goed voor eenden, die stinkende eieren leggen na met onze lijkjes gemest te zijn en tranig vleesch krijgen als de rot ganzen. Ook het varken wordt door onze Volendammer moordenaars tot een slag zeehond herschapen. Zijn er dan geen dierenbeschermers meer in Nederland, om het nutteloos kwellen en verdelgen van ons rustig volkje te wraken? „Als wij konden spreken, zouden wij met ons millioenen voor de balie der Kamer verschijnen en met tranen in de vinnen mededeelen hoe wij van de moederborst worden afgerukt en eindelijk in den moordkuil terechtkomen. „Maar MM. HH., wij zijn, met uw oorlof! slechts een voudige vischjes, die de kleinste bewaarschool nog niet opneemt, en wij zouden het toch zoo gaarne tot de ver gelijkende taalstudie brengen, die, als de visschen welke niets zeggen, door de ontwikkelden onder ons worden ver vangen, ook in Nederland zal beoefend worden. „Om kort te gaan (ach, wij zijn nog geen vingerlid van een lid uwer vergadering lang) wij smeeken dat de Volen- dammers met hun moorden ophouden en men ons veroor- love iets langer te worden. „'t Welk doende enz., „Mr. Spiering, Procureur. „Pro stylo." Door een 700tal burgers van Vlissingen is, nu de heer Diemont overleden is, tot den heer A. Smit het verzoek gericht, zich opnieuw beschikbaar te stellen voor de betrek king van hoofd der gemeente. Uit Berlijn is officieele mededeeling ontvangen, dat 'gisteren de invoer van alle veesoorten uit Nederland in Duitschland werd opengesteld. De Duitsche Regeering heeft bepaald, dat elk stuk vee moet voorzien zijn van een bewijs van herkomst, afgegeven door het hoofd der betrokken gemeente, en voor gezien geteekend door een veearts of keurmeester. Drie heeren wilden zich jl. Zondag morgen in een groote sloep van Katwijk naar IJmuiden begeven. Er stond een hooge zee. Even voorbij Wijk aan Zee gekomen wilden zij landen, daar de zeilen onklaar waren geworden, doch de boot stootte tegen het strand en sloeg om. Een der heeren redde zich met zwemmen, de tweede klampte zich aan de boot en dreef aan land; de derde, een jong advocaat uit 's Hage, de heer H. J. C. De Jonge, ver dronk. Zijn lijk is Maandag morgen te Wijk aan Zee aangespoeld. Dr. Haremaker, juist te Wijk aan Zee ver toevende, verleende hem, die zich aan de boot had geklemd, de eerste geneeskundige hulp, daar deze geheel bewuste loos was. De ongelukkige tooneelspeler Tourniaire zal deze week uit het .Buitengasthuis te Amsterdam overgebracht worden naar het gesticht Meerenberg; de toestand van den lijder geeft weinig hoop op herstel. Te Utrecht heeft zich eene commissie gevormd, met het doel den heer B. J. G. Volck, luit. ter zee 1ste kl., bij diens aanstaand vertrek naar Nederl.-Indië, een aan denken aan te bieden. Onder de rails tusschen de stations Buitenpost en Veenwoude heeft een paar vogeltjes hun nest gebouwd. Hoewel de locomotief ettelijke malen per dag over de woning heenvliegt, verzorgen de ouders hunne jongen uit stekend en laten zich niet door het stoomros afschrikken. Het bestuur der 1ste afdeeling der Friesche Maat schappij van Landbouw heeft ter kennis van de leden gebracht, dat het geen voldoenden stoffelijken steun heeft ontvangen voor de uitvoering van het in zijne circulaire van 23 April ontwikkeld plan, tot uitzending eener com missie om de praktijk der zuivelbereiding in den vreemde op te nemen. Hoewel de kosten voor de uitvoering vooraf moeielijk waren te ramen, had men zich toch voorgesteld daartoe althans over f 1000 kunnen beschikken. Dit bedrag is echter niet bereikt. Slechts 12 grondbezitters en 6 zede lijke lichamen of Vereenigingen tot bevordering van den landbouw hebben te zamen de niet onbelangrijke bijdrage van f 675 verzekerd. Hoewel dit bedrag wel toereikend zou zijn om het plan op beperkte schaal te verwezenlijken, heeft het bestuur evenwel gemeend daartoe geene vrijheid te bezitten, ook omdat uit het gering getal deelnemers veilig mag worden afgeleid, dat de belangstelling voor de de zaak verre van algemeen is. tegen het voorhoofd. Gij komt naar boven om den sleutel der gesloten kamer te halen, en ik heb dien ook hij hangt daar in het sleutelkastje. Kan een wezen van vleesch en been nu door het sleutelgat kruipen?" De kleine bleef staan en staarde nadenkend voor zich. Over tuigd was zij niet, dat was duidelijk; op het breede kinder voorhoofd was als 't ware te lezen: „Wat mijn oogen gezien hebben, laat ik mij niet nit het hoofd praten!" een gelaats uitdrukking, die vooral haar grootmama niet kon verdragen. En zoo hadden papa's argumenten ook geen ander gevolg, dan dat zijn kind ernstig zeide: „Gy moogt het gelooven of niet, papa, het was de kamenier van grootmama!" Mijnheer Lamprecht lachte overluid, en mevrouw de ambtsraad kon, niettegenstaande zij zeer geërgerd was, niet nalaten te zeggen „Emma, kind! God beware mij, wat dwaze dingen haalt gij u wel in 't hoofd, Margaretha! Weet gij ook," zeide zy met een veelbeteekenend knipoogen tot haar schoonzoon, „dat de bedienden in het huis ons het leven weer lastig maken met het bekende opgerakelde sprookje? De mededeeling van Reinhold over de vrouw in de roode zaal kan u bewijzen, dat die domme men8chen zelfs in het byzijn der kinderen den mond niet kunnen houden. Ieder beweert iets gezien te hebben, en ditmaal niet alleen schimmen en wolken van spinrag. Emma bijvoorbeeld bezwoer mij sidderend en bevend, dat het verschijnsel niets minder dan doorzichtig was geweest, en dat zich van onder de fladderende sluiers voor een oogenblik een arm had opgeheven, blank en rond!"... Zij knikte veelbeteekenend met het hoofd en drukte de saamgevouwen handen op de borst. „Als er maar niet een nauwe betrekking tusschen Herbert en zekere lieden achter schuilt! De gedachte alleen doet mijn bloed koken!" „Verduiveld, dat zou wat moois zijnmeende Lamprecht met een onheilspeilenden lach, terwijl hy zich over den baard streek. „Dan zouden er werkelijk Argusoogen en nimmer slapende ooren noodig zijn... Ik ben bovendien die praatjes onder onze bedien den meer dan moede het huis komt geheel in opspraak! Het is altijd verkeerd geweest, dat men den zijvleugel in het geheel niet gebruikt heeft; daardoor heeft het bakersprookje steeds meer grond gekregen. Ik zal er een einde aan maken! Het liefst zou ik er dadelijk een paar porceleindraaiers uit Dam- bach met hun familiën in laten wonen; maar die menschen zouden dan altijd door de vestibule mijn deur voorbij moeten, en die drukte past my niet! Ik zal er korte wetten mede maken en zelf gedurende eenigen tijd de vertrekken van mevrouw Dorothea gaan bewonen." „Dat zou een doeltreffend middel zynzeide mevrouw de ambtsraad lachend. „En een deur, die den toegang naar de vestibule kon afsluiten, Men schrijft uit Zaandam aan de Amsterdammer: „Jl. Donderdag werd alhier op Den Burgt door de heeren Joosten en de Bordes, agenten van de „Hand grenade fire extinguisher Company,ook een proef gegeven van het blusclivennogcn der Hardens-granaten. Het effect was echter niet zoo verrassend, als dat van de Hayward's- granaten in de vorige week. Om toch den beginnenden brand in een gefingeerd gebouw te blusschen, moesten 5 of 6 granaten in de vlammen geworpen worden, en ook daarna was het vuur nog niet geheel gedoofd. De proef met den houten schoorsteen gelukte beter, maar ook daarbij was de brand niet zoo plotseling gebluscht als door de granaten van Havward." In de afgeloopen week zijn te Rotterdam door de politie herhaaldelijk personen in verhoor genomen, verdacht van medeplichtigheid in het ruitenbreken. Het onderzoek schijnt tot heden weinig of geen gevolg te hebben gehacl. Naar men aan de Maasbode verzekert, is bij deze gele genheid een feit van groot zedelijk bederf voor den dag gekomen. Een moeder kwam haar beide zoons beschuldi gen van des nachts zeer laat, met steenen in den zak, thuis gekomen te zijn. 't Waren knapen van 14 k 16 jaar. Deze ontkenden alle deelneming aan het straatrumoer niet alleen, maar verzekerden dat hun moeder hen alleen be schuldigde om voor eenigen tijd van hen ontslagen te kunnen zijn en haar ongebonden leven ongestoord te kunnen voortzetten. De ontaarde moeder kon met haar kinderen weder naar huis gaan. Te St. Paul in Minnesota (Noord-Amerika) heeft den 5 Juni jl. een openbare verkooping plaats gehad van vol bloed Friesch vee. De 36 runderen, waaronder verscheidene kalveren en hokkelingen, brachten 10,415 dollars op, of gemiddeld f 700 per stuk. De koe Kuperus Namkje, geboren in Maart 1879 op de hofstede van K. N. Kuperus, te Marsum, bracht>605 dollars of f 1512 op. De feesten ter eere van het 700jarig bestaan van 's Hertogenbosch, jl. Zaterdag begonnen met de opvoering van het Oratorium „Die Jahres Zeiten/ zijn Zondag voortgezet. De groote historische optocht, voorstellende het ontstaan, den bloeitijd en den tegenwoordige!» tijd der stad en waaraan 500 personen, 3 muziekkorpsen, 10 praat wagens en 120 paarden deelnamen, bad gisteren plaats.) Dat ik niet de eenige „buitenman" ben, zoo schrijft een geestig Nederlandsch reiziger uit Londen aan het Hld., die in de Meimaand door de straten van Londen gaat, kan iedereen opmerken, die 's morgens of 's middags door het Strand wandelt. Men is niet onder de pre-Paphae- lieten, als men dit doet, maar te midden van ronde, roode, rosse, gezond uitziende predikanten van de Engelsche Staatskerk en van tal van afgescheiden kerken. Men kent ze allen aan hun witte das en eigenaardige jas. Ze stroomen in Mei uit de provincie naar Londen voor de May-meetings, waarop de belangen van kerk, armenzorg, zendelingen, enz. enz. behandeld worden. Zulk een gezond en triseh leven als dat van de rectors en curators te platten lande zijn moetRonde, blozende gezichten, vele verbrand en gebruind door zon en wind; welgedane stevige lichamen, met die eenigszins gebogen lijn, die reeds onder de kin begint; aangename, met zichzelf lang niet ontevredene, gespierde, stijfhoofdige, spoedig driftige maar goedhartige mannen, schijnen ze ons toe, wanneer we hen daar voor St. James's Hall en Exeter Hall zien bijeenkomen, elkander de hand schuddende, terwijl ze de trap opgaan. Ze doen mij denken aan flesschen goeden, edelmoedigen wijn, omkorst door lang liggen. Ze zijn omkorst door de vooroordeelen van eeuwen, ze zitten vol theologische spinnewebben, maar de wijn is goed gebleven, ja verbeterd. Ik ken er velen; ik spreek niet gaarne met hen over theologie of staatkunde, maar welk een liefde voor hun beroep, niet als predikers, maar als vrienden en helpers van hunne gemeenteleden! welk een gezond verstand, een kennis van het land, van landbouw, van paarden en honden, van cricket en boating. Ze hebben hun zoons in het leger, op de vloot of in Indië. Ze zijn krachtige, levenslustige mannen, die flink op hun breede schouders den Staat helpen dragen, en, als ik hen zoo cheerful, zoo opgewekt naar hun May-meeting zou ook zeer goed zijn dan zouden de vrcesachtigen, die hierboven iets te doen hebben, geen reden meer hebben van om den hoek te loeren en zich zoo bang te maken, tot zij hun eigen hersenschim hebben gezien... Ik zal eens over de zaak denken! Hij greep naar een bonbondoos op de schrijftafel. „Wel, kijk, daar zijn nog een paar stukjes inen hij vulde de handjes der kinderen met bonbons. „Ziezoo gaat nu weer naar beneden; papa heeft veel te schrijven." „En de sleutel, papa? Hebt gij dien geheel vergetenvraagde de kleine Margaretha. „Tante Sophie wil dadelijk naar boven Qm de vensters open te zetten. Zij zegt dat er geen regen komt en de nachtlucht er eens flink moet doorwaaienen morgen zullen de kamers in den gang schoongemaakt worden." Mijnheer Lamprecht werd rood van ergernis: „Loop nnar den duivel met dat eeuwige schoonmaken 1" barstte hij los en streek ongeduldig met de hand over zijn weelderig haar. „Eenige dagen geleden dreef' de vloer der vestibule en het schuren en krassen der boenders suist mij nog in de ooren... Daar komt niets van Ga maar naar beneden, Margaretha, en zeg tante, dat er zoo'n haast niet bij is; ik zelf zal er met haar over spreken!" De kinderen verwijderden zich, en ook mevrouw de ambtsraad trok haar manteltje vaster over de schouders, om heen te gaan. Zij groette tamelijk koel. Zij was niet bevrijd van angst; mijnheer de porceleinschilder zat vaster dan ooit in het pakhuis, en de vroeger zoo ridderlijk beleefde schoonzoon werd al vrij stuursch. En ook nu, in weerwil zijner eerbiedige buiging, ver toonden zijn oogen niet het minste teeken van berouw veeleer een geheim, brandend verlangen, om'alleen te zijn. Merkbaar verstoord ging zij naar buiten. Hij bleef roerloos midden in de kamer staan. De kamerdeur viel in het slot; toen hoorde hij het getrippel der goudleeren muiltjes op de trappenhij luisterde tot ook het laatste geluid was weggestorven daarna trad hij met een driftigen stap naar de schrijftafel, drukte de brieventasch aan zijn hart, streek met de hand herhaalde raaien over de aquarelteekening, alsof hij den blik der oude.dame, die er op was blijven rusten, wilde at- wisschen en sloot de portefeuille in een lade van de schrijftafel. Dat was het werk van eenige seconden geweest. Dadelijk daarop was de kamer leeg... Nu viel spoedig de avondschemering; het roselicht verbleekte, en in het schemerlicht werd het portret van de overledene mevrouw Fanny meer en meer levendig, zoo le vendig alsof de leven8groote gestalte in het volgende oogenblik den grijzen sleep harer japon opnemen en op het vloerkleed zou neerdalen, om met haar grijs en dor uiterlijk en met haar groote oogen vol harstochtelyk vuur, weg te zweven, even als wijlen mevrouw Judith... Wordt vervolgd.) zie gaan, dan waardeer ik de gezonde kracht, welke deze dorpspredikanten van Engeland aan het maatschappelijk leven der buitenlui geven. Ze zijn de middelpunten, waarom allen zich scharen. Een heer, die jl. Zondag op den O. Z. Voorburgwal te Amsterdam wandelde, waaide den hoed van het hoofd. Fluks sprong hij op een schuit, welker inhoud met een zeil bedekt was. Maar hij gleed uit en zonk in de losse kalk, waarmede het vaartuig was geladen. Met moeite klauterde hij er uit, de hoed werd in den steek gelaten, en met een witte broek kwam de wandelaar, die deftig in het zwart was uitgegaan, thuis. Brieven uit de hoofdstad. 16 Juli. Het is natuurlijk eenvoudig ondenkbaar, deze week een „Brief uit de hoofdstad" te schrijven, zonder een terugblik te werpen op de dusgenaamde feesten, waarmede jl. Maandag de opening van ons prachtige Rijks-Museum heeft plaats gehad. Maar het is geen opwekkende taak, iets over dit ondorwerp te zeggen, dat in ieder geval tot de belangrijke feiten vnu den dag behoort, en eigenlijk gezegd zou ik er liever het zwijgen toe doen. Want die feestviering, die zoo luisterrijk en schitterend had kunuen zijn, beslaat thans in de geschiedenis der hoofdstad juist geen der meest roemvolle bladzijden. En aan wien de schuld? Dat kan men onmogelijk met bepaalde zekerheid zeggen. Het voorzich tigst doet men nog, met het gebeurde aan den in zulke gevallen gebruikelijken „samenloop van ongunstige omstandigheden" toe. te schrijven. Maar dén ding 3taat niettemin als een paal boven water: dat bij het ontwerpen en vooral bij de uitvoering der fecstplannen als een en ander ten minste dien naam irfag dragen de onmisbare „rechte man op de rechte plaats" ont broken heeft, die zich in het bezit van een krachtig leidende hand en een alles vooruitzienden blik mag verheugen. Voeg daarbij dat de omstandigheden, al dadelijk van den aan vang af, voor de feestviering bepaald ongunstig waren. Rijst nu, dankbre jubeltonen Groet dees blijde Julizon had de dichter der cantate den zangers op de lippen gelegd, en in plaats van de alles vervroolijkende en verlevendigende zonnestralen, daalde er een stortvloed regenwater van den hemel op de autoriteiten en genoodigden neer, waardoor er menigeen druipnat in de prachtige receptiezaal verscheen. De ontvangst der fcestgenooten kreeg daardoor al dadelijk iets onordelijks en verwards, want ieder haastte zich om zoo gezwind mogelijk binnen te komen en de door den regen veroorzaakte beschadiging van zyn toilet eenigermate te herstellen. Toen de zaal langzamerhand geheel gevuld raakte, leverde zij een belangwekkenden aanblik op, wijl de keurbende van Amsterdamschc en vadcrlandsche grootheden, benevens tal van beroemde mannen op het gebied van kunst, letteren en wetenschap, daar bijeen waren! De Prins en de Prinses Von Wied, die de officieele openings plechtigheid bijwoonden, werden eerbiedig en minzaam door de gchcelc vergadering begroet; maar hoe weldadig zou de aanblik voor het Nederlandsclie hart geweest zijn, indien onze Koning en Koningin, liefst met het aanvallige Prinsesje bij zich, daar op die eerezetels hadden plaats genomen! 's Konings gezond heidstoestand belette hem, aan den algemeenen wensch gehoor te geven, dus het heeft zoo niet mogen wezen, ook al een gevolg van de ongunstige omstandigheden, waaronder ditgcheclc kunstfeest in zoo ruime mate gebukt ging. Had de dichter der cantate van dit alles een voorgevoel? Heeft hij als het ware met een zienersblik die ongunstige om standigheden van te voren aanschouwd? Men zou liet .zich bij het lezen zijner cantate kunnen voorstellen. Ten tweeden male heeft Ten Kate, wien zangerigheid en verheffing anders zoo bij uitstek eigen zijn, ons in dit opzicht teleurgesteld. Zijn zang bij de inwijding van het Amsterdamsche Rijks-Museum is even min een zijner waardige lauwer aan zijn dichterkroon als het door hem geschreven openingslied voor de Internationale Ten toonstelling van 1883. Ook ditmaal miste men in dit dichtstuk den gloed en de bezieling, die men gewoonlijk in Ten Kate's verzen nimmer te vergeefs zoekt, en evenals twee jaar geleden kwamen er in deze cantate zelfs verscheidene matte en slcepende regels voor. En toch heeft de dichter nog niets van zyn oude kracht verlorengetuige zijn jongste schepping, aan de schoon heden en de herinneringen der Nieuwe Kerk te Amsterdam gewijd. Maar deze Nieuwe Kerk inspireerde Ten Kate en deed zijn hart ontvlammen; de „plechtige opening" van jl. Maan dag ontlokte hem op zijn best eenige onberispelijke rijmen en bevallige zinswendingen, maar zijn ziel is er koud bij gebleven. Dankbaarder taak had de componist, die de muziek voor de cantate schreef en zijn werk door de 250 zangers en zangeressen op onberispelijke wijze hoorde uitvoeren; en al werd er aan het einde niet geapplaudisseerd, uit égard voor de aanwezige Vorste lijke personen, de toehoorders verkeerden blijkbaar allen onder den diepen indruk van De Lange's doorwrochte compositie. Ook de openingsrede werkelijk een rede, lang en breed en vol cijfers en data! door den Minister van Binnenlandsche Zaken uitgesproken, was meer een woord uit het hoofd dan uit het hart. Men zou zelfs de vraag kunnen stellen of zulk een breedvoerig geschiedkundig overzicht van de gebeurtenissen, die tot het ontstaan van dit Museum aanleiding gaven, wel geheel in het kader van deze plaats en deze ure pasten? Maar toch werd 's Ministers toespraak met betamelijk geduld aangehoord, en kwam zij er in dit opzicht dus beter af dan Je oratie vau den Burgemeester, die onder het gedrang en gesoes in de ver- verschingszaal totaal verloren ging. Jammer genoeg, want de heer van Tienhoven had werkelijk welsprekende taal doen hooren. maar de aanwezigen maakten het elkaar onmogelijk er iets van te verstaan, en van dat oogenblik al werden dan ook alle verdere onderdeelen van het openings-programma bedorven door orde loosheid, verwarring en gebrek aan goede regeling. Men liep elkander in den weg, begreep niet recht waar men wezen moest en kwam overal te vroeg of te laat. Gelukkig hebben de couranten 's Burgemeesters woorden in extenso medegedeeld en konden de Amsterdammers er zich later in ver kwikken. Waarom moesten echter diezelfde couranten, die ver tegenwoordigers van het afwezige publiek, bij dit feest overigens zoo stiefmoederlijk bedeeld worden? Schaamde men zich misschien over de onbeholpen wijze, waarop dit feest was in elkaar gezet en waardoor het zoo jammerlijk mislukte? Want mislukt was, als geheel genomen, wat er in het Museum zelf voorviel; mislukt waren de woorden aan het officieele diner, die nu niet door de pers verspreid konden wordenmislukt waren de tableaux-vivants in het Paleis voor Volksvlijt, hoe meesterlijk ook voorgesteld, want door de opschudding .en het getwist kon niemand ze naar eisch beschouwenen mislukt was vooral het groote vuurwerk, dat veel te laat begon (een uur voor middernacht) en moorddadig werd uitgeregend. Doch al die rampen en onheilen doen gelukkig niets af aan het heerlijke, heugelijke en gedenkwaardige feit, dat oud-Hollands kunstschatten thans in de hoofdstad een waardige en passende verblyfplaats hebben. En dikt is het voornaamste! Am* tel aar. Hiiltenlana. De Russische pers is zeer verontwaardigd over de be richten der Engelscho bladen, die van Russische troepert- bewegingen in Afghanistan gewagen, waarschijnlijk met het doel om den koers der Russische effecten te drukken. Men vraagt hoe Engeland zich over onbeduidende ver plaatsingen van posten enz. op de Afghaansche grenzen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2