wed. Siebrands van eene som van f 12,000, met. de inte
ressen van af den dag der dagvaarding, den 27 September
1884, en in de kosten van het rechtsgeding.
Donderdag 9 Juli a. s. uitspraak.
Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te
Haarlem, is jl. Donderdag aanbesteed:
1. Het aanleggen en verlagen van hoofden op het
noorderstraud van het eiland Vlieland (raming f 49,000).
Minste inschrijver de heer O. Bos Az., te Dordrecht, ad
f 40,800.
2. Het lifcrstellen en verbeteren van 's Rijks zeewerken
op het eiland Wieringen (raming f7600). Minste inschrijver
de heer N. Heijblok, aldaar, ad f 6240.
Bij de verkiezing van één lid voor de Tweede Kamer
der Staten-Generaal in het hoofdkiesdistrict Arnhem zijn
uitgebracht 1643 steramen; van onwaarde 84. Gekozen de
heer W. Rooseboom, met 1454 stemmen. Op den heer
A. baron Schimmelpenninck van der Oije waren 83 stemmen
uitgebracht.
Uit Nieuwe Niedorp wordt gemeld:
„Onder geleide van de hoofden der scholen, de onder
wijzers, het bestuur en eenige leden onzer afdeeling,
„Volksonderwijs" werd jl. Woensdag met 127 kinderen,
die gedurende een vol jaar hoogstens tweemaal willekeurig
de school hadden verzuimd, een rijtoer gemaakt over
Dirksliorn, St. Maarten, St. Maartensbrug, Burgerbrug en
Groet naar Schoorl en Bergen, om over Alkmaar en Heer-
Hugowaard huiswaarts te keeren. Het weder was zoo
gunstig, als men voor dergelijk uitstapje slechts kon
wenschen. Helder scheen de zon, doch de warmte was
door den frfsschen oostelijken wind niet hinderlijk.
Te Schoorl was er nog een buitenkansje voor de
kinderen, het was daar juist kermis, en nauwelijks werden
zij dit gewaar of dadelijk werd de draaimolen in beslag
genomen en hadden de kramen een aanval te verduren.
Zoowel te Schoorl als te Bergen werden de duinen bij
herhaling beklommen en bij het opstijgen en dalen hadden
natuurlijk allerlei grappige tooneelen plaats.
Na aldus uren lang van de heerlijke natuur genoten en
bij herhaling iets tot versterking en verkwikking gebruikt
te hebben, werd de terugtocht op bovenvermelde wijze
ondernomen en kwamen alle kinderen omstreeks 8 uur
's avonds met blijde gezichten thuis."
In de Tielerwaard hebben de kersen de „koorts,"
waaronder het geel 'worden en afvallen dier vruchten ver
staan wordt.
Tegen een esculaap op Friesland's platteland is op
één dag tweemaal proces-verbaal opgemaakt wegens
kennelijken staat.
Tegen neusbloedingen wordt door Fransche bladen
een middel aanbevolen, dat al zeer gemakkelijk in praktijk
te brengen is. Zoodra het neusbloeden begint, neemt men
een stukje groene pieterselie en steekt dit in den neusvleugel.
Dadelijk houdt dan het bloeden op, om in langen tijd niet
terug te komen.
Men kan het allicht probeeren. Helpt het niet, kwaad
kan het zeker evenmin.
Een landbouwer zag te Antwerpen de telephoon-
draden, waarmede de huizen onderling verbonden zijn. Op
eenmaal roept hij uit: ,/Och, och! wat is toch in zoo'n
stad alles licht gemaakt; de huizen moeten met draden aan
elka&r verbonden worden, om het omvallen te beletten."
Een aanspreker, die in een der nieuwe wijken te 's Hage
een doodsaanzegging had te verrichten, wilde tot verkorting
van zijn weg door een weiland gaan achter de in aanbouw
zijnde Herderslaan. In officieel kostuum met witte kousen en
kuitbroek stapte hij door het hooge gras en merkte een ver
liep weinig gevaar door anderen herkend te worden. Door 't
kort knippen van zijn haar en 't afscheren van zijn langen bruinen
knevel, was de heer Taggett niet zoo zeer vermomd, als wel
geheel en al veranderd. „Ik zou hem nooit herkend hebben,"
mompelde de heer Slocum, terwijl hij den heer Taggett nakeek,
toen deze het kantoor verliet, en gedurende de volgende tien of
twaalf dagen, kon hij zich nooit geheel losmaken van den indruk,
dat hij iemand anders voor zich had. Van 'toogenblik dat de heer
Taggett zijn plaats op de werf had gekregen, zag de heer Slocum
hem weinig of niet.
De heer Taggett nam zyn intrek in een der meest bezochte
kosthuizen van den minsten rang; hij deelde zyn kamer met
twee anderen: een steenhouwer, en een norsch man van middel
baren leeftijd, wiens ééoe wenkbrauw iets hooger stond dan de
andere, alsof die door aanhoudende dronkenschap van zijn plaats
was geraakt. Hij heette Wollaston en werkte by Dana.
De eerste zorg van den heer Taggett was zich populair te maken
op de werf, en vooral ook in de herberg, waar hij veel geld
verteerde, ofschoon niet zooveel, om een andere opmerking uit
te lokken dan die, dat de jongen, bijna al zijn weekloon opmaakte
een roekeloosheid, die in Snelling's gelagkamer, liefderijk door
de vingers werd gezien. Hij was een gezellig kameraad, en ver
kondigde zulke gezonde denkbeelden over de arbeidersquaestie,
door b. v. de algemeene uitroeiing der kapitalisten voor te staan,
dat zijn opneming in de Steenhouwersvereeniging louter een zaak
van tijd was. Het oude vooroordeel tegen leerlingen begon reeds
te slijten. De stille, weinig spraakzame man was nu een druk
prater, die tegen de hardste schreeuwers opdurfde, en toch zorg
droeg, nooit iemand te beleedigen. „Wie Blake voor gek verslijt
heeft het glad mis," merkte Dexter op zekeren avond aan. Tag-
gett's komen en gaan wekte geen schijn of schaduw van kwaad
vermoeden. Hij scheen eenvoudig, een goedhartige, handige kerel
misschien iets minder ruw en iets meer ontwikkeld dan de rest,
maar anders niet verschillend. Denyven, Dexter, Wilson en nog
eenigen, zoowel arbeiders van Slocum als anderen, waren zijn
warme vrienden. Kortom, de heer Tagget had ruimschoots gele
genheid zijn studiën voort te zetten. Als er niet soms plotseling
een pynlyke trek op zijn gelaat was gekomen, terwyl hij aan 't
werk was of alleen over straat liep, zou men gedacht hebben,
dat zijn tegenwoordig bestaan hem zeer goed beviel.
Die veronderstelling zou echter onjuist zijn geweest, want in
die veertien dagen van zijn leerlingschap, was de heer Taggett
in zyn gevoeligste zijde gekwetst: hij was genoodzaakt geweest
op te geven, wat niemand ooit zonder leedwezen opgeeft,
zijn eigen meening.
Met uitzondering van een ongeluk in Dana's gieterij, waar
Torrini zoo ernstig aan de hand werd gekwetst, dat die afgezet
moest worden, hadden die beide weken niets bijzonders opgeleverd,
behalve dat ze Taggett's ervaring verrijkt hadden. Wat die
ervaring was, zal later blijken. Margaret kreeg dagelijks brieven
van Richard, en de heer Slocum, bezwaard door 't geheim van
Taggett's tegenwoordigheid op de werkplaats, een geheim, dat
slechts den heer Slocum, Richard en rechter Beemis bekend was,
wachtte met onrust op eenig bericht.
Dat bericht kwam in den namiddag, toen de heer Taggett
het kantoor binnentrad, en den heer Slocum, die aan zijn lessenaar
zat, deed opschrikken. De woorden, die hij hem toen ernstig
en koud influisterde, waren:
„Richard Shackford."
Wordt vervolgd.)
raderlijke, oogenschijnlijk dichtgegroeide sloot niet. op.
Plotseling lag de man voorover in den modder, waar hij
zich gelukkig zelf uit wist te werken. Natuurlijk kon de
man toen zijn zending niet meer volbrengen en moest hij in
een naburig stalletje gedeeltelijk van kleediiig verwisselen.
(Het Vaderland.)
^üeevissolaerU wet.
Door den heer Reekers is bereids zijne Memorie van
Beantwoording ingezonden op het Kamerverslag omtrent zijn
voorstel tot wijziging van de Zecvisscherijwet. Daarin betoogt
de voorsteller, dat de Regeering en de Wetgevende Macht gerechtigd
en verplicht zijn de zaak te beoordeelen zelfstandig en onafhan
kelijk van het College van Zeevisscherijen. Na verschillende
opmerkingen omtrent den aard van de Zuiderzecvisscherij te
hebben opgenomen en weersproken, verdedigt de voorsteller
andermaal het gebruik van den wonderkuil. Mocht al op econo
mische gronden iets ten voordcele van de verbodswet kunnen
gezegd worden, als straf- of als politic-maatregel is zij ten eenen-
male onverdedigbaar. Het zou de grootste onbillijkheid zijn, met
de schuldigen ook de onsehuldigen te straffen, en wil men politie
maatregelen, dan roepe men voor de Zuiderzee de bepalingen in
het leven van de internationale overeenkomst betreffende de
Noordzeevisscherij. Men stelle op de overtredingen strenge straf
en handhave het gezag met kracht, dan zal de Staat zich op het
juiste gebied bewegen, maar men heffe niet gemakshalve in de
plaats van dien een geheelen tak van nijverheid op. Door het
handhaven van het verbod van den wonderkuil, zal men de
visschers dwingen veel schadelijker vischtuig te gebruiken. Of
schoon de voorsteller geen voorstander is van voorschriften
omtrent de wijdte der mazen, zou hij daartegen uit het oogpunt
van concurrentie toch minder bezwaar zien, omdat dan ook de
Zuidwallers met hunnen dwarskuil er door getroffen zouden
worden. Vooralsnog acht de heer Reekers beperkende maat
regelen overbodig en niet wenschelijk en blijft hij op het stand
punt staan, in het Voorloopig Verslag ontwikkeld.
Brieven uit de hoofdstad.
18 Juni.
„Terwijl heden morgen onze burgemeester en een der hoofd
commissarissen van politie zich wegens ambtszaken op weg be
vonden, werd de heer Van Tienhoven plotseling aangevallen
door een grooten Newfoundlandschen hond, die hem vastgreep
en een vrij diepe verwonding in het rechterbeen toebracht. Om
onmiddellijk de meest afdoende hulp te hebben, werd ZËd.
Achtb. terstond per rijtuig naar het Gasthuis vervoerd, waar de
wonde is uitgebrand en verbonden. De lijder is daarna huis
waarts vervoerd en ligt met koorts te bed. Het betreurens
waardig ongeval heeft hier algemeene ontsteltenis verwekt. De
deelneming is zeer groot."
Ik geloof werkelijk, dat er eerst een bericht van dezen of
soortgelijken aard in de couranten zal moeten verschijnen,
eer er van hooger hand doortastende maatregelen genomen
worden om de Amsterdamsche burgerij voor goed te verlossen
van de onuitstaanbare hondenplaag, die nu reeds zoo ontel
baar vele slachtoffers heeft gemaakt! Er gaat bijna geen dag
om, dat er geen kinderen en volwassen personen, evengoed
mannen en vrouwen als jongens en meisjes, door honden worden
aangevlogen, gebeten en min of meer ernstig gewond. Alle
avonden bijna maken de couranten melding van zulke gevallen,
maar lang niet alles wordt vermeld, bijvoorbeeld wanneer de
slachtoffers der hondenplaag zoogenaamd met den schrik zijn
vrijgekomen, alsof men reeds door zulk een schrik alleen niet
voor zijn leven ongelukkig kan worden! En de burgerij staat
weerloos tegenover de gevaarlijke honden en hunne eigenaars.
Stadsbestuur noch politie nemen eenigen maatregel, om dit ver
scheurend roofgedierte te bannen of althans onschadelijk te
maken. De verontwaardiging over dit alles is onder het publiek
dan ook zeer groot en uit zich zoowel in particuliere gesprekken
als in de pers. Gevolg daarvan is, dat thans by een boek
handelaar een adres ter teekening is gelegd, waarin gewezen
wordt op het gevaar, waarmede de openbare veiligheid bedreigd
wordt door de nalatigheid, den onwil of de lichtzinnigheid van
eigenaren van honden, die, ter wille van hun persoonlijk genoegen,
voor derden gevaren doen ontstaan, en waarin ten slotte, vooral
met het oog op het warme jaargetijde, wordt aangedrongen op
het nemen van de meest afdoende maatregelen om voorgoed een
einde te maken aan den dreigenden toestand. Het stuk is in
bezadigden, maar hoogst ernstigen toon gesteld; en zoowel voor
de veiligheid der ingezetenen zelf, als voor den goeden naam
onzer stad in het aangebroken reisseizoen, is het zeer te wenschen,
dat de onderteekenaars nu eens niet met een kluitje in het riet
worden gestuurd.
Soms krijgen we zulke doorslaande blijken, dat de 8tedelijke
overheid steeds bedacht is op het welzijn en de gezondheid der
burgerij, dat men bijna niet begrijpen kan, hoe zij ten opzichte
der hondenplaag zoo onverschillig en werkeloos is. Zoo werden
wij dezer dagen verrast met de aankondiging van het aangename
plan, om van gemeentewege op verschillende punten der stad
nog weer twaalf nieuwe drinkfonteinen ten dienste van den
gaanden en komenden man te doen plaatsen. Inderdaad een
loffelijk voornemen, dat op zichzelf reeds genoeg is, om iemand
in de warme dagen te doen watertandenAls het baldadig
straatgepeupel nu zijn handen maar wat beter thuis houdt dan
vroeger, toen men de publieke fonteinen wegens de vernielzucht
der straatjongens een tijdlang heeft moeten sluitenDoch wat
baat het of men al gelegenheid geeft tot een verfrisschenden
dronk, indien do drinker gestadig moet omzien, of zijn leven
ook door reusachtige Ulmers en Newfoundlanders bedreigd wordt?...
Waarom is de politie zoo toegevend en lydelijk tegenover deze
ruigharige monsters, terwijl zij dezer dagen een armen achttien-
jarigen zwerveling uit den vreemde schijnt te hebbenJa, ik
durf myn vermoeden bijna niet neerschrijven! Maar wat te
denken van de mededeeling, een paar dagen geleden in de dag
bladen opgenomen, dat de politie een jeugdigen Malthezer, (die
zich heimelijk aan boord van het stoomschip Stella had begeven,
om kosteloos naar Gibraltar te komen, maar toen goedschiks
kwaadschiks meegenomen werd naar ons land) krachtens de
vreemdelingenwet over de grenzen van het Rijk heeft gebracht
„in de richting van Engeland." Hoe nu? vraagt men zich
onwillekeurig af, in de richting van Engeland? De grenslijn
tusschen ons bescheiden Koninkrijkje en het machtig Albion
wordt geheel bespoeld door de wateren van de Noordzee, en
waar ter wereld is er tusschen het Marsdiep en de Wielingen
een duimbreed gronds te ontdekken, waarover de verdreven
vreemdeling op eigen gelegenheid behouden in het Britsche Rijk
kan zijn aangeland? Overal zee, zee, niets dan zee! Er blijft
dus alleen over, dat de politie den overcompleeten passagier van
de Stella in een schuitje heeft gezet en hem voorts figuurlijk en
letterlyk heeft laten „drijven," of datmaar die gedachte is
te vreeselijk! Met die beslissende manier van opruiming zou
men zich alleen kunnen verzoenen, wanneer zij werd toegepast
op de gevaarlijk-speelsche honden, die het voortdurend op de
armen en beenen van Amstels burgerij gemunt hebbenLaat de
politie die maar hoe eer hoe liever over de grenzen van het
Rijk brengen „in de richting van Engeland," alias voor goed
kopje onder laten doen, dan zal zij ten volle aanspraak kunnen
maken op de erkentelijkheid van liet dankbare Amsterdam.
En Amsterdam is dankbaar! Staat het niet met gouden
letteren gegrift op het voetstuk van liet bescheiden monument,
dat thans ter eerc van onzen Prins Hendrik prijkt in het plantsoen
aan het begin der naar hem genoemde kade En wie oprecht en
in waarheid dankbaar is, geeft steeds op stillen en half ver
borgen wijze uiting aan de erkentelijke stemming van zijn har
en laat zijne gevoelens niet met groote trom den volke ver
kondigen! Zóó hebben de oprichters van het gcdenktecken en
het gemeentebestuur der hoofdstad er waarschijnlijk ook over
gedacht en daarom aan dc onthulling van liet monument in alle
opzichten het karakter van een „onder-onsjo" gegeven. Ik weet
althans geen enkele andere aannemelijke reden te bedenken, waarom
bij dc onthulling van een gedenkteeken, aan de nagedachtenis van
een Vorst gewijd, die hier algemeen geëerd en geliefd werd en aan
wien het. zich ontwikkelende Amsterdam onuitsprekelijk veel
verschuldigd is, zoo met opzet alle byzondere plechtigheid en
officiëelc eerebetooning is achterwege gelaten! Men schijnt het
de moeite niet waard geacht te hebben, om handel, zeevaart en
nijverheid, die drie groote factoren van Amsterdams bloei, welke
zich zoo herhaaldelijk in den zedelijken en stoffelijken steun van
onzen goeden Prins Hendrik mochten verheugen, in de gelegen
heid te stellen, zich bij de onthulling te doen vertegenwoordigen.
Of schaamde men zich een weinig over het niet zeer fraaie
borstbeeld? Nu, zoo heel leelijk is het toch niet, althans niet
zoo leelijk als men zou opmaken uit de caricatuur-teekening, die
„Eigen Haard" er van gaf, waarop de Prins staat afgebeeld
alsof men hom voor den tocht een dikken omslagdoek heeft
omgeknoopt en hij over die dwaasheid zijn schouders ophaalt,
met een spottend glimlachje tot de Dickens-achtige figuurtjes,
waarmee de grappige teekenaar de omgeving gestoffeerd heeft.
Bijgeloovige lieden zouden kunnen beweren, dat de schim van
Prins Hendrik zich heeft willen wreken op de schamele hulde,
hem door Amsterdam gebracht, en dat daarom Dinsdagmiddag
bij den brand van den Suez-steiger zooveel schade op het gebied
van zeevaart, handel en nijverheid is aangericht. Maar in ernst,
het was een ontzettend en vreeselijk toonccl en nog nooit heb
ik zulk een menschenmassa langs de IJkantcn bijeen gezien.
Ook hedenmiddag was er door de geheele stad -een geduchte
volksmenigte op de been, om er getuige van te zijn hoe het
vaandel van „het Zilveren Kruis," de Verccniging van Waterloo-
strijders, wier laatste lid overledeu is, aan de gemeente Amster
dam werd overgedragen. Toen ik dit militaire schouwspel
gadesloeg, waarby het niet ontbrak aan schitterende uniformen
en schetterende muziek, kwam de vraag bij mij op, waarom men
aan dit vaandel zooveel eer bewees en het borstbeeld van een
onzer beste Oranjevorsten in dit opzicht fzoo misdeeld moest
blijven. Het contrast was al zeer sterk! Amstelaar.
Bulteiilana.
Tengevolge van de officiëele afkondiging van het ver
schijnen der cholera te Madrid, heeft er eene zeer rumoerige
manifestatie plaats gehad, waarbij hard geschreeuwd en
gefloten werd, zwarte vaandels rondgedragen werden,
en met steenen naar de gendarmen geworpen werd. Nadat
een twintigtal personen gearresteerd waren, werd de menigte
uiteengedreven.
Edwin Hans Karl Von Manteuffel werd in 1809 te
Dresden geboren. Hij werd in 1848 vleugeladjudant, in
1851 chef van het militair kabinet, in 1861 luitenant-gene
raal en adjudant-generaal van den Koning van Pruisen.
In 1865 benoemd tot civiel en militair gouverneur van
Sleeswijk-Holstein, nam hij deel aan den veldtocht; daarna
nam hij deel aan den Ilannoverschen veldtocht en aan
vaardde vervolgens het commando van het Main-leger, dat
tegen de Zuidduitsche troepen oprukte. Na den vrede werd
hij gezant te Petersburg. In den oorlog van 1870 streed
hij onder Prins Friedrich Karl. Hij woonde de slagen bij
Colombev en Noissevill bij, hielp Mctz omsingelen, en
behaalde, nadat die vesting gevallen was, de overwinningen
bij Amiens, Bapeaume en Rouaan. Hij vocht bij Belfort,
joeg het leger van Bourbaki uiteen en ontving na den
vrede het commando over het Duitsche bezettingsleger.
Zijn laatste taak was een zeer ondankbare, namelijk het
stadhouderschap van Elzas-Lotharingen. De geannexeerde
bevolking zag steeds in hem den tyran en de Duitsche
bladen laakten hem voortdurend om zijn betrekkelijk zacht
zinnig bestuur. In al de moeielijkheden met de Fransche
pers der provinciën, met dc geestelijkheid en het Fransch-
gezinde deel der bevolking, had hij steeds zoowel deze als
de geheele Duitsche pers tegen zich. Omtrent zijn laatste
dagen verneemt men het volgende: Zondag vatte hij koude
men daeht niet dat 't iets van beteekenis was, maar een
longontsteking trad in. Manteuflels dokter gaf aanvankelijk
geruststellende verzekeringen, maar ontbood later dr. Neu-
bauer naar Karlsbad. Nog voor dat deze aankwam, was
Manteuflel dood. Zijn einde was zeer kalm.
Wereldtentoonstellingen zonder tekorten schijnen on
bestaanbaar. Die te New-Orleans, welke thans gesloten is,
heeft een nadeelig saldo van f 650,000 opgeleverd. Iets
meer dan dat bedrag was aan premiën uitgegeven.
Brouardel, lid van de „Académie de Medécine,"
Roux, chef van Pasteurs laboratorium, en de interne
Albarrom zijn door het Fransche Ministerie van Koophandel
belast met een onderzoek in loco van Ferrans proeven
(vroeger was dr. Gibier daartoe aangewezen). De Commissie
zal weldra vertrekken.
Benoemingen, enz.
De kapitein ter zee H. Dyserinck wordt met 16 Juli a. s.,
gedetacheerd alhier.
Met 1 Juli a. s. wordt de kapt.-luit. tor zee C. De Klopper,
ter zake van in doch niet door den dienst ontstane lichaamsgebreken,
op pensioen gesteld, ad f 2775 's jaars.
Met dien datum worden bevorderdtot kapt. ter zee, de kapt.-
luit. ter zee K. A, Stakman Bosse; tot kapt.-luits. ter zee, de
luits. ter zee lste kl. H. Van Broekhuyzen, P. G. Bruch, C. J.
De Jong Ilzn.tot luits. ter zee lste kl., die der 2de kl. J. J.
Poortman, J. Bollaan, C. J. G. De Booy en B. Brutel de la Rivióre.
Met ingang van 1 Juli a. s., wordt bij de directie der Marine
alhier benoemd tot lsten machinist de machinist H. Brautigam.
De meesterknecht bij 's Ryks werf te Amsterdam, C. Grondhout,
wordt met den 31 dezer, wegens lichaamsgebreken, eervol uit den
dienst ontslagen, behoudens aanspraak op pensioen.
Vl^olalaorloiiteii.
Tien korders brachten jl. Donderdag 14 mandjes kleine schol,
3 manden schar, 32 tot 175 groote, 90 tot 130 kleine tongen
en 2 tarbotten ter afslag, terwijl door 9 beugers 20 tot 30 roggen
werden aangevoerd; kleine schol gold f 1.50 per mandje, schar
f 5.50 per mand, groote tong f 25 a 35 c., kleine tong 7 a 20 c.,
tarbot f 8 en rog 28 h 50 cents per stuk.
Burgerll]ls.e Stand.
Gemeente HELDER, van Donderdag tot Zaterdag.
Ondertrouwd: K. Mcnco, sergeant der artillerie, en B. Israël.
C. Van Otteren, zeilmaker, en A. S. v. d. Bos. R. J. De Vree,
brugwachter, en A. Lastdrager. W. A. E. Copper, muzikant,
en J. C. Sterrenbach.
GetrouwdGeene.
Bevallen: A. G. Van Doorn, geb. Derx, D. C. London, geb.
Budde, Z.
Overleden: G. Bruyn, 7 maanden.