HËLDËRSCHE
EK NIËIWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdvertentieWad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 69.
Woensdag 10 Juni. Jaargang 43.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
U) DOOR EIGEN KRACHT.
.,Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
fren co per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN,
Prijs der Advertentie!): Van 11 regels 60 cents, elke
regel im - 15 cents. Groot* letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
JO»± nnonian <ci.
In een „open brief" aan den gep. luit.-kolonel Verstege,
wiens redevoering van 29 April, bij gelegenheid van het
70jarig bestaan der Militaire Willemsorde, onder den titel
„Voorheen en thans" is gepubliceerd, betuigt de gep.
vice-admiraal jhr. F. De Casembroot zijn sympathie voor
diens wensch, dat de bepaling der statuten„bij eene
benoeming moeten worden vermeld de feiten, die er aan
leiding toe hebben gegeven," stipt worden gehandhaafd.
Daardoor, zegt de heer De Casembroot, zullen willekeur
en gunsf betoon worden buitengesloten, en de orde zal weer
in die eere bij de Nederlandscbe natie komen, dat men
nimmer een arm soldaat, met de Willemsorde op de borst,
om een stuk brood zal zien bedelen.
Het hoofdbestuur der Nederlandscbe Vereeniging tot
bescherming van dieren, gevestigd te 's Hage, verneemt
sedert eenigen tijd van onderscheidene zijden ernstige
klachten over de gebrekkige uitvoering der wet van
25 Mei 1880, Staatsblad No. 89 (zoogenaamde vogelenwet).
Het beweert dat in sommige steden de vogels, waarvan
het vangen en verkoopen geheel of in de eerste negen
maanden van bet jaar is verboden, op de markten worden
verkocht alsof er geen verbod bestond, en meent zelfs te
kunnen mededeelen, dat men op bet platteland de broedende
vogels stoort en hunne nesten vernielt. Noemt bet hoofd
bestuur voor het eerste winstbejag de drijfveer, bet laatste
wordt toegeschreven louter aan moedwil en baldadigheid,
maar in beide gevallen ziet bet wetsovertreding en bet
toebrengen van schade aan landbouw en houtteelt, daar
vernielende insecten moeten toenemen naarmate de vogels
verminderen. De veelvuldige overtreding der vogelenwet
nu, moet naar het oordeel van het Hoofdbestuur daaraan
worden toegeschreven dat de politie-dienaren meestal niet
bekend zijn met de door de wet beschermde vogels en ze
niet met juistheid weten te onderscheiden, of wel uit
kracht der gewoonte zooveel kwaad niet zien in bet storen
der nesten en het vernielen der eieren of jongen.
Het hoofdbestuur acht zich om bovenomschreven redenen
verplicht de burgemeesters, hoofden van politie, met aan-
Uit het Engelsch vaa THOMAS BA1L3T ALDRICH.
In den laatsten tijd hadden de gewone beleefdheden tusschen
de neven opgehouden. Ze liepen elkander op straat nu als
vreemden voorbij. Een jaar te voren was de heer Shakford
ziek geweest, en wetend hoe gebrekkig het huishouden in Welch-
Court was ingericht, was Richard hem uit zuiver medelijden
gaan opzoeken. De oude man lag uitgeput door koorts te
bed, maar op 't zien van Richard rees hij met moeite halver
wege op
„Zoo, ben je daar!" riep hij spottend. „Als een rijk manziek
is, loopen de bezorgde erfgenamen zijn deur plat, maar ze zijn
vrij wat oprechter bezorgd, als hij gezond is.
„Ik kwam zien, of ik wat voor u doen kon zeide Richard,
met een woedenden blik, die slechts paste bij zijne woorden, en
zijn rol van Barmhartigen Samaritaan."
„Het eenige, wat je voor me doen kunt, is heengaan."
„Met pleizier," zeide Richard bitter.
En Richard ging, zwerend dat hij nooit meer een voet over
den drempel zou zetten. Hij kon 't niet helpen, dat hij eindelijk
zijn geduld verloor. Waarom moest alle toegevendheid, iedere
poging om een verzoening tot stand te brengen, van zijn kant
komen? Voortaan kon die oude bullebak naar den duivel loopen.
Toen dacht Richard nu over een bezoek in datzelfde huis, om
een gunst te vragen.
Slechts zijn liefde voor Margaret kon er hem toe gebracht
hebben, zich aan zulk een vernedering bloot te stellen, als hij
wist dat hem wachtte, op den morgen toen hij door de hoofd
straat van Stillwater liep, en den weg naar Welch-Court insloeg.
Toen Richard het hek open deed, merkte de heer Shackford,
die in 't tuintje voor zijn woning aan 't spitten was, hem op.
Zonder acht te slaan op Richard's vriendschappelijken groet,
liet de oude man de schop in den grond steken, en liep zonder
om te zien naar binnen. Op een anderen tijd zou dit Richard's
lachlust hebben opgewekt, nu echter bleef hij ernstig; hij volgde
zijn neef en haalde hem onder aan den trap in.
„Neef Shackford, hebt ge vijf minuten voor me?
„Dat weet ik niet," zeide de heer Shackford, met één voet op
de onderste treden. „Mijn tijd is kostbaar. Wat wou je? Iets
vragen natuurlijk."
„Zeker; anders zou ik er niet aan denken beslag op uw tijd
te leggen.
„Heeft Slocum je afgedankt? vroeg de oude man, zich schielijk
omwendend. Een strootje, dat hij tusschen de lippen hield, ver
hoogde de levendige uitdrukking van zijn gelaat.
„Neen, mijnheer Slocum en ik zijn de beste vrienden. Ik
wilde u enkel over een en ander spreken. Ik zou graag op
goeden voet met u staan."
„Dat beteekent: ik heb geld noodig, niet waar?" vroeg de
heer Shackford, met een gezicht als een haai, die op zijn hoede is.
„Ik wilde u onder anderen over geld spreken," antwoordde
Richard, eenigszins uit het veld geslagen door die lompe vraag,
„geld op voldoenden waarborg."
„Dat kan je overal krijgen."
„Dat kan ik ook, zonder een gunst te vragen. Maar ik wilde
het liever van u hebben, en 't als een gunst beschouwen."
„Maar dat wou ik liever niet."
„Hoor me een oogenblik aan."
„Nu, ik luister."
Mijnheer Shackford stond in aandachtige houding, met het hoofd
drang te verzoeken, oin verscherping van toezicht, en doet
een beroep op de medewerking van allen die eenigen
uitvloed ten deze kunnen uitoefenen tot bereiking van het
beoogde doel.
De Nederlandsche Handelmaatschappij keert over
1884 een dividend uit van f 40 per aandeel.
Naar men verneemt worden HH. MM. de Koning
en de Koningin met Prinses Wilhelmina reeds de volgende
maand op het landgoed Oranje-Nassau's-oord te Renkum
verwacht, om er tot de eerste helft van September verblijf
te houden.
Bij de jl. Vrijdag te Dordrecht gehouden harddraverij
werden de volgende prijzen behaald1ste prijs f 300
Willem III, van P. Brommer te Zijpe; premie f 100
Snijboon, van Brom te Utrecht.
De rijder van Willem III, krijgt bovendien een cadeau
van f 25.
Het schoonst in het tuig loopend paard was de Zwarte
Vos van Jacob De Vos te Puttershoek, die de gouden
medaille behaalde. De vergulde zilveren medaille en f 10
werden gewonnen door Klein van Dam te Maasdam; de
zilveren medaille door Prinses van Smit te Dubbeldam;
de bronzen medaille door het paard van Heynis te Alblas-
serdam.
Bij de aankomst van drie paarden met een goederen
trein van de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoor
wegen te Utrecht is een dezer dieren schichtig geworden,
tengevolge waarvan de beide andere paarden ook begonnen
te steigeren. De wagen werd stukgetrapt; de drie zeer
fraaie paarden hebben elkander ten slotte doodgeslagen.
Een paardenslager heeft ze gekocht voor de slachtbank.
De melkerij in den Waard polder (gem. Kolhorn)
voldoet aan de verwachting. De nieuwe toegemaakte
weilanden geven overvloedig gras, het vee ruim melk
volgens dagelijksche weging aan de Ivaasfabriek niet minder
dan van bet binnenland, wat kaasgehalte betreft. Of men
meer voordeel zal behalen, dan in de laatste jaren met
den graanbouw, valt vooralsnog te betwijfelen, aangezien
ook kaas- en boter prijzen zeer zijn gedaald.
op zijde, de oogen op de zoldering gevestigd, en het strootje
tusschen zijn tanden in de hoogte gewipt."
„Zooals ge weet, heb ik 't in de steenhouwerij tot directeur
gebracht," begon Richard.
„Ik wist het niet," zeide mijnheer Shackford, „maar ik hoor
het nu. Je bent zooveel als opperste grafzerk maker."
Dat is wel een beetje een somberen beschouwing," zeide Richard,
„maar dat doet er niet toe. Waar het op neerkomt, isik bekleed
een verantwoordelijke positie, en nu heb ik kans om in de zaak
te komen."
„Wil Slocum je compagnon maken?"
„Ja."
„Dan is de boel in de war."
„In de war?"
„Slocum gaat over den kop."
Daarin vergist ge u. De steenhouwerij heeft nog nooit zulke
mooie zaken gemaakt, 't Volgende jaar zullen we geld als water
verdienen."
„Nu, jij zal 't wel weten," zeide de heer Shackford naden
kend. „Iets waarmee je geld als water verdient, moet een goede
zaak zijn."
„Als ik deelgenoot was, kon ik Margaret trouwen."
„Wie is Margaret?"
„Mijnheer Slocum's dochter."
„Zoo, waait de wind uit dien hoekEn hoeveel kapitaal zou
er wel noodig zijn om dat alles te bewerkstellingen?" vroeg
mijnheer Shackford, alsof hij er wel ooren naar had.
„Drie- of vier duizend dollars, op zijn hoogst."
„Nu, ik zou geen drie- of vier centen geven om je met
Slocum's dochter te zien trouwen. Je hoeft niet te denken,
Richard, dat ik de kastanjes voor je uit het vuur zal halen."
Mijnheer Shackford's vragen en zijn voor zijn doen buitenge
wone vriendelijkheid, hadden bij Richard een hoop opgewekt, die
hij aanvankelijk niet had gekoesterd. Dat ze zoo plotseling weer
werd uitgcbluscht, was dubbel grievend.
„Slocum's dochter!" herhaalde de heer Shackford. „'k Zou net
zoo graag zien dat gekke Nan uit het armhuis je vrouw werd."
Dat Margaret op ééne lijn met gekke Nan werd gesteld, joeg
Richard het bloed naar de wangen. Hij wendde zich driftig
naar de deur, maar hield toen stil, gedachtig aan zijn voornemen,
zich door niets ter wereld boos te laten maken. Als het onder
houd hier eindigde, was 't beter, dat het nooit had plaats gehad.
„Ik verwachtte volstrekt niet, dat ge me geldelijk zoudt bijstaan,"
zeide Richard na een oogenblik stilzwijgen. „Laten we de geld-
questie rustenze had nooit tusschen ons ter sprake moeten
komen. Ik vraag uw hulp, niet door me geld te leenen, maar
door me als hoofd der familie ter zijde te staan, door eenige
natuurlijke belangstelling in mijn welzijn te toonen, en bereid te
schijnen me voort te helpen."
„Schijnen alleen?"
„Ja, dat is werkelijk al wat ik verlang. Als ge aanboodt
kapitaal in de zaak te storten, zou mijnheer Slocum dat weigeren."
„Zou Slocum dat weigeren? Wat weerga, waarom?"
„Omdat," Richard aarzelde, daar hij zich onverwachts ge
dwongen zag een teeder punt aan te roeren, „omdat hij liever
niet met u in aanraking wil komen, onder de gegeven omstan
digheden."
Mijnheer Shackford nam het strootje uit zijn mond, en terwijl
j hij het tusschen duim en wijsvinger hield, blikte hij van onder
zijn half gesloten oogleden, Richard strak aan:
„Dat's me te geleerd."
„Om de onaangenaamheden, die ge lang geleden over dat stuk
In de omstreken van Deventer staan alle landpro-
ducten uitmuntend te velde.
De rogge, aardappelen, peulen en doperwten beloven
veel. Van alle boomvruchten wordt een rijke oogst ver
wacht. De boomen zullen alles niet kunnen dragen. Het
vee blijft, evenals de boter, laag in prijs. Vooral de vette
koeien zijn goedkoop en zij zullen in de volgende maand
nog veel lager in prijs worden, omdat de weiden dan reeds
vet vee opleveren.
De grasverpachtingen brengen een derde minder op dan
in 1884, maar overal staat buitengewoon veel gras op de
landerijen.
Men leest in liet Dagblad:
„Terwijl de wetgever zoo angstvallig zorgde, dat elk
schoolkind zijn minimum lucht op school zou krijgen door
model-tuimelramen enz., wordt op liet platteland bijna ner
gens zorg gedragen voor behoorlijk drinkwater. Én toch
ware dat nog noodzakelijker; wat minder ruimte en wat
minder lucht op school worden wel weer vergoed, als de
boerenjeugd door veld en bosch huiswaarts gaat; maar
water, dat brak of verontreinigd is, zooals op tal van dorpen
en bij boerenhofsteden niet zelden het geval is, wordt door
een frisschen luchtstroom niet gezuiverd. Met het oog op
de veelal hier te lande heerschende typheuse ziekten, die
door slecht water zeer bevorderd worden, zou het dan ook
wel wenschelijk zijn, dat op dit belang meer werd gelet;
door Norton-pompen is er meestal zoo gemakkelijk in te
voorzien."
Als eene bijzonderheid deelt de Middelb. Crt. mede,
dat van de 5 paarden, die bij de op 3 dezer te Zierikzee
gehouden paardenloterij zijn verloot, weêr 2 zijn ten deel
gevallen aan den heer G. A. Looze aldaar. Het is zonder
voorbeeld, zegt liet blad, hoe dikwijls deze lieer een prijs
trekt; in de laatste jaren heeft hij nu 15 paarden geloot,
behalve nog eenige stuks hoornvee.
Dat varkens, wanneer zij niet van één toom zijn,
dikwerf al heel slecht met elkafir overweg kunnen, vindt
vermoedelijk zijn oorzaak in den reuk, en toch is het wel
eens noodig ze in één hok te bergen; ook vreten ze dan
weiland achter de werf hebt gehad. Mijnheer Slocum vindt,
dat ge hem toen niet heel aardig hebt behandeld, en heeft u
nog niet vergeven, dat ge hem genoodzaakt hebt de loodsen te
verbouwen."
„Wat kan mij Slocum met zijn loodsen schelen! Ik ken hem
door en door. Maar van jou begrijp ik niets. Ik moet Slocum
aanbieden drie- of vier duizend dollars voor je te storten, en hij
moet die weigeren. Is 't niet zoo?"
„Volstrekt niet," antwoordde Richard. „Ik stelde my het
geval zoo voor: als ge aanboodt mij een aandeel in de zaak te
koopen, zou mijnheer Slocum dat aanbod van de hand slaan,
denkend wat ik niet denk dat hij u plagen zou door uw
geld te weigeren."
„De eenige manier waarop Slocum me zou kunnen plagen,
zou zijn door 't op te steken. Maar wat wil je toch? In éénen
adem vraag je me eenige duizenden dollars, en vertel je me, dat
niemand die verwacht of noodig heeft, of zelfs bij mogelijkheid
zou kunnen overgehaald worden om ze aan te nemen. Misschien
wil je wel zoo goed zijn me te zeggen, wat je hier eigenlijk
komt doen?"
„Daar zult ge nooit achter komen!" riep Richard, „Wat weet
gij van den band, die tusschen ons beiden moest bestaan. De
meeste families brengt die band bij tijden dichter tot elkander,
bij geboorten of sterfgevallen, of als een van de leden er van
op 't punt is een gewichtigen stap te doen. In het algemeen
is familie nader dan vreemdenmaar met u, neef Shackford,
schijnt het net andersom. Ik kwam hier om met u over mijn
zaken te spreken, als mijn eenig overgebleven bloedverwant, als
iemand, die door zijn leeftijd en positie, in staat is me goeden
raad en vriendelijke aanmoediging te geven op dit keerpunt in
mijn leven. Ik wilde onder die menschen niet als een land-
looper komen, aan wien geen sterveling zich gelegen laat liggen.
Maar dat kunt ge niet begrijpen. Natuurlijk niet. Zulk een
gevoel ligt buiten uw bereik."
Richard's woorden gingen bij den heer Snackford, 't eene oor
in, 't andere uit, alsof ze zijn koude kleeren niet raakten. Het
denkbeeld dat Slocum geld zou weigeren, geld van wien dan
ook, kwam hem zoo grappig voor, dat het hem bijna in goede
luim bracht. Hij was altijd met één voet op den trap blijven
staan, en klom dien nu langzaam op, terwijl hij voortdurend
een onbeschrijfelijk gegrinnik deed hooren. Boven op 't portaal
stond hij stil, en boog zich over de leuning
„Te denken, dat Slocum weigeren zou, die is goed!"
Te midden van zijn vroolijkheid, scheen de heer Shackford
plotseling een inval te krijgen, zijn trekken ondergingen een
snelle verandering, en terwijl hij met beide handen de leuning
vastgreep, en de kwaadaardigheid hem uit iederen rimpel van zijn
gelaat straalde, schreeuwde hij:
„Meneer, 't was een valstrik! Slocum zou het hebben aange
nomen! Als ik ezelachtig genoeg geweest was hem 't aanbod
te doen, zou hij wat gauw toegehapt hebben. Waar zien jij en
Slocum me voor aan? Je bent een paar schurken."
Richard deinsde terug, overbluft en verbijsterd, als iemand,
die een slag in 't gezicht heeft gekregen.
„Neen," ging de heer Shackford, met een gebaar van diepe
minachting, voort, „je bent minder dan schurken. Je bent een
paar gekken. Een schurk dient nog eenig verstand te hebben."
„Jou schaamtelooze oude kerel!" riep Richard, zoodra hij een
woord kon uitbrengen.
"Om den heer Schackford recht te doen wedervaren moet
gezegd, dat hij door en door overtuigd was, dat Richard zich
had tot een poging om hem geld af te zetten. Het