welke met gedeeltelijk? of geheel" zpnder huurpenningen den landheer bezochten, nu met 12 Mei, de ontbrekende huur geschonken. Men schrijft ons van Texel, dd. 15 dezer: „Ons eiland werd heden vereerd met een bezoek van den in ons land vertoevenden Deenschen Prins, vergezeld van een Franschen hertog en twee dames, met geleide van eenige heeren. De hooge bezoekers werden bij hun vertrek van de hoofdplaats dezer gemeente door het publiek en alle de leerlingen eener school met den meesten eerbied begroet en vertrokken daarna langs de dorpen Waal en Oosterend per stoomboot naar den vasten wal." Omtrent de vergiftiging der vijf personen te Anna Paulowna wordt gemeld, dat alle patiënten thans herstel lende zijn. Jl. Donderdag is het nieuwe orgel der Ned. Herv. Gemeente te Aartswoud ingewijd door J. P. Groot, organist te Purmerend, en dr. C. F. Immink, van Hoogwoud. Uit het verslag der Nederlandsclie Gereformeerde Zendingsvereeniging, gevestigd te Amsterdam, over het laatste Vereenigingsjaar blijkt, dat het ledental bedraagt 1559. Een aantal nieuwe leden zijn in het afgeloopen jaar tot de Ver- eeniging toegetredenhet getal is echter met 165 verminderd Het arbeidsveld der Vereeniging ligt op Midden-Java, tusschen de Ja va-zee ten. noorden en de Indische zee ten zuiden, en omvat de residentiën Bagelen, Banjoemas, Tegal en Pekalongan. De jaarrekening sluit met een tekort in de kas van f 4896.72, in plaats van ruim f 991 ten vorigen jare. Ook werd er weinig aan buitengewone inkomsten ontvangen tegenover bijna f 9000 in 1883/84. In het geheel werd in het vorige jaar ontvangen f 19,995.50; doch hiervan waren ongeveer f 11.360 aan legaten en buitengewone giften tot dekking van het tekort. De gewone ontvangsten bedroegen in 1883/84 f 12,133.90 en in dit jaar f 12,867.05, waarbij nog enkele bijdragen, die nog niet zijn ingekomen, moeten gevoegd worden. In vergelijking met het vorige jaar is er niet ruim f 4000, maar alleen reeds f2311 meer tekort, hetwelk voor de vele zendingsvrienden van deze vereeniging een spoorslag moet wezen tot vermeerderde offervaardigheid. Timmermans gedraagt zich bij het onderzoek welke thans door een rechter in de Arrondissements-Rechtbank te Maastricht wordt geleid buitengewoon brutaal. Bij de heusche bejegening door voormelden rechter, tegenover T. aan den dag gelegd, roept hij steeds dat hij fatsoenlijker wil behandeld zijn; hij schroomt niet het verhoor der getuigen te onderbreken en voegt soms den rechter toe: „hetgeen u laat schrijven zijn leugens, ik verlang den officier van justitie te spreken, ik zal naar den minister van justitie schrijven, enz." De rechter gebood hem te zwijgen, onder bedreiging hem te doen wegbrengen. T. werd nu nog brutaler, hij stond op en snauwde den rechter toe: „Probeer het eens." Door den sterken arm wegge leid, riep hij: „Hier te Maastricht is geen rechtbank, maar een kromme bank." Niet weinig verontwaardiging wekt bij de getuigen de wijze hoe T. bij hen in de instructiekamer wordt toegelaten. T. wordt dan eens door een enkel, dan door twee maré- chaussée's uit zijne cel naar dit vertrek gebracht, waar hij ongeboeid, geheel vrij onder de verschenen getuigen plaats neemt. Daargelaten dat hier min of meer drang op de af te leggen verklaringen wordt uitgeoefend, is zulks hoogst gevaarlijk. Want wie zou T. beletten, de meerdere ponden wegende schel van tafel te nemen of de kachelpook, om daarmeê den een of anderen getuige de hersenpan te ver brijzelen? Vooraleer de maréchaussees bij de hand zijn, kan T. een vierden moord plegen, en aan wien dan de schuld verwachten. Het scheen den volkshoop in de laan, dat de gezworenen onbegrijpelijk lang werk hadden om tot een besluit te geraken, en toen ze eindelijk en ten laatste zoo ver waren gekomen, was 't er een, dat al zeer weinig bevreding schonk. Na een kwistige verspilling van rechtsgeleerde wysheid, had de jury uitgemaakt, „dat de dood van Lemuel Shackford veroorzaakt was door een slag aan den linkerslaap, toegebracht door een of' ander niet te ontdekken werktuig, in handen van een onbekend persoon of meerdere onbekende personen." „Dat 's ook wat nieuws," mompelde een stem onder de menigte toen advocaat Perkins een lang, mager man, met sluik, zwart haar om de spanning van het publiek te doen bedaren, het van den drempel die uitspraak mededeelde. 's Morgens vroeg was voor een oogenblik het vermoeden van zelfmoord opgerezen, en enkelen hielden zich nog daaraan vast, met de hardnekkigheid, die bekrompen menschen kenmerkt. Om dit denkbeeld aan te nemen, moest men echter gelooven, dat de heer Shackford, na zich met één enkelen slag gedood te hebben, het wapen vernuftig verborgen had. Neen, zelfmoord was het niet. Wel verre van een eind aan zijn leven te willen maken, had de heer Shackford voor dien dag blijkbaar zorgvuldige maat regelen genomen tot zijn levensonderhoud. De ontbijttafel was den vorigen avond gedekt, de kolen voor 't fornuis gekregen, en een ketel met water voor zijn thee of koffie daarop gezet. Twee feiten waren duidelijkten eerste dat de heer Shackford vermoord was; ten tweede, dat de beweeggrond tot de misdaad in een zekere geldsom was gelegen, die de overledene veronder steld werd in een brandkast in zijn slaapkamer te bewaren. Het slot was opengewrongen, en de waardelooze inhoud, voornamelijk papieren, over den grond verstrooid. Een zich daarbij bevindend memorandum scheen de respectieve sommen in goud en banknoten aan te geven, die in de kist hadden gezeten. Een der papieren was in kleine snippers gescheurd, en in de prullenmand geworpen. Bij nadere beschouwing bleek uit een paar woorden hier en daar, dat het een wettelijk document was. De stukken werden in een enveloppe gedaan en aan Shackford's advocaat ter hand gesteld, die het pakje verzegelde, alsmede de lade van een schrijfbureau, dat in den hoek stond en andere handschriften bevatte. Het werktuig, waarmede de noodlottige slag was toegebracht want de lijkschouwing toonde aan, dat er slechts één slag was geweest was niet alleen nergens te vinden, maar had ook een model, dat iedere gissing trotseerde. De vorm der wond wees niet op het gebruik van cenig voorwerp, dat aan de ge zworenen, waaronder zich toch verscheiden bekwame werktuig kundigen bevonden, bekend was. De wond was een en drie kwart Engelsche duim lang, en zeer diep aan de uiteinden; in het midden drong ze nauwelijks tot de hersenpan door. Zulk een opmerkelijke snede kon niet af komatig zijn van een hamer, want die is altijd gebogen, en de insnijding was recht. Een platte beitel, waarmede kisten geopend worden, werd geopperd. Een verzameling van al de soorten die vervaardigd worden, werd te voorschijn gehaald, maar geen enkele sloot met de wond; ze waren of te breed, of te smal. Daarenboven was de snede zoo dun als het blad van een zakmes. „Dat '8 door geen werktuig uit deze streek gedaan," verklaarde Stevens, een van Slocum's meesterknechts. {Wordt vervolgd.) De hepr H, Tuyp, viascher te Volendam, heeft z}ch i namens de Zuiderzee-visschers aldaar, tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal gewend met een adres, waarin wordt opgekomen tegen het antwoord der commissie uit het college voor de zeevisscherijen op de bezwaren, door i hen den 21sten Maart 11. ingebracht. Op verschillende j gronden meenen zij te kunnen bewijzen, dat de conclusie j gerechtvaardigd blijft, in hun vroeger adres gesteld, dat het geheele rapport der commissie over de gehouden I proefvisscherijen in December 1884 en Februari 1885 is: „onjuist in zijne praemissen, onnauwkeurig in de cijfers en gevolgelijk ook onwaar in zijne gevolgtrekking. Mevrouw Kleine is gedurende de laatste dagen ongesteld. De provinciale commissie voor inwendige zending in Noordholland zal in de Pinksterweek vergadering en conferentie houden te Amsterdam. Op de agenda voor de conferentie komt o. a. voor: Een referaat van ds. H. G. De Jonge te Enkhuizen; onderwerp: „Noordholland in kaart gebracht." Een referaat van ds. M. H. K. Mol te Dirkshorn; onderwerp: „Wat is er schijnbaar tegen en wat werkelijk voor 't in orde brengen der kerkorde?" Voor zoover de tijd toelaat, zullen eenige vragen en varia aan de orde komen. De bekende schrijver Jan Holland (dr. Vitringa, rector van het Gymnasium te Deventer) is Catholiek geworden. Jl. Donderdag is te Arnhem een der rijders uit het paardenspel van Pinder boven van een zegewagen gevallen. Hij was onmiddellijk dood. De voorgenomen optocht kon dientengevolge geen plaats hebben. Hoe beestachtig de sterke drank den mensch verlaagt, bleek dezer dagen weer bij een begrafenis-plechtigheid te Beek bij Nijmegen, toen men bemerkte dat een der zoons van den overledene stomdronken bij zijns vaders lijk op de kist was gevallen. De uitslag der verpachting van de konijnenvangst op Vlieland is geweest als volgtIngekomen drie inschrijvings biljetten, als van de heeren E.Meijer voor f124, B. Snooy c. s. voor f 127, en A. Hartog voor f 160 per jaar. Het maken van den onderbouw der spoorbrug over den IJsel te Deventer is gegund aan H. J. Wiegerink, te Groenloo, voor f 479,800. Jl. Woensdag avond, zoo meldt de Zwolsche Crt., verstoorde een treurig voorval de openbare uitvoering van de Zangvereeniging „Euphonia" te Goor. Bij de voordeur van het hotel „De Engel," waar het concert zou plaats hebben, werd een der bezoeksters, mej. B. P., door een toeval getroffen 'en was eenige oogenblikken daarna in de armen harer verwanten bezweken. De toesnellende medicus kon slechts haar overlijden constateeren. Onder diepe ont roering verlieten de reeds aanwezigen de concertzaal en de mare van het gebeurde verwekte een ontzettenden indruk door heel de gemeente. Eergisteren nacht is uit het krankzinnigengesticht te Mederablik ontvlucht eene vrouwelijke verpleegde. De plegtige opening van het Rijksmuseum te Amsterdam is thans definitief op 13 Juli a. s. bepaald. Op eene den 14 April te Bufialo (New-York) ge houden vergadering der Holstein Breeders Association en Dutch Frisian Association is besloten de beide corporaties te vereenigen onder den naam Holstein-Friesian Assocation of America. De kosten voor registratie van geïmporteerd vee voor de nieuwe Vereeniging blijven vastgesteld op 25 dollars totaal per stuk, zooals onlangs op de jaarlijksche vergadering der Holstein Breeders Assocation was aange nomen. Onder 't zeer gepaste opschrift: „Een ouderwetsche moeder" wordt 't volgende meegedeeld: „Eenige jaren geleden woonde te Almelo een zekere juffrouw Peersum, die vroeger getrouwd was geweest, doch in baar eenvoud zich „juffrouw" was blijven noemen. Deze vrouw stond kekend wegens hare vastberaden en weinig sentimenteele wijze van zijn. Een enkel voorbeeld zal kunnen volstaan. Haar zoontje Samuel was negen jaar oud, doch niet zeer weetgierig. Op een Maandag morgen zeide zij hem, dat hij naar school moest gaan. Samuelletje ging liever visschen en kwam in verzet. Maar zonder veel rede neeren werd hem een klassiek pak slaag toegediend, en na ontvangst daarvan werd nogmaals op zijn spoedig vertrek aangedrongen. Samuel was wanhopig, want hij was zeer tegen de school ingenomen. Daar ziet hij een doos lucifers staanhij komt op een vreemdsoortig kinderlijk denkbeeld. Terwijl zijn moeder even de kamer uit is, neemt hij het doosje en brengt, zoodra hij haar hoort terugkomen, een lucifer aan den mond. „Daar, moeder," zeide hij, toen zij binnen kwam, „ik heb er genoeg van!" Met een oogwenk zag zij, dat hij bezig was lucifers op te peuzelen. Wat deed die Spartaansche vrouw nu? Liet zij een dokter halen of viel zij flauw? Begon zij te krijten en te jammeren? Volstrekt niet. Zij pakte Samuel een voudig achter in zijn nek, sleurde hem naar de keuken, klutste het wit van zes eieren en goot hem dat allemaal in de keel. Daarop ging juffrouw Peersum een braak middel klaar maken. Samuel begon berouw te krijgen en huilde en schreeuwde „Ik zei 't er maar omik heb geen lucifers gegeten, moeder Maar onze dame was niet te vermurven. Samuel slikte het braakmiddel, daar zij hem op beslissende manier den neus dicht kneep. Vervolgens kreeg hij een gloeiende mosterdpap op zijn maag en werd ingewreven met azijn. Toen vomeerde iiij alles, behalve zijn laarzen en sokken. Nadat dit over was, kreeg hij zeven pillen in te nemen, een lepel wonderboom-olie en eindelijk tot besluit met een oude pantoffel op een gedeelte van zijn persoon, dat veel misbruikt wordt tot het toedienen eener lichamelijke kastijding. Er is geen jongen in Almelo, die zoo'n doodelijken afschrik voor luciferskoppen heeft als de jonge Samuel, die zich op lateren leeftijd nimmer zal vergeven uit vrees voor het tegengif." (Prov. O. en Zw. Crt.) Brieven uit de hoofdstad. 14 Mei. Om mij tegen den schijn van eenzijdigheid of partijdigheid te vrywaren (twee zeer leelijke dingen, die een rechtgeaard men- schenkind behoort te haten met een grooten haat!) moet ik nog even terugkomen op de finale van mijn vorig epistel, waarin ik tegen de jubilé-woede van onzen tyd te velde trok. Dit bedenkelijk verschijnsel is namelijk volstrekt niet uitsluitend waar te nemen in kunst- en letterlievende kringen, by dichterlijke zitten en ragt wecjorzijdaohc bewondering verrolde geniën van hooger en lager orde, maar moet blijkbaar in den meest algemeenen zin opgevat worden als het gevolg van een... ik zou byna zoggen epidemische koorts, die een groot gedeelte van het beschaafde mcnschdora heeft aangegrepen. En ons goede Neder- landsche volk vooral is er in niet geringe mate mede besmet, op alle sporten van den maatschappelijken ladder. In de „groote" of de „geleerde" wereld ligt men bijna onafgebroken neergeknield in bewondering voor de sterren van eerste, tweede, derde en vierde grootte, die aan onzen hemel van wetenschap en kunst geschitterd hebben of nog schitterende zelfverheerlijking is daar slechts een onvermijdelijk gevolg, een noodzakelijk kwaad, gelyk men het althans laat voorkomen. Maar in de „kleine" wereld, die daar meer of minder ver beneden staat, vat men de dingen praktischer op en wordt het bevorderen van eigen roem of voor deel volstrekt niet onder stoelen en banken gestoken. Soms is het een poging tot verheerlijking van grootheden in massa. Getuige de herinnering, die dezer dagen door de pers de ronde doet, dat men een schromelijk verzuim gepleegd had aan de dusver geridderde leden der Militaire Willemsorde, door hen op laakbare wyze verstoken te laten van den geschiedschrijver en redenaar, die, volgens de oorspronkelijke inzetting, hunne krijgs bedrijven met pen en mond zou moeten verheerlijken. Ik wensch by niemand achter te staan in eerbiedige waardeering van de heldenfeiten, waarmede de dragers van het ridderteeken der Militaire Willemsorde zich deze koninklijke onderscheiding hebben waardig gemaakt; maar ik waag het toch, bescheiden - lijk voor te stellen om, het begane verzuim ten diepste betreurende, over te gaan tot de orde van den dag. Althans wat het ver- ledene betreft, en voornamelijk dan nog ten opzichte der functie van den „redenaar." Want al kon men voor dien post een heros der welsprekendheid vinden, in wiens binnenste een gloed brandde, als Helmers bezielde by het schrijven van zyn „Hollandsche Natie," ik vrees dat de taak misschien te zwaar zou worden voor hem, en voor zyne toehoorders zeker. Laat men zich voor het verledene met den geschiedschrijver tevreden stellen en hem voor de nog te benoemen ridders mogen het er velen zyn! een of meer redenaars toevoegen. Zoolang we het Atjehneesche blok aan ons been hebben, zal het hun aan stof niet ontbreken En zooals het in de wereld van het zwaard, de pen en de lier met de zucht naar anderer en eigen verheerlijking gesteldis, gaat het in alle rangen en standen. Men behoeft slechts een blik te werpen op de advertentie-kolommen onzer dagbladen, om er de duidelijkste en soms ook de vermakelykste staaltjes van te zien. Het is nog zoo heel lang niet geleden, dat mijn oog viel op de mededeeling van een eerzaam „koomenys-man," die zijne „geachte clientèle" verraste met de tijding, dat hy op den zoo- veelsten April of Mei veertig jaar lang in een en hetzelfde huis zijn zaak had „uitgeoefend." Op welke wyze men hem dit gedenk waardige feit wilde mede helpen vieren, scheen hij met loffelijke bescheidenheid aan de belangstelling zijner geëerde begunstigers over te laten. Ook, zal deze veertigjarige botcr-en-kaas-jubilaris geredeneerd hebben, baat het niet, het schaadt ook niet; uitge nomen de advertentiekosten, kan ik er niets bij verliezen, en er is allicht deze of gene, die my, al is het dan maar „uit aardig heid," wat toestopt of thuis stuurt, en ik sla niets af als vonken en vliegen. Dit is dan ook het eenige motief van den heer- schenden en nog steeds toencmcnden jubilé-geest. Vandaar dan ook de algemeene vervroeging in de aankondigingen van gouden, zilveren en koperen bruiloften, welke soort van advertenties eertijds aan den vooravond van het feest het licht zagen, maar tegenwoordig door de liefhebbende kinderen" of „dankbare neven en nichten" reeds dagen en weken vooruit aan de pers worden toevertrouwd. Alle3 op hoop van zegen. In dit vischwater laat men zelfs geen bliekje door de mazen van het net glippen. Ik bctwyfel echter of de algemeene jubileerwoede over een halve, een kwart of een achtste eeuw (als zy dan nog niet is uitgewoed) wel toegepast zal kunnen worden op onze jonggeboren Liberale Unie. Na al het getob en gesol met dit arme wichtje, waarvan men in den aanvang zulke grootsche verwachtingen koesterde, begin ik meer en meer bevestigd te worden in mijne alras ontstane overtuiging, dat dit kindekc geen lang leven beschoren zal zijn. Er zit geen groei en ik vrees ook geen pit in. Het lijdt blijkbaar aan verval van krachten en alleen de gecondenseerde melk der liberale eensgezindheid, eenswillendheid of eendracht altemaal fraaie namen voor een onvindbaar iets! zou het weer op de been kunnen helpen. En een uiterst veeg teeken is het wel, dat zelfs de vader van het verkeerd behan delde wurmpje er zyn hart van afgetrokken en zyn sukkelend kind aan haar lot overgelaten heeft. Mr. Levy is de schepper en de ziel van deze Unie, die door en met hem iets had kunnen worden, indien niet al dadelyk de groote quaestie van de bestrij ding der kerkelijke partijen in den weg was gekomen. Door die bestrijding op den achtergrond te dringen, of althans met den bloemzoeten mantel der liefde te bedekken, ontnam men aan Mr. Levy*8 Unie haar eenige reden van bestaan en aan hem- zelven èn de presidentsplaats èn den lust om er zich verder moeite voor te geven. Geboren onder den overweldigenden indruk der clericale overwinningen by de periodieke verkiezing van het vorige jaar, wilde men van dien onmiskenbaren oorsprong der Liberale Unie niet weten en omschreef liever haar doel in een holle phrase, dan openlijk het oogmerk te belijden waarvoor zy in het leven trad. Als centrum van operatie tegen het clericale bolwerk had zij zich misschien vele vyanden in het liberale kamp zelf verworven, maar had zij toch ook eene zuivere positie ingenomen en grond onder de voeten gehad. Nu zweeft zy tusschen hemel en aarde, als een Unie die niets uniëert, als een staat kundige band, die in bindende kracht nog beneden het reglement van de eerste de beste plattelands-societeit staat. Geen wonder dat Mr. Levy zyn hauden in onschuld wascht en verder naar deze vrucht van zyn initiatief niet meer omziet! Zyn aftreden als medebestuurder der Liberale Unie (die in hem et par droit de conquête et par droit de naissance haren voorzitter had behooren te zien) is voor deze zijne schepping de genadeslag en in de geschiedenis der liberale partij een ontmoedigend incident. Zij telt in hare gelederen niet veel zelf bewuste, doortastende mannen als Levy, die zijne beste bladzyden soms met Thorbecke's pen uit Groen's inktkoker schijnt te schrijven. Ook buiten de staatkundige atmosfeer brengt de lente ons nog niet veel opwekkends. Het is de tijd der vergaderingen. Er gaat byna geen dag om, waarop niet twee, drie of vier naamlooze vennootschappen, banken of maatschappijen hare jaarvergaderingen houden. Allerlei instellingen op het gebied van handel, scheep vaart, nijverheid en financiewezen geven beurtelings verslag over hunne boekjaren. Helaasverlies en tegenspoed, malaise en stilstand van zaken, is by al die verslagen schering en inslag. Is er nog iemand, die aan den slechten tijd niet gelooft? Hy kan zich hier door de cyfers laten overtuigenReusachtige te korten en microscopische dividendjes, de laatsten in het beste geval. Voor den arbeidenden stand is het uitzicht ook nog niet veel bemoedigender; het voorjaar heeft dusver de hoop op ver meerderden aanvoer van werk niet verwezenlijkt. Diefstallen, inbraken en aanrandingen houden dan ook aan, als midden in den winter, en storen gestadig de rust der politie. Één licht punt hebben we intusschen: wij hebben dan nu werkelijk een „Vereeniging ter bevordering van het vreemdelingenverkeer," die het verblyf in Amsterdam goedkooper, aangenamer en aantrekke lijker zal maken.... voor vreemdelingen. Ach, wie richt er zoo iets voor om op? Hy zal een goed werk doen! Aimtelaar. Buitenland. Gladstone heeft in het Engelsche Lagerhuis medegedeeld, dat de onderhandelingen met Rusland in zake het bekende conflict nog niet afgeloopen zijn. Tot dusver is er te Berlijn nog geene beslissing

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2