HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Niews- en AivertentieWad voor Hollands NooiMwartitr,
1885. N°. 49.
Vrijdag 24 April.
Jaargang 43,
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
f.ir co perpost 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Bmneniana.
Bij gelegenheid der Wereldtentoonstelling te Antwerpen
zal ook een internationale tentoonstelling van vee worden
uitgeschreven door den Bond der landbouwmaatschappijen
van België, onder het beschermheerschap van het gouver
nement. Het deelnemen aan dien wedstrijd moet voor
Nederland van groot belang worden genoemd. Het hoofd
bestuur der Hollandsche Maatschappij van Landbouw dat
dezer dagen het programma ontving heeft op zijn verga
dering besloten, de inzending van rundvee op die tentoon
stelling zooveel mogelijk te bevorderen en zal op Woensdag
29 April e. k., des namiddags te 2 uren, te Hoorn een
vergadering met leden der Maatschappij houden, die voor
nemens zijn op die tentoonstelling in te zenden.
Het hoofdbestuur denkt de spoorkosten van het transport
van het rundvee naar Antwerpen en terug voor rekening
i er Maatschappij te kunnen nemen en zal de inzenders
zooveel mogelijk hulp verleenen. De aangifte van inzen
ding zal op de bovengenoemde vergadering kunnen
geschieden.
De ontslag-aanvrage van den geachten vlagofficier W. K.
Van Gennep kwam in daags nadat deze bij Z. M. den
Koning te Amsterdam op audiëntie was geweest. Bij die
gelegenheid zou Z. M. volgens de N. Gr. Crt., die
sedert het aftreden van zijn adjudant baron Van Heerdt
en de door dezen publiek gemaakte grieven den heer Van
Gennep weinig genegen bleef, dezen kundigen vlagofficier,
een sieraad van onze Marine, toen hij Z. M. zijn dank
betuigde voor zijne laatste bevordering, onverholen hebben
gezegd, dat hij daarin geen persoonlijk bewijs van gene
genheid te zien had, wijl Z. M. er ongaarne toe was
overgegaan. De heer Van Gennep antwoordde daarop, dat
hij dan den dienst onmiddellijk zou verlaten, en dit scheen
den Koning zelfs niet te mishagen.
De vice-admiraal heeft onmiddellijk zijn voornemen ten
uitvoer gebracht en in een schrijven aan den minister van
Marine de motieven medegedeeld, die hem verbieden langer
in 's lands dienst en dien des Konings te blijven. De heer
Van Gennep is op dit oogenblik met verlof, doch heeft
alle maatregelen genomen om geen uur meer in actieven
u> EEN N00RSCHE GESCHIEDENIS,
door JONAS LIE.
dienst door te brengen. Wel zijn er ernstige stappen
gedaan om hem op zijn besluit te doen terugkomen, doch
daaraan valt niet te denken.
In den laatsten tijd werden aan verschillende couranten
advertentiën ter plaatsing gezonden, waarin een „Interna
tionaal Informatie- en Dienstpersoneelkantoor" te Amsterdam
bedienden, knechts en kantoorklerken vraagt (de laatsten
tegen f 400 tot f 1000 's jaars). In de annonce wordt de
directeur van het kantoor niet genoemd en evenmin de
straat, waar het gevestigd is. In den regel is het bij
dergelijke aanbiedingen er om te doen: vooruitzending van
geld. Is zulks geschied, dan hoort men er niets meer van.
Iemand, die aan de politie te Amsterdam inlichting verzocht
omtrent bedoeld kantoor (onder toezending der advertentie)
ontving van den heer Van Raalte, commissaris van politie
in de 1ste sectie, ten antwoord: „Een Internationaal Infor
matie- en Dienstpersoneelkantoor bestaat niet. Het is een
zwendelkantoor of liever zwendeladvcrtentie." Een ieder zij
dus gewaarschuwd.
Het 25ste jaarlijksch verslag van de Vereeniging
voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs is dezer dagen
verschenen.
Het fonds tot het verleenen van voorschotten voor den
bouw of herbouw van Christelijke scholen bleef nog steeds
onvolteekendnog 56 aandeelen blijven beschikbaar. Aan
3 scholen zijn hypothecaire voorschotten verstrekt, te zamen
f 9100, en 4 scholen wachten tot er gelden in kas zijn.
Door welwillende beschikking van het hoofdbestuur der
Unie werd de kas der Vereeniging dit voorjaar weer ge
stijfd met een bijdrage van f 0,501.89, alzoo bijna f 200
meer dan het vorige jaar. Dat deze Unie-gift hoogst
welkom is, blijkt uit de rekening van den penningmeester.
Het gaat toch met de financiën geheel den tegenoverge-
stelden weg van dien der Unie-collecte. Het getal leden
en begunstigers vermindert gaandeweg.
In 1880 bedroegen de bijdragen van leden en begunstigers
f 4000 meer dan nu, terwijl de uitgaven zeer toenamen
en voor dit jaar f 60,000 wel te boven zullen gaan. Als
oorzaak van die verflauwing der belangstelling wordt opge
geven, dat men over 't algemeen liever zijne gift aan het
Een of ander insect een hommel of een wesp vloog
jjonzend door het open raam in de met blauwe verf nieuw opge
schilderde kamer... en bonsde zoo sterk tegen de ruiten, dat het
jonge meisje met het weelderige zwarte haar cn het eenigszins
oonkere, regelmatige aangezicht er in haar slaap, die tot ver in
den morgen aanhield, bijna door gestoord werd.
Zy lag, na 's nachts laat te zyn-t'huis gekomen, in eendie pen
slaap... de indrukken van het hoogland werkten na.
Zij had op nieuw eene forel aan het snoer... de visch glin
sterde en spartelde ginds in het water... Grip kwam met twee
houtjes, die kruiselings moesten gelegd worden. Swirr... Swirr...
vlak op haar aangezicht, zoodat zij ontwaakte.
Het was ver op den dag!
Op de toilettafel met spiegel, waarover een wit kleed hing en
die voor hare tehuiskomst in orde gebracht was, lag violenzeep
in zilverpapier. Dit was het ongetwijfeld, wat de onervaren
fjeld-insecten in het verderf gelokt had. Op den reuk af hadden
zij gemeend, daar eene geheel nieuwe bloemenwereld te ontdekken, i
en vielen daarom hals over kop het land van beloite binnen,
zonder in de vertste verte te vermoeden, dat de menschen beneden i
het tjeld zulke vorderingen gemaakt hadden in allerlei kunst
vaardigheid... dat violengeur geen violen, maar erge maagpijn
geeft... Er heerschte blijkbaar niet weinig begripsverwarring
onder hen, te oordeelen naar de onrust en het gegons zoowel
binnen als buiten van nieuwe gasten, die waarschijnlijk onraad
begonnen te merken en eerst een paar malen door de kamer
rondzwierven, vóór de verzoeking te groot voor hen werd. Eenige
oude gasten kropen langzaam den wand op en neer met de in
het leven opgedane ervaring, of bleven bedwelmd liggen, of lagen
in het vensterraam te spartelen.
„Isch in het waschwater!"
Zij zag met eene zekere verontwaardiging naar de oorzaak
haar violenzeep.
Terwyl zy er aan rook, vormde zich een geheel nieuwe ge-
dachtenreeks in haar brein.
„Moeders gele zeep is eerlijker!"
Zij slingerde de geurige zeep het venster uit en veegde de op
het slagveld gevallenen voorzichtig met den handdoek uit het
raam weg.
en Inger-Johanna stonden na het ontbijt achter in den tuin
doperwten voor het middigmaal te plukken.
„Alleen de rjjpste, Inger-Johanna, die te hard zouden zijn, als
vader thuis komt. Wat zal tante wel zeggen, als zij hoort,
dat gij met vader zoo ver in de woestenjj zyt geweest. Zij zal
zulk een tocht zeker niet uitlokkend vinden, noch begrypen, dat
gij zoo welsprekend over rotsen en steenblokken kunt zyn."
„Neen, zy verbeeldt zich, dat niets halen kan bij hun praatjes
over niets," zeide Inger-Johanna lachende.
„Geef my het bord eens aan, dan zal ik het in de mand 1
ledigen," klonk het uit den mond van ma, „Taute schrijft, dat
Rónnow den geheelen winter te Parijs blyft."
„Rónnow, ja. Maar ik zal mij vermaken, met haar dezen winter
Gedecke's beschrijving van Zwitserland voor te lezen en haar
daarbij nu en dan eene dosis van mijn tochtje toe te dienen."
*Gy praat zonder na te denken, Inger-Johauna. Er is altijd
een groot verschil tusschen hetgeen binnen den kring der be
schaving ligt en de woeste, eenzame streken in de fjelds."
Het met een kap bedekte hoofd van ma verdween tusschen
het erwtenrijs. Vader zegt, dat dit ongetwijfeld geschiedt, omdat
men hem te Stockholm gebruiken wilhy moet zich in het Fransch
perfectionneeren."
„Ja, hij is zeker voor iets goeds bestemd... Gij kunt niet
gelooven, hoe gezellig cn prettig wy het hebben, wanneer wij
's avonds alleen t'huis zijn en ik tante wat voorlees."
De groote, blauwgespikkelde kap van ma rees op; met het
tafelmes iu de hand gaf zij het bord ledig terug.
„En hij heeft een voorkomen, dat aan zijn tegenwoordigen
rang en aan iederen volgenden, hoogeren beantwoordt."
„Een volmaakt cavalier!... Maar ik weet niet, ik twijfel er
aan, of hij ooit met zijne gedachten hier in het hoogland zal
zijn."
Ma stond met het tafelmes in de hand even stil.
„Nu zullen wij wel genoeg hebben," sprak zij en nam met
een zucht de mand op. „Het gaat dit jaar niet best met de
erwten," vervolgde zij nogmaals zuchtende.
In de keuken op Gilje heerschte vóór kerstmis groote drukte
met de slacht.
Er kwam een koude tocht uit het keukenportaal; een geur van
foelie, gember en kruidnagel vervulde de lucht. Men hoorde de
hakmessen, een dof gestamp, zoodat de vloer dreunde, van den
houten vijzel, waarbij Ola geplaatst met een witten boezelaar
voor en een servet om het hoofd.
Boven aan de lange keukentafel zat ma met stopnaald en
linnengaren rolpens te naaien, terwijl de helpsters en Thea, wit
als engelen, vleesch schraapten voor het fijne brooddeeg.
Aan de rechtbank zat de pas thuis gekomen Thinka met
bloedige, moorddadige armen bloedworst te stoppen boven een
grooteu trog. Met groote vaardigheid hanteerde zij den worst
hoorn, stak behoorlijk de pinnen in de monsterachtige bloedzuigers,
wier broeders en zusters iu den grooten ketel kookten, waarom
de vlammen speelden en tot in den schoorsteen opsloegen.
De kapitein was in de keuken gekomen en stond met een
zeker genoegen het slagveld te overzien, welks offers geen andere
dan aangename gedachten in hem opwekten. Men had hem
bovendien reeds menig voorproefje op het kantoor gebracht, om
er zijn voordeel over te vernemen.
„Ik zal u eens wyzen, hoe gij hakken moet, meisjes!" zeide
hij schertsend en nam de messen van Torbjórg over. De twee
hakmessen gingen zoo vlug op het bord op en neder, dat ze bijna
niet van elkaar te onderscheiden waren. Zijn werk verwekte
eene ondubbelzinnige bewondering in de geheele keuken; men
stond met verbazing het meesterstuk aan te staren.
Het duurde wel is waar slechts twee, drie minuten, terwijl
Torbjórg en Aslak den geheelen dag met den doek om het hoofd
moesten staan te hokken.
Maar overwinning is nu eenmaal overwinning, en toen de
kapittein daarna in de kamer ging en vergenoegd neuriede, was
het niet zonder zich te verkneukelen over zijne krijgslist. Want,
ja, hij voelde het toch wel een weinigje in zijne armen. En hij
streek er een paar malen over heen, voor hij zijn servet om den
hals deed en zich aan tafel zette, om de warme bloedworst met
rozijnen en boter er over, welke Thinka voor hem neerzette,
eer aan te doen.
„Een beetje mosterd, Thinka!"
Thinka ging, zooals haar gewoonte was, stil en rustig naar de
hoekkast en haalde er het verlangde uit.
„Het bord had wel wat warmer mogcu zijn... het moest eigenlijk
byna gloeiend heet zyn voor de boter en de rozijnen."
De altijd dienstvaardige Thinka was in een oogenblk weg en
lokaal-comité van de Unie dan aan de Vereeniging doet
toekomen. Hetgeen men aan de Vereeniging bijdraagt,
komt in de algemeene kas. Uit die kas ontvangt nu wel
de school haar subsidie, maar dit bekomt zij toch ook,
indien men geen lid is.
De Stuivers-Vereenigingen leverden in het afgeloopen
jaar eene bate op van ruim f 3600. Alzoo ook hier eenige
teruggang. Alleen 's Gravenhage, waar de ijver steeds
toeneemt, bracht f 2000 bij elkander.
Door eenige jonge dames te Maastricht is het plan
gevormd om, ter eere der heldhaftige Marie Van Oppen,
op het kerkhof een gedenksteen te plaatsen, harer edele
houding waardig. Aan arm en rijk zou gelegenheid worden
gegeven daaraan deel te nemen.
Uit het verslag in zake de „Vacantie-koloniën blijkt,
dat de commissie, welke zich daarvoor te Amsterdam heeft
gevormd, met veel vrucht is werkzaam geweest. Door
bijdragen is zij in staat gesteld, 177 kinderen óf naar
Austerlitz, óf naar Wijk aan zee te zenden. Zeer heilzaam
werkte de verpleging en het verblijf in de frissche lucht
op de kleinen.
Een belangrijke vraag is bij dezen nieuwen tak van
philantropie gerezen. Men vreesde nl., dat de kinderen,
weder in hun eenvoudige, armoedige woning terugge
keerd, ook ontevreden zouden worden, 't Blijkt gelukkig,
dat hiervoor geen vrees behoeft te bestaan. Als uit één
mond, is de vraag, of de kinderen ook ontevreden waren
geworden met hun omgeving, ontkennend beantwoord. Er
werd door velen der onderwijzers, aan wie o. a. deze
vraag gesteld was, nog bijgevoegd, dat de ouders uitdrük-
delijk het tegendeel verzekerd hebben, en dat de kinderen
nooit geklaagd hadden over minder voedsel en dergelijke,
maar integendeel een goeden invloed hadden op broeders
en zusters.
De Vereeniging tot bevordering van de volksgezond
heid te Groningen heeft, door haar deskundige leden, het
brood van 55 broodfabrikanten in Groningen op de al of
niet aanwezigheid van aluin in het brood doen onderzoeken.
In het brood van 15bakkers werd aluin aangetroffen.
Mocht bij een later onderzoek nogmaals aluin worden
stond met een bord bij den haard. Zij kwam er in een servet
mee terug, het was anders niet in de hand te houden
„Doe nu alles maar op dit bord, vader, dan zult gij eens zien
hoe heerlyk het is."
Eene der gelukkige huiselijke deugden van Thinka, sedert zy
t'huis was, bestond daarin, dat zij op onverbeterlijke wijze met
haar vader wist om te gaan; er was bijna geen sprake meer van
knorren of schelden.
Met Thinka's inschikkelijkheid en onverstoorbare bedaardheid
kwam er een zeker vredig welbehagen over het geheele huis.
De kapitein wist, dat hij slechts een balletje bchoelde op te
werpen aangaande een of' ander gerecht, om zeker te zijn, dat
aan zijn wensch voldaan werd. Zij was zoo spoedig tot dienst
bereid; terwijl ma, ofschoon zij wist, dat hij er niet tegen kon,
altijd met tegenwerping of bezwaren voor den dag kwam, totdat
hij knorrig werd.
Er was sedert Maandag ochtend heel wat gedaan, en morgen
avond zouden zy waarschijnlijk met alles gereed zijn. Twee
koeien, eene vaars en een varkenzonder de schapen te rekenen
dat was geen geringe slacht.
„De fogd het paard van den fogd is op de plaats!" werd
er eensklaps bjj het vallen van den avond in de keuken gerap
porteerd, waar men nog druk bezig was.
De fogd! Het was alsof de bliksem in het huis neersloeg.
„Vlieg naar het kantoor, Jurgen, en verzoek vader, hem te
ontvangen!" sprak ma, die het eerst tot bezinning kwam. „Doe
je boezelaar en doek af, Ola, en breng het paard op stal... hoe
ongelegen het bezoek ons ook komt."
„Hij ruikt de worst in den ketel," klonk het van Marits rappe
tong, „verleden jaar kwam hy ook op de slacht en hij loopt
t'huis niemaud in den weg!"
„Wat slaat ge weer door, Marit," sprak ma op berispenden
toon. „De fogd heeft het t'huis zoo prettig niet, sedert hy zijne
vrouw verloren heeft."
Maar dit nam niet weg, dat hy nu toch vreeselyk ongelegen
kwam, vreeselyk ongelegen.
De stelling, op het terrein van de keuken ingenomen, moest
gehandhaafd blijven; het ging niet aan, het werk te staken.
De kapitein kwam haastig de keuken inloopen.
„De fogd blijft hier tot morgen. Er helpt niets aan, ma. Ik
zal hem wel voor mijne rekening nemen, als wy maar wat te
eten krygen."
„Ja, dat is gemakkelijk te zeggen, Jaeger zooals wij hier
staan, allen met de handen vol."
„Vogels zonder been... frikkadellen... wat worst 1 Zoo zal het
wel schikken... ik heb hem gezegd, dat hij van de slacht krijgt.
En dan, Thinka!" vervolgde hij, haar toeknikkende, „wat
toddy zoo spoedig mogelijk."
Thinka was dadelyk in de weer; zy vloog maar even naar
boven, om zich een weinig op te knappen. Zij stelde van nature
zoo weinig eischen en geneerde zich ook voor niemand. Daarom
was zy in een wip, met een schoonen boezelaar voor, in de
kamer. Na den fogd gegroet te hebben, zette zij het toddy-blad
op de tafel, kreeg dadelijk daarna rum en arak uit de ka9t,
legde fidibussen voor de heeren gereed en verdween toen weêr
j naar de keukendeur.
j "Ga je wasschen, Torbjórg! en breng de logeerkamer voor
den fogd in orde en dan moet iemand naar Anna Vaelta
gaan en haar vragen, of zy ons komt helpen, al is zy niet tot
j veel nut. Jurgen, loop eens gauw heeu," klonk het uit den mond
van ma, die zich al meer door hare noodzakelijkste hulptroepen
zag verlaten.