HELDERSCUE
EN IVIEITWEIIEPER COURANT.
Nieuws- en Ailverteiitielilail voor Hollauds Noordertwartier.
1885. N°. 48.
Vrijdag 10 April.
Jaargang 43.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
f snco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Hl nnerLi£iri a.
Volgens hier te lande ontvangen bericht moet het
schroefstoomschip 1ste kl. Leeuwarden, commandant kapt.
ter zee H. J. Van Broekhuijzen, dat geruimen tijd op een
rif in de wateren van Atjeh vastgezeten heeft, los gekomen
en naar Singapore zijn gesleept, om daar te dokken.
HH. MM. de Koning en de Koningin zijn jl. Dinsdag
met groot gevolg te 1.40 van 's Hage per extra-trein
langs den Hollandschen spoorweg naar Amsterdam ver
trokken. Hun werd uitgeleide gedaan door den minister
Heemskerk, den heer Van Lijnden van Sandenburg, den
burgemeester van 's Hage, mr. Patijn, en den waarnemen-
den gouverneur der residentie.
Tegen half drie kwam het Vorstelijk echtpaar te Am
sterdam aan, waar zij met de traditioneele 101 salutschoten
werden begroet. Even als altijd waren de nieuwsgierigen
bij duizenden te tellen, die overal langs den te volgen
weg en op den Dam (behoorlijk door dragonders en politie
agenten afgezet) hadden postgevat, en welke duizenden de
lucht deden weergalmen van hoerah's toen de Koning en
de Koningin onmiddellijk na aankomst op het paleis op
het balcon verschenen, om minzaam te groeten.
De Koning was in admiraals-uniformde Koningin droeg
een donker kleed.
Te 6 uren was er diner ten paleize in de Mozes-zaal.
Genoodigd waren: de commissaris des Konings in Noord
holland, de heer Schorer; de divisie-generaal Scheidier
List; de directeur en commandant der Marine, de schout
bij-nacht jhr. Van Rensselaar Bowier, alsmede burgemeester
en wethouders van Amsterdam, benevens de dames du
palais, mevr. Hartsen en mevr. Insinger, leden der
hofhouding.
Terwijl Z. M. de Koning gisteren morgen audiëntie
verleende aan militaire en civiele autoriteiten, een audiëntie
die druk bezocht werd, begaf H. M. de Koningin zich naar
de Industrieschool voor vrouwelijke jeugd, waar H. M.
ontvangen werd door de dames-bestuurderessen, mevrouwen
J. P. Six en E. J. Everwijn Lange, en de heeren bestuur
ders N. J. Van Limmik Jr. en J. Dornseiffen en H. M.
een fraaie bloemruiker werd aangeboden. De gang van het
8> EEN NOORSCHE GESCHIEDENIS,
door JONAS LIE.
Ma was al een uur geleden van haar stoel opgestaanhet liep
tegen twaalf uur.
De kapitein en de dokter zaten nu eenigszins druiliger bij de
rest van hun glas, niet ongelijk aan de vetkaarsen, die met de
lange pitten in de kandelaars stonden.
„Houd je geelbruine, Rist! Verlaat je op my... Ik weet, wat
paarden zijn. Die mij bedriegen wil, moet vroeg opstaan. Hoeveel
jagerspaarden heb ik van mijn leven al gekeurd!"
De dokter zat met de oogen knippende in zijn glas te kijken.
„Je denkt aan den kribbebijter, hé?" viel de kapitein uit.
„Maar dat was de gemeenste streek, die men bedenken kan
schandelijk bedrogIk had ook den verkooper voor het
gerecht kunnen dagen... Maar zooals ik je zei, behoud je geel
bruine."
„Ik ben hem tegenwoordig tamelijk moe, zie je."
„Wel zoo maar dat is je eigen schuld, vriend, en niet die
van den geelbruine. Je wordt altyd de dieren moe, die je hebt...
Als je al de paarden eens optelde, die je al verruild hebt, het
zou een aardige stal zyn."
„Men heeft hem bedorven, toen hy nog een veulen was; hij
trekt altijd naar den eenen kant."
O, als 't niets anders is, dat kan ik hem in veertien dagen
afleeren.
„Het verveelt mij, altyd aan den eenen toom te moeten trekken,
om hem van den slootkant af te houden had de geelbruine
dat gebrek niet, men kreeg hem in eeuwigheid niet uit myne
handen. Neen, was het niets anders, dan dat hy een weinig aan
zijn krib knabbelde..."
De kapitein zette een peinzend gezicht; hy ging tegen den
rug van de sofa liggen en deed een paar sterke trekken aan
zijne pyp.
„Je hoeft met myn bruine den draak niet te steken hij is
maar een beetje bijtcrig.,. aan den eenen oogtand."
„Ja, myn geelbruine trekt ook maar naar éénen kant."
Weer een paar smakkende trekken aan de pyp. De kapitein
schoof zyne pruik heen en weer.
„Als niemand daar raad op weet, dan ik."
Dikke rookwolken uit de pijp.
De dokter was bezig de zijne op den rand van de sofa uit te
kloppen.
„Myn bruine is anders een best dier... hij knabbelt wel wat
aan de krib in den stal een paard zal al zelden minder
gebreken hebben... En heel licht in den toom... hij merkt het
dadelyk, als men er maar even aanraakt... heel gevoelig in den
bek... net een paard voor den ryweg."
„Ja, daar zeg ik niets tegen, een knap paard."
„Rist, het was juist een paard voor jou... hij staat dadelijk,
zoodra men maar den toom op zijn rug laat vallen.
„Mijn geelbruine verruilen, meen je?" sprak de dokter op
weifelenden toon ik moet je zeggen, dat ik er niet aan gedacht
heb..." Hy schudde met het hoofd... „Ik vat maar niet, waarom
hy zoo styf aan den eenen kant van den toom is."
„Dat vat ik heel goed."
„Als je maar niet bedrogen uitkomt, Jaeger... Handel is handel,
weet je."
„Ik bedrogen uitkomen? Ha, ha, ha!" De kapitein lachte zoo
overmoedig, dat hy schudde, „Top, Rist, wy ruüen!"
„Je bent wat driftig, Jaeger!"
gebouw was versierd inet bloemen, waartussclien Hr. Ms.
borstbeeld prijkte.
Na alles wat op de school betrekking had nauwkeurig
in oogenschouw te hebben genomen, verliet de Koningin
de school en begaf zich naar het gebouw der Vereeniging
Arbeid Adelt, aan de Keizersgracht. Ook daar ontving
H. M. een bloemruiker uit handen van het dochtertje van
een der dames-bestuurderessen, door welke de bezoekster
ontvangen werd. Na eenige inkoopen te hebben gedaan,
begaf H. M. zich naar het Panoramagebouw in de Plantage,
waar de Israëls-tentoonstelling met de hoogste belangstelling
werd bezichtigd.
Gisteren middag werd ten Paleize een maaltijd gehouden,
waaraan 25 personen, waaronder de leden van Gedepu
teerde Staten van Noordholland en de Griffier, deelnamen.
H. M. de Koningin verleende tevens receptie aan eenige
dames.
Vrijdag avond zullen HH. MM. een concert in Felix
Meritis bijwonen en Zaterdag avond een voorstelling in
den Stadsschouwburg, bij welke gelegenheid zullen worden
opgevoerd De Zwerver en Een dienst aan mijn vriend
Blanchard. In De Zwerver zullen de hoofdrollen vervuld
worden door de heeren Bouwmeester en Morin en mevr.
Kleine.
Zondag wonen HH. MM. de godsdienstoefening bij in
de Nieuwe kerk.
Voor de nog volgende dagen zullen de eerewachten aan
het Paleis door de navolgende corpsen bezet worden: den
9 dezer door het corps mariniers, den lOden door het
7de regiment intanterie, den llden door het corps mari
niers, den 12den door de schutterij en den 13den door
het 7de regiment infanterie.
Prinses Dolgouroucki, morganatisch gehuwd geweest
met wijlen Keizer Alexander II van Rusland, zal dit jaar
voor geruimen tijd haar intrek nemen in het Oranje-hótel
te Scheveningen.
De eerste grasboter in Friesland is den commissaris
des Konings in die provincie aangeboden door den vee
houder J. De Vries, te Baard.
De geruchtmakende zaak van het .meisje, dat aan
„Ja, dat is zoo mijn aard... ik houd van afdoen, kort en goed!
En dan drinken wij op den koop," riep de kapiteinhij had de
pruik scheef op het hoofd getrokken en sprong op.
„Wy zullen zien, of ma nog cognac in de kast heeft!"
Wat voor kuren had dat paard toch?
De kapitein had alle moeite, om den geelbruine den stal
binnen te rijden. Het dier draaide den kop rechts en hield
altyd op den kant van den weg aan, zoolang men den teugel
loshield. Het was onbegrijpelijk.
Van morgen reed hy tegen den hekpost. Was hij misschien
bang voor schaduw? Dat hy daar niet vroeger aan gedacht
had! En de kapitein besloot, hem 's avonds in den maneschijn te
probeeren.
Toen hij na den middag in den stal kwam, zag hij eene wonder
lijke vertooning.
Ola had het paard losgemaakt en in het midden van den stal
geleid, en hield nu zijne vuist op het dier gericht.
„Nu heb ik hem op alle wyzen geprobeerd, kapitein, maar hij
vertrok geen ooglid, al dreigde ik hem met het achtereind van
de aks... hy vertrok geen spier. En zie nu eens, hoe hij schudt!"
Hy hief de hand naar de andere zijde van den kop op.
„Maar aan het linkeroog is hij zoo blind als eene gesloten
kelderdeur."
De kapitein stond een oogenblik, zonder een woord te spreken.
Do aderen van zijn voorhoofd zwollen op en zijn aangezicht werd
zoo rood als de kraag van zyn uniformjas.
Woedend gaf hij Ola eene oorveeg. „Durf jij het paard dreigen,
vle»el?"
Toen Ola het dier avondvoeder gaf, vertoonde de kapitein zich
weer in den stal. Hy nam de lantaren en liet het licht op den
geelbruine vallen.
„Daar heb je een mark, Ola."
Ola's breede aangezicht helderde op.
„De dokter mag zich nu wel van planken voorzien; want zoo
lang wij het paard hadden, heeft het twee driednims planken
opgegeten."
„Zeg eens, Ola," sprak de kapitein met een knikje van ver
standhouding, „hy mag niet anders hooren, dan dat het by mij
met de beide oogen ziet."
Toen Ola in de lente by het losgaan van het ys met eene
vracht hout naar huis reed, moest hij voor dokter Rist wijken,
die in eene kleine slede uit het noordelijk gedeelte van het dis
trict kwam aanrijden.
„Je rydt met den geelbruine, zie ik Heeft de kapitein hem
klaar gekregen? Hij gaat altyd nog wat scheef."
„Wel neen! De kapitein wist er wel raad voor; hij loopt nu
evenmin scheef als ik."
„Maak dat anderen wijs, leugenaar," mompelde de dokter,
terwyl hy zijn zweep over het paard legde en verder reed.
De kapitein was in een vreeselijk booze luim; de deuren
dreunden en sloegen den geheelen voormiddag.
Gedurende het middagmaal was er gelukkig verademing ge
komen. Jurgen en Thea sloegen de oogen niet van hun bord
op, bevreesd eenige aanleiding tot eene ontlading te geven.
De vrucht van Jurgens pogingen, om zich zoo stil mogelijk te
houden, was inmiddels minder gelukkig. Onder de soep kon hy
niet nalaten, een slobberend geluid te maken.
„Slobber niet als een varken, jongen!" klonk de bulderende
een der politie-bureau's te Amsterdam onbehoorlijk zou
behandeld zijn, is jl. Dinsdag voor de Rechtbank aldaar
behandeld. Er is tegen een der agenten 183 dagen celstraf
geëischt. Dinsdag a. s. uitspraak.
Op het Barentszplein te Amsterdam is sedert eenigen
tijd opgericht een bureau onder den titel: „Algemeen
Commissie-Kantoor tot Nut van 't Algemeen," directie
Kervezee Co. De politie aldaar is in ervaring gekomen,
dat de directie bestaat uit dezelfde personen, waarop door
de politie reeds de aandacht gevestigd werd als handelende
te Rotterdam onder de firma Doesburg; te 's Hage onder
de firma Dolder Co. en te Amsterdam onder den naam
van Thijssen en Co.
Het D. v. N. vertelt, dat 13 Haagsche meisjes van
13 tot 16 jaar, die voor haar plezier een dag te Amster
dam hadden doorgebracht, des avonds aan liet station te
laat kwamen voor den laatsten trein. Aan jammeren en
schreien was toen geen gebrek en een paar rechercheurs
van politie, vol medelijden, telegrafeerden naar 's Hage en
gaven de meisjes een veilige rustplaats in bet hoofdbureau
van politie, vanwaar het gezelschap des morgens naar
's Hage vertrok.
De verhuring der ringkade van den drooggemaakten
veenpolder en eenige landerijen te Assendelft heeft ruim
30 percent minder opgebracht dan in 1884.
Omtrent den moord op den Japanschen zaakgelas
tigde Sakurada schrijft de Haagsche kroniekschrijver aan
de N. Gron. Crt. nog het volgende:
„Jeanne Lorette, die op dit oogenblik in het Ziekenhuis
te Rotterdam wordt verpleegd, moet eenige dagen vóór
den moord haar geneesheer, dr. P. te 's Hage, geraadpleegd
en hem verzocht hebben, haar een aderlating te doen
ondergaan. De dokter achtte clit volstrekt onnoodig; maar
de reden lag dan ook alléén hierin, dat zij de juiste plek
wilde leeren kennen om zich een doodelijke wonde toe te
brengen. Dat zij het bepaalde voornemen had, Sakurada
te dooden niet alleen, maar ook zichzelven van 't loven te
berooven, blijkt uit het feit, dat haar broertje den Japanner
zelf had gewaarschuwd, zich uit de voeten te maken,
terwijl Jeanne haar vader, onder toezending van 1900 frs.,
Zooveel als een kwartje.
stem van zijn vader.
Na het eten gevoelde de kapitein op eefas de noodzakelijkheid,
om eenige berekeningen te voltooien na^r aanleiding van eene
in kaart gebrachte opmeting van zeker terrein, waaraan hij sedert
den vorigen herfst niet gewerkt had. En nu was het niet raad
zaam, in de nabyheid van het kantoor te komen; de kapitein
scheen het minste geluid te hooren.
Het was stal, doodstil in het geheele huis geworden. Men
hoorde niets anders dan het gesnor van het spinnewiel in de
kamer, men sloop zachtjes in en uit, vol angst als desniettegen
staande de deuren kraakten, of iemand den klink van den kelder
of het buiten-portaal liet vallen.
Hoe kon die onnoozele Torbjórg het ook nu in haar hoofd
krijgen, de gangtrap te schuren Terwijl zy zich in aller ijl met
het zand en haar emmer wegmaakte, verrieden haar open mond
en wezenlooze oogen, dat zij den samenhang tusschen haar schu
ren en en den kapitein, die goed en wel op zyn kantoor zat,
niet begreephet was genoeg, dat hy op eens als een stormwind
van de tweede verdieping naar beneden dreigde te vallen.
Er werd boven geroepen.
Hij kwam uit het kantoor met den teekenvleugel in den
mond.
Waar was de oude blauwe teeken-portefeuille gebleven, die
op de tafel boven op de gang gelegen had?...
Ma moest boven komen en ook Thinka en Jurgen, om in ver
hoor genomen te worden.
Daar... daar op de tafel... daar!... daar had ze vijf maanden
gelegen. Had men het er op toegelegd, hem een ongeluk op het
lijf te jagen met al dat redderen en schoonmaken?
„Maar lieve Jaeger, wij zullen ze wel vinden, als je maar een
weinig geduld hebt... als wij maar zoeken.."
En er werd gezocht tot op den zolder toe, onder oude ramen,
omgevallen tafels, garenwinders, kisten en allerlei rommel. Jurgen
was in zijn ijver op het hoofd in een ton te land gekomen, toen
ma eindelijk op de verstandige gedachte kwam, het onderzoek op
het kantoor te hervatten.
„Op de kast in het kantoor ligt eene groote blauwe porte
feuille, maar daar heb je zeker al gezien..."
„Daar? Ik zou wel eens willen weten, wie zoo brutaal ge
weest is, om -"
Hij stormde het kantoor in.
Ja, daar lag de portefeuille.
Hij slingerde den vleugel weg; hij was niet in staat, langer
te werken. Met de hand onder het hoofd op den lessenaar zat
hij somber voor zich uit te staren.
„Het is jou schuld, ma! Of zult ge misschien zeggen, dat
ik den schranderen inval had, om Thinka naar Ryfylke te
zenden?"
Hy sloeg op den lessenaar.
„Het is bloedgeld... bloedgeld, zeg ik.Als het zoo voortgaat,
wat zullen wij dan voor Jurgen overhouden? Oef, het stijgt mij
naar het hoofd... Achttien daalders letterlijk weggesmeten.
„Thinka moet toch een zondagsjurk hebben; de kleeren; die
zy vóór anderhalf jaar van huis heeft meegenomen, zijn nu
versleten."
„En nieuwe stoffen ryglaarsjes nit Stavanger! Wel ja, 't kan
niet minder uit Stavanger! Daar staat het," hy rukte de
rekening van den lessenaar „en eene verlakte ceintuur en
voor halve zolen en achterlappen twee daalders en een ort... en
verder naaigereedschapik heb nooit gehoord, dat een meisje,
waar ze in huis is, garen en naalden moet koopen. En aan
port één daalder, twee ort on vijf skilling... twee ort en vijf...