HELDERSEHE
EN MEËWEDIEPER COURANT.
en Advertentieblad Toor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 19.
Jaargang 43.
Vrijdag 13 Februari.
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
TWEEDE KENNISGEVING.
BEKENDMAKING.
BEKENDMAKING.
ANGÉLIQUE.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1regels 60 cents, elk*
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
LOTING YOOR DE NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder
maken bekend, dat de LOTING over de in 1884 in deze
gemeente ingeschrevenen voor de lichting der Nationale Militie
van 1885 is bepaald op Zaterdag den een-en-t\rintigsten
Februari eerstkomende, des voormiddags te half tien uren.
De loting zal plaats hebben in de BOUWZAAL, achter het
Bureau voor Gemeentewerken, op de Kerkgracht.
Gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag waarop de
loting heeft plaats gehad, kunnen tegen de wijze waarop zij is
geschied, bij de Gedeputeerde Staten bezwaren worden ingebracht
door belanghebbende lotelingen, of door hun vader of voogd, bij
verzoekschrift, op ongezegeld papier, onderteekond door hem die
het bezwaar inbrengt.
Dat verzoekschrift moet worden bezorgd bij den Burgemeester
dezer gemeente.
Voorts wordt in herinnering gebracht, dat zij, die vermeenen
vrijstelling van dienst te kunnen erlangen, daarvan bij de loting
opgave moeten doen aan den Heer Militie-Commissaris.
Helder, den 7 Februari 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente Helder maakt bekend,
dat hij, ter voldoening aan het bepaalde bij het tweede gedeelte
„van art. 15 der Wet van den 26 Mei 1870 (Staatsblad No. 82),
„betrekkelijk de grondbelasting, heden ter Secretarie der gemeente
gedurende dertig dagen, ter inzage van de belanghebbenden
heeft nedergelegd eene opgave der uitkomsten, bedoeld in d-
artt. 15, 23 en 43 van genoemde Wet.
Helder, den 3 Februari 1885.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder
roepen bij deze op ingezetenen, die verlangen als VRIJWILLI
GERS bij de Militie voor deze gemeente op te treden, om zich
daartoe op een der overige werkdagen van deze maand, tusschen
des morgens 9 en 12 ure, ter Secretarie aan te geven.
Aan ieder Vrijwilliger wordt door de gemeente een handgeld
toegekend van ZESTIG GULDEN.
Om Vrijwilliger bij de Militie te zijn, moet men ongehuwd,
of kinderloos weduwnaar en ingezeten wezen, voorts lichamelijk
voor den dienst geschikt, ten minste 1.56 meter lang, op den
1 Januari van dit jaar het 20ste jaar ingetreden en het 35ste
Door HENRI GRÉVILLE.
Tegelijk met Angélique en den burgemeester trad de goede
vrouw het groote bevloerde vertrek binnen, en hield een pan
melk met beide handen vast.
Wilt ge heusch heengaan? wat een dwazen inval! begon zij.
Als moeder ons dadelijk wilde laten trouwen, dan zou ik
niet heengaan, gaf Angélique kortaf ten antwoord.
Waarop Mahaut lachende inviel:
Nog zoo dom niet gezegd.
En terwijl zijn twee groote dochters een naijverigen blik op
Angélique wierpen, plaatste hij zich bij den haard.
Welnu, luister goed naar mij en laat het mij geen tweemaal
zeggen, vermaande moeder Mahaut, die om geen tijd te verliezen
ondertusschen met een grooten houten lepel de melk begon te
roomen.
Mijne zuster, die te Rouaan woont, heeft mij reeds eenige
tijd geleden laten vragen of ik niet eene geschikte jonge dochter
kende om te dienen bij eene harer zieke vriendinnen, die sedert
jaren hare kamer niet meer verlaat. Gij kwaamt mij geen
oogenblik in de gedachte, omdat ik niet wist dat ge het dorp
wildet verlatenen iemand anders kende ik niet. Maar nu kan
ik vragen of die dame al voorzien is, en zoo niet, dan kunt ge
er heengaan, als ge er zin in hebt.
De melk wa3 afgeroomd, mevrouw Mahaut legde den lepel
neer en wachtte bedaard het antwoord af.
Jawel, en beleefdheidshalve liet Angélique volgenIk dank
u voor uwe moeite, mevrouw.
Dan zal ik dadelijk schrijven, beloofde de goedige ziel. Zeg,
heeft Bonami dat zoo in eens in 't hoofd gekregen? Heeft hij
er je vroeger nooit over gesproken?
Nooit.
Wat een kluchtig soort van jongen! Hij handelt nooit als
een gewoon mensch, merkte mijnheer Mahaut aan.
Ge zult je daarginder ongelukkig gevoelen, verzekerde een
der jonge dochters.
Misschien niet. Ik krijg daar veel nieuws te zien en er
valt ook wat te leeren.
En ook geld te verdienen, vulde de jongste der twee
meisjes aan.
Natuurlijk, om die reden ga ik er heen. Weet u ook,
mevrouw Mahaut, hoeveel loon ik zal krijgen.
Volstrekt niet, beste kind, dat moet ge daar ginder maar
vragen.
Kort daarop vertrok Angelique, en het marktplein verlatende
bekroop haar de lust Bonami in zijne woning te gaan opzoeken
jaar niet volbracht hebben, tot op het tijdstip der optreding aan
zijne verplichtingen ten aanzien van de Militie, zoover die te
vervullen waren, voldaan en een goed zedelijk gedrag hebben
geleid.
Ter bekoming van laatstgenoemd bewijs, kan men zich, ver
gezeld van twee, ter goeder naam en faam bekend staande
meerderjarige ingezetenen, die de vereischte verklaring kunnen
afleggen, ter Secretarie op eiken werkdag in deze maand aan
melden, tusschen des morgens 9 en 12 ure.
Hij, die voor de Militie is ingeschreven, wordt slechts als
Vrijwilliger toegelaten voor de gemeente, in welke hij inge
schreven is, tenzij hij geen verplichtingen ten aanzien van de
Militie meer te vervullen hebbe.
Hij, die bij de zeemacht, bij het leger, hier te lande, of bij het
krijgsvolk in 's Rijks Overzeesche bezittingen heeft gediend,
wordt niet als Vrijwilliger bij de Militie toegelaten, tenzij hij
bij het verlaten van de dienst, behalve een bewijs van ontslag,
van den bevelhebber onder wien hij laatstelijk heeft gediend,
een getuigschrift hebbe ontvangen, inhoudende, dat hij zich
gedurende zijn diensttijd goed heeft gedragen.
Hij kan, heeft hij dit ontvangen, tot zijn veertigste jaar vol
bracht is, als Vrijwilliger bij de Militie worden toegelaten.
De Vrijwilligers worden, voor zooverre ze daartoe geschikt
bevonden zijn, en er gelegenheid toe bestaat, ingelijfd bij het
korps hunner keuze.
Helder, den 7 Februari 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
In een artikel met het opschrift „Nog eens de visschers
van Volendam" zegt de Tijd, naar aanleiding van het feit,
dat jl. Vrijdag morgen weêr eenige Volendamsche visschers
naar Haarlem gegaan zijn om zich in arrest te begeven
en hun straftijd uit te zitten, het met het N. v. d. D. eens
te zijn, dat de kwestie der moordvisscherij nog volstrekt
niet is uitgemaakt.
Het aantal schepen, die zich op de Zuiderzee met visch-
vangst bezighouden is gedurende de laatste jaren voortdurend
toegenomen; het aantal botters, welke met denwonderkuil
vissclien, zelfs zeer aanzienlijk. Het is thans reeds meer
dan veertig jaren, dat op deze wijze in de Zuiderzee wordt
gevischt. Wilde er nu voor het tegenwoordige verbod
redelijke grond voorhanden zijn, dan behoorde in de eerste
plaats vast te staan, dat een begin van ontvolking, dat
ten minste het afnemen der hoeveelheid visch in de Zuiderzee
te constateeren valt. Uit de tot nu toe genomen proeven
en ook uit de rapporten der commissie, welke met het
onderzoek dezer zaak is belast geweest, blijkt dit vol
strekt niet.
Goedkoope visch, vooral bij de groote kostbaarheid van
ander dierlijk voedsel, is eene weldaad voor de lagere klassen.
Blijft de gemiddelde hoeveelheid visch even groot, maar
heeft het visschen met den wonderkuil tengevolge, dat er
doch instinctmatig gevoelende, dat haar nieuws hem niet welkom
kon wezen, sloeg zij den weg naar huis in.
In korte bewoordingen bracht zij hare moeder op de hoogte
van het verhandelde en vatte toen haar werk weer op in eene
ernstiger stemming dan gewoonlyk.
Niet dat Angélique zich bepaald rekenschap gaf van de ver
andering, die in haar leven ging plaats grijpen; voor dergelijke
diepzinnige bespiegelingen was haar onbezorgd, kinderlijk gemoed
niet vatbaar. Hoewel zij reeds 17 lenten had beleefd, was op
het punt van nadenken menig jonger meisje haar de baasdoch
haar natuurlijk verstand hield haar gelukkig van menige dwaas
heid terug.
Het huwelijksaanzoek leende haar in eigen oogen niet alleen
meer waarde, maar zij vond het ook een hoogst gewichtig feit
als verloofde op te treden.
Aan die plichten, verbonden aan die nieuwe verhouding, dacht
zij geen oogenblik; zij begroette integendeel hare verloving als
eene soort van bevrijding, zij mocht zich nu onttrekken aan
honderd duizend kleinigheden, waartoe een jong meisje zich ver
plicht ziet.
Met de onbezorgdheid, aan haar leeftijd eigen beschouwde zij
haar moeders sombere voorspellingen als de hersenschimmen eener
vrouw, die een hoogst moeielijk leven ten deel viel. Doch zulk
een lot wachtte haar niethaar zouden strijd en kommer bespaard
worden, en de liefde van haar echtgenoot zou den huwelyksband
voor haar in een waar paradys herscheppen.
Indien zij dadelijk had mogen trouwen, of wel over zes maanden,
was haar geluk volkomen geweest; want dan had zy te Champcey
kunnen blijven en zich overal met een zegepralend gelaat aan
den arm van haar verloofde kunnen vertoonen.
Zij had geen besef van hetgeen het in stad dienen beteekende
prettig zou het misschien niet wezen, maar het werken kon daar
toch niet zoo zwaar vallen als op het land.
Met dit al ging het haar toch aan 't hart, Champcey, hare
moeder en haar verloofde te verlaten.
Zy was gehecht aan de streek, de zee, de rotssteilten; hoe
fraai waren de hooge varens, door den wind heen en weer
bewogen; hoe prettig was het zich bij de heldere beek met de
dorpsmeisjes neer te vleien. Zij had de groote stukken land lief,
waar zij reeds als klein kind in den hooi- en oogsttijd door hare
moeder werd meêgenomen, en langs de met beziën begroeide
hagen te slapen werd gelegd of in de schaduw der hooge olm-
boomen mocht spelen.
Van dit alles moest zij afscheid nemen, en hoe duidelykcr zij
dit besefte, hoe meer de herinneringen harer kindschheid haar
begonnen te omzweven. Hoe moeielijk het leven harer moeder
ook was, kenden hare kinderjaren geen zorgen. Zy vond alles even
mooi, grootsch en geheimzinnig; de kalme zee trok haar aan
aanzienlijk meer wordt gevangen, en dientengevolge de
prijzen van de visch doen dalen, dan zou deze visscherij
veeleer aanmoediging dan tegenwerking verdienen. Daling
van prijzen is echter niet in het belang der visschers van
verscheiden andere, aan de Zuiderzee gelegen plaatsen.
Daar schijnt de schoen te wringen. In het College voor
de Zeevisscherijen hebben zeker zeer bekwame en practische
mannen zitting; geen enkele echter, meent de Tijd, die
meer speciaal met de visscherij op de Zuiderzee bekend is.
Daarbij komt, dat dit College zich voornamelijk door de
partij, wier belang eene kleine vangst bij hooge prijzen
medebrengt, heeft laten voorlichten. De Volendammers
en Urkers zijn daardoor het kind van de rekening geworden.
Zoolang eene wet bestaat moet zij ook gehandhaafd worden,
al valt er, zelfs in ons land, te wijze op wettelijke bepa
lingen, die in den regel geheel straffeloos worden geïgno
reerd. Thans, met stelliger beslistheid nog dan vóór enkele
dagen, bij de meerdere inlichtingen, die haar omtrent deze
zaak verstrekt werden, meent de Tijd op eene herziening
der wet in dezen te moeten aandringen. Een wetsartikel,
dat het bezigen als mestspecie en den verkoop van visch
van minder dan eene bepaalde grootte verbiedt, kan niet
drukkend genoemd worden. Zoodanige bepaling, met de
noodige strengheid gehandhaafd, komt aan de Tijd geheel
voldoende voor om „moordvisscherij" tegen te gaan.
Naar men verneemt zou dr. Mezger dezen zomer de
ex-Keizerin Eugénie onder zijne behandeling krijgen.
Het uitvoerend comité der ten vorige jare te Am
sterdam gehouden Internationale Landbouwtentoonstelling
heeft de rekening en verantwoording vastgesteld, die daarna
door de commissie is goedgekeurd.
De ontvangsten bedroegen f 248,285; de uitgavenf248,198
en het batig saldo f 87.
Aan entreegelden werden ontvangen f 53,308 en aan
verschillende subsidies f 190,231. Onder de uitgaven komen
voor: aan stallen, tenten, enz. f 50,802, veevoeder f13,457,
prijzen f 89,265, kosten van het bestuur f 8847, kosten
van de jury en van het diner f 8529.
Het aangekondigde twistgesprek tusschen ds. A. J.
Westhoff, predikant bij de Nederd. Herv. gem. te Amster
dam, en den heer E. Domela Nieuwenhuis over de sociale
kwestie heeft jl. Maandag avond in de groote zaal van
„Maison Stroucken" te Amsterdam plaats gehad. Een
paar duizend menschen vulden al spoedig de zaal en de
aandrang bleef zoo groot, dat eenige ruiten en meubels
werden verbrijzeld. De heer Westhoff kwam op tegen
hetgeen hij onredelijks meende te zien in de eischen der
socialisten, en de heer Nieuwenhuis betoogde, dat in die
eischen niets onbillijks was gelegen.
Te Venloo hebben onbekenden door middel van het
uitsnijden eener ruit bij den horlogemaker Beljes gestolen
48 zilveren en 36 gouden horloges.
het onstuimig golfgeklots boezemde haar ontzag in; zij speelde
schuilhoekje in de rotskloven, en geen plekje bleef haar onbekend.
Voor hare moeder gevoelde zij ook liefde en ontzag beiden.
Terwijl zij dat gelaat, door de muts omlijst, aanschouwde, schoten
Angélique duizende kleinigheden uit het verleden te binnen.
Welk eene zachte uitdrukking rustte vroeger op die trekken,
wanneer de moeder zich over haar dochtertje boog, wanneer dat
in de wieg lag te slapen. Hoevele tranen werden er sedert dien
tijd door die oogen gestort, en bezorgden de pijnlijke, stroeve
uitdrukking aan dien mond, die vroeger slechts een glimlach en
eene liefkoozing voor haar dochtertje had; en toch hoe ont-
zagelijk veel goedheid schuilde er onder dien uiterlijk
ruwen vorm. Weer doorleefde Angélique de dagen, waarin zij
met hare poezele handjes het nu zoo stroeve gelaat streelde....
Ging het dan werkelijk met de kinderen als met de vogels; nadat
zij een korten tyd door de ouders waren geliefkoosd en ver
troeteld, werden zij dan ook uit het nest en van den huiselijken
haard verdreven, en als vreemden de wereld ingezonden?
Clémence had het immers in hare hand, om Angélique niet
te laten vertrekken. Met een wcinigje van het geld, door de
oude vrouw uit vrees voor slechte tijden opgespaard, kon zij
immers hare dochter dadelijk laten trouwen, in plaats van haar
aan allerlei wisselvalligheden bloot te stellen. Het nestje was
wel gebouwd, maar Clémence verlangde dat de jongelieden het
zelf van het noodige zouden voorzienen dit beschouwde Angé
lique ook als een vogeltjes ingeving, die zij weinig liefderijk vond.
Met een beklemd hart dwaalden Angéliques gedachten naar
Marin Bonami af, en betreurde zij haar heengaan vooral om
zijnentwille. Al had zij geen besef van hetgeen ware liefde is,
begreep zij toch dat hij zich erg verlaten zou gevoelen. Doch
zij bleef by dit onderwerp niet lang stilstaan, en keerde weldra
tot haar eigen persoontje terug.
Rouaan was dus eene groote stad, en wat zou daar veel nieuws
te zien zijn; stellig groote winkels vol stoffen, meubelen,
kleinooden, waarvan men zich in een dorp geen denkbeeld kan
maken! Indien de dame, by wie ze ging dienen, goed was,
kreeg zy bepaald bij wijze van geschenk: linten, dasjes,
misschien een zijden boezelaar, en wie weet later, veel later
wanneer zy ging trouwen, een gouden horloge!
Zoover gekomen, vond zij deze ingeving toch bespottelijk. Hoe
dwaas van mij aan een gouden horloge te denken, prevelde zij.
Doch om 't even, iets zou zij wel krijgen; en met welk een
genot zou zij later al die fraaie geschenken, bewijzen van
tevredenheid over de diensten door haar bewezen, voor de be
wonderende blikken harer dorpsgenooten uitstallen. Dan zou
hare moeder eens zien, dat Angélique zich wel goed wist te
gedragen, zonder dat men op haar altoos behoefde te knorren,
zooals hier het geval was.