HËLDERSCHE EN NIE1JWEÜIEPER COURANT. Nieuws- en Adverteutietilad voor HoUaods N ooriertwartier. 1885. N°. 20. Zondag 15 Februari. Jaargang 43. BEKENDMAKING. 6> ANGÉLIQUE. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdig, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER BUREAU: MOLENPLEIN. Cz. Prijs der Ad verten tiën Van 14 regels 60 cents, elka regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abunnement belangrijk lager. De BURGEMEESTER der gemeente Tldder brengt, naar aanleiding eener ontvangen circulaire van den heer Commissaris des Konings in deze provincie, ter kennis van de Geneeskundigen in deze gemeente, dat by Koninklijk besluit van den 12 Januari No. 2, met ingang van 1 Februari benoemd Ï3 tot Inspecteur voor het Geneeskundig Staatstoezicht voor Noord holland Dr. J. P. DOZY te Middelburg, met toekenning van eervol ontslag als Inspecteur voor het Geneeskundig Staatstoezicht voor Zeeland. Helder, 10 Februari 1885. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. Binnenland. De reeder Hoogeveen, te Scheveningen, heeft zich tot den minister van Buitenlandsche Zaken gewend met een klacht over het rooven der netten van een hem toe- behoorende bomschuit door een Engelsche visscher. Zijn schipper, Rog geheeten, en al de opvarenden zijn bereid onder eede te verklaren, dat het Engelsche schip, L T 502, hem moedwillig de schade heeft berokkend. Laat de Engel sche rechtbank de zaak rusten alleen op een eenvoudige ontkentenis van den schipper der bedoelde schuit, dan kan de gebeele internationale regeling wel als van nul en geener waarde worden beschouwd. In het jongste nommer van de Economist komt een artikel voor van den kapitein-intendant, den heer Van Gendt. Het strekt als antwoord op een vraag, in 't afgeloopen jaar door de redactie van dit tijdschrift gesteld, welke vraag luidde: „Heeft men ooit de proef genomen om het brood (voor de soldaten) op contract door de broodfabrieken te doen leveren, waarvan er zoovele bestaan, wier klandisie zich soms tot vrij verwijderde plaatsen uitstrekt?" De heer Van Gendt antwoordt dat deze proef, voor zoover hem bekend is, nooit genomen werd. Hij acht het echter .niet noodig ze te nemen en meent dat in onze militaire bakkerijen goedkooper en even goed brood wordt verschaft. Eenige wenschelijke hervormingen bij die bakkerijen doet Door HENKI GKÉVILLE. Toen zij genoeg buiten het bereik van het overige gezelschap waren, nemen zij op een der uitgeholde rotssteenen vlak aan zee plaats. Zwijgend en te aangedaan, om hun gevoelen in woorden te brengen, bleven zij naast elkaar zitten, terwijl Clémence, die hen zoo lang mogelijk naoogde, zich afvroeg, of zij waakte of droomde, en of zy werkelijk hare dochter afstand moest doen. Gij gaat dus heen? Zonder te durven opzien, verbrak Marin eindelijk met deze woorden het stilzwijgen. Hij had Angélique's hand losgelaten en zich aan hare voeten geplaatst, zoodat haar blik wel op hem moest vallen. Zooals ge verneemt, antwoordde zij, het gelaat afwendende. Vindt ge het dan niet akelig? Zeker en gij? Toen hij bleef zwygen, keerde zij het lieve gelaat tot hem, doch hoe veranderd was het van uitdrukking! De ernstige trek om het anders zoo lachende mondje, de diepe, droevige blik der guitige oogjes leenden, het kinderlijk gelaat zulk een nieuwen aanblik, dat Marin haar voor het eerst meende te zien. Ik.... stamelde hij en hield zich onledig met de vlakke hand eenige keisteentjes en schelpen te verwijderen, terwijl liet beven der lippen er van getuigde, met welk een geweld bij zijn snikken trachtte te onderdrukken. Half aangedaan, half nieuwsgierig volgde Angélique den in- wendigen strijd van haar verloofde. Golden haar die met zooveel moeite weerhouden tranen, die zeldzame, kostbare tranen, welke alleen de wanhoop, of eene namelooze smart aan de oogen van den fijnen, moedigen man kunnen ontlokken? Met zekeren trots en met het volle bewustzijn der macht, die zij op hem uitoefende, gevoelde zy, hoe lief hij haar had, doch te gelijk, dat zij beangst was, dat hare liefde voor hem niet even groot was. Waarom zit ge zoo bedroefd te staren vraagde zij de hand op zyn arm brengende. Onwillekeurig trok hij zijn arm terug en sprak met verbeten woedde Denkt ge dan, dat ik je met genoegen zie heengaan? Kan ik het het helpen? zeide Angélique schouderophalend. Het is mijn schuld niet. Ge weet heel goed, dat ik niet had willen heengaan, als moeder naar mij had willen luisteren. Verteederd door dat gezegde kwam Marin nader, en de hand zijner verloofde drukkende, sprak hij ernstig en langzaam Gij gaat ons verlaten en een geheel ander leven te midden van onbekende gezichten leidengij zult anders gaan denken en gevoelen, terwijl ik, die hier blijf, altoos dezelfde zal wezen Waarom zoekt ge ook niet eene plaats in llouaan? viel Angélique vroolijk in. Hoofdschuddende antwoordde Bonarai: Ik ben niet geschikt, om in stad te dienen. Ik ben maar een boer en ik kan geene andere gewoonten meer aannemen. En al kon ik het, zou ik het toch niet willen, want het zou mij onmogelijk zijn voor vogel in eene vergulde kooi te spelen. Hoewel Angélique zijne bedoeling niet recht begreep, vatte zy toch dat verder aandringen nutteloos was. Ik zal niet veranderen, herhaalde Marin, trots alle hinder palen zal ik dezelfde blijven.... Zijt gij daar zeker van vraagde Angélique, zich over hem buigende. hij voorts aan de hand, zonder echter aan het stelsel zelf te raken. De redacteur van de Economist is 't niet met den schrijver eens. De cijfers bewijzen, dat men goedkooper bij de groote fabrieken terecht kan. In elk geval zou een proef te nemen zijn. Men schrijft ons van Texel, dd. 12 dezer: „Eenige ingezetenen van onze gemeente hebben bet plan gevormd eene onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij op te richien, waarin Texel zal worden opgenomen als een zelfstandig district. De gemeente Texel zal slechts dragen in de brandschade ontstaan binnen bare grenzen en ter bestrijding dier schade door geringe jaarlijksche bijdragen een eigen waarborg kapitaal vormen. Wij juichen het plan toe en zien verlangend uit naar bet oogenblik waarop aan deze nuttige zaak publiciteit en uitvoering zal worden gegeven." Uit Atjeh schrijft men aan het D. v. N.: „Het nieuwe jaar heeft onder geen gunstige omstandig heden zijne intrede gedaan. Juist op den Nieuwjaarsdag is tusschen Anakgaloeëng en Lainbaroe lievig gevochten. Het was weder een transport, dat op bet onverwachtst zou worden aangevallen, indien niet een dekkingskolonne bij Anak-Batc bad post gevat. Nu had deze kolonne het hard te verduren. De luitenant Kerrebijn en twee minderen sneuvelden, terwijl de luitenant Bellaard en een twaalftal minderen werden gewond. Den volgenden dag kon het transport van Anakgaloeëng naar Tjot Basetoel ook niet rustig doormarcheeren, omdat de vijand het aanhoudend op zijn flanken bestookte. De toestand is over het algemeen niet rooskleurig te noemen, want niet alleen dat wij in de Zuidoosterlinie weder hetzelfde te verduren hebben als in het voorjaar van 1884, maar ook de Zuiderlinie heeft veel last van den vijand. In Poenir en Aroen schijnt- eene groote bende vereenigd te zijn, die het werken aan den weg van Lambaroe naar Lamteh telkens bemoeilijkt. Nu en dan werd zij door patrouilles of hinderlagen uiteenge jaagd, maar het gelukte nog niet om haar voor goed te verdrijven. Met een glimlach op het schoone, fiere gelaat strekte hij de hand naar een granictblok uit, dat met zeewier was bedekt, en aanhoudend door de golven werd bespoeld, en zeide: Ziet ge dat rotsblok daar ginder? Het eene oogenblik verdwijnt het onder de golven en het ander oogenblik steekt het weer zijn hoofd boven water, zonder ooit van plaats te veran deren. Daar staat het reeds sinds overoude tijden, en de achter eenvolgende geslachten der Bonami's hebben dat rotsblok nooit anders gezien dan het zich nu aan ons oog voordoet. Welnu, Angélique, ik ben aan dat granietblok gelijk, en wanneer ge mocht vrcezen mij tc zien veranderen, denk dan slechts aan het granietblok. Maar ik zal evenmin veranderen, sprak het meisje schuchter. Met een tecderen, medelijdenden blik zeide hij: Gij zijt nog zoo jong, zoo teer, zoo weinig tegen het leed bestand.... Neen, gij kunt het niet helpen, indien gij mocht ver anderen. Half bcleedigd sprak Angélique schreiende: Ik begrijp niet, waarom gij mij zulke harde dingen zegt heb ik je dan niet mijn geheele hart geschonken en nu spreekt ge over dingen, waarvan gij en ik niets weten. Gij hebt gelijk, beaamde Marin, en toen hij met zijn hand de weerspannige lokjes wegstreek, die de bedroefde oogjes aan zyn blik onttrokken, brak er een zonnestraal door de tranen en zag zij met een glimlach van vertrouwen tot hem op. Elke veertien dagen zult gij mij toch schrijven? vraagde Marin. Ja, en gij insgelijks? Het schrijven gaat mij niet gemakkelijk af bekende hij half verlegen. Maar ik zal toch schrijven, mits ge belooft, mijne brieven aan niemand te laten zien. Hoe kunt ge zoo dom praten, ik ken daar immers niemand. Ge zult spoedig genoeg kennissen maken, mits het slechts goede kennissen zijn, prevelde Marin. Deze woorden deden eensklaps een licht voor Angélique op gaan, en lachende riep zij Gij zijt jaloersch! Half spijtig antwoordde hij Best mogelijk, en al was dat nu eens waar? Angélique begon te glimlachen, doch den blik van haar ver loofde opvangende, bracht zij haar gelaat in ernstiger plooi. Daar iemand wel het recht heett jaloersch op zijne vrouw te wezen, mag ik het nog veel eerder op myne verloofde zijn, merkte hij barsch aan. Want zijne vrouw heeft men bij zich, terwijl eene verloofdeen daarbij eene vei loofde die ver weg gaat.... Met een wanhopig gebaar de beide handen van het jonge meisje in de zijnen klemmende, riep liij hartstochtelijk: Ach! Angélique, bedrieg mij niet! Heb mij lief, vertrouw mij alleen, gedraag je goed, om mijnentwille. Want als ge mij niet langer lief hebt, dan werp ik mij met een steen om den hals in de kloof, die ge daitr tusschen de rotsen ziet. Een ongekende gloed doorstroomde het nog maar half ontwaakte hart van Angélique, en haar verloofde flink in de oogen ziende, sprak zij met vaste stem: Ik zal niemand anders liefhebben dan u, aan niemand auders mijn vertrouwen schenken. Ik zal je trouw blyven als verloofde en als vrouw. Deze belofte werd met een kus bezegeld, en geheel onder den indruk van het plechtige oogenblik bleven ze eenigen tijd sprakeloos zitten. Je moeder zoekt je, laten we ons weer bij haar voegen, In een brief uit Atjeh aan den Standaard leest nier,... „We zijn op 't oogenblik in den regentijd en loopen allen op bloote voeten. Tegen kramp wordt hier jenever gebruikt, en u zult eenig denkbeeld krijgen van de hoeveelheid drank die hier verbruikt wordt, wanneer ik u mededeel, dat onder pl. m. 300 man, die bier zijn, per dag ongeveer 200 liter jenever wordt gebruikt. In vijf dagen wordt hier voor drank ongeveer f 2000 uitgegeven. Vele soldaten zijn hier dan ook wandelende jenevervaten. Een jammerlijke toestand! Maar ook blijkt dat de jenever in Atjeh nog al duur is. Aan de Arnli. Crt. wordt uit Amsterdam gemeld, dat daar het plan is gevormd, om, zooals die ook in het buitenland gevonden worden, eene doorloopende tentoon stelling te organiseerên. Er zou sprake zijn, het Panopticum daartoe in .te richten. Voor de doorloopende tentoonstelling ijvert inzonderheid de heer Wertheim, wiens naam waar borg genoeg is, dat men iets goeds mag verwachten. Geen wonder, zegt de Amsterd. Crt., dat men jl. Don derdag te Amsterdam zooveel bestellers van den Rijkstelegraaf met een lachend gezicht door de straten zag loopen! 32 hunner toch is een aardig buitenkansje ten deel gevallen Zij speelden gezamenlijk een tientje in de thans trekkende Staatsloterij en daarop viel de f 100,000. Ieder hunner krijgt dus ruim honderd flinke Rijksdaalders in handen, die zij bij hun karig tractement best zullen kunnen gebruiken. Te Dehlen heeft het socialisme een getrouwe belijder, maar naar 't schijnt ook vurige bestrijders. De getrouwe belijder is een kleerenmaker S. genaamd, en naar de be strijders wordt gezocht door de justitie. Die bestrijders toch hebben den snijder per brief het aanbod gedaan, om hem op de markt te vierendeelen, indien hij niet spoedig de stad verlaat. Aangezien de kleermaker niet den minsten lust heeft gezegde operatie te ondergaan, heeft hij de hulp der politie ingeroepen, ten einde de schrijvers van den brief op te sporen. Dat ons rundvee, paarden en varkens in België en Frankrijk veel meer afnemers vinden dan in Duitschland, blijkt uit het feit, dat terwijl in één jaar tijds door de Maatschappij tot exploitatie van veetransporten in Neder land naar Duitschland 200 waggons vee, enz. verzonden sprak Marin. Langzaam beklommen zij de honderd meter hooge verhevenheid, volgden de afgebaande paadjes in het korte dikke gras, dat reeds grootendeels door de schapen was weggemaaid, en voegden zich weer bij de arbeiders. Beider gelaat droeg zulk eene ernstige, droevige uitdrukking, dat de aardigheden op de lippen der omstanders bestierven. Het maal was afgeloopen, en nadat men nog twee uren lang het werk had voorgezet, keerde het vroolijke troepje huiswaarts, en bleef weldra Clémence met hare dochter Marin alleen. Op het marktplein langs het huis van mijnheer Maliaut komende, wisselden zij instinctmatig een weisprekenden blik. Hebt gij haar de zaak eens ernstig voorgehouden, zeide Clémence onverwachts tegen haar aanstaanden schoonzoonen toen deze verbaasd opkeek, vervolgde zij: Dat staat op haar gelaat te lezenToen zij voor het eerst aan het avondmaal zou gaan, droeg haar gelaat dezelfde uit drukking.. Deel vandaag en morgen ons maal, Marin, daar zij Maandag heengaat. Zij trad hare woning binnen en de verloofden volgden. Den volgenden Maandag tegen 8 uur bevond Angélique zich met een pakje eri een oud koffertje op het marktplein van Champ cey, dicht bij de kerk, waar de voerman stilhoudt om zyno paarden wat haver te geven. Oud was het koffertje ontegenzeggelijk. Twee strepen varkens huid nog van borstels voorzien, riepen weer een tijdperk voor den geest, waarin zoowel de koffers als de zaken daarin vervat van ietwat steviger maaksel waren dan tegenwoordig. De vader van Angelique bracht dien koffer na volbrachten diensttijd mede, en dat was ettelijke jaren geleden. In een hoekje der vliering opgeborgen, had de koffer heel wat stof opgedaan, doch ze werd zorgvuldig schoon gemaakt; het verroeste slot werd met vet bestreken, en nu stond de koffer gereed om, evenals vroeger den vader, het meisje op hare omwandelingen te vergezellen. Zonder juist te durven beweren, dat geheel Champcey het jonge meisje uitgeleide deed, mag men toch gerust van de grootste helft der bewoners spreken, daar geheel het vrouwelijke gedeelte er tegenwoordig was. Zelden vond er dan ook te Champcey eene dergelyke gebeur tenis plaats. Wel had soms een enkele heethoofd het dorp ver laten, doch dit wegloopen gebeurde in stilte. Hier gold het een geheel ander geval; men beschouwde Angelique Brequet's heen gaan als een offer, door haar aan plicht en kinderlyke gehoor zaamheid gebracht. Het is een heel waagstuk, verzekerden de huismoeders hoofdschuddende. Ik zou nooit mijne dochter zoo ver willen wegzenden Wat is zij gelukkig! dachten de jongste meisjes. En terwijl zij zich afkeurend uitlieten over be behoefte naar verandering welke het onbevaren sloepje naar andere oorden dreef, namen zij met ijverzuchtige blikken het reisvaardige jonge ding op. Geen spier bewoog zich op het doodsbleeke gelaat van Clé mence, alleen droeg het eene strengere uitdrukking dan ooit. Angéliquc's tranen hadden opgehouden te vloeien, doch hare lippen beefden, en gelijk bij een kind, dat zich nog maar half getroost gevoelt, hoorde men soms nog een snik. Met een algemeenen uitroep van „O!" werd het aankomen van den wagen begroet. De voerman sprong haastig van den bok, want men was reeds 10 minuten ten achteren, en zette den j etensbak voor de paarden. Men verdrong zich om Angélique, en gevolgd door zijn ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1