kreeg toen den last, wat liij te zeggen had schriftelijk in te dienen. In de redactie van zijn bezwaarschrift op 30 Mei 1884 heeft hij toen ofschoon geheel onwille keurig den vereischten eerbied tegenover dien chef geheel uit het oog verloren en werd daarvoor met 14 dagen streng arrest gestraft. Voor deze advertentie, die de feiten vermeldt zonder in nadere beschouwingen of gevolgtrekkingen te treden, is hij thans op last van den minister van Oorlog met 14 dagen streng arrest gestraft. Door de officieren der jager-bataillons te 's Hage is aan de ridders der Militaire Willemsorde beneden den rang van officier de muziek dier bataillons aangeboden ter op luistering van den optocht op heden, terwijl ook de kapel der dd. schutterij zich daartoe bereid heeft verklaard. In den namiddag zal door de jager-muziek een matinee in den Zoöl. Bot. Tuin gegeven worden, terwijl een 14tal leden der stafmuziek zich aan den disch zal doen hooren. Het programma der feestviering is samengesteld als volgt Ontvangst tusschen 1 en 3 uren in den Kon. Zoöl. Bot. Tuin; om 4£ uren feestrede; om 5 uren optocht in deze volgorde: 1. piket huzaren: 2. muziek der jagers; 3. peloton grenadiers; 4. de Koninklijke Vereeniging het Eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven met banier; 5. muziek der schutterij; 6. de feestvierende ridders; 7. peloton jagers; 8. piket huzaren. Jl. Woensdag had een bruidspaar van Alkmaar zich op weg begeven naar het gemeentebestuur te Akersloot, om aldaar door den hand des huwelijks vereenigd te worden, toen een der paarden van de familie nabij den kruisweg te Akersloot zoo vreemd begon te doen, dat men genood zaakt was het rijtuig te verlaten. Het paard werd uitge spannen, doch is pas van tuigen ontdaan of het valt dood neder. Hoewel het verlies voor den eigenaar groot is, kan men zich verheugen, dat niemand zich ook maar eenigszins bezeerd heeft. De bekende Noordpoolreiziger, de luit. ter zee 2de kl. J. H. Calmeijer te Amsterdam, zal, naar de Amsterdammer verneemt, als chef eener wetenschappelijke expeditie naar het eiland Nieuw-Guinea vertrekken. Men schrijft aan de Leidsche Crt.: „Gaandeweg worden er melkkoeien in het weiland gedaan, die, voor zoover eene koe daartoe in staat is, hare vreugde betoonen dat zij den stal verlaten hebben. Eigenlijk geraken nu de meeste stallen ontruimd, want het is tijd. Het gras is dan ook in de laatste warme dagen gegroeid, zoodat het vee eten vindt, doch het voornaamste blijft toch nog ontbreken om aanwas te verwachten, te weten regen. Eene vlaag is te weinig om de droogte tegemoet te komen, die reeds zooveel weken bestaan heeft. De wolken scheuren, en de zon komt telkens in vollen glans te voorschijn. Regen voor het weiland en den akker, regen voor de vrucht en de bloem, en dan is het in waarheid lente met eene groene Meimaand. Morgen is het Mei, hoe kwistig heeft die heerlijke maand reeds den boomgaard met bloesems getooid! Waar men het oog wendt, overal perenboomen met eene pracht van bloesems en de appelboomen zullen wat later daarvoor in "het geheel niet behoeven onder te doen. Perziken, pruimen en abrikozen beginnen reeds vrucht te zetten. Als Mei het nu eens zonder zijne welbekende nacht vorsten zóóver bracht, dat op den bloesem vrucht volgde; als de stormen nu eens uitbleven, die zoo menigmaal de hoop op een goeden oogst vernietigden. Want terecht is dikwijls reeds aangemerkt, dat de natuur zoo wreed jegens zichzelve kan zijn en verwoestte wat zij eerst in zoo ruime mate had voortgebracht. Daarom brengt de hoveaier steeds in herinnering, dat er nog veel moet gebeuren, voordat de vrucht in de korf ligt; eene herinnering, wel geschikt om niet te veel aan de lentevreugde toe te geven, maar daarbij aan den oogsttijd te denken." Gisteren middag had te Amsterdam een algemeene ver gadering plaats van aandeelhouders in het „Paleis voor Volksvlijt.* Uit het uitgebracht verslag blijkt, dat het vorig jaar zeer ongunstig is geweest. Het sluit met een nad.ee]jg saldo van f 6280.85 Aan opntributiën werd ruim f 3000, aan lokaalhuur en plaatsruimte ruim f 13,000 minder ontvangen. De entrees waren ruim f 12,000 hooger, maar daartegenover staat een uitgaaf van ongeveer f 20,000, voor de Bilse-concerten. Er kan dus dit jaar geen winst saldo ter uitdeeling worden aangeboden. De exploitatie der Amsterdamsche Rijtuigmaatschap pijen was in 1884 niet gunstig. Het verlies bedraagt f 23000, voornamelijk door de overneming der Amster damsche Rijtuigvereeniging. De Koningin van Engeland en Prinses Beatrice zullen Zaterdag a. s., ongeveer te acht uren des voormiddags, per extra trein van Darmstadt te Vlissingen aankomen, om met het jacht Victoria and Albert naar Port-Victoria te vertrekken. Genoemde bodem zal geëscorteerd worden door het reeds Dinsdag te Vlissingen binnen gekomen jacht Alberta en de nog verwacht wordende jachten Osborne, Enchantress en Galathea. Uit de Betuwe wordt gemeld: „Het droge zonnige voorjaar, zooals we dit nu eenige weken achtereen hebben, heeft den gunstigsten invloed uit geoefend op den bloei der fruitboomen. Peren, kersen, appels, abrikozen, pruimen, perziken beloven een oogst, als in een reeks van jaren niet beleefd is. De boomgaarden, in de Betuwe niet bij honderden te tellen, gelijken op reusachtige bloemruikers. Men wandelt in de bloesems en geuren. Was er, en niet ten onrechte, vrees dat het droge weer aan de bloesems schade zou doen, die vrees is gelukkig verdwenen, na de laatste regenbuien, die er in de verloopen week ge vallen zijn." Uit Langstraat wordt gemeld, dat de gehouden ver pachtingen van hooilanden 30 k 40 pCt. minder opbrachten dan het vorig jaar, Ten bewijze, dat het vervoer van vee uit het Noorden nog al iets beteekent, meldt de N. M. Crt., dat te Meppel in den laatsten tijd wekelijks 4 extra-treinen passeeren met vee, 2 uit Leeuwarden en 2 uit Groningen. Rekent men deze treinen gemiddeld te bestaan uit 20 waggons, houdende ieder 10 12 beesten, dan bedraagt dat vervoer per week gemiddeld ruim 900 stuks. Rekent men nu door elkaar ieder beest op f 125, dan geeft dat per week een totaal van circa f 113,000. Dikwijls is het vervoer veel grooter. Zoo toch zagen wij de vorige week een trein van 29 en een van 30 waggons, deze gerekend op 12 stuks, dan zou dat in ééne week geven 1440 stuks en tegen f 125 een kapitaal van f 180,000. Buitenland. De Indépendance Beige behelst eene dépêche uit St. Peters burg, waarin gemeld wordt dat de heer Giers, nadat een geheime raad was gehouden, waarin besloten was geen concessie aan Engeland te doen, zijn ontslag heeft aan geboden. De Keizer weigerde het aan te nemen op dit gewichtige oogenblik, nu de oorlog waarschijnlijk is. Indien de heer Giers wil aftreden als alles uit zal zijn, dan zal de Keizer zorgen dat zijne aftreding plaats heeft onder de voor hem meest eervolle omstandigheden. Het was na dit onderhoud, hetwelk de Keizer met den heer Giers heeft gehad, dat de tijding ontvangen werd dat de Russische troepen in Azië eene nederlaag hadden geleden. Na eene spoedige beraadslaging met de ministers heeft de Keizer aan den heer Giers eene tot Engeland te richten dépêche gedicteerd, die beschouwd kan worden als een soort van ultimatum. Naar luid hiervan noodigt de Keizer Engeland uit om onverwijld te verklaren, of het bereid is de Russische grenzen aan den kant van Afghanistan aan te nemen, zooals Rusland heeft voorgesteld. Zoo neen, dan zal Rusland onmiddellijk bevel aan zijne troepen geven tot het bezetten van Herat. Een ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandsche En dat praatje over de Scharfenbergs!" Hij stormde naar de deur en rokte dien open; maar hy bezon zich en liep op de teenen naar de trap: „Wie is daar beneden in den gang jij, Thea?" De kleine, gezette, bruinoogige Thea vloog de trap op. „Vraag, of ma eens bovenkomt!" sprak hij, haar toeknikkende. Thea sloeg de oogen naar haar vader op; er was iets vreemds aan hem. Toen ma binnenkwam, liep hij met den brief op den rug en begon te hemmen. Het ontbrak hem in gewichtige oogenblikken niet aan den noodigen ernst. „Ik heb een brief ontvangen van den fogd. Lees... Of zal ik hem u voorlezen?" Hij stond tegen den lessenaar geleund en las stiptelijk en met het grootste geduld de drie bladzijden voor, tot hij aan het hoofd punt kwam. Toen slingerde hij het papier weg, zoodat het door de lucht snorde, en omhelsde ma onstuimig. „Nu, wat zeg je, ma? Zoo kunnen we, als we willen, nog eens een toertje naar onze getrouwde kinderen doen." Hij wreef zich de handen. „Dat is geen kleine verassing hm, hm!" hernam hij. „Mij dunkt, .wij moesten Thinka maar hier laten komen en haar den brief mededeelen. Vindt je ook niet?" »Ja-a," sprak ma op doffen toon. Zij had zich naar de deur gekeerd en zag geen uitweg voor het arme kind. De kapitein ging, al wachtende, het kantoor op en neer. Zijn gelaat drukte de ernstige stemming uit van een vader, die de beteekenis van een oogenblik als het tegenwoordige volkomen inziet. Maar waar bleef zij toch? Zy was niet te vinden. Men had haar in het geheele huis gezocht. De kapitein maakte zich vandaag volstrekt niet driftig. „Nu, ziet gij haar niet?" vroeg hij zacht een paar maal buiten de deur. Eindelijk vond Thea haar op de vliering. Daar had zij zich, toen zij den expresse van den fogd gezien had, verborgen, want zij had een voorgevoel van hetgeen er komen zou. En daar zat zy nu, met het hoofd over den schoot gebogen, onder haar boezelaar verscholen. Zij had niet geschreid; zij was, van schrik bevangen, op de vlucht gegaan; zy gevoelde een onweerstaanbare neiging, om zich ergens te verschuilen en de oogen te sluiten, zoodat het donker om haar heen werd en zij niet behoefde te denken. Zij keek min of meer suf, toen zy Thea naar het kantoor volgde, waar vader en moeder waren. „Thinka!" zei de kaptein, toen zij binnenkwam, „wij hebben heden een brief ontvangen, die van grooten invloed op uwe toekomst kan zijn van den fogd. Het is, na al de attenties, die gij u een heel jaar hebt laten bewijzen, overbodig te zeggen, wat de inhoud is, en dat uwe moeder en ik als het grootste geluk beschouwen, dat u kon te beurt vallen en ook ons. Lees nu den brief en bedenk u wel. Ga zitten, kind, en lees hem." Thinka las, maar het scheen niet, dat zij ver kwamzy schudde maar aldoor met het hoofd, zonder dat zij het wist. „Gij begrijpt wel, dat hy u niet om eene jeugdige liefde, om verheven gemijmer en dergelijke vraagt. Hij biedt u eene eer volle plaats in zijn huis aan; hij vraagt u, of gij hem die wel willendheid wilt betoonen en die zorgen wijden, waarop hy by zijne vrouw natuurlijk aanspraak mag maken. Er was geen antwoord uit haar te krijgen... alleen een zwak gesteun. Het gelaat van den kapitein begon eene ernstige uitdrukking aan te nemen. Maar ma fluisterde, terwijl hare oogen vuur schoten: „Gij ziet, dat zij niet kan... bedenk, Jaeger" en zij ver volgde luide: „mij dunkt, Thinka moet den brief maar houden, dan kan zij er tot morgen over nadenken. Het komt ook zoo onverwachts." „Natuurlijk, als Thinka zelve het wil," klonk het op gedwongen, alles behalve vriendelijken toon, terwijl moeder en dochter het kantoor verlieten en de eerste de laatste naar het kamertje geleidde. Daar bracht het kind den geheelen namiddag in tranen door. In de schemering ging ma naar boven en zette zich aan het bed, waarop hare dochter was neergevallen... „nergens eene plaats, waarheen men zich wenden kan, wanneer men geen onverzorgd lid in de familie blijven wil... de oogen uit het hoofd te naaien, tot men eindelyk in een hoek bij iemand ter neder ligt... Zulk een eervol aanbod als u gedaan wordt zouden velen u benyden." „Aas, moeder, Aas!" sprak Thinka op zacht kermenden toon. „God weet het, mijn kind! als ik een anderen uitweg wist, ik zou u dien toonen, al moest ik daartoe mijne vingers in het vuur houden." „Thinka tastte naar de magere hand harer moederen verborg het schreiend gelaat in de kussens. „Vader is niet meer sterk; hij is niet tegen hevige gemoeds bewegingen bestand, zoodat het er donker voor ons uitkan zien... De aanval, dien hij laatst, kort na zijne thuiskomst gehad heeft Toen ma de kamer verlaten had, volgde de eene zucht op den andere. Tot in den nacht zat. ma met de hand op het hoofd harer dochter, om haar den slaap te doen vatten; het kind schrikte ieder oogenblik op. En nu Thinka eindelijk sliep, zonder die zenuwtrekkingen, stil en rustig met het jonge blonde hoofd op het kussen, geregeld adem halende, verliet ma met het licht de slaapkamer... Het ergste was voorbij. Was de kapitein in de wolken, nadat hij, aan het kantoorraam staande, Aslak als bode naar den fogd door het hek had zien Zaken is Zondag morgen met een bliksemtrein vertrokken om zicb naar Londen te begeven. Maandag ochtend teekende de Keizer een besluit ter mobielverklaring der troepen van de land- en zeemacht. De Keizerlijke bank ontving bevel om twintig millioen roebels te verschaffen. De Oostzeevloot is naar Helsingfors vertrokken, om het effectief te voltooien. Naar men meldt zijn er reeds 32 oorlogsschepen teKron- stadt uitgerust; zeer vele zeemijnen langs de Oostzee kusten worden geladen, 200 torpedobooten zijn tot zeekiezen gereed, en 17 handelsstoomers worden tot snelvarende kruisers ingericht. De Prins en de Prinses van Wales zijn gisteren te Londen teruggekeerd. Te Carrick Fergus hield de Prins een afscheidsrede, waarin hij zijn groote tevredenheid betuigde over het onthaal, hem overal bereid, en den oprecht gemeenden wensch uitsprak voor de ontwikkeling en de welvaart van Ierland. Over hetgeen hem daar minder aangenaam wedervoer, heeft hij het verstandig geoordeeld te zwijgen. In elk geval zal hij zich met de overgroote meerderheid van zijn aanstaande onderdanen wel verheugen, dat alles nog betrekkelijk zoo goed is afgeloopen. De groote Engelsche spoorwegmaatschappijen beginnen dezer dagen meer en meer, naar het schijnt zeer ten bate harer inkomsten, de 2de klasse van rijtuigen voor passa giers af te schaffen. De ondervinding heeft haar geleerd, dat alleen de derde-klasse-passagiers voordeel opleveren, dat de eerste-klasse-reizigers de kosten nauwelijks goed maken en dat op die der tweede klasse verloren wordt. De afschaffing der tweede klasse moet dus dienen om de winsten op de derde klasse te vermeerderen en de eerste- klasse rijtuigen te doen rendeeren. De eerste, die begon, is de Great Northern Railwav-Company en de anderen laten zich natuurlijk niet wachten. Het eenige, dat de meeste Maatschappijen nog weêrhoudt, is, dat de verande ring belangrijke kosten na zich sleept, zoodat die gedurende de eerste jaren van grooten invloed op de dividenden kan zijn. Doch zoodra bewezen is, dat voordeel zeker is, zal men spoedig ook wel over dit bezwaar heenstappen, en daarmede wordt eene geheele omwenteling in het reizen gebracht, die zich wellicht ook nog wel in andere landen dan Groot-Brittannië zal doen gevoelen. Uit het Duitsche plaatsje Meckesheim wordt verteld, dat de vrouwen er sedert eenigen tijd sterk over het spoorloos verdwijnen van kindergoed van de bleekvelden te klagen hadden. Men kon den dader maar niet op het spoor komen en verdiepte zich in gissingen, toen eensklaps een zeer hooggeplaatste van het dorp op heeterdaad als den dief betrapt werd. Op zekeren dag zag men namelijk met groote verbazing den ooievaar van het dorp met ont futselde stukken linnengoed op zijn nest vliegen. Een onmiddellijk tegen langpoot ingesteld onderzoek en eene onvermijdelijke huiszoeking brachten aan het licht, dat de gestolen voorwerpen door den dief waren gebruikt om zijne harde legerstede in het nest tot eene zachte te maken. Wellicht ook heeft de eiber de kinder-garderobe noodig gehad in het belang van de jonggeboren kleintjes, die hij den menschen aan huis bezorgt. De Australian Morning Advertiser deelt het volgende omtrent een feuilleton mede, dat binnenkort in de kolommen van het blad zal verschijnen: „De zonderlinge toestanden in dezen uit het Spaansch vertaalden roman, hebben tot nog toe noodlottige invloeden uitgeoefend; slechts aarzelend gaan wij dan ook tot de opneming over en de loyauteit maakt het ons tot plicht om onze lezers vooraf te waarschuwen. Zij die eene licht ontvlambare verbeeldingskracht hebben of voor buitengewone zielsaandoeningen toegankelijk zijn, moeten die ontzettende bladzijden van zich werpen. Het geweldige drama schokt den meest apathischen mensch, verstoort de slaap der kalmsten van geest en doet sceptici, die nimmer voor ver- teedering vatbaar waren, tranen in stroomen vergieten. „Wat nog erger is, eene statistiek heeft geleerd dat op verdwijnen, zijn uitzicht in de toekomst werd nog meer verhel derd door een briefje van Inger-Johanna uit Tildcród. „Wij zijn druk in de weer met inpakken, want wij verhuizen weer naar de stad. Daarom slechts een kort briefje. Wij hebben tot het laatste toe gasten gehad. Oom noch tante kunnen tegen de eenzaamheid. Zij hadden zoo lang gezegd: „Welkom op Tilderód," dat wij den geheelen zomer in onze „landelijke eenzaamheid," zooals tante het verontschuldigend noemde, gasten hadden. Maar ik ben zeker, dat niemand ons verliet, zonder overtuigd te zyn, dat tante er slag van heeft, hare gasten het verblijf ten harent aangenaam te maken. Een ieder genoot zijne volle vryheid en in het tuinhuis of op de veranda wist tante het altijd zoo in te richten, dat aan hare gasten gelegenheid gegeven werd, iets tot de algemeene gezellig heid bij te dragen. Men verzinkt niet licht in een dagelijkschen sleur, waar tante het roer in handen heeft en ik, zooals zy vleiend zegt, haar behulpzaam ben. Ik weet niet, hoe het komt, maar ik houd nu bijna evenveel van de gezelschappen als vroeger van de bals. Men kan het beetje verstand, dat men heeft, veel nuttiger aanwendenmen kan zich een invloedrijken werkkring scheppen; daarvoor heeft tante mij dezen zomer de oogen geopend. Wanneer men van de Fransche salons leest, waar de vrouw de ziel is, ontvangt men den indruk, dat hier voor haar een ruim veld ter bearbeiding ligt. Te leven met en te werken in de wereld, was reeds myn wensch, toen ik nog klein was en het betreurde, dat ik geen jongen was en iets worden kon. Zoo ver was ik gekomen, lieve ouders! toen juffrouw Jurgensen my kwam roepen, om by tante in de tuinkamer te komen. De post was van het kantoor in de stad gekomen; op de tafel lag in een pak een rood marokijnsch doosje met een brief aan mij. Het was een gouden haarband met een gelen topaas, en in den brief stond alleen: „Om het portret te completeeren. Rónnow Ik moest dadelijk myn haar losmaken; tante wilde zien, hoe het mij stond en oom werd binnengeroepen. De smaak van Rónnow was geheel clairvoyant geniaal, als het my gold! riep zy uit. O ja, het staat my goed. Maar met den brief en die dweepachtige overwaardeering is het mij, alsof de band op het achterhoofd mij knelt. De dank baarheid is eene vervelende deugd! Tante maakt allerlei plannen voor ons gezellig verkeer gedu rende den winter en verheugt er zich op, dat Rónnow waarschynlyk weer hier komt. Wat mij aangaat, ik weet niet wat ik er van zeggen moet; ik wensch het en wensch het niet." (Wordt vertolfd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2