HELDERSCHE
IN MEEWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdvertentieMad voor HoUands Noorderkwartier.
1885. N°. 81.
Woensdag 8 Juli.
Jaargang 43.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
POSTKANTOOR HELDER.
1 DOOR EIGEN KRACHT.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zuterdag namiddag.
lbonnement9prijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Adver ten tien: Van 11 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsrnimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
gedurende de eerste helft der maand Mei.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
Wed. D. A. v. EgtenArasterdam.
P. Hamelsverde aan Mina Dc Wind
P. Brouwer
Mej. Roshardsz
C. TroostBerkel.
J. A. HeelelankenBuren.
P. HandkooperLangenoord.
Haring
Briefkaarten
J. Van SnelleRotterdam.
W. Hoogendijk
Verzonden geweest naar Ned. Oost-Indië
H. Van ReesBatavia.
Mej. A. Keizer
Ned. West-lndië
S. PenhaCuracao.
F. C. TepePore au Prince.
J. Van Diest
Blnnenlan O.
Wie op 1 Juli in den Wieringerwaard kwam, zal
vraagd hebben: wat is daar toch te doen? Hier en daar
Iggen en de kinderen in feestgewaad, 't Was, om kort
sijn, een algemeen schoolfeest voor de kinderen, 's Morgens
tien uur werden ze met muziek uit de sehool gebaald
eenen optocht te maken. Eerst de mastklimmers met
rpen om 't lijf en flinke vlaggen in de bandendaarna
tonnetjeskruiers; verder de houtjesrapers en wortelen-
ppers en eindelijk de kleinen voor den draaimolen, voor
draaiborden en voor de poppenkast. Elke afdeeling
ïecoreerd met verschillende soorten van lint, ging onder
leide van een feestcommissie naar 't terrein van de
Uit het Engelsch van THOMAS BAILY ALDRICH.
De mannen wisselden een snellen blik. De verbijstering van
in te voren was uit Richard's gelaat verdwenenzijn oogen
nden niet langer dof, maar helder en levendig zooals gewoonlijk,
j was zichzelven meester, maar 't was hem duidelijk aan te
n, dat die zelfbeheersching hem inspanning kostte. Er was
i in zijn voorkomen, in de trillende neusvleugels en saamgeperste
pen, dat den heer Taggett op zijn hoede deed zijn. De heer
ggett was de eerste die sprak.
vIk heb hier een onaangename taak te vervullen," zeide hij
gzaam, met de hand aan den knop van dc deur, die hij bij
i binnenkomst had gesloten. /,Ik heb last u te arresteeren,
nheer Shackford."
,Wacht even," zeide Richard, met flikkerende oogen. „Ik heb
ets tc zeggen."
,Ik zou u raden, geen tegenwerpingen te maken."
,Ik begrijp volkomen mijn positie, mijnheer Taggett, en toch
ik dien raad in den wind. Als ge mij een paar vragen
inlwoord hebt, ben ik geheel tot uw dienst."
,Nu dan, zoo ge er op staat."
,Ge waart tegenwoordig bij 't verhoor van Thomas Blufton
William Durgin, niet waar?"
rJa."
vGe herinnert u Wüliara Durgin's verklaring?"
Volkomen."
,Hij verklaarde, dat de vlekken op zijn kleederen van een
:er vat afkomstig waren, waarvan de bodem pas rood was
rerfd."
„Juist."
yMijnheer Taggett, de bodem van dat vat was blauw!"
./Hoever de heer Taggett het ook in de kunst van zelfbcheer-
dng had gebracht, deden die woorden hem zichtbaar ontsteUen,
hij verbleekte toen hij met de oogen Richard's vingcrwijziging
gde. Als William Durgin's getuigenis op dat punt valsch
s geweest, als hij in die zaak ook maar een haarbreed van
waarheid was afgeweken, dan was uit die valsche getuigenis
chts óéne gevolgtrekking mogelijk. Snel als de bliksem, had
heer Taggett den toestand overzien. In een oogwenk zag
heel zijn zorgvuldig opgebouwde theorie in duigen vallen,
ïhard kwam vlak voor hem staan.
„Mijnheer Taggett, weet ge waarom William Durgin loog?
adat zyn leven op het spel stond! In een oogenblik van ver-
kring, had hy een van die eenvoudige, noodlottige vergissingen,
;aan, die meestal door menschen in zyn omstandigheden
;aan worden. Hij had de vlekken op zijn kleederen met roode
f besmeerd, terwyl hy blauwe had moeten gebruiken."
„Dat is een zeer ernstige veronderstelling."
v't Is geen veronderstelling," riep Richard, „'t is zoo klaar als
dag."
„Ge gaat te ver, mijnheer Shackford."
„Volstrekt niet. Durgin heeft zelf het bewijs van zijn schuld
everd. Hy is in zijn eigen netten gevangen. Ik beschuldig
m van den moord van Lemuel Shackfordik beschuldig hem
p den beitel en de lucifers uit mijn atelier, waar hij vryen
jgang had, te hebben weggenomen; ik beschuldig hem van die
agen weer op hun plaats tc hebben teruggebracht, om de ver-
pking op mij te laten vallen. De ongelukkige verhouding
Bchen myn neef en mij gaf' grond aan die verdenking. 'tWas
i zeer listig plan, en is geslaagd naar 't schynt."
De heer Taggett gaf niet dadelyk antwoord; toen zeide hy
geïmproviseerde kermis, een gunstig gelegen plein onder
lommerrijk geboomte. Verschillende prijzen werden ge
wonnen en getrokkenferme jongens, juist niet de grootsten,
zag men onder de mastklimmers en met grond maakte men
de opmerking, dat nu nog de vruchten gezien werden van
't vroegere gymnastiek onderwijs en de wensch bleef dan
ook niet achter, dat die lichaamsoefeningen weer hervat
mochten worden. Aan versnaperingen, in massa voor
handen in eene kraam, ontbrak 't niet; onophoudelijk
werden de kinderen bezig gehouden en men kon 't jong
en oud aanzien, dat algemeen genoten werd. In den na
middag omstreeks vier uur, werd de aftocht geblazen, om
nog eens met de kinderschaar een wandeling te maken.
Op 't feestterrein teruggekomen schaarden zich allen in
eenen kring en sprak de voorzitter nog een kort woord
tot de jeugd en weldra ging menigeen naar huis met de
gedachte: zoo'n kinderfeest is goed geslaagd; de feest
commissie heeft eer van haar werk.
Uit Vlissingen wordt dd. 3 dezer aan Het Vad. gemeld:
„Vlissingen viert feest in den volsten zin van het woord:
wellicht nimmer 1 ïeeft zich de opgewektheid en dankbaar
heid van het volk zoo eenstemmig en zoo vrijwillig geuit,
als bij de dezen avond aan de heeren Arie Smit en Jos.
Van Raai te gebrachte ovatie, wegens de krachtige pogingen
door hen met succes aangewend om te verkrijgen dat in
liet contract met de Bremer Lloyd, voor de Oost-Aziatische
en Oost-Afrikaansche stoomvaartlijnen door den Duitschen
Bondsraad, Vlissingen als aanleghaven wordt aangewezen.
Toen de tijding bekend werd dat de commissie uit den
Bondsraad haar zegel aan de voor Vlissingen gunstige
voorstellen van Vorst Bismarck en dr. Stephan had gehecht,
nam een zestal ingezetenen uit de burgerij het initiatief,
om een ovatie aan genoemde heeren, „a 1'improviste" te
brengen. Van alle zijden kreeg men medewerking; zonder
eenige oproeping, alleen door mondelinge uitnoodiging,
waren 25 corporaties terstond bereid met hun banieren
aan den beraamden optocht deel te nemen.
uiterst koel: „Houd mij de opmerking ten goede, maar 't zal
noodig zijn met zekerheid uit te maken, of dit het vat is, dat
Durgin heeft dichtgespijkerd, en ook of het daarna niet is over-
geverfd."
„Ik begrijp volkomen wat ge bedoelt, 't Is uw plicht u daarvan
te vergewissen, en niets is gemakkelijker. De man, die 't vleesch
heeft ingemaakt, waarschijnlijk een zekere Stubbs, zal
natuurlijk zijn eigen werk herkennen. Dc andere vraag kunt
ge zelf beantwoorden, door even met uw mes op den boom te
krabben. Ziet ge, er zit maar óóne dunne laag verf op, de
nerf van het hout schijnt er bijna door. De boom is blijkbaar
nieuw, maar 't vat is oud. Het staat hier al een jaar of tien."
De heer Taggett zag Richard doordringend aan. „Waarom zijt
ge niet op de dagvaarding verschenen!"
„Niet verschenen? Ik was op weg naar rechter Beemis, toen
ge kloptet. 't Is misschien wat laat geworden," voegde Richard
er bij, daar hij Taggett's wantrouwenden blik bemerkte.
„De bepaalde tijd was twee uur," zeide de heer Taggett, op
zijn horloge ziende, 't Is nu over drieën."
„Over drieën!"
„Hoe kondt ge zoo nalatig zijn, als ge dacht zulk een belang
rijke ontdekking te kunnen meedeelen."
„Ik heb dit pas daareven ontdekt. Ik was van 't kantoor van
advocaat Perkins hierheen gegaan. Mijnheer Perkins had me
gezegd, welke vreeselijke beschuldiging tegen me zou worden
ingebracht. Die mededeeling trof me als een donderslag, 't Was
of ik krankzinnig was geworden. Ik kon niet meer denken.
Eerst geloofde hij niet, dat ik mijn neef had vermoord, en toen
scheen hij 't weer wel te gelooven. Toen ik buiten kwam,
slingerde dc straat onder mijn voeten, als het dek van een schip
alles draaide mij voor de oogen. Ik weet niet hoe ik hier ben
gekomen, ik weet niet hoelang ik in een kamertje boven heb
gezeten, toen de dagvaarding me te binnen schoot. Ik stond
hier als verplet van wanhoop; ik zag, dat ik op de een of andere
manier in een strik was verward geraakt, en dat het me on
mogelijk zou zijn mijn onschuld te bewijzen. Als een ander in
mijn positie geweest was, zou ik hem voor schuldig hebben ge
houden. Ik staarde half onbewust naar dat vaatje in dien hoek;
toen viel me plotseling de blauwgeverfde boom op, en als een
bliksemstraal, schoot William Durgin's verklaring me door den
geest. Waar is hij?" riep Richard, zich levendig omwendend.
„Die man moet gearresteerd!"
„Ik vrees dat hij weg is," zeide de heer Taggett, zich op de
lippen bijtend.
„Gevlucht, bedoelt ge?"
„Als uw gissingen juist zijn, ja. Iiy heeft vandaag niet
aan de dagvaarding voldaan, en de agent, die hem is gaan halen,
heeft hem niet kunnen vinden. Gister avond om acht uur was
Durgin in de herberg; sedert is hij niet meer gezien."
„Hij was van morgen niet op de werkplaats. Ge hebt hem
door uw vingers laten glippen."
„Zoo schijnt het, voor 't oogenblik."
„Mijnheer Taggett, verdenkt ge me nog?"
„Ik laat iemand niet door mijn vingers glippen."
Richard hield een driftig antwoord in, en zeide bedaard:
„William Durgin had een medeplichtige."
't Bloed steeg den heer Taggett naar de wangen, alsof Richard
zyn geheime gedachten had geraden. Durgin's vlucht, zoo hy
werkelijk gevlucht was, had den lieer Taggett een nieuwe moge
lijkheid doen zien. Als Durgin eens louter het werktuig geweest
was van den meer ontwikkelden man, die....
Zulk een veronderstelling was juist iets voor den heer Taggett.
Door zich uit de voeten te maken, had Durgin niet alleen zijn
eigen persoonlijke vryheid gewaarborgd, maar ook het gevaar
Met inbegrip van een lUO-tal kinderen van den zang-
cursus kon veilig het getal deelnemers aan den stoet op
1000 personen worden gesteld.
Overal waren de vlaggen uitgestoken en duizenden op
de been, om dezen stoet te doen passeeren. Te half negen
kwam de optocht in de beste orde voor de woning van
den heer Smit, bij wien zich ook de heer Van Raalte
bevond. Na 't zingen van 't Volkslied, hield de heer
Winkelman, namens Vlissingens burgerij, een opgewekte
toespraak van dankbetuiging aan beide heeren, aan wien
prachtige bouquetten werden aangeboden. Te negen uren,
nadat de optocht had gedefileerd, trok deze in de beste
orde terug en werd zij op de Groote Markt ontbonden.
Alles spoedde zich thans naar den Noordzee-boulevard
waar zich een ontzaggelijke menigte verdrong en waar
eenig klein vuurwerk werd ontstoken.
Te 10 uren kwamen de heeren Smit en Van Raalte met
hun familicn op de Boulevard en waren weldra door een
talrijke menigte omringd, die niet ophield hen toe te
juichen. Nimmer werd zoo ongekunsteld en hartelijk feest
gevierd, zonder eenige voorbereiding."
De optocht was blijkens een schrijven aan de N. R. C.
als volgt geregeld:
1. Tamboers en hoornblazers der infanterie en schutterij,
2. de werkliedenvereniging De Schelde, 3. Koninklijke
Nederlandsche handboogschutterij, 4. Excelsior, rederijkers-
vereeniging, 5. de gymnastiekvereniging Luctor et Emergo,
6. de zangcursus voor jongens en meisjes, 7. Vlissings
Mannenkoor, 8. het muziekgezelschap Ons Genoegen, 9.
het loodspersoneel in activen dienst, 10. Amicitia, rederijkers-
vereniging, 11. gaaischuttersvereniging De Eendracht,
12. gepensioneerden van het loodswezen, 13. de vereniging
van rederijkers Eendracht maakt macht, 14 het Metalen
Kruis, 15. kader van de d.d. schutterij, 16. werklieden der
Koninklijke Maatschappij De Schelde, 17. werklieden der
schoenenfabriek van den heer H. A. Kleijberg, 18. de
zeilmakersvereeniging, 19. de smeden vereniging, 20. de
van zijn medeplichtige afgewend, 't Was een wanhopige stap,
maar tevens een zeer behendige.
„Hij had een medeplichtige," herhaalde de heer Taggett, na
een oogenblik stilzwijgen. „Wie was dat?"
„Torrini."
„De man, met wien verleden dat ongeluk gebeurd is?"
„Juist."
„Hebt ge gronden voor die bewering?"
„Hij en Dnrgin waren groote vrienden, en in den laatstcn tijd
veel samen. Ik heb gisteren nacht bij Torrini gewaakt; hij was
erg vreemd in zijn doen en praten; af en toe ijlde hij, maar nu
bij nader inzien, ben ik overtuigd, dat deze zaak hem bezwaarde,
en dat hij daarop zinspeelde. Ik geloof, dat hij wel wat zou
hebben losgelaten, als ik er hem toe aangemoedigd had. Hij was
voertdurend in angst dat er iemand bij hem zou komen, en die
iemand was Durgin. Torrini moet onmiddellijk ondervraagd
worden; hij ligt zeer slecht, en t kan ieder oogenblik afioopen
Hij woont aan 't andere eind van de stad. Als het geen dringend
vereischte is, dat ik me bij rechter Beemis vertoon, was 't het
beste, dat we maar dadelijk naar hem toe gingen."
De heer Taggett, die met half gebogen hoofd had gestaan, hief
het plotseling op, terwijl bij vroeg: „Waarom hebt ge dien brief
van Lemuel Shackford achtergehouden.
„Hij is nooit in mijn bezit geweest, mijnheer Taggett," zeide
Richard. „Dat papier is me op 't oogenblik nog iets onverklaar
baars. Ik kan nauwelijks gelooven, dat het bestaat, ofschoon
mijnheer Perkins zegt dat hij 't in handen heeft gehad, en 't
onmogelijk zou zijn zich in 't schrift van mijn neef te ver
gissen."
„De brief ia op uw kamer gevonden."
„Dat hoor ik. In begrijp het niet."
„Met die verklaring zal de officier van justitie niet tevreden
zijn."
„Ik heb er maar óéne oplossing voor," zeide Richard.
„En die is?"
„Dat zou ik liever nu niet zeggen. Ik zou graag op weg
naar Torrini even bij mijn hospita aanloopen. 't Is niet om."
De heer Taggett gaf zwijgend zijn toestemming. Richard
opende de deur van 't poetshok, en beiden traden naar buiten.
Er werd geen woord gewisseld voor ze Lime-Street bereikten.
Juffrouw Spooner zelf deed Richard open, die opzettelijk gebeld
had, in plaats van zijn huissleutel te gebruiken.
„Ik wilde u graag even spreken, juffrouw," zeide Richard,
geen beweging makend om binnen te gaan. „Dank u, we zullen
niet binnenkomen. „Ik had u enkel iets te vragen. Zijt ge
den Maandag voor den dood van mijn neef, den geheelen dag
thuis geweest?"
„Neen," zeide juffrouw Spooner, eenigszins verwonderd, met
haar hand nog aan den deurknop. „Ik ben in 't geheel niet
thuis geweest. Ik ben don heelen dag en den halven nacht bij
mijn dochter Maria Anna in South Millville gebleven, 't Was
een jongen," voegde juffrouw Spooner er tot verduidelijking bij',
terwyl ze met de vrije hand haar breed voorschoot gladstreek.
"Dan was Janet thuis," zeide Richard. „Laat Janet eens hier
komen."
Een net, verstandig uitziend meisje, in Nova-Scotia kleeder
dracht, werd uit de keuken geroepen.
„Janet," zeide Richard, „heugt je nog die dag, een week of
drie geleden, toen juffrouw Spooner naar South-Millville was?"
„Ja," antwoordde het meisje zonder aarzelen, „'t was de dag
vóór..." en toen hield ze plotseling op.
„Juist; 't was de dag vóórdat mijn neef vermoord werd. Nu
wilde ik, dat je je eens zag te herinneren, of er hier toen een
een brief of briefje, of eeu andere schriftelijke boodschap voor