wagen, omnibus, particulier rijtuig, ja zelfs van hen, die zich op de allereenvoudigste wijze per pedes cipoatolorum verplaatsen. Wil men de Spoorweg-Maatschappijen en in het algemeen het vervoer door de spoorwegen treffen, waarom dan ook niet het goederenvervoer belast? Voor het belasten van de verplaatsingen of van de versnelde communicatie-middelen kunnen geene wichtige argumenten worden aangevoerd. Wij leven niet meer in den tijd van den Koning van Hannover, die de spoorwegen uit zijn Rijk wilde bannen omdat hij niet verkoos te dulden, dat een kleermakers- of schoenmakersknechts even snel reizen zou als de genadige Land vorst in hoogst eigen persoon. Onzen tijd is het snel en goedkoop vervoermiddel, de echt democratische spoorweg, eene behoefte geworden. Ook voor deze belasting kan men zich op voorbeelden van andere landen, met name op Groot-Brittannië en Frankrijk, beroepen; men vergete echter niet, dat ze in Groot-Brittannië, waar de verhouding van de Spoorweg- Maatschappijen tegenover den Staat geheel anders is dan hier te lande, optreedt als recognitie voor de concessie, en dat zij in Frankrijk behoort tot de hatelijke oorlogsbelas tingen, treurige en blijvende naweeën van de rampen van 1870 en 1871. Met. al den eenvoud van de gedachte spoorwegkaartjes- belasting maakte de heer Bloem zich die in zijne brochure toch wel wat al te eenvoudig. Eene vaste heffing per kaartje, per reis, niet eene evenredige naar den afstand, verhoogt de onbillijkheid van de belasting honderdvoudig. Gesteld er ware een grondslag van billijkheid, wensclie- lijkheid en staatsmanswijsheid voor het belasten van het spoor wegreizen te vinden, wie zal durven beweren, dat een uitstapje van Arnhem naar Velp even hoog, even zwaar moet worden belast als eene reis van Gelderlands hoofd plaats naar Konstantinopel of Parijs? Uit Berlijn wordt gemeld dat Vlissingen waarschijnlijk in aanmerking zal komen als aanleghaven voor de gesub- sidiëerde Duitsche Stoomvaart. Men schrijft ons van Texel dd. 18 dezer: „Ten huize van den heer J. B., te Oude Schild, had heden een ongeval plaats, dat de ernstigste onheilen had kunnen veroorzaken. Bij het schoonmaken van de vliering vond de dienstbode tusschen eenige ledige flesschen nog eene gevulde. Een der bewoners, een man van ruim 50 jaren, wilde eens onderzoeken wat de flesch bevatte. Hij opende haar nabij de kachel, die juist open lag. Nauwelijks was de flesch open, of een gedeelte van den inhoud kwam in aanraking met het vuur en aanstonds volgde eene geweldige ontploffing. De flesch was met kruit gevuld geweest. Alhoewel de man, die de flesch had geopend, belangrijke kwetsuren en brandwonden bekwam, bleven de overige bewoners ongedeerd. Het gebouw zelf leed op verschillende plaatsen schade. Glas ruiten werden verbrijzeld, dakpannen weggeslingerd, schot- werk verplaatst en zelfs de muur gescheurd." In verband met het bericht in de Gelderlander, dat dr. Vitringa (Jan Holland) tot een ander geloof zou zijn overgegaan, meldt men uit Deventer aan de N. Rott. Crt., dat die heer tot dusver zijn lidmaatschap van de Hervormde kerk nog niet heeft opgezegd. Te Zijpe is aanbesteed het onderhoud der gebouwen, bruggen, sluis, enz.; ingekomen 4 biljetten, als van de heeren: D. De Leeuw f 1925; P. Nieman f1900; J. De Leeuw f 1898; en J. Swarthof f 1824. Aan den laagsten inschrijver is het werk gegund. Volgens het Militair Blad bestaat de gemiddelde sterkte van het garnizoen te 's Hage, genomen over 12 achtereenvolgende maanden, uit: 300 officieren (13 opper-, 43 hoofdofficieren, 108 kapiteins en ritmeesters en 136 luitenants), 2850 onderofficieren en minderen. Verder 109 officiers- en 711 troepenpaarden. De hond van den heer Haagsma te N'jega heeft zich naam gemaakt door... 't zoeken en vinden van kievits eieren. Heel langzaam snuffelt dit dier de weilanden af, neemt de eieren voorzichtig in de bek en brengt ze onge schonden thuis. Op één dag bracht hij er niet minder dan zeven aan zijn meester. Jl. Zondag avond had te Utrecht weder een vijandig samentreffen plaats tusschen burgers en mineurs. Aan andere achtenswaardige personen lid waren. 't Was altijd in zekeren zin een vrije kamer, daar ze van de straat een afzonderlijken ingang had, ofschoon een andere deur, die gewoonlijk openstond, haar met de groote zaal verbond. Daarin bevond zich een lange mahoniehouten toonbank, gedeelteijk bedekt met een zinken plaat, die als een zeef van ronde gaten voorzien was, waarin altijd geheele ryen bierglazen blonken. Vlak achter dat gedeelte van de toonbank stond een bierpomp in Gothischen stijl, met koper beslag en verscheidene kranen, waaruit Snelling, de logementhouder, in een oogwenk vijf of zes kroezen vulde, een vertooning, die iemand onwillekeurig in den waan bracht, op een operadeuntje te zullen worden onthaald. Links van die pomp weerkaatste een smalle spiegel de vroolijk ge kleurde wynglazen en karaffen, die, op elkanders schouders staande, citroenen ophielden en andere acrobatische toeren ver richtten. Den vierden avond na Shackford's begrafenis, voerde een huilende zuidoosterstorm een buitengewoon groot aantal bezoekers in beide vertrekken. Terwijl de regen tegen de ruiten kletterde en de wind de luiken klapperen deed, zaten de verschillende groepjes onder elkander het eenige onderwerp te bespreken, dat op 't oogenblik besproken worden kon. Veertien dagen geleden was er een algemeene werkstaking in 't dorp geweest; doch daaraan zelfs dacht niemand meer. „Dat was hard voor Tom Blufton," zeide Stevens, terwijl hij zijne lange aarden pijp uitklopte, en weer vulde met gesneden cavcndisch, uit een tabakspot op een plank boven zijn hoofd. Michael Hennessey zette, met een uitdrukking van minachting over zulke redeneeringen, zijn bierkroes neêr, en streek met zijn mouw langs zyn glimmenden baard. „Stevens, je bent net een weerhaan; dan praat je zus en dan zoo. Heb je zelf niet gezegd, dat het er slecht voor hem uitzag, toen hij gepakt werd." ,,'t Is mogelijk, dat ik zoo iets gezegd heb," gaf Stevens na een pauze onwillig toe. „Dat 's morgens met een leegen wagen rijden, leek ook eerst een leelijk ding." „Niet voor wie Tom Blufton kende," viel Samuel Piggot, Blufton's zwager, in. „Er zit geen aasje kwaad in den jongen, 't Was een beleediging. Je zoudt even goed dominé Langly of pastoor O'Meara kunnen verdenken." „Als het zóó voortgaat," merkte een man met een pleister over zyn óéne oog op, „zullen allebei die eerwaarde heeren nog opgepakt worden." „Dat is zoo, Peters," antwoordde Durgin. Als mijn goede naam me geen waarborg was, wie is er dan veilig?" „Durgin heeft het over zijn goeden naam. Hij steekt er den draak meê." „Hoor eens, Dexter," zeide Durgin, zich driftig tot den spreker een der militairen werd in de worsteling door een barger de helft van het oor afgebeten de-daderwist voorloopig in het volksgedrang te ontkomen, doch werd gisteren morgen te vijf uur door de politie in arrest genomen. Naar de Zijper Crt. verneemt, heeft de brievengaarder Schild te Nieuwe Niedorp het ongeluk gehad, twee los- gegane tanden van een kunstgebit in te slikken, met het ongelukkig gevolg, dat deze in de keel of slokdarm zijn gebleven en waarschijnlijk een belangrijke operatie nood zakelijk maken. Op advies van geneeskundigen gaat hij naar het gasthuis te Amsterdam of is reeds derwaarts vertrokken. De onderwijzer V., te Katwijk, is gisteren veroordeeld door de Haagsche Rechtbank, tot eene maand celstraf en f 8 boete wegens het toebrengen van slagen aan den aan zijn hoede toevertrouwden leerling d. V. De kapt. luit. ter zee Le Bron de Vexela is door Z. M. den Koning van België benoemd tot officier der Leopolds-orde, niet tot ridder, zooals sommige bladen hebben gemeld. Te Rotterdam hadden gisteren de wedrennen onder hoogst ongunstig weder plaats. Een scherpe westewind en regenbuien maakten het vertoeven in het vlakke veld onaangenaam, en dit was ook van invloed op het bezoek, ofschoon de belangstelling nog vrij groot genoemd mocht worden. De rennen waren omstreeks 5 uur geëindigd. De uitslag is als volgt: Inwijdingsprijs f 200. Getal deelnemers 5. Prijs de bruine merrie Woodbine van G Alleneireldt. Carousselprijs, wegens gebrek aan deel nemers niet gereden. Bergwegprijs f 400. Getal deel nemers 5. Prijs de bruine merrie la Boule van comte de Ribeaucourt. Hillegersbergprijs f 400. Getal deelnemers 7. Prijs de bruine merrie Yindex van G. Elsdon. Troostprijs f 200. Getal deelnemers 2. Prijs de bruine merrie Christmas Rose van G. Elsdon. De „bookmakers" maakten voornamelijk vrij goede zaken bij den Hillegersbergprijs, waarbij bijna algemeen de ver wachting gekoesterd werd, dat Chronometer van luitenant Metelerkamp den prijs zou winnen. De redacteur der Spaarnebode, die medegedeeld had, dat een dief uit de consistoriekamer van een der kerken te Haarlem f 30 had gestolen, heeft van den dader een schrijven ontvangen, de mededeeling inhoudende, dat er maar f 13 in de bus zat. Door den rijksveldwachter te Maastricht is een bekeuring ingesteld tegen een herbergier, wegens het houden van hanengevechten. Weêr is een nieuwe goochelaar opgetreden, zekere Pickman. Hij doet dezelfde kunsten, die de anti-spiritisten en Cumberland vertoonden hij noemt zich „de leer meester van Cumberland" maar het is nog onbegrijpe lijker. Ook hij laat zich in de bekende kast vastbinden en niettegenstaande hij de handen vol meel heeft, wordt hetzelfde spektakel gemaakt als gewoonlijk het geval is, terwijl later blijkt, dat hij de handen gesloten heeft gehouden. Dr. Ferran, de Spaansche dokter die door zijn inen ting tegen de cholera veel van zich doet spreken, is een jong geneeskundige van naam, die de stelling van dr. Koch omtrent de bacillen aangenomen en verder ontwikkeld heeft. Hij beweert in de kommabacillen de eenvoudigste kiem, welke de eigenlijke verspreidster der cholera is, ondekt te hebben. Bij zijne talrijke proeven op dieren had de inënting meermalen den dood tengevolge. De menschen werden ziek, met verschijnselen van cholera, maar herstelden, en zij bleken dan tegen de ziektekiem bestand te zijn. Verdere inëntingen hadden volstrekt geen uitwerking meer op hen. Dr. Ferran voorspelt zijn inënting dezelfde toekomst als van die tegen de pokken. Of hij gelijk heeft, zal nog nader moeten blijken. Op de onderneming Sekajan Doea is een groote tijger gedood. Een der Niassche werklieden, zegt het Pad. Hbl., zag het beest in de struiken zitten en pakte het brutaal weg hij den staart. De tijger, hiermede niet gediend, beet zijn aanvaller in de knie. De Niasser begon te schreeuwen; zijn kameraden liepen op het angstgeschrei toe en maakten daarop den woudbewoner af. wendend, „als ik ergens den draak meê wil steken, doe ik het met jou verstand." „Wat is die Taggett eigenlijk voor een man?" vroeg Piggot. „Jij hebt hem immers gezien, Durgin?" „Hij was op 't kantoor van rechter Becmis, toen Blufton en ik er waren, maar ik heb in de volte niet op hem gelet. Ik zou hem niet herkennen." „Stillwater schynt dezer dagen erg in trek te zijn bij de land- loopers," bracht een ander in 't midden. „Vandaag zijn er weêr drie binnen gebracht." „Ik geloof, heeren, dat Taggett daar op 't goede spoor is," merkte Snelling op, terwijl hij een tweede glaasje jenever voor Peters klaarmaakte. „Niet te zoet, immers? Ik heb er een gevoel van, dat het een landlooper geweest is, en dat Taggett hem nog wel zal snappen." „Niet hier in de buurt, in ieder geval," zeide iemand met een donker uiterlijk, een zekere Torrini, een Italiaan. Men vindt allerlei nationaliteiten te Stillwater. „Die landlooper is al ik weet niet hoe ver weg." „Dat zal wel uitkomen, als hij een greintje verstand heeft," hervatte Snelling. Maar ze zijn overal op den uitkyk. Zoodra hij iets beleent, is hij binnen." Hij kan toch geen bankjes of goud beleenen? Anders heeft hij niets meegenomen," viel Bishop, de veearts, hem in de rede. „Geen zilverwerk of iets?" „Voor zoover ik begrepen heb, was er dat niet," zeide Bishop. „Enkel een zilveren horloge, en dat lag goed en wel onder het kussen van den ouden man." „Dat moest iemand ook maar weten!" riep Jonathan Beersuit. „Mijns inziens, meneer Craggie," zeide de schoolmeester, die met een rol van de Daily Advertiser in de hand in de binnen kamer stond, „zal de persoon, die ons onzen waardigen stadgenoot ontnam, nooit ontdekt worden." „Zoover zou ik niet gaarne gaan, meneer," antwoordde de heer Craggie, met die diplomatieke zachtzinnigheid, welke tot het ambt van postdirecteur of het lidmaatschap van den Alge- meenen Raad leidt, ja zelfs wel eens iemand van beperkte ver mogens den weg naar het Congres heeft gebaand. „Ik kan de zaak nog zoo hopeloos niet inzien. Er zijn moeielijkheden, zeker maar die moeten overwonnen worden, meneer Pinkham, en dat zullen ze ook." „Ik hoop het van harte," hernam de schoolmeester. „Maar er zijn toch gevallen, niet waar? waarin het raadsel, als ik het zoo eens noemen mag, nooit opgelost is, en de personen, die dat op zich genomen hadden, om zoo te zeggen, met de kous op den kop naar huis zijn moeten gaan." „O, zeker, zeker! er zijn zulke gevallen. Onder anderen dat van Burdell in New-York, en later die zaak van Nathan. Buitenland. De indruk, dien de inhoud van het Blaauwboek, betref fende Afghanistan, maakt, zoo meldt men uit Londen van gisteren, is niet gunstig. De Tory-bladen beschuldigen Rusland van aanvallenderwijs te werk te gaan en van valschheid; de Engelsche Regeering van zwakheid, licht— geloovigheid en grenzenlooze toegevendheid. De Standard, zegt, dat het Blaauwboek de bekentenis bevat van een volkomen fiasco, vernederend voor Engeland en zeer be denkelijk voor het aanzien der Regeering. De Times en de Dailv News raden de Regeering aan Rusland niet meer te vertrouwen. Inmiddels verneemt men uit St. Petersburg dat de Czaar aan den „held van Pendjeh", generaal Komaroff, een eigenhandigen brief heeft geschreven, houdende dank betuiging voor zijn doeltreffende maatregelen, toen hij het kommando had over de Murghab-divisie, voor zijn beleidvol gedrag en zijn vastberadenheid tegenover de Afghanen, alsook voor zijn uitstekende dapperheid in het gevecht bij Daschkrepi, (Pul-i-Khisti). De brief strekt ten geleide van een gouden, met brillanten versierde eeresabel, welke de Keizer hem ten geschenke aanbiedt. Den luitenant-kolonel Zakrzewski is tevens een gouden eeresabel toegekend. Men weet dat de Engelsche Regeering eenige weken geleden eischte dat generaal Komaroff door den Czaar zou gedesavoueerd worden. De hooge onderscheidingen, die hem nu te beurt vallen, hebben dus veel van een opzettelijk tergen der Britsche Regeering. De Pall Mali Gazette, die trouwens steeds voor de Russische beschouwing van het Penj-deh incident meer sympathie getoond heeft dan de andere bladen, neemt het bericht echter zeer kalm op en zegt, dat de meest vaderlandslievende Engelschman niet behoeft te aarzelen om generaal Komaroff met zijn welverdiende onderscheiding geluk te wenschen. Wij wenschen slechts, voegt het blad er bij, dat Yate (de Engelsche kapitein, die gezegd wordt de Afghanen tot handelen aangespoord te hebben) in staat zal zijn te be wijzen, dat hij evenzeer goedkeuring en belooning van de zijde zijner Regeering verdient. Jl. Donderdag namiddag te 2 uur 10 min. kwam Z. M. de Koning der Nederlanden met een extra-trein te Carlsbad aan. Wegens het aangekondigde incognito had er geene officiëele ontvangst plaats. Alleen was het hoofd van het districtsbestuur, dr. Von Komers, aan de station verschenen. Het gevolg des Konings bestond uit Graaf Dumonceau, den Kabinets-referendaris baron Van Zuylen, benevens twee secretarissen en vier lakeijen. Z. M. begaf zich terstond per rijtuig naar het hótel „Zu zwei Deutschen Monarchen," eene dépendance van het hotel „Gold-Schild," alwaar twee verdiepingen geheel voor hem zijn ingericht. Op weg daarheen werd Z. M. door velen, die hem herkenden, hartelijk begroet, en in het hótel werd hij door burgemeester Knoll verwelkomd. Kort daarna verscheen ook dr. London. Den avond be steedde Z. M. tot het afdoen van de dringendste Kabinets zaken. Bij 's Konings aankomst werd Z. M. reeds terstond verrast, doordien hij in zijne kamer een brief van Koningin Emma vond, welken hij onmiddellijk per telegraaf beant woordde. H. M. Koningin Emma der Nederlanden is met Prinses Wilhelmina jl. Zaterdag morgen te 7 u. 26 min. teKarls- bad aangekomen, waar graaf Dumonceau H. M. ontving, terwijl dr. Sturamer namens den stadhouder en ridder Von Komers voor het districts-bestuur met den stationschef Lucas de honneurs aan het station waarnamen. H. M. en het Prinsesje schenen door de nachtelijke reis van Arolsen naar Karlsbad niet vermoeid. Na enkele minuten in de Hofwachtkamer vertoefd te hebben, begaven zij zich met het uit zeven personen bestaande gevolg naar de gereed staande rijtuigen, die H. M. en het Prinsesje naar het Hótel Gold-Schild brachten, waar Z. M. de Koning hen in de vestibule opwachtte. Namens de gemeente Karlsbad kwam burgemeester Knoll aan H. M. en Prinses Wilhel mina twee prachtige bloemruikers overhandigen. Vóór haar vertrek naar Teplitz zal de Koningin 10 a 12 dagen te Karlsbad de kuur doen De Koning is jl. Vrijdag morgen A-propos, ik heb omtrent die beide mijn eigen gevestigde meening. De politie werd om den tuin geleid, en blyft in bet duister. Maar mijn lieve Meneer, zie toch eens even het onderscheid." Met één vinger op den rand van een klein rond tafeltje ge leund, boog de heer Pinkham zich voorover, om in eerbiedige houding het onderscheid te zien. „Die gruwelen werden niet in een wereldstad bedreven, die den boosdoeners, naast duizend verzoekingen, duizend kansen tot ontkoming biedt. Maar wij zyn een kleine gemeente. Wij hebben onder ons geen moordenaars van beroep. De misdaad, die de maatschappij tot in het diepst heeft geschokt, is klaar blijkelijk het werk van een zwervend dilettant. Zoo niet de politie, dan heeft de wroeging hem reeds gevat. Voor 't oogenblik ontsnapt hij, vroeger of later moet hij zich verraden. Als de juiste maatregelen genomen worden en ik voor mij heb het grootste vertrouwen in den heer Taggett is het bijna onmogelyk, dat de schuldige niet voor de rechtbank gebracht wordt, zoo hij er zich zelf niet brengt. „Ik hoop het van harte," herhaalde de heer Pinkham. „Het onderzoek wordt zeer geheim gehouden." „Te geheim," opperde de schoolmeester. „O heden neen," zeide de heer Craggie fluisterend. De uiterste geheimhouding is een vereischte bij zaken van zoo teederen aard. Als Jan en alleman er in werden gehaald, zou alles onderst boven liggen." De heer Pinkham durfde geen opmerkingen over zulk een ramp maken, en verviel weer in zijn vorig stilzwijgen. Met de duimen in de armsgaten van zijn vest, en de beenen over elkander geslagen, leunde Craggie, als een senator, achterover in zyn stoelf en glim lachte genoeglijk. „Zeker niets nieuws, jongensriep een gezet en blozend man, terwijl hij met veel beweging door den hoofdingang binnenkwam, een rechte natte streep op den gezanden vloer achterlatende, van den drempel tot aan de glimmende mahoniehouten toonbank. Wilson was een grappenmaker uit de plaats, van 't slag van Fallstaff, ofschoon hij niet zoo zeer zelf geestig was, als wel aanleiding gaf tot geestigheden van anderen. „Wat wou er voor nieuws zijn, Jemmy?" antwoordde Dexter. „Je hebt vast niet gehoord, dat de oude man me goed bedacht heeft, in zyn laatste testament?" „Neen, Jemmy, ik geloof niet dat hy in eenig opzicht voor 't Armenhuis heeft gezorgd." „Dat spijt me, Dexter," zeide Wilson, in gedachten met den steel van zyn lepeltje jacht makend op een stukje citroenschil in zyn glas, „want er was voor ons allen geen plaats in 't gesticht. Hoe maakt het je grootmoeder? Kan die zich nogal schikken. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2