De afdeeling Zijpe der Hollandsche Maatschappij i vJin Landbouw heeft besloten, in Augustus 1885 een afdeelings-tentoonstelling te houden. Prijzen worden uitge loofd voor kalveren (Jj jaar), geb. in 1885, hokkelingen (1£ jaar), geb. in 1884, vaarzen (2| jaar), geboren in 1883 en runderen (3£ jaar), geb. in 1882; stieren van 1£ en 2£ jaar oud en voor de meest melkgevende koe, niet ouder dan 7 jaar. Jl. Dinsdag morgen is een treurig ongeluk gebeurd in een perceel op het Wittenburgerdijkje te Amsterdam. Tengevolge van het omvallen eener petroleumlamp ontstond in een door vele gezinnen bewoond perceel een hevigen brand, met het treurig gevolg, dat een viertal jonge kinde ren en eene bejaarde vrouw door den rook zijn gestikt, terwijl een vijfde kind bij de pogingen om het te redden uit de bovenwoning op straat viel en mede omkwam. Een droevig verlies trof den heer C. Nederhof, van Sliedrecht. Zijn éénjarig dochtertje schijnt een knikker of iets dergelijks te hebben ingeslikt, tengevolge waarvan het, na eenige oogenblikken van hevige benauwdheid, den geest gaf. Dat onze Friesche wafelen ook H. M. de Keizerin van Oostenrijk konden bekoren, blijkt uit het feit, dat de heer Van der Zee, de wafelbakker in de Wijde Kapelsteeg te Amsterdam, haar iederen morgen voor haar ontbijt zijn versch gebak aan haar hotel moest bezorgen. In het koloniaal Militair Invalidenhuis te Bronbeek werden sedert de oprichting in 1863 tot op 1 Januari van dit jaar verpleegd 2618 oud-militairen van het leger in Oost en West, die, ter zake van verwonding door den vijand of van lichaamsgebreken, voor verderen actieven dienst ongeschikt werden. Het getal in het gesticht be schikbare plaatsen, 216, is steeds bezet, zoodat adspiranten, naarmate er plaats komt, volgens een lijst worden opge roepen. Van de thans verpleegd wordende invaliden is de oudste 81 jaren en zijn er 41 tengevolge van den Atjeh-krijg in de inrichting aanwezig. De jaarlijksche onkosten van de stichting bedragen 49,000 gulden. Uit de Beemster wordt gemeld, dat bij H. Klink aldaar, een geit 5 levende jongen ter wereld gebracht heeft, die zich allen in den besten welstand bevinden. De voorstelling van „het Moortje/' ten besluite van de gedachtenisviering van Bredero jl. Maandag avond in den Schouwburg op het Leidscheplein te Amsterdam gegeven, heeft volgens de daar verschijnende bladen een schitterend succès gehad. Alle rangen waren vol en de vertooners werden herhaaldelijk met daverende toejuichingen begroet en teruggeroepen. Jl. Maandag is de Roomsch-Katholieke kerk te IJmuiden plechtig ingewijd. Zondag a. s. zal in dat gebouw de eerste dienst gehouden worden. Naar aanleiding van de gehouden Biltsche Palm- paardenmarkt, meldt men uit Utrecht o. a. aan de N. R. Ct. De handel, die vroeger jaren aan de Bilt gedreven werd, is sedert eenige jaren geheel verplaatst naar de stallen van de Maatschappij tot exploitatie van veestallen alhier. Daar vindt men dan ook, behalve de handelaars, de echte lief hebbers, en nauwelijks zijn de paarden uit de spoortreinen gelost, of reeds worden zij „voorgebracht," om onder het oog eens kenners van hunne talenten in het draven bewijs af te leggen. Van zoo'n paardenhandel moet men ver stand hebben om er iets van te begrijpen. Wanneer men als leek hoort van de kunsten, die daarbij verkocht worden, dan kan men niets anders denken, dan dat die menschen pogen elkander met open oogen voor den gek te houden, en toch weten zij bij ervaring, dat beide partijen daar veel te slim voor zijn. Als een paard zijn staart „mooi draagt," dat wil zeggen op eenigen afstand van het lichaam, dan is er geen twijfel aan, of in eene zekere plaats zit een stukje gemberwortel. Ik heb het er zonder eenig vertoon van geheimzinnigheid herhaaldelijk in en uit zien brengen. En wat er niet gedaan wordt, om zoo'n beest te laten loopen! Hier loopt een eigenaar er achteraan, met een wandelstok in zijn hoed rommelendedaar draaft er een achter het beest met een opgeheven parapluie, al schreeu wende: karrr! karrr! ginds weer wordt vreeselijk meteen stok tegen eene schutting geslagen of snelt er een gebukt het paard achterna, wuivende met een witten zakdoek en luid gillende, hu! hé! hu! hé! En dat geschiedt alles ten genoegen van de stevige stalknechts, die aan de onderkaak van het paard hangen en den geheelen dag naast de Hij richtte zich haastig op. „Zou Ola er wel verstand van hebben, den zwarte met Riga- balsem den nek in te wrijven?.... En zou hij er wel aan denken, de flesch mee te nemen? Gelukkig dat ik er aan denk; hij zou den zwarte maar laten draven, zonder naar den nek om te zien. Ga het hem eens gauw zeggen, Thea „Maar wacht," hij hijgde naar den adem „ik zal zelf gaan zien, dat het goed gedaan wordt." Er ontstond een pauze, tot zijne voetstappen op de laatste trede van de stoep gehoord werden. Toen begon ma met groote haast te pakken. „Wij moeten vader voor bloedopstijgingen bewaren," sprak zij. De koffer werd met laag op laag gevuld, tot het witte servet den geheelen inhoud bedekte en men ten slotte slechts op het deksel behoefte te gaan zitten, om den sleutel in het slot te kunnen omdraaien, 's Avonds tegen etenstijd was de grootste drukte over. Ma's fluweelzachte meelpap met boter en frambozengelei stond op de feestelijk aangerichte tafel, welke niet kon nalaten, de gedachte op te wekken, dat er dagelijks weer één minder zou aanzitten. Er werd in stilte gegeten; men hoorde geen ander geluid dan dat der lepels. „Daar, kind, neem mijn grooten kop... Neem hem gerust aan, als je vader hem je geeft.." Ja, zij was schoon, zijn oogappel! Zie hare handen terwijl zy zit te eten ze is zoo fijn en bleek als een non. Hij slaakte een diepen zucht en schoof het bord weg. De oogen van Inger-Johanna schoten vol tranen. Niemand kon meer eten. Hij liep de kamer op en neer, zachtkens fluitende met de oogen op den grond gericht. Het was niet aan te zien, zco treurig als de man daar heen en weer liep. i,Gij moet iedere maand schrijven, kind uitvoerig over alles, hoort gij? over groote dingen en over kleine dingen over alles wat gij denkt... zoodat vader iets krygt, waarover hij zich verheugen kan!" sprak ma, terwijl zij de tafel afnamen. „En Inger-Johanna!" ging zij voort, toen zij beiden alleen in de provisie-kamer waren, „mocht tante verlangen uwe brieven te lezen, zet dan een klein kruisje bij de onderteekening... Maar mocht er iets zijn, dat u hindert of bezorgd maakt, ga dan naar tante Aletta, dan kom ik het te weten, als Ola met de stads- vrachten terugkomt... Gij weet, dat vader geen dingen aan het dieren draven, zonder dat ze ook maar een enkele maal op de likdoorns getrapt worden, wat even onbegrijpelijk is als dat de nieuwsgierige toeschouwers niet van tijd tot tijd op onzachte wijze in aanraking komen met de achter- pooten der vroolijke paarden, die ieder oogenblik hun achterdeelen omhoog heffen. Maar dat is óók alles goed afgeloopen! Van ongelukken is niets vernomen, ook heden niet op het Vreeburg, waar het overigens meer dan vol was. Daar hebben alleen een paar menschen elkaar leed gedaan, door met een mes teekenen van vriendschap op elkanders gelaat te graveeren maar de paarden ge droegen zich rustig. Er waren veel paarden, maar weinig handel, zeiden zij, die het weten konden, en dat was, meenden zij, een teeken dat er geen oorlog op handen was. Dat is ten minste iets. De commissie tot keuring van paarden voor het Nederlandsche leger, heeft op Terschelling geen enkel paard aangekocht, daar de meesten ongeveer 1 k 2 centimeter te klein waren, doch de meening bevestigde zich dat het ras zeer goed is. Men zal dan ook spoedig maatregelen nemen om het ras te veredelen. De gedrukte tijden voor den landbouw zijn oorzaak, dat in Friesland zoovele verkoopingen van landerijen worden aangekondigd, als in geen jaren het geval was. In het begin dezer week werden bij den landbouwer J. D. Smallegoor, te Leesten, 14 eenden verscheurd door een das, die den tweeden nacht zijn rooftocht wilde voort zetten, doch toen door Smallegoor werd doodgeschoten. Een kroesharige Noordbrabantsclie boer stapte onlangs te Rotterdam zeer deftig aan boord van het stoomschip Drenthe, hetwelk gereed lag naar Indië te vertrekken. Even vóór het ophalen der plank werd hem gevraagd, daar hij niet op zijn gemak scheen, waar hij eigenlijk moest zijn, waarop de hals antwoordde: „Ik moet naar Den Bosch. Men kan zich den schrik van den landman voorstellen, toen hij vernam, dat het schip dadelijk naar Indië zou vertrekken. Ons land had op die wijze een snuggeren bol minder geteld. Fraaie toestanden. Te Bergharen (Gelderland) werden achtereenvolgens twee vergaderingen van den Gemeenteraad te vergeefs uitgeschreven, ter installatie van den nieuwbenoemden burgemeester. Beide malen waren alle Raadsleden op één na weggebleven. Thans heeft eindelijk de installatie plaats gehad, terwijl er al weder één Raadslid tegenwoordig was. De luitenant Van Géle, chef van het Aequator- station, geeft de volgende opgave omtrent het gewicht van het costuum eener zwarte dame. Om het onderste gedeelte der beenen draagt zij zware koperen ringen, ieder ter zwaarte van een half kilogram, en om de kuiten draagt zij metalen versierselen, die even zeer een half kilo wegen. Om het middel is de kleedij minder in gewichtzij bestaat uit een stuk stof dat uit banaan-vezels geweven en 45 centimeters hoog en 20 centimeters breed is. Tusschen hals en middel dragen de dames niemendal, maar aan den hals bevindt zich het voornaamste stuk van het costuum en wel een zwaar koperen collier, dat, naar gelang van den rijkdom van den echtgenoot, soms tot zestig pond toe weegt. Rekent men hiervoor dooreengenomen 70 kilogram, dan blijkt, dat eene neger dame 29 kilogram te torschen heeft, en dus evenveel zwaarte als een Belgisch infanterist. Een Amerikaansche dame, die den Duitschen Rijks kanselier een onbegrensde vereering toedroeg, schreef hem onlangs een smeekenden brief om een haarlok. Bismarck zond haar den brief terug met de eigenaardige kantteeke- ning: „feitelijk onmogelijk!" Buitenland. Het feest ter eere van Prins Bismarck, die gisteren zijn 70sten verjaardag vierde, is jl. Zondag te Berlijn begonnen en duurde gisteren nog voort. Het aantal geschenken is zóó groot, dat er geen oog meer op te houden valt. Tot gisteren voormiddag kwamen er niet minder dan 1700 telegrammen ter gelukwensching. Uit de Rijnstreken gewerd hem een uitgelezen bezending van Rijnwijnen in een verscheidenheid, zooals die misschien nog nooit voorkwam. Uit het zuiden zond men hem een kudde rundvee van het zuiverste ras, ter completeering van de groote landelijke bezitting Schönhausen, voor een hoofd kan hebben, die hem hinderen." „Tante lezen, wat ik aan u en vader schrijf? Dat zou ik wel eens willen zien!" „Gij moet u naar haar schikken, kindGij kunt dit gemakkelijk, indien gij wilt... en tante is zoo goed en lief jegens degenen, van wie zij houdt, wanneer men zicli naar haar weet te voegen Gy weet, hoeveel er van kan afhangen, dat zij met u ingenomen is. Wie weet, welke plannen zij met u heeft! Misschien wil zij u wel als dochter aannemen." „Als dochter mij van u en vader wegnemen? Neen, dan ga ik liever niet heen." Zij ging op den rand van de meelkist zitten en begon luid te schreien. „Kom, kom, Inger-Johanna!" ma streek haar over het haar „je weet heel goed, dat we je niet willen missen." Hare stem beefde. „Het is voor je bestwil, kind! Wat moet er van drie meisjes worden, als vader ons ontvalt? Wij moeten blijde zijn, wanneer zich de gelegenheid opdoet, onze kinderen verzorgd te zien en wij mogen die niet laten voorbijgaan.... denk daaraan, denk daar alijd aan, Inger-Johanna! Gij hebt verstand genoeg om ook uw wil te leeren besturen, kind!" Inger-Johanna zag bijna met eene uitdrnkking van angst naar hare moeder op. Het ging boven haar begrip, dat bij haar, die altijd voor alles raad en hulp had, het zelfvertrouwen zoo plotse ling verzwakt was. „Ik kan het niet uitstaan, dat het kind van avond uit myne oogen is en gij laat mij maar alleen!" sprak de kapitein aan de deur, „begrijpt gij dan niet, ma, hoe eenzaam en verlaten ik mij zal gevoelen?" Hij slaakte zulk een diepen zucht, dat men onwillekeurig aan het geblaas van een walvisch denken moest. „Wij komen dadelyk.... En vader wil van avond misschien een stukje zingen?" vroeg ma bemoedigend. De zware, nu eenigszins schorre bas van den kapitein was zijn trots en zijn roem uit de dagen der jeugd. De boeken en papieren werden van het klavier genomen; het deksel moest geheel opgeslagen worden, als vader zou zingen. Het instrument stond daar met zijne gele tanden, zijne schrale, klaterende tonen en zijne vier zwijgende toetsen; en ma moest accompagneeren, waarbij zij hier of daar bleef liggen als een zak, d§" van een wagen gevallen is, terwyl de paarden onvermoeid verder draven. Zij droeg zijn ongeduld met stoïcijnsche kalmte. Hij zong dien avond, dat de ruiten dreunden, van het hooge Noorden, den koenen Viking, den armen Frithiof. Wordt vervolgd.) bedrag van meer dan een millioen mark, uit bijdragen van het Duitsche volk voor hom aangekocht. Uit München zond het stadsbestuur hem een kunstig bewerkte zilveren tafel, met de wapens van zijn geslacht en allerlei zinnebeeldige voorstellingen. Aan dit geschenk is 30 kilo zilver en kilo goud verwerkt. Een bier brouwerij daar ter stede voegt er een prachtig bewerkt biervat met zeventig flesschen van het edelste brouwsel bij en een koperslager een zeer kunstige koperen drinkkan. Het indrukwekkendste bij de gelukwenschen in het paleis van den Rijkskanselier was de ontmoeting tusschen den Keizer en Bismarck. De Keizer, in de zaal gekomen waar de geheele familie van den Rijkskanselier bijeen was, betuigde, te midden van alle Prinsen, met zichtbare aandoening den rijkskanselier zijn hartelijken dank. Toen Bismarck hierop boog om 's Keizers hand te kussen, viel deze hem weenende om den hals en kuste hem herhaalde lijk. Ook den Rijkskanselier schoten de tranen in de oogen, zoodat alle aanwezigen geroerd werden. De Keizer onthulde daarna de schilderij, die de Keizerlijke Familie den jubilaris ten geschenke heeft gegeven. Tot welk nationaal doel de Rijkskanselier de bijna ander half millioen mark bestemmen zal, die hem verder als een feestgave wordt aangeboden, is nog niet bekend. De Köln. Ztg. wijdt een artikel aan Prins Otto Von Bismarck, die in 1835 in Pruisischen Staatsdienst kwam. Genoemd blad zegt hierin: „Ware Prins Bismarck niets anders dan de kundige en eerlijke beambte, die vijftig jaren lang, zonder ophef en zonder blaam, zijn dienst verrichtte en zóó in eere zijn 70ste levensjaar volbracht, óok dan nog zou men den gevierde de welverdiende hulde brengen. Doch Prins Bismarck is niet alleen die onvermoeide en getrouwe beambte, hij is ook de staatsman, wiens politiek boven alle andere zegevierdehij is de beroemdste man van den aardbodem en naast den Keizer en Koning de machtigste man in het Rijk en Pruisen." Aldus gaat het blad voort in de erkenning der ver diensten van den Staatsman. Het wijst verder op de buiten gewone moeielijkheden, welke Bismarck te overwinnen had in het vervullen zijner taak, en meent met zekerheid te mogen aannemen, dat ook zijne felste tegenstanders in de hulde zullen instemmen, welke hem van zoo verschillende zijden gebracht wordt. Het nieuwe Fransche ministerie is nog niet gereed doch het lijdt geen twijfel of De Freycinet, die twee jaar geleden, ook tengevolge van een motie van Cleraenceau, voor Jules Ferry moest wijken, zal de teugels van het bewind weder opnemen. Van de aftredende ministers zouden De Fallières, Raynal en Rouvier in het nieuwe kabinet plaats nemen, terwijl nog een aantal andere namen genoemd worden. De Kamer hield jl. Maandag een zitting en de commissie voor de nieuwe credieten bracht rapport uit en besloot te beginnen met 50 millioen francs, dus het vierde deel der aangevraagde som, ter beschiking te stellen om, zoodra er een ministerie benoemd was, verder te zien wat er ver- eischt wordt. Het crediet werd met algemeene (495) stemmen aangenomen. Er gingen stemmen op om de expeditie uit Tongking terug te roepen, doch men begreep weldra dat er niets geschieden kon voordat er een ministerie benoemd was, en de Kamer ging daarom tot heden uiteen. Ook de Senaat bepaalde zich tot het aannemen van de door de Kamer toegestane som, geheel afgescheiden van de politieke kwestie. Te Wiesbaden overleed plotseling de beroemde liederen-componist Franz Abt in 66jarigen ouderdom. Grant gaat hart achteruit en men vreest dat hij de week niet zal halen. Staten-Greneraal. Tweede Hamer. Thans is in druk rondgedeeld het wetsontwerp tot aanvulling der middelen voor 1885. Het strekt om tijdelijk 10 buitengewone opcenten te heffen op de personeele belasting, geraamd op f 921,600, en machtiging te geven tot uitgifte of beleening van bewijzen van vlottende schuld, tot een bedrag van f 14,400,000. Irmozondon. Mijnheer de Redacteur! 't Verslag der laatstgehouden zitting van den Raad uwergemeente heeft by de lezers uwer courant, ook in andere plaatsen, een eigen- aardigen indruk gemaakt. In een gezelligen kring, waarin ik mij dezer dagen bevond, verschafte dat verslag, met het oog op de voorgestelde en aangenomen motie, heel wat hilariteit. Een uit het gezelschap gaf in overweging, dat van de bedoelde Raads zitting een schilderij zou worden vervaardigd, de 13 alles goed keurende mannen met witte, de 5 opposanten met roode mutsen getooid. Algemeen was men van oordeel, dat de meerderheid van den Helderschen Gemeenteraad op Dinsdag 24 Maart van 't jaar onzes Heeren 1885 een prachtig figuur heeft gemaakt, 't geen zeker nogal eens zal worden overwogen, als over eenige weken het verkiezingswerk ten uwent aan de orde komt. 't Afslaglokaal voor de zeevisch, nabij den mond der haven, heeft een zeer moeielijke geboorte. Hoe lang gaat de Raad. bij u al niet reeds van dat plan zwanger! De Commissie voor de Gemeentewerken schijnt, als verloskundige, de bevalling nog als ver af te hebben verklaard, 't Is nu maar de vraag of 't kundige accoucheurs zyn, de leden dier Commissie. Doch, zij zullen wellicht weinig pleizier hebben van hunne voorspelling, als over eenigen tijd, na veel barensweeën, de lang verwachte spruit toch het levenslicht aanschouwt. Misschien begrijpt men het ten uwent niet goed en toch, ik kan mij dat haast niet voorstellen maar men schijnt te meenen, dat het eigenlyk alleen geldt de stichting van een gebouw voor den afslag, 't Mocht wat! 't Geldt de reorganisatie van den vischafslag en daar kant men zich wie weet om welke redenen? tegen. Hier zullen we zoolang niet behoeven te wachten om eene goede regeling voor den afslag en een geschikt lokaal te verkrijgen. Als echter eerst de vischhandel zich naar hier heeft verplaatst en 't Nieuwediep opgehouden heeft de eerste visschersplaats van Nederland te zijn dan, ja dan zal de Raad uwer gemeente, wellicht met eenparige stemmen, besluiten tot stichting van een lokaal, tot goede, inrichting van den afslag van zeevisch. Maar dan is het te laat! IJmuiden, 30 Maart 1885. Een voormalige Nieutoedieper. Benoemingen, ouz. Tot griffier bij het kantongerecht te Medemblik is benoemd de heer mr. J. H. van Meurs, advocaat en procureur te Haarlem. De kapt.-luit. ter zee H. A. De Smit van den Broeke, gede tacheerd by de afdeeling Hydrographie van het Departement van Marine, is belast met de opneming van het zeegat aan den hoek van Holland in het voorjaar, en van het zeegat van Zierikzee of den Roompot in den zomer, waarby hem de luit. ter zee lste kl. C. J. De Jong Pz., is toegevoegd. De dirig. off. van gez. 2de kl. by de zeemacht J. P. Feitkamp wordt, op zijn verzoek, met den 16 dezer, ter zake van lang- I durigen dienst en meer dan 50jarigen ouderdom, op pensioen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2