HELRERSCHE EK NIEIIWEDIEPER COURANT. en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 56. Jaargang 48. Zondag 10 Mei. BEKENDMAKING. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwaitaal f 0.90. franco perpost 1.20. Uitgever A. A. BAKKER BUREAU: MOLENPLEIN. Oz. Prijs der Advertentie»: Van 1regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder brengen ter kennis van de ingezetenen, dat tot tegenschatters voor de belasting op het personeel, voor het dienstjaar 1885/86, zyn benoemd de HeerenJ. A. KNAVEN en J. B. BERKELJON. Helder, den 4 Mei 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, burgemeester. C. BOON, Secretaris. Binnenland. In de Koophandel, een te Antwerpen verschijnend blad, leest men dd. 7 dezer: „De fregat-kapitein Lebron de Vexela en de scheeps- luitenant Cambier, gezagvoerders der Nederlandsche oorlogs schepen Marnix en Castor, die op onze reede liggen, werden gisteren avond, ten ure, met al de officiers van Marine die onder hun bevel staan, ontvangen in de groote zaal van den Cercle Artistique, door eene deputatie aer officiers van ons garnizoen. Aan het hoofd dezer deputatie stonden de generaals Ayou, d'Aywaille en Brassine. De Nederlandsche officieren werden welkom geheeten door kolonel Verbrugghe, plaatsbevelhebber, voorzitter van het militaire comiteit van den Cercle. In eenige welge paste woorden dronk hij op de gezondheid der vorsten van de beide landen en op de eendracht der twee volkeren, behoorende tot hetzelfde ras en die dezelfde belangen te behouden hebbende vrijheid en de onafhankelijkheid. Deze aanspraak werd begroet door de tonen van het -Wien Neêrlandsch bloed," uitgevoerd door het muziekcorps van het 6de linie-regiment, onder het bestuur van den heer Lecail, die warm toegejuicht werden door de aanwezigen. De heer gezagvoerder Lebron antwoordde in het Fransch en dronk de gezondheid van Z. M. Leopold II, Koning der Belgen, en van de koninklijke familie. „Lang reeds, zeide hij, heeft Uw doorluchtige Vorst „gansch onze genegenheid weten te verwerven. Amsterdam „heeft die opwelling van billijke achting bijgewoond. EEN NOORSCHE GESCHIEDENIS, door JONAS LIE. Ola was bezig met het breekijzer een steen los te maken, die in de omheining moest geschoven worden. Maar de grond was nog stijf bevroren, al stak de zon zoo sterk, dat Ola, telkens als hij rustte, zich met zijne spitse pluimmuts het zweet van het voorhoofd moest wisschen. Hy stond juist gereed, den ijzeren stang weer onder den steen te brengen, toen hy eensklaps ophield. Er was iets dat zyne aandacht trok een kariool met een skydsjongen die er naast liep, en een klein, geel, tot onder den buik bemodderd paard. Met moeite werkte zich het paard met touw aan de boomen de kariool gebonden, en door touwen leidsels bestuurd, zich zagzags- gewijze tegen de heuvels van Gilje op en bleef telkens staan, om adem te scheppen. Dat was de skyds van Drevstad; hij kende het paard en de rammelkast. Dit was het echter niet, wat voornamelyk zyne aandacht trok, maar er zat iemand op... eene dame met hoed en voile. Hij kende haar niet... maar dat hoofd?... Was het niet... Hij deed een paar stappen achteruit en sprong toen in eens over de omheining. „Goede hemel, is dat niet Inger-Johanna sprak hy, terwijl hij eensklaps bij het paard stond. „Wat zal de kapt Tegelijk kwam de gedachte bij hem op, of er ook eenig be zwaar kon zijn. „En zoo'n rammelkast!" hervatte hy, „is dat nu iets voor de jongejuffrouw „Goeden dag, Ola! Is vader t'huis en moeder? Neen, ik ben niet al te wel, maar het zal wel beter worden." Ola leidde het paard by den teugel, toen Inger-Johanna het voorplein opreed. Daar stond haar vader bij de ladder van den schilder en keek op. Hy hield de hand boven de oogen en was dadelijk by de kariool. „Inger-Johanna!" Zij omhelsde hem |hartelyk en de kapitein trok haar geheel onthntst met zich in het voorhuis naar ma, die daar sprakeloos stond. i,Wat is er, wat is er, Inger-Johanna?" vroeg zij eindelijk. „Ga naar binnen, Jaeger, ga in de kamer!" Zij wist, hoe weinig hy dragen kon. „Laat haar eerst met mij praten, dan komen wy by u...als er iets is, dan zal het wel niet zoo erg zyn, of het is te herstellen. „Vader ma? Waarom zou vader my niet begrypen?" „Kom, kom, kind!" sprak de kapitein gejaagd met nauw hoor bare stem. En daar zat zij nu in de kamer, met vader naast haar op de sofa en moeder op den stoel en verhaalde hun, hoe zij gestreden en zich moeite gegeven had, om zich zelve te overreden, dat haar aan de zijde van Rónnow eene levenstaak wachtte, welker vervulling haar gelukkig zou maken. Zij had zich eene menigte illusiön geschapen. blaar op zekeren dag en zy wist ook op welken ont vielen ze haar eensklaps zij zag als in eene stikdonkere ledige ruimte, niets van hetgeen zij gedacht, van hetgeen zy bedoeld had zy zag, dat zy een offer van het noodlot zou worden. „En tante drong er op aan, dat ik de stof voor eene bruidsjapon „Nimmer, het mag worden gezegd, werd een vreemde „Vorst zoo geestdriftig toegejuicht." Vervolgens heeft generaal Ayou een toost gedaan aan de Koninklijke Marine en aan het Hollandsche leger, waarop commandant Lebron als volgt antwoordde: „Mijnheeren, „Het zij mij eene tweede maal geoorloofd het woord te nemen, om den generaal Ayou te bedanken voor zijne goede gevoelens en u, mijnheeren, omdat gij u daarbij wel hebt willen aansluiten. „Onzen innigen dank voor uw hartelijk onthaal. „Wij hebben, gij weet het, groote genegenheid voor het Belgische leger; het is niet enkel genegenheid, het is hoog geplaatste achting. Deze achting hebt gij verworven door uwe krijgskundige hoedanigheden, uwe verdiensten als soldaat. „De Oost-Indiën, Mexico, Midden-Afrika zijn zoovele eerevelden, waar de Belgische officieren zich op den eersten rang onderscheiden hebben. Moet ik u Lahure, Jaubert, de Rembault d'Utseel en zoovele anderen herinneren, wier heldendaden nog herdacht worden door ons leger? „Mijnheeren, in naam van al mijne wapenmakkers wil ik drinken op het Belgisch leger, op zijn voorspoed, zijn roem en zijn toekomstige grootheid." Het slot dezer zoo vleiende redevoering voor ons leger werd met luidruchtige hoerah's begroet. De generaal Ayou drukte de hoop uit, dat hij de Neder landsche officieren te Antwerpen zou mogen zien terug- keeren, terwijl de Hollandsche en Belgische aria's weêr- galmden en dit feest van verbroedering en wederzijdsche hoogachting sloten. De Nederlandsche officieren werden vervolgens naar den Veerdam geleid door de afgevaardigde Belgische officieren, die hen daar waren gaan halen." In de jl. Woensdag te Arnhem gehouden vergadering van het hoofdbestuur der Geld. O verijs. Maatschappij van Landbouw werd o. a. behandeld het adres van de af deeling Bommelerwaard, dat door tusschenkomst van het hoofd bestuur tot de Tweede Kamer zou moeten worden gericht. In dat adres wordt gevraagd een invoerrecht op graan van zou kiezen. Ik geloof, dat ik er met gesloten oogen ingestapt zou zijn want ik dacht aan u, vader, aan hetgeen gy zoudt zeggen, en aan moeder... en aan hetgeen de wereld daar ginds zon zeggen, indien ik zonder eenigen grond myn woord terug trok. Ik zag in, dat eigenlijk alles reeds uit was, want eens klaps „Nu?" Een kort, onheilspellend gekerm. De kapitein zat op den grond te staren met de handen op de knieën. „Want hervatte Inger-Johanna nog bleeker wordende met zwakke stem, en verschrikt door de zijne „ja, het behoeft geen geheim voor u te zijn, vader, en voor u, moeder, daar gij mij anders niet begrypen zoudt, ging plotseling een licht voor mij op, ik zag, dat ik reeds gedurende een jaar, misschien twee, al myne zinnen op een ander gesteld had." „Op wien?" ,Op Grip," fluisterde zij. De kapitein had haar geduldig, zeer geduldig aangehoord tot het laatste woord toe. Maar nu vloog hij op en ging vóórhaar staan; hij sloeg de handen samen en strekte ze voor zich uit. „Om '8 Hemels wil!" riep hij eindelijk, geheel buiten zich zeiven, uit. „Waar zijn je zinnen? Waar denk je aan?... Je wilt toch zoo'n Grip niet vergelijken met een man als Rónnow Ik zeg je, Inger-Johanna, je vader is heel... ja, je kon hem even goed een slag toebrengen," „Hoor eens, vader!" sprak het meisje; zy was hetzelfdeoogen- blik opgesprongen en stond vóór hem. „Al hebben Thinka en de anderen zich zeiven niet weten te redden, ik laat mij door niemand vertreden." Ma zat met opeengeklemde lippen. „'t Is krankzinnigheid!" De kapitein sloeg zich met de vnist voor het hoofd en liep wanhopig door het vertrek. „Maar nu begrijp ik het," vervolgde hy stilstaande en als nadenkend met het hoofd knikkende, „gij zyt verwend, vreeselijk verwend geworden... vertroeteld van jongs af... En nu krijgen wij dit tot loon... alleen omdat ik zooveel van je gehouden heb." "Dc heele wereld had zich tegen mij kunnen verklaren, vader, en al had ik op myne bloote voeten moeten gaan, ik zou gedaan hebben, zooals ik gedaan heb: aan Rónnow geschreven, hem alles erkend en het aan tante gezegd. En" zij leunde tegen de sofa, terwijl zij bij dc herinnering met een trek van verbittering om den mond voor zich keek „tante heeft gedaan, wat zy kondc, dat kan ik u verzekeren... Zij hield zooveel van mij, dat zij er zich niet om bekommerde^ welk eene ellende mij ten deel viel, mits de partij maar tot stand kwam. Zoo ijdel en jong als ik was, kwam het er maar op aan, meende zij, Grip te ver nederen en te vervolgen, zoodat hij nu zonder middelen van bestaan was en nergens uitkomst zag ten spot van allen. Zyn levensdoel was mislukt, zooals ook met zijn vader het geval geweest was. „En nu ben ik hier gekomen met meer droefheid, dan ik u zeggen of verklaren kan zoo angstig..." Er ontstond eene pauze, gedurende welke verschillende gewaarwordingen bij den kapitein opkwamen. „Zegt gij, zegt gy, dat wij niet van u houden, dat wij boos op u zijn? Nu ja, misschien, dat ik het later niet goedvind, wat gij gedaan hëbt. Ik zeg, misschien. Maar nu zeg ik u, mocht gij er bij -blijven,» wij zullen u niet lastig vallen. Gij weet in elk geval het best... Maar gij blijft daar maar staan, kind, ga toch zitten. Zorg, dat zij wat te eten krijgt, ma!" Tegelijk spoedde hij zich de kamer uit. Er moest een en ander van hare kamer weggehaald worden, zoodat zy niet merkte, dat men aan het repareeren was. f 2 per 1UÜ kilogram. De prijs van het brood zou daardoor (volgens het adres) slechts cent per kilogram behoeven te stijgen, terwijl het aan de schatkist 12 millioen 'sjaars zou opbrengen. Het hoofdbestuur oordeelde, dat het geenszins op den weg der Maatschappij lag protectie te vragen, omdat wat voor den een voordeelig is, voor veel anderen (zooals voor hen, die thans graan aan het vee voeren, en ook voor arbeiders gezinnen) schadelijk zou zijn. Besloten werd het adres niet te verzenden, maar zich wel tot de Regeering en de Vertegenwoordiging te wenden en te wijzen op de middelen, die kunnen worden aange wend om verbetering te brengen in de bestaande malaise op landbouwgebied en de stiefmoederlijke behandeling van den landbouw. Er zal voornamelijk gewezen worden op den druk bij het overgaan van eigendommen van den een op den ander; telkens komt dan de fiscus om er het zijne van te hebben, terwijl de bezitters van effecten bij overdracht of aankoop niets betalen aan 's Rijks schatkist. In hoofdzaak zal men dus verzoeken, het kapitaal in portefeuille te belasten en de landbouwers te ontlasten. Het sedert jaren bestaande gebrek aan geneeskundigen bij onze zeemacht begint zeer te verminderen. Aan de volgens organisatie vastgestelde sterkte ontbreken thans nog slechts 19 officieren van gezondheid. Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te Haarlem, is jl. Donderdag aanbesteed: het leveren van stortsteen en het bestorten der Heldersche zeewering (raming f 12.000). Minste inschrijver de heer A. M. Langeveld, te Hardingsveld, ad f 9483. Alleen in de gemeente Hennaarderadeel (Friesland) hebben de kooplieden in Friesche kaas p. m. f 60,000 verloren. De oude kaas, waarmede de pakhuizen opge propt vol zijn, kost hun f 30 a f 35, en kan nu niet meer opbrengen dan f 16 a f 23. Men schrijft uit Apeldoorn aan de Amsterd. Crt.: „H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Wilhelmina zullen, met de hofdame barones van Ittersum, heden ochtend Het commandantshuis stond daar versch rood geschilderd op den heuvelhet was een sieraad van de geheele streek geworden Maar Ola wist niet, hoe hij het met den kapitein had. Sedert het schilderen was deze dezelfde niet meer. Het was niet goed met hem. Herhaaldelijk kwam hij naar buiten, om iets te zeggen of te doen, en was dan eensklaps vergeten, wat hij eigenlijk wilde, zoodat hij moest terugkeeren. Er kwam geen boos woord over zijne lippen. De kapitein had telkens last van duizelingen. Hij bleef gedurig stilstaan, maar waar hij ging of stond, altijd was Inger-Johanna bij hem. Het was of het hem kracht gaf, wanneer hij hare ranke gestalte zag en daarby tot de overtuiging kwam, dat zij niet treurde. „Wat dunkt u, zou zij geen lust hebben, om een ritje te paard of in het rijtuig te doen?" vroeg hij aan ma, die in de provisie kamer bezig was. Zij is in den tuin met wieden en planten bezig, dat is zij niet gewoon, ma.... Ik vind, dat zij daar zoo ernstig tusschen de bedden doorloopt. Kunt gij gissen, wat er van haar worden zal?... Poeh!" sprak hij blazende. „Begrijpt gij het, ma Hij nam den nap van het melkvat. „Wij drinken, dat verdunt het bloed en verlengt het leven, zegt Rist. Zy zal wel het langst kapiteinsdochter op Gilje blijven... Ik heb er over nagedacht, ma, en heb besloten aanstaanden Donderdag niet naar Gülcke te gaan; het is wel is waar zyn verjaardag, maar Thinka komt toch binnen kort hier en... Hè, het smaakt toch heerlijk, als men dorst heeft!" Op den genoemden Donderdag was de kapitein meer dan ooit in zichzelf gekeerd en onspraakzaam. Van het oogenblik dat hij zich aan tafel zette, tot hij opstond, kwam er geen woord over zyne lippen. Met zwaren tred ging hij de trap op, om zijn middagslaapje te doen in zittende houding, en slechts voor een oogenblik. Hij wist niet, of hy de oogen had dicht gehad of niet; maar dat kwam er ook niet op aan. Hij stoof de kantoordeur uit. „Ik kan mij zoo voorstellen, waar de Scharfenbergs en de anderen nu over praten. Daarheen te gaan, zou hetzelfde zijn als door de spitsroeden te loopeu." Hij stond voor de groote kleerenkast op de gang in gedachten verdiept, toen Inger-Johanna bovenkwam. „Wil je eens wat zien?" vroeg hy. „Je kaplaarsjes, toen je nog klein waart!" Zij hield er niet van, in de huishouding bezig te zijn, maar des te meer van het werken in tnin en hof. De bedden waren afgestoken en de omheining in orde gebracht tegen den tijd, dat Thinka kwam. Zij stond daar met den strooien hoed op het hoofd van den morgen af. Men gevoelde zulk een kalmte bij het werken in de frissche luchthoe geheel anders dan over het naaiwerk gebogen te zitten peinzen. De kapitein was ernstig; hij zag tegen de exercitiën op, die aanstaande waren. Ma had reeds meermalen voorgeslagen, Rist te halen, maar nu besloten zij en Inger-Johanna, ernst van de zaak te maken. En Rist kwam en met hem geruststelling. Ongetwijfeld moest do kapitein aan de exercitiën deelnemen. Een dagelijksche marsch nam het vet weg en bevorderde den geregclden bloedsomloop. „Nooit heb je over duizeligheid geklaagd, Jaeger, wanneer je op het exercitie-plein waart. Het is juist de kuur, die je hebben moet, als er sprake zal zijn van oen glas punch vóór Kersttyd."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1