voor de lading wordt gedragen, ons eene aan sporing moet zijn om ons aandeel in de vrachtvaart van Europa uit te breiden. Hij wijst er verder op, dat de gemiddelde opbrengst van onze tarwelanden niet hooger is dan de middelmatige in Amerika, en gelooft, dat, om voor de toekomst van onzen landbouw te waken, dringend behoefte bestaat aan het instellen van een onderzoek door Maat schappijen en particulieren omtrent den werkelijken toestand van onzen landbouw en van de landbouwers, zooals de ,/Verein für Social-Politik* in Duitschland vóór 3 jaren heeft gedaan. Als onderwerpen van onderzoek noemt de heer Van der Heim op: 1. het pachtstelsel; 2. de splitsing van het grondbezit; 3. den invloed van het erfrecht op de verdeeling van dat bezit; 4. het grondcrediet; 5. verbetering van den grond door drooglegging; 6. de fiscale wetgeving. Het Hld. doet uitkomen, dat volgens den schrijver de vreemde "mededinging gerust kan worden afgewacht, indien bij den graanbouw de gemiddelde opbrengst van 22 a 24 hectoliters per hectare op 30 kon gebracht wordenindien de zuivelproducten van Holland, gelijk vóór weinige jaren, als de beste in het buitenland erkend blijven, behoeft, meent hij voorts, onze landbouw niet te vreezen, en zoolang het steeds veredeld ras van ons rundvee voor hooge prijzen door het buitenland wordt aangekocht, hebben wij met onze voortreffelijke weilanden, mits goed gedraineerd en goed bemest, een bezit, dat elk land van Europa ons benijden moet. Op een kloeken en kundigen landbouwersstand komt het echter bovenal aan. Maar geen beschermend recht, geene wettelijke tusschenkomst vrage men in de eerste plaats, noch hope men daarin afdoende hulp te vinden. Dat is het slot van het, naai- het Hld. meent, belangrijk opstel. Hoe meer de doorgraving van de landengte van Panama vordert, des te meer klimt de belangstelling in de bezittingen welke Nederland in Midden-Amerika heeft. Dit geldt voornamelijk liet eiland Cura5ao, hetwelk met zijn uitstekende haven in de onmiddellijke nabijheid van de landengte als 't ware is aangewezen voor een rust- en ververschingspunt op de reis. In een schrijven uit Cura9ao in de Amst. wordt hierop Noch heden, noch eiken anderen dag, was het koel bescheid. Dat neem ik niet aan, hernam Marin. Angélique en ik, wij zijn verloofd; wij hebben daareven bij de kerk Victoire's kruis gekust; het blijft dus tusschen ons eene uitgemaakte zaak, waarop geen terugkomen valt. Alleen willen wij u niet haasten, en zullen wachten tot u over het geval hebt nagedacht. Tot weerziens, Angélique, tot weerziens, Clémence. Toen hij de deur bereikte, riep de naaister hem terug. Kom hier, Marin. Gij zegt, dat gij elkaar trouw hebt beloofd, wanneer dat? Daareven, op het kerkhof. Na een onheilspellend stilzwijgen van eenige seconden zeide de onde vrouw ten laatste: En gij wilt uw woord niet terug nemen? Dat is mij onmogelijk, Clemence. Dat zullen wij eens zien! riep deze; want hoewel uiterlijk kalm, was zij heftig van aard, en wanneer hare natuur bovenkwam, volgde er altoos eene geweldige uitbarsting. Hebt gij dat durven doen, ongelukskind? Een kind van nog geen zeventien jaar, dat haar woord geeft zonder de toestemming harer moeder! Nu wordt het waarlijk hoe langer, hoe mooier! En met opgeheven hand naderde zij hare dochter, toen Marin tusschenbeide trad, en met bleek geiaat en bevende lippen uit bracht In mijn bijzijn zult gij haar niet slaan! Daar zegt ge een waar woord, beaamde Clémence, eensklaps tot bezinning komende. Maak dat je weg komt, en laat mij mijne zaken onder vier oogen regelen. Ge zult haar niet slaan! Daar ge mijn schoonzoon niet wordt, gaat je dat volstrekt niet aan, vriendlief. En nu spoedig de deur uit! Daar de naaister uiterlijk hare kalmte had herkregen, was Marin tamelijk met zijn figuur verlegen; hij lichtte, bij wijze van groet, even zijn hoed op, en verdween, doch niet voordat hij een blik op Angélique had geworpen, die beter dan alle mogelijke onderteekende beloften haar van zijne onveranderlijke trouw ver zekerde. Op eenige passen afstands lag een afgehouwen boomstam te wachten op de bijl, die hem tot brandhout zou verwerken, en zich op den stam plaatsende, leende hij een luisterend oor. Clémence gaf zich niet de moeite hare deur te sluitenin dien uithoek gebeurt dit alleen 's nachts of bij afwezigheid der bewoners. Zoodra Marin het huis had verlaten, gebood zij hare dochter nader te komen en vraagde kortaf: Wat heeft hij je gezegd? Dat hij met mij wilde trouwen. En dat zoo maar zonder omwegen? Zeker, hoe anders? Tegelijk hief het jonge meisje het hoofd op en zag hare moeder strak aan. Blijkbaar met het geval verlegen, vervolgde Clémence En toen? Toen gaf hij mij dit takje witte rozen, sprak zij, wijzende op de bloemen tusschen hare japon gestoken. Deze bloeien op Victoire's graf, en niemand anders dan hij mag de rozen ver zorgen en plukken. Daarop hebben wij het kruis gekust en zijn hierheen gekomen. Het geval kon zich moeielijk eenvoudiger en onschuldiger hebben toegedragenzoodra het verhaal ten einde was, en Angé lique uiterlijk zeer kalm de handen onder den boezelaar had gevouwen, wierp de moeder half toornig en half bedroefd een blik op hare dochter, en gaf op bitteren toon lucht aan haar gevoel: Zwoeg maar, om kinderen groot te brengen; zoodra zy

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1