De Hertog van Saksen-Altenburg, de verloofde van Prinses Hendrik, wordt over eenige dagen te 's Hage verwacht. Het tijdstip der Brederoo-feestviering is thans defi nitief bepaald op 30 en 31 dezer. Naar de Arnli. Crt. verneemt, heeft de Engelsche ingenieur Reid, die door onze Regeering werd uitgenoodigd advies uit te brengen over de bekende zaak van de Nautilus en Sommelsdijk, eene rekening ingediend, wegens reis- en verblijfkosten, groot f 20,400. De ministers van Binnenlandsche Zaken en van Financiën hebben, gelet op het feit dat besmettelijke ziekten onder het vee in verschillende naburige rijken worden waargenomen, op den gunstigen gezondheidstoestand van den Nederlandschen veestapel en op de belangen van handel en nyverheid, ter kennis van belanghebbenden gebracht: 1. dat geenerlei dispensatiën van het verbod van in- en doorvoer van runderen, schapen, bokken, geiten en varkens van buitenslands kunnen worden verleend dan bij liooge uitzondering, ter bcoordeeling van den minister van Binnenlandsche Zaken, en 2. dat, aan te vangen met 15 dezer, de commissarissen des Konings in de verschillende provinciën gemachtigd zijn dispensatie te verlcenen van het verbod van in- en doorvoer van verscbe huiden, versch en gezouten vleesch, ongesmolten vet, mest, onbewerkte wol, onbewerkt haar, klauwen, horens en van allen afval van rundvee, schapen, bokken en geiten, op de daaromtrent vastgestelde voorwaarden. De Staatscourant behelst het verslag van het centraal- comité (in Nederlandsch Indië) voor de noodlijdenden door de uitbarsting op Ivrakatau. Door bemiddeling van de centrale commissie in Nederland is ontvangen van den Koning en de Vorstelijke familie f 12,500, uit 134 gemeenten der provincie Noordbrabant f 11,389.24, 106 Gelderland f 35,320.95, 158 Zuidholland f 119,767.29, 93 Noord- holland 1 24,457.78-1, 81 Zeeland f8,071.18, 57 Utrecht t 18,274.40, 29 Friesland f 8,484.63, 49 Overijsel f 16.742.79, 28 Groningen f 3.575.28, 15 Drenthe f 2,386.93, 110 Limburg f 7,403.81, te zamen f 268,374.23J. Giften bij de Ned. Handelmaatschappij ontvangen f 127,213.66. Totaal uit Nederland f 395,587.941. Totaal uit het buitenland f 133.582.52J. Derhalve, door be middeling der centrale commissie in Nederland, totaal! 529,170.47 en, na aftrek der in Nederland gedane uitgaven ad f 933.73, zuiver f 528,236.84. Rechtstreeks bij de commissie in Indië is ontvangenuit Ned. Indië f 508,022.64J en uit het buitenland f 181,315.63. Totaal-generaal der ontvangsten f 1.220,962.98J. Blijkens de ontvangen verantwoording is uitgegeven f 1,206,169.35. Het restant, f 14,793.73J, is ter beschikking gesteld van de „Watersnoodcommissie," die is ingesteld om over het onbestecd gedeelte der voor den watersnood op Java in 1861 saamgebrachtc gelden te beschikken tot leniging van belangrijke rampen, ver oorzaakt door watersnood, vulkanische uitbarstingen, aard- en zeebevingen en andere natuurverschijnselen. Nog altijd komen nu en dan by de rechtscollegiën zaken voor betreffende vermeende aanspraken op nalatenschappen van lang overleden personen. Dezer dagen deed zich bij de rechtbank te Haarlem in een strafgeding tegen zekeren Spanjer, commis sionair en zaakwaarnemer, eene zaak van dien aard voor. Die beklaagde had bij een aantal lieden het geloof opgewekt, dat zij gerechtigd waren tot de nalatenschap van «den graaf van Bredc- rode," hun voorgespiegeld, dat hij hun duizenden, ja millioenen guldens daarvan kon bezorgen, en zich langs dien weg verschil lende geldsommen doen ter hand stellen. Hij werd ter zake van bedriegelijke oplichting veroordeeld tot een cellulaire gevangenisstraf van 183 dagen. Als een staaltje van de geslepenheid van den veroordeelde en de lichtgeloovigheid zijner slachtoffers wordt het volgende aan gehaald In het voorjaar van 1880 werd te Zaandam eene vergadering gehouden van wel 50 gegadigden. Vlaander zat, als vice-president, naast G. Spanjer, terwijl aan Gortworst de functie van penning meester werd opgedragen. In die vergadering werden door Spanjer eenige mededeelingen gedaan, maar ook besluiten genomen, b. v. dat er voor den erflater een standbeeld zou worden opgericht, met de namen der presente erfgenamen op het voetstuk. Daarna is nog een tweede vergadering gehouden op 18 Juni 1880, waar aan 80 personen deelnamen. Achter de plaats van den voorzitter (Spanjer) prijkte eene groote vlag. Er werd ook een feestmaal aangericht. Op de tafel stond eene taart, met een model van de Ruïne van Brederode er op. De president raamde de grafelijke nalatenschap op 93 milliocn, waarvan hij zelf, Vlaander en Gort worst ieder 3 millioen zouden krijgen. Gortworst verklaarde dat hem de geheele zaak f 4000 heeft gekost aan reiskosten, uit schotten enz. (waaronder f 240 voor de feestelijke bijeenkomst te Zaandam met de taart). (Haarl.Crt.) Het panorama van Constanstinopel uit liet Vondel park te Amsterdam zal naar de Champs Elyseés in Parijs verhuizen. De Rijkslandbouwschool te Wageningen is thans in het bezit van een paar karbouwen (Indische runderen). Het voornemen bestaat, door kruising van deze dieren met inlandsch vee proeven te nemen, in hoeverre dit voor den veehouder voordeel kan aanbrengen. De beide dieren (een stier en eene koe) zijn een geschenk van het Kon. Zoöl. Genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam. De burgemeester van Breda heeft in de jongste gemeenteraadszitting de volgende definitie van een meeting gegeven: ^Zij is een verzameling van wauwelaars, die over alle zaken doorslaan als blinde vinken." De firma Ahlhorn te Hildesheim heeft een toestel vervaardigd om tnousseerende melk te bereiden. Het schijnt, dat deze vinding de aandacht verdient van melk-inrichtingen in de steden. Aan den toestel ligt het denkbeeld ten grondslag, om, door het verzadigen van afgeroomde melk dat wel het beste. Marin nuttigde eenige sneden - geroosterd brood, gedoopt in kokenden appelwijn, een gerecht door de bewoners dier streek tot versterking gebruikt, wanneer zij een vermoeienden tocht hebben afgelegd of gebukt gaan onder zwaar leed. Daarop vertrok Marin. Goeden nacht, moeder, zeide hij, doch kuste Angélique zonder te spreken op de wang. Het hart van het jonge meisje kromp ineenhelaas door eigen schuld, was die liefkozing van den eenigen man, dien zij waarlijk had liefgehad, haar een foltering geworden. In den donkeren nacht keerde Marin naar zijne woning terug, en terwijl zijn voet het welbekende pad wist te vinden, bestormden allerlei gedachten zijn geest. Volgde hij werkelijk weinige maanden geleden ditzelfde pad met het zegepralend gevoel, dat hij de liefde van Angelique had gewonnen? Droomde hij toen of nu? Hij bracht den sleutel in het slot, dat een weinig verroest was; toen hij de deur opende kwam hem een duffe lucht tegemoet, eigen aan lage woningen die lang gesloten zijn gebleven. Alles zag er even somber en verlaten uit; haastig maakte hij het vuur aan, stak het lampje op, legde lakens op het vochtige bed en strekte zijn vermoeide leden uit met den wensch, dat de slaap hem vergetelheid mocht aanbrengen. Maar de rust bleef uit; herhaaldelijk stond hij op om het vuur aan te wakkeren of het lampje met olie te vullen. De visschers met hunne pinken op zee zagen dien nacht tot hun verwondering, dat het huis van Bonami weer verlicht was als van ouds. Wordt vervolgd.) met koolzuur, voor het warme jaargetijde een verfrisschen- den en tevens voedzatnen drank te levei'en, waarbij te gelijkertijd genoemde melk meer dan bij rechtstreekschen verkoop opbrengen kan. De mousseerende melk wordt in spuitwaterflesschen verkocht; zij moet aangenaam en frisch smaken en zich 6 a 7 weken lang uitnemend goed houden. Brieven uit de hoofdstad. 12 Maart. Misschien was de bedoeling ernstig, misschien school er slechts een aardigheid achter, maar in ieder geval had de man een open oog voor eene „bestaande behoefte," die Maandag avond een advertentie liet plaatsen van dezen inhoud: „W aarschuwing. „Voor Ileercn Brandkasthouders, die hunne kasten niet willen laten stelen, worden deze tegen geringen prijs in het geheim vastgezet. Adres franco," enz. Zelfs de jammerlijke poespas dezer proeve van advertentie-stijl neemt niet weg, dat de hier nanbevolen vastzettings-maatregel volstrekt niet overbodig of ontijdig genoemd kan worden. Integen deel, wij schijnen thans in de periode der brandkastroovers te verkeeren, zooals we weinige jaren geleden het tijdperk der paneelzagers gehad hebben. Dit bedrijf was op den duur te gevaarlijk en leverde te weinig op; de heeren inbrekers passen dus nu op deuren en vensters weer de oude methode van hamer en breekijzer toe, mnar bij de brandkasten gaan zij volgens een geheel nieuw stelsel te werk, door ze onbeschadigd mede te nemen en elders op hun gemak te inspecteeren. Men zou geneigd zijn, zulke nachtelijke ondernemingen onder de stoute waagstukken te rangschikkendoch daar zij alleen konden gelukken door de onverklaarbare en onverantwoordelijke nalatigheid der politie, heeft het feit veel meer ergernis verwekt over de schromelijk slechte plichtsvervulling van laatstgenoemde, dan verbazing over de stoutmoedigheid der dieven. Toch zouden zulke gevallen nog een goede zijde kunnen hebben, indien de beide brandkast-histories, die elkander met zulk een kleine tusschenpoos en in dezelfde buurt zijn opgevolgd, eindelijk en ten laatste bij ons gemeentebestuur de overtuiging deden ontstaan, of liever (want ik mag niet veronderstellen, dat dit besef ten eenenmale bij onze beschreven vaderen wordt gemist) ons gemeentebestuur versterkten in de overtuiging, dat eene door tastende en afdoende reorganisatie van het politiewezen, zoowel wat den dag- als den nachtdienst betreft, tot de dringende eischen des tijds behoort. Zooals het nu gaat, kan het werkelijk niet langer. Men had zich indertijd gevleid met de hoop, dat de heer Steenkamp, die op zulk een uitstekende wijze de Amsterdamsche Brandweer organiseerde en in werking bracht, ook den Augias-stal van ons politie-wezen zou weten te reinigen, waartoe men hem dan ook in de gelegenheid stelde door zijne benoeming tot hoofd commissaris voor de Gemeente-politie, terwijl Mr. van Doesburgh meer bepaaldelijk als hoofd-commissaris voor de justitiëele politie werkzaam bleef. Maar twee gewichtige omstandigheden belem merden de vervulling dier verwachting op onoverkomelijke wijze. Ten eerste wa3 dc Brandweer een korps, dat van moet af geheel nieuw werd ontworpen en opgericht, waarbij men dus niet met traditie, hiërarchie, antecedenten, anciënniteit en andere leelijke struikelblokken van dien aard te worstelen had, terwijl die woekerplanten juist op het politic-terrein allcrweligst tieren, als een onkruid, dat alle pogingen tot verbetering mecrendcels in de kiem verstikt. En ten andere de financiëele quaestie. Bij de oprichting van het Brandweer-corps is Amsterdam uit een ruime beurs te werk gegaan, men ontzag werkelijk geen geld; maar heeft de Brandweer schatten gelds gekost, zij verwierf zich ook spoedig, niet alleen bij stad- en landgenoot, maar ook in den vreemde, eene welverdiende reputatie. Ten opzichte der politie is juist het omgekeerde het geval. De fondsen, voor de politie benoodigd, worden te schraal berekend en te ongelijk verdeeld. De politie-agenten hebben veel te zwaren dienst, en worden in verhouding daarvan tc laag bezoldigd. Het onaangename en vermoeiende baantje is dan ook niet in trek, en de meesten trachten gewoonlijk weer zoo spoedig mogelijk elders een goed heenkomen te zoeken. Gevolg daarvan is, dat men een steeds vlottend personeel heeft, waarop men niet vast staat kan maken. Vandaar voortdurend allerlei klachten over onvoldoende dienstvervulling, het natuurlijk uitvloeisel van een zuinigheid, die de wijsheid bedriegt. De treurigste en bespottelijkste staaltjes beleven we er tegenwoordig van. Wat heeft men in vroeger jaren vaak een loopje genomen met de ouderwetfiche nachtwachts, die angstig in hun huisje kropen als er een beschonken nachtlooper naderde, die er hun wat al te mans uitzag. Doch deze brave kleppers zijn onversaagde helden, vergeleken bij de zooveel beter gedresseerde en gedisciplineerde politie-agenten, die hunne ronde-uren in een rcgenachtigen en winderigen nacht gaan doorbrengen bij een lekker warmen bakkersoven en ondertusschen vlak in de buurt een heele brandkast laten stelen! Geen wonder dat de inbrekers lust gevoelden, om zulk een grapje nog eens dunnetjes over te doen. En zal er nu nog erger kwaad moeten geschieden, eer men de eigenlijke oorzaak er van met wortel en tak tracht uit te roeien? Werkelijk, men is hier hardleersch in dit opzicht. Men gaat nooit tot de grande remèdes over, of eerst moeten de grand maux zijn voorgevallen (ik geef hier de voorkeur aan het Fransche spreekwoord boven het Hollandsche, waarin van een put en van dempen voorkomt, om een minder voegzame beeldspraak te vermijden) en dan tracht men nog den onnoozele te spelen, die van den prins geen kwaad weet. Een zeer recent geval bewijst dat opnieuw. Reeds lang en herhaaldelijk was het gebleken, dat men een onvergeeflijke dwaasheid had begaan, door de be trekkingen van commandant der brandweer en directeur der gemeente-reiniging aan een en donzelfden persoon op te dragen. Het kon niet uitblijven of bij het beheer van twee zulke veel omvattende en uitcenloopende takken van dienst door één titu laris moest onvermijdelijk de eene kring van bemoeiienisseu onder den andere lijden. En het bleef dan ook niet uit. Het begon zelfs met eiken dag duidelijker aan 't licht te komen. Mnar toch liet men dank zij een ellendig sleur-despotismealles bij het oude. Totdat het nu door Burg. en Weth. (en op hun voordracht ook door den Gemeenteraad) zeer betreurde overlijden van den heer Dijckmeester eindelijk de slapenden wakker maakte en den beslissenden stoot gaf om het onvereenigbare te scheiden. Die scheiding is dan nu ook gisteren door den Gemeenteraad met algemeene stemmen uitgesprokende Brandweer en de Geraeentereiniging krijgen voortaan ieder weer een eigen chef. En de Amsterdamsche pers kreeg ook iets in deze Raads zitting: een pluimpje, iets wat haar van dien kant zoo uiterst zelden te beurt valt (gewoonlijk is het tegendeel het geval!) dat zij het wel met gulden letteren in hare geschiedboeken mag aanteekenen. En waardoor hebben de Amsterdamsche bladen zich dit buitengewone eerbewijs verworven De burgemeester, voorzitter van den Raad, verklaarde het in ronde woordendoor de wijze waarop zij hare moeielijke taak in zake het overlijden van den heer Dijckmeester hebben vervuld. Als men nu weet, dat de Amsterdamsche pers dienaangaande niets anders heeft vermeld dan dat de heer D. spoorloos verdwenen was, en zeven weken daarna, dat men toevalligerwijze tot de ontdekking van zijn lijk was gekomen, zonder een tittel of jota mede te deelen omtrent de eigenlijke aanleiding tot zijn overlijden, dan moet men wel tot de conclusie komen, dat, naar de opinie van den voorzitter, slilzicijgen de loflelijkste gedragslijn schijnt te zyn, welke de pers bij de vervulling van een moeielijke taak kan volgen. Niet zonder grond kom ik tot die conclusie. Zoowel bij ons Gemeentebestuur toch, als by vele andere officieele lichamen hier ter stede en elders, begint men, wanneer de pers voor het een of andere quaestieuse geval inlichtingen tracht te verkrijgen, gewoonlijk met niet onduidelijk de meening te lat*, doorschemeren, dat de pers eigenlijk met het bedoelde geval vo strekt niets te maken heeft, waarna dan schoorvoetend ecnij meestal onvolledige en onvoldoende inlichtingen volgen. Als d pers kon goedvinden, een doofpot en een domper in haar wape te voeren, zou zij in dergelijke invloedrijke kringen allicht ee veel minzamer onthaal vinden, dan thans, nu zij er vaak eei schrikbeeld is en men haar alleen zoete woorden geeft als zy d zaakjes blauw-blauw laat. Hoe minder „in dc krant," hoe lievei Men denke slechts aan den dagorder over de „huishoudelijk aangelegenheden" der Amsterdamsche politie, aan de houdin; van den Delftschen burgemeester bij de plechtige herdenking vai Prins Willem8 dood, aan de onaangename scène by het diner n: dc onthulling van Van der WerfFs standbeeld, en wat er mee van dien aard in den laatsten tijd voorviel. Ofzou de goed keurende glimlach voor „de pers hier ter stede" slechts een aan loopje geweest zijn tot een boutade tegen hen, die, zich ergerend» aan de overdreven en onjuiste gernchten, welke omtrent hei bewuste sterfgeval, zoowel in dc hoofdstad als daarbuiten, in om loop waren, althans in de „buitensteedsche pers" een pogin< deden, om in omzichtige en versckoonende bewoordingen den goeden naam van een nauwgezet en achtenswaardig ambtenaar te handhaven en waarheid van verdichting te scheiden Heden- en Maandagavond om met iets vroolijkers tc eindigen krijgen we hier Anton-Rubinstein nog eens U hooren. Waarschijnlijk, of bijna zeker wel, voor het laatst. De geniale Rus, de evenknie van Liszt, is op bijna 56jarigen leeftijd gekomen, en daar hij reeds op zijn achtste of negende jaar zyn eerste openbaar concert gaf, is het niet te verwonderen, zoo het lichaam zich niet meer even gewillig als vroeger voegt naar de uitingen van des kunstenaars machtigen geest. En welk een leven ligt er tusschen dat 8ste en 56ste jaar, een leven van voortdurende inspanning en voortdurenden triomf. Zulke sterren zijn schaarsch aan den kunsthemel. Amslelaar. Wij leven maar van dag tot dag in den ouden, ouden sleur voort en kunnen al die veranderingen niet waar nemen of volgen. Wij wij hebben er geen tijd voor. Wij wij hebben er den moed niet toe. Wij nemen alles zoo maar aan en zoo gaan wij voort, tot wij alles wat wij doen, alleen maar uit gewoonte doen. „Gewoonte" is al wat ik zal hebben in te brengen, als ik op mijn sterfbed voor mijn geweten zal moeten pleiten. „Gewoonte," zeg ik dan; ik was doof, stom, blind en lam voor een millioen dingen, uit gewoonte." „Heel koopmanachtig, mijnheer, zegt het geweten, maar dat geldt hier niet. Dombev en Zoon. Gij die oogen hebt en niet ziet, en ooren hebt en niet hoort; gij die uwe gezichten mismaakt, om voor de men- schen den schijn aan te nemen alsof gij vastheiligen van eigen fabrikaat met uwe sombere gelaatstrekken; gij die de voorschriften van den Grooten Meester verdraait en zijne lessen verknoeit, leert gezonde vroolijkheid en zachtaardige tevredenheid van lichamelijk doofstommen en blinden. Schetsen uit Amerika. tb Een jaar was verloopen sedert die kerktorens en daken uit hunne oogen verdwenen, en het scheen hun wel twaalf jaren toe. Wat gezondheid, vermogen en vooruitzichten betrof, kwamen zij armer terug dan zij vertrokken waren, maar zij waren weder tehuis en dat deed hen met alles tevreden zijn. Maarten Chuzzlewit. Er zijn menschen van zoo'n gelukkig temperament, dat niets hen ooit uit hun humeur brengt, en die de lasten en zorgen der wereld met zooveel gemak dragen als hunne kleederen. Barnaby Rudge. TB Hij heeft zoo'n koud hart, dat hij alles om hem heen doet bevriezen. Uitwendige hitte of koude hebben op hem weinig invloed. Geen warmte kan hem goeddoen, geen winterweder hem verkleumen. Geen gure wind kan scher per zijn dan hij zelf is, geene jachtsneeuw onvriendelijker, geen plasregen onverbiddelijker. Niemand houdt hem ooit op straat staande, geene kinderen vragen hem ooit hoe laat het is. Eene geestverschijning. Kerstvertelling.) „Wat hebben zij met mijne mama gedaan?* vroeg Florence. „Liefje," antwoordde de vrouw, „gij draagt die mooie zwarte jurk tot nagedachtenis uwer mama." „Ik kan wel aan mama denken met eene andere jurk aan," zei het kind met tranen in de oogen. „Maar men draagt zwarte kleêren, om aan menschen te denken als zij hier niet meer zijn.'7 Dombey en Zoon. .-*« Gelijk ieder afscheid eene afschaduwing is van het laatste en groote, zoo fluistert eene ledige kamer, waar een gewoon gezicht gemist wordt, een treurige waarschuwing van hetgeen uwe kamer en de mijne eens zullen wezen. Hoe donker en koud de winterdag wezen mag, is het toch in deze verlaten kamers donkerder en kouder, dan in menige hut, die maar even bescherming voor het leven verleent; en hoewel de bedienden de vuren aanstoken, en sofa's en stoelen achter de warme glazen schermen zetten, die het roode licht tot in de verre hoeken laten doordringen, hangt er in die vertrekken toch een duistere nevel, welke geen licht kan verdrijven. Dickens. liet verlaten huis. Als de dood ons huis is binnengetreden, en de geliefde, die zijn hand heeft aangeraakt, daar in de stille, donkere kamer nederligt, meenen wij, dat ons hart de uiterste grens van ons leven bereikt heeft. En toch, wanneer de wagen komt, die hem of haar medeneemt, die voor eenige dagen nog in ons midden was, dan gevoelen wij eerst, wat het zeggen wil, een der onzen onherroepelijk aan den dood te hebben afgestaan. Constantijn. Hilda. Buitenland. De Engelsche Kabinetsraad duurde 2 J uur en behandelde uitsluitend de afghaansche zaak. Het Kabinet moet besloten hebben, zijn tegenwoordig standpunt nadrukkelijk te hand haven. Eene verklaring in dien geest moet aan de Russische Regeering toegezonden zijn. Op last der Admiraliteit zijn gisteren nog zes transportschepen voor eventuëele dienst in gereedheid gebracht. De toebereidselen om zoo noodig aan een oorlog met Rusland het hoofd te kunnen bieden worden in de depar tementen van Oorlog en Marine ijverig voortgezet. Naar de arsenalen in Indië is bevel gezonden om alle soort van ammunitie in gereedheid te brengen en de mobilisatie voor te bereiden van twee legercorpsen, elk van 28,000 man

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2