daags voor den moord had geschrevenquand vous recevrez
cette lettre, je nexisterai plus. Daarop kwam de oude vader
dan ook onmiddellijk naar 's Hage, waar hij het gebeurde
vernam. De instructie der zaak moet aan het licht hebben
gebracht, grootendeels door Jeanne's bekentenis, dat Saku-
rada haar 3000 francs had gegeven om van haar ontslagen
te zijn. Zij had die som wel aangenomen, doch alleen
met het doel om eenige schulden af te doen, het overige
aan haar vader t» zenden en daarna haar wraak en zelf
moord uit te voeren."
Naar de Prov. Gron. Crt. verneemt, is eergisteren
gevankelijk naar Leeuwarden overgebracht Pieter Bruinsma,
winnaar van de Champion-medaille op de Groote Wielen.
In een twist met een veekoopman, waarbij aan Bruinsma
verweten werd, dat hij die medaille niet eerlijk gewonnen
had, heeft hij den veekoopman doodgeschopt.
De begrafenis van Victor Driessens heeft Dinsdag te
Antwerpen plaats gehad onder treffende bewijzen van
belangstelling.
Het Antwerpsche gemeentebestuur had bepaald, dat de
muziek der burgerwacht aan het hoofd van den lijkstoet
zou gaan; dat alle lantaarns in den omtrek van den
Vlaamschen schouwburg, in rouwkrip gehuld,- zouden
brandendat de lijkstoet rondom den schouwburg zou
gaan; dat het lijk zou worden bijgezet naast dat van den
schilder Jozef Lies; en dat het voorstel aan den Gemeente
raad gedaan zal worden, den grond, waarin de verdienste
lijke kunstenaar begraven ligt, onvervreemdbaar te ver
klaren.
Als een voorbeeld van gehechtheid van een paard
aan zijn meester, meldt men het volgende:
De heer H. Reuvelkamp, te Zwollerkerspel, die onlangs
overleed, had een paard, een bekenden harddraver, waaraan
hij zeer gehecht was. Op den dag zijner begrafenis stond
het paard treurig op stal. Reeds den volgenden morgen
vond men het dood.
De Smidsgezellen-Vereeniging St. Eloy, te Rotterdam,
heeft, als tegenspraak op de verklaring, dat er dit jaar
geen werknood zou hebben bestaan, geconstateerd, dat het
cijfer der werklieden aan de fabriek te Fijenoord van 1300
tot 600, het weekloon van f700,000 in 1883 tot f508,000
in 1884 is gedaald, en de fabriek de stationskap voor
Arasterdam tegen een aanzienlijk verlies moest aannemen,
om hare arbeiders aan het werk te houden.
De Staatscourant geeft het bevolkingscijfer van iedere
gemeente der provincie Noordholland op 1 Januari 1885.
Ziehier de voornaamsteAlkmaar 14,578, Amsterdam 366,660,
Beemster 4466, Beverwijk 3883, Bloemendaal 4080, Edam
5976, Enkhuizen 6001, Haarlem 45,619, Haarlemmermeer
14,383, Heemstede 3572, Heerhugowaard 3007, Helder 20,542,
Hilversum 11,133, Hoorn 10,946, Huizen 4152, Nieuwer-
amstel 21,301, Purmerend 5517, Schagen 3135, Sloten 6678,
Terschelling 3685, Texel 6342, Velsen 6078, Weesp3892,
Wormerveer 4257, Zaandam 13,858, Zijpe 4644. De be
volking dezer provincie bedroeg op 1 Januari 1884:
363,255 m., 387,164 vr., totaal 750,419; zij is toegenomen
in den loop van 1884 met 5298 m., 6055 vr., tot. 11,353
en bedroeg op 1 Januari 1885: 368,553 m., 393,219 vr.,
totaal 761,772.
Toen gisteren te Kempen de personentrein naar
Aldekerk zou vertrekken, had een hulpconducteur het
ongeluk van den trein te vallen, waardoor hem het hoofd
van het lichaam werd gescheiden.
Ingezonden.
INLEIDING
ter bespreking in de Kies vereen iging HELDER" van het
onderwerp Waterverversching in het Heldersche kanaal.
(Voordracht, op verzoek van het Bestuur der Kiesvereeniging
gehouden in haar vergadering van 28 Januari 1885.)
(Slot.)
Waterstandenenz.
Aldus vooropstellende dat het inlaten van zeewater geen over
wegende bezwaren met zich voert, wenschen we enkele middelen
ik begrijp er niets van."
//Maar Jaeger, bedenk, dat het voor anderhalf jaar is, zestien
skilling voor iederen brief."
„Een knieperige skriver, zeg ik, die niet eens de brieven
betaalt, die van het kantoor gaanWaarom behoefde zij den
laatsten keer te schrijven Zij had pas de groete gedaan ir. den
brief van je broers vrouw.
En dan ten slotte vier en een half el zijden lint! Waarom
zette ze niet tien, twintig el... zoo lang als van hier tot Ryfylke
dan had ze de kas van haar vader in eens doen springen! Want
ik zie wel, dat het daar heen moet.
„Bedenk toch, dat zij bezoeken moeten afleggen bij den Fogd,
den predikant en den zaakwaarnemer; zij moet toch fatsoenlijk
voor den dag komen."
„Ik heb nooit gehoord, dat de dochters ook geld moeten kosten
dat is een splinternieuw reglement, dat gij hebt uitgevonden. En
waar zal het toe dienen?"
„Die niet wil zaaien, Jaeger, zal ook niet oogsten."
„Ja, het ziet er wel naar uit, dat we een voordeeligen oogst
zullen binnenhalen dien dorps-Adonis daar op het kantoor,
die strijkages voor haar maakt een armen klerk, die niet eens
examen heeft gedaan maar hij is zoo knap in het opmaken
van boedelscheidingen, ha, ha!"
Ma was een weinig uit het veld geslagen en keek wanhopig
voor zich.
„Wel ja, Thinka schreef immers, dat hij zoo knap was in het
opmaken van boedelscheidingenVindt je niet, dat onze
dochter er slag van heeft, een jongmensch by hare ouders in te
leiden?" Hij neuriede. „Het is zoo klaar als de dag, dat zy
doodelijk van hem is! Uwe schoonzuster schreef er met geen
woord van."
„Thinka is van nature vatbaar voor teedere indrukken." was
het langzame, eenigszins bekommerde antwoord, „en het is niet
onmogelijk, dat haar goede, warme hart heerschappij voert over
haar verstand. Maar zij heeft nu toch wel zooveel van de
wereld gezien
„Ja, de wereld is geen knuppelvers, zooals luitenant Bauaback
zeide: hij betaalde zijne schulden met oude moeder Steeberg, die
precies drie en een half maal zoo oud was als hij, toen zij samen
trouwden."
„Zij is altijd een volgzaam kind geweest; wij willen hopen,
dat zij luisteren zal naar een verstandig woord van hare ouders.
Ik zal haar schrijven en haar wijzen op de vooruitzichten."
„Vooruitzichten? Laat u daarmeê niet in, ma! De mannen
zijn maar niet voor het grijpen. Welke partij zou Thinka hier
kunnen doen? Als ik oud word en op pensioen gesteld, dan
ziet het er mooi uit, als wij al onze dochters op het hok hebben...
Laat ons niet onverstandig bandelen uit louter hoogmoed, ma!
het zit u in het bloed en al de Zittows."
(Wordt vervolgd.)
aan te geven, waardoor het aan de waterverversching in 't
Heldersche kanaal kan worden dienstbaar gemaakt
Daar men hierbij geheel afhangt van de waterstanden op zee
en in 't kanaalmeenen we vooraf, om de gedachten eenigermate
te bepalen, hier eenige desbetreffende opgaven te moeten doen
volgen.
Waterstanden, 1884. f)
enz. 1883. Mei. Juni. Juli. Aug. Sept.
Gemidd. vloed. +0.24 +0.16 +0.17 +0.22 +0.21 +0.27
eb 0.92 1.— 0.97 0.93 0.9 0.84
verval 1.J6 1.16 1.14 1.15 1.11 1.11
Hoogste vloed+2.06 +0.71 +0.53 +0.7 +0.48 +0.9
Laagste eb +2.27 1.34 1.17 1.08 1.19 1.22
t) We hebben hier alleen de zomermaanden 1884 vermeld,
wijl waterverversching, ofschoon steeds wenschelijk geacht, vooral
's zomers noodig zal zyn wegens de hoogere temperatuur, den
lageren waterstand en 't ontbreken van krachtige winden.
Uit deze cijfers blijkt dat 't gemiddelde verval tusschen H. W.
en L. W. vrij constant is, doch dat z. a. trouwens genoegzaam
bekend is die standen zelve zeer uiteenloopen. Bij onze
verdere beschouwingen zullen we zoo noodig van de gemiddelde
opgaven over 1883 uitgaan.
Het Heldersche kanaallang 3150 M., heeft een breedte op den
bodem van 10.8 M (behalve in de bochten en aan het Wcstplein
waar zij meer bedraagt), gelegen op 2.8 M. A. P. en taluds
hellende onder 1 op 2. Wijl het kanaal, z. a. reeds boven is
opgemerkt, in open gemeenschap staat met het 3de pand van
het Noordhollandsch kanaal, komen de waterstanden van beide
steeds met elkaar overeen en wisselt het peil in gewone om
standigheden dus af tusschen het zomerpeil van Schermerboezem,
zijnde 0.58 M. A. P., en 't maal- of winterpeil van dien
boezem, zijnde A. P., terwijl z. a. we zagen door 't sluiten van
de Zijperschutsluis het 3de kanaalpand of tot L. W. d. i. dus
gemiddeld 0.92 M. A. P. kan worden afgelaten óf tot V. Z.,
d. i. dus gemiddeld 0.24 M. A. P., kan worden opgezet.
Het Noordhollandsch kanaal en 't Heldersche kanaal kunnen
van de zee worden afgesloten of daarmede in gemeenschap
worden gebracht door 4 sluizen n. 1.
o. de Maritieme zeedoksluis in verband met de keersluis in 't
dokkanaal,
b. de Marineschutsluis
c. de Koopvaarderschutsluis en
d. de Militaire inundatiesluis.
Middelen tot waterverversching.
Zonder buitengewone maatregelen te nemen, zou men nu al
dadelijk tot waterverversching kunnen overgaan door te handelen
als volgt. We laten gedurende een vloedlij zoodva het buiten
water denzelfden stand als 't binnenwater heeft bereikt, door één
of meer der daartoe beschikbare sluizen aan 't Nieuwediep water in
(daarbij de Zijperschutsluis en de sluizen en duikers van „het
Koegras" gesloten houdende), waardoor het 3de pand van het
Noordhollandsch kanaal met het Heldersche kanaal worden opgezet.
Na ingevallen eb de sluizen aan 't Nieuwediep geopend houdende,
laat men 't kanaalwater met 't buitenwater zoo laag mogelijk
ook in verband met de eischen der scheepvaart afloopen en
zet het daarna, bij wederkeerenden vloed, weder tot zijn oorspronkelijk
peil op.
Wat is thans geschied? Door 't inlaten van zeewater is 't
vuile water in 't kanaal als 't ware verdund en door het daarop
volgend aftappen gedurende de eb (waardoor de waterspiegel
ruim I M. daalt) is met het afgevoerde water ook een daarmede
overeenkomstig gedeelte van de daarin vervatte stoffen verwijderd.
We verkrijgen dus als resultaat gedeeltelijke afvoering der in 't
water opgeloste stoffen, zuiverder water dan zich aanvankelijk
in 't kanaal bevond, m. a. w. waterverversching. Hoe is 't nu
echter met de neergeslagen, de bezonken stoffen? Waarschijnlijk
zullen deze niet worden verwijderd, wijl de ebstroom in 't
Heldersche kanaal daartoe te weinig krachtig zal zijn.
Beter zou 't in dit opzicht wezen, indien men, na ingevallen
eb, de sluizen aan 't Nieuwediep sluitende, 't water in 't Heldersche
kanaal ophield en eerst bij L. W. plotseling door 't openen van
flinke schuiven of toldeuren in één of meer dier sluizen't kanaal
water kan doen afloopen. Wijl men thans met een groot verval
(aanvankelijk gemiddeld ruim 1 M.) werkt, zou een krachtiger stroom
in 't kanaal ontstaan, in staat om ook neergeslagen stoffen naar
den mond mede te voeren.
Intusschen blijft er nog altijd iets te wenschen over. Wat
toch is 't geval? De zich in 't kanaalwater bevindende stoffen
worden afgevoerd in de richting van de haven 't Nieuwediep, en
onmiddelijk daarop wordt van diezelfde zijde weder water inge
laten; er ontstaat dus aan den ingang van 't Heldersche kanaal
een heen- en weergaande strooming van water, waardoor 't kanaal
niet alleen onvolledig ververscht wordt, maar ook de niet opge
loste stoffen in heen- en weergaande beweging worden gehouden.
Yoor den afvoer van beide zou het dus gewenscht zijn, slechts
strooming in één richting te hebben, 't water van de ééne zijde
in 't Heldersche kanaal aan te voeren en aan de andere zyde
af te tappen. Hiertoe is klaarblijkelijk noodig 't vormen van
gemeenschap tusschen de zee en 't kanaal aan de zijde van het
Westplein. Verschillende middelen staan ons daartoe ten dienste
hetzij een sluis, een of ander bemalingswerktuig dan wèl een
hevelinrichting, enz. het beste in de gegeven omstandigheden
dunkt ons een duikersluis f) met één of meer naast elkander
gelegen openingen onder den zeedyk, verlengd door een open
c. a. 20 M. breeden, aan weerszijden bekaaide doorgraving naar
den kop van 't kanaal, met vaste brug in het verlengde van den
Kanaalweg.
Op welke wijze zou nu de spuiing moeten worden verricht?
Men sluite weder de Zijperschutsluis, enz., en opene bij ingevallen
eb, zoodra 't buitenwater tot 't kanaalpeil gedaald is, één of meer
der sluizen aan 't Nieuwediep waardoor dus 't 3de pand van
het Noordhollandsch kanaal met 't Heldersche kanaal worden
afgetapt; die aftapping zette men zoo lang mogelijk voort en
sluite vervolgens de geopende sluizen aan 't Nieuwediep. We
wachten nu een geheel vloedtij en openea daarna plotseling de
toldeuren of schuiven in de sluis aan 't Westplein, waardoor 't
zeewater met een verval van aanvankelijk ruim 1 M. zich in 't
Heldersche kanaal stort en daarin een krachtigen stroom teweeg
brengt die het water met de er in aanwezige stoffen grootendeels
medesleept en in de richting van het Nieuwediep afvoert. Door
dien aanvoer van buiten wordt dus thans 't Heldersche kanaal
met zeewater gevuld, het peil ryst terwyl de afgevoerde stoffen
zich in de richting van de koopvaarderschutsluis voortbewegen;
zoodra het buitenwater, dat inmiddels voortdurend gedaald is,
aldaar hetzelfde peil heeft bereikt als 't stijgende kanaalwater,
wordt laatstgenoemde sluis geopend, die aan 't Westplein gesloten
en 't kanaal dus weder op 't Nieuwediep afgetapt. Zoodoende
verkrijgen we derhalve gedurende één en hetzelfde getij (duur
van het ebtij gemiddeld 7 uur) aanvoer van buitenwater aan
't Westplein en af tapping erg 't Nieuwediep. Bij weder intredenden
vloed sluite men de koopvaarderschutsluis en zette door de sluis
aan 't Westplein 't Heldersche kanaal weder tot zijn oorspronkelijk
peil op.
We zouden de spuiing door middel van een sluis aan 't West
plein ook op omgekeerde wijze kunnen doen plaats hebben. We
zouden n. 1. één of meer der sluizen aan 't Nieuwediep gedurende
den vloed kunnen openen en by H. W. sluiten, daarna een ebtij
wachten om bij L. W. de sluis aan 't Westplein te openen en
zoodoende 't kanaal op de zee af te tappen. Hoewel dergelijke
handelwijze, met 't oog op den benoodigden tyd en den afvoer
van 't kanaalwater, misschien de voorkeur zou verdienen, staat
daartegenover 't nadeel, dat aan 't Westplein sterke ophooping
van stoffen zou plaats vinden, iets dat aan de andere zijde
op de eerstbeschreven wijze handelende niet te vreezen is
door den geleidelijken overgang tusschen het Heldersche kanaal
en de Koopvaardersluis, terwyl daarbij tevens geen opzetting van
het 3de pand van het Noordhollandsch kanaal plaats heeft.
Hoe doeltreffend echter de voorgestelde gemeenschap tusschen
het Heldersche kanaal aan de zyde van het Westplein en de zee
door welk middel zij dan ook plaats hebbe met 't oog op
de waterverversching moge zijn, een belangrijk, niet te onder
schatten nadeel, onafscheidelijk daaraan verbonden, is zeker het
hooge cijfer der kosten, voor 't tot stand brengen dier gemeenschap
benoodigd. Zeer laag geschat zouden de kosten tofzeker minstens
een halve ton gouds moeten bedragen, ten einde het werk aan
de laagst gestelde cischen te doen beantwoorden, en gaarne laten
we, z. a. we reeds in den aanvang opmerkten, aan 't oordeel
van meerbevoegden over, in hoever de financiëele draagkracht
der gemeente met 't belang der zaak deze kosten wettigen.
Conclusiên,
We zijn thans tot het einde onzer korte beschouwing genaderd,
een beschouwing die, we herhalen het, slechts ten doel had het
onderwerp der waterverversching in het Heldersche kanaal
gesteld dat die uit een hygiënisch oogpunt noodzakelijk wordt
geoordeeld van technische zijde in te leiden, de middelen te
bezien waardoor zy zou zijn tot stand te brengen, de voor- en
nadeelen te overwegen, welke aan die middelen zijn verbonden.
Resumeerende, meenen wij tot de volgende conclusiën te zijn
gekomen:
1°. Een onderzoek van deskundigen zou moeten uitmaken, of
en in hoever stelselmatige, periodieke waterverversching in 't
Heldersche kanaal uit een gezondheidkundig oogpunt noodzakelyk
is te achten.
2°. Doeltreffende, krachtige verversching is alleen mogelijk
door 't inlaten van zeewater.
De belangen van het achtergelegen polderland en van het
Noordhollandsch kanaal zouden eventueel met de hygiënische
eischen der gemeente moeten worden vergeleken, ten einde te
beslissen in hoever dit periodiek inlaten van buitenwater thans
nog z. a. in vroeger jaren uitvoerbaar is.
3°. Men kan dan zonder buitengewone middelen tot gedeeltelijke
waterverversching overgaan door één of meer der daartoe beschik
bare sluizen aan 't Nieuwediep zoo noodig eenigszins gewyzigd
als spuisluizen te laten dienstdoen.
4°. Vollediger afvoer van de in 't Heldersche kanaal opgeloste
en bezonken stoffen zal worden verkregen door 't kanaal ook
aan het Wcstplein met de zee in verbinding te stellen om zoodoende
in de ééne of andere richting doch steeds in denzelfden zin
een krachtige strooming te kunnen teweegbrengen.
Van de verschillende middelen, waardoor die verbinding zou
kunnen worden verkregen, schynt een duikersluis onder den
zeedijk met doorgraving, brug, enz. nog de meest doeltreffende
inrichting.
5°. Aan deze wyze van handelen zouden hooge kosten verbonden
zijn. Het zou gewenscht wezen, in verband met het gestelde
onder 1°., uit te maken in hoever het belang der zaak en de
financiëele draagkracht der gemeente deze uitgaven eischen en
toelaten.
Helder, 28 Januari 1885.
E. VON BRUCKEN-FOCK.
Men gelieve bij de lezing van dit opstel wèl in 't oog te
houden dat z. a. reeds uit het hoofd dezer voordracht blykt, haar
bedoeling niet is een uitgewerkte behandeling over het vraagstuk
der waterverversching to leveren, hetgeen ook niet op onzen weg
zou liggen. Men beschouwe de voordracht veelmeer slechts als
een schets, als een beknopte „inleiding" van het onderwerp in
de vergadering der Kiesvereeniging, en verwachte dan ook geen
berekeningen van tijd en hoeveelheid, geen détails van uitvoering,
begrootingen van kosten, enz. enz. v. B. F.
f) Tot dit besluit leidde ons voornamelijk de overweging van
de groote kosten, ook van beweegkracht en onderhoud, die een
bcmalingswerktuig van voldoend vermogen zou eischen, terwijl
een hevel, wilde hij eveneens voldoende capaciteit bezitten, kolos
sale afmetingen zou moeten verkrijgen en voor 't in werking
brengen evenzoo een beweegkracht zou vorderen, die groote kosten
met zich brachthij zou dan als 't ware eveneens een bemalings
werktuig, hoewel van andere inrichting, worden. Men vergete
toch ook niet, dat een hevel werkt door 't verschil in waterstand
hoe grooter dit verschil, des te krachtiger zijn effect; maar öf
voor de scheepvaart öf voor den polder is het ongewenscht zulke
groote verschillen verkregen öf door aftapping van 't kanaal
bij eb en wachten tot V.Z., öf door opzetting bij vloed en
wachten tot L. W. teweeg te brengen. Hoe minder spuiingen
dus hoe beter en van dkitr dat elke spuiing zoo krachtig mogelijk
moet zijn. Aan dezen eisch voldoet een sluis het beste, terwijl
zij bovendien uitbaggering van 't kanaal niet zoo noodig maakt. Aan
den anderen kant ontveinzen we ons geenszins de vele bezwaren,
waarop we bij den bouw van een dergelijk kunstwerk zouden
stuiten. v. B. F.
AFLOOP OER OPENBARE VERK00PING,
van Huizen en Erven, gehouden op Woensdag 8 April 1885,
in het lokaal Musis Sacrum, ten overstaan van den Notaris
P. S. HORDIJK:
I. Een Huis en Erf, aan de 2de Vroonstraat te Helder, get. 283,
en 2. Een idem daarnaast, get. 284kooper de heer J. Van Dalen,
timmerman te Helder, voor den heer K. Drijver te Amsterdam,
voor f1620.
3. Een Huis en Erf met Tuin, aan de Loodsgracht te Helder,
get 401, uitkomende aan de Brandsteeg; kooper de heer Jacobus
Vegtel, te Helder, voor f 2130.
4. Een Huis en Erf, aan de Dijkstraat te Helder, get. 398;
kooper de heer J. R. Buijs, te Helder, voor f 1750.
5. Een Huis en Erf met Tuin, aan den Kanaalweg te Helder,
get. 14, uitkomende aan den Dijkweg; kooper de heer M. G.
Kwist, te Helder, voor f 1765.
6. Een Huis en Erf, aan de Gravenstraat te Helder, get. 500
kooper de heer D. Daalder, voor M. Daalder te Texel, voorf 1105.
7. Een Huis en Erf, Kerkgracht, get. 303; een idem daar
naast, get. 304; een idem daarnaast, get. 305, en een met vele
vruchtboomen beplanten Tuin, alles te Helder; kooper de heer
P. J. Rijkers, voor f 3401.
II. Een Huis en Erf, op Weltevreden te Helder, get. 141;
kooper de heer K. Drijver, te Helder, voor f 490.
UITSLAG der op 4 April 1885, ten overstaan van den Notaris
CONINCK WESTENBERG te Texel, in het logement
„Het Wapen van Amsterdam," gehouden verkoop van
Onroerende Goederen, allen gelegen te Oost op Texel
1. Een Huis en Erf, groot0340; kooper J. C. Wuis, voor/ 325
2. Idem. 0617; J.C.Wuis, 215
3. 21—30 Bouwland,gen. DeTuin; T.M.Zijmqq., 150
4. 2750Weiland, Voorhuis; dezelfde, 230
5. 3520 Bouwland, Huiskoog; dezelfde, 250
6. 5210Weiland, Schoolland;,, dezelfde, 620
7. 5660 idem, Koeienweid;,, Jn.Jb.Roeper, 390
8.10410Hooiland, „Maaijerskoog;,, T.M.Zijmqq.,,, „1200
9.10420 Weiland, De Del; dezelfde, „1200
10. 2560 idem, Honderdje; dezelfde, 265
11. 5970 Bouwland, RouwDirks; dezelfde, 600
12. 4830 Weiland, Nieuwgras; dezelfde, 600
13. 83—80 idem, Voetakkers; F.Daalderqq., „1015
14.17060 idem, „Groote en
kleinekammer;,, T.M.Zijmqq.,,, 141C
15. 9340 idem, De Kamp; C.Boersenqq., 431
16.14617 idem, Noordveld; Jb.A.Bakker, 56)
17. Twee Huizen, elkander annex, met Erf,
groot 0460; kooper J. Jz. Bruin c. s, 34i
/9804