gesteld in de banne Graft; een groot gedeelte van het hooiland moet aldaar nog gemaaid worden, terwijl de opbrengst daar nog verre beneden het middelmatige blijft. De feesten te 's Hertogenbosch zijn in vollen gang. De eerste dagen werden hoofdzakelijk aan allerlei muzikale uitvoeringen gewijd. De tegenwoordig bij elk feest onmisbaar geworden feest cantate ontbrak ook hier niet. De heer Henri Coojmans componeerde haar naar een tekst van den heer J. Franken. Waarschijnlijk uit vrees van den heer Cooymans te zeer te verheerlijken, gaf men zijn cantate niet op den eersten dag, bij de opening der feesten, maar liet men Haydn's Jahreszeiten voorafgaan. Nu men zoo 't schijnt een zekere volgorde naar de waarde der composities in acht heeft willen nemen, mag het zeker nog vereerend voor den feestcomponist heeten, dat Beethoven en Handel, wier compositie op den volgenden dag werden uitgevoerd, bij hem achtergesteld werden. Streelender voor diens gevoel, is zeker wel het feit, dat zijn compositie ten zeerste voldeed. Jl. Maandag was de groote dag, de dag der maskarade aangebroken. De feestwijzer, die reeds lang verschenen is, geeft een uitvoerige beschrijving van de door den heer Der Kinderen ontworpen samenstelling van den optocht. Overweldigend moet de indruk geweest zijn, die de prachtige stoet op de toeschouwers gemaakt heeft. Vooral de hoofd personen Karei V, de hertog, stichter van de stad, en Maximiliaan van Oostenrijk en Bourgondië waren prachtig gecostumeerd. De eerste in wit satijn, was gezeten op een fraaien schimmel. Inzonderheid werd de praalwagen, waarin Maximiliaan met Maria van Bourgondië en Philips de Schoone gezeten waren, algemeen bewonderd. Drie muziek korpsen droegen niet weinig tot opluistering bij. Jammer dat het weer daar niet meer toe meewerkte. Nu en dan regende het en moest men zich troosten met de gedachte, dat een brandende zonnehitte toch nog minder gewenscht mocht heeten. De optocht was samengesteld als volgt: I. Ontstaan der stad, reizende edelen en kooplieden, ijzeren ridders en krijgsknechten, landbouwers en jagers. H. De stichting. Hertog Hendrik in plechtgewaad op zijn troon, op een wagen, waarbij het verwonnen Heusden allegorisch wordt voorgesteld als een groene, vuurspuwende draak, door een pijl getroffen. III. De burgertwisten bijgelegd. De heeren Coptyten en Beckerlin, beiden in krijgsdos, en daarachter het hanen gevecht en jubelende burgers. IV. De Bossche schutters, 35 in getal, met hun vaandels. V. Het Vlies-kapittel. Een prachtige wagen, waarop Aartshertog Maximiliaan met familie en gevolg. VI. De intocht van Karei V, (te paard), voorafgegaan door de magistraat en de gilden en gevolgd door edelen en pages. VII. De Sint Janskerk op een wagen, omgeven door vertegenwoordigers van de ambachten, die haar bouwden, onder leiding van Jan Van Poppel. VIII. De Letteren, voorgesteld door den intocht der eindelijk de oogen opsloeg, stond haar vader bij haar en zag op haar neer. Maar zij herkende hem nauwelijks zij schrikte van hem en sloeg onwillekeurig de oogen neer, als bij instinct gevoelende, dat er iets verschikkelijks volgen moest; want hij zag er uit, als wist hij niet, of hij haar zou verworgen of ver trappen. «Sta op! "Wat doet gij hier?" snauwde hij haar met nauwelyks verstaanbare stem toe, pakte haar met ruwe hand aan en richtte haar overeind. Zy zweegde schrik, maar ook het ongewone der ruwe behandeling hielden haar lippen gesloten. z/Hebt ge mij niet verstaan, Margaretha?" vroeg hij op wat kalmer toon. „Ik wil weten, wat gij hier uitvoert!" Ik wilde eerst naar u toe, papa; maar de deur was gesloten en gij waart niet in de kamer." z/Niet in de kamer? Gekheid!" zeide hij en dreef haar voor zich been. //De deur was niet gesloten, zeg ik u gij hebt haar niet open kunnen krijgenIk was hier in de roode zaal hij wees naar de deur, waar hij de kleine heenduwde //toen ik uw geschreeuw hoorde." Margaretha zette zich schrap, zoodat de heer Lamprecht ook moest blijven staan, en keerde het gelaat naar hem toe. „Ik heb toch niet geschreeuwd, papa?" zeide zij met opengespalkte, ver baasde oogen. „Gy niet? Wie anders? Gij zult mij toch niet willen wijs maken, dat er, behalve gij, nog iemand hier boven geweest is?" Hij was vuurrood in het gezicht, zooals altijd, als hij toornig en ongeduldig werd, en zijn oogen zagen haar dreigend aan. Zij zou gelogen hebben! In het kind, dat de oprechtheid zelf was, kwam hiertegen iedere druppel bloed in opstand. „Ik maak u niets wijs, papa! Ik zeg de waarheid;" verzekerde zij, terwijl zij moedig in zijn vuur schietende oogen staarde. „Gij kunt er op aan, er was iemand hier boven. Het was een meisje. Zij kwam uit die kamer, weet gij, waar ik het voorhoofd met de lichte haren aan het venster heb gezien. Ja, daar kwam zij uit en zy had schoenen met rosetten aan, en terwijl zij voortliep hoorde ik, hoe de hakken op den vloer klotsten." „Zijt gij dwaas?" Hij keerde zich weer plotseling naar den gang. Het roode avondwolkje was intusschen verder gedreven, en door het hooggeplaatste kleine venster zag men niets dan een flauw licht een grauwe schemering verbreidde zich in den langen gang. „Ziet gij nog iets, Margaretha?" vraagde hij, achter haar staande en liet zijn beide handen zwaar op de schouders van het kind rusten. „Neen? Wees dan ook verstandig, kind. Door de vestibule kon het vermeende meisje niet ontkomen, want wy zouden haar den weg versperd hebbende deuren, die wij daar zien, zijn gesloten, dat weet ik het best, want ik heb de sleutels gelooft gfj echter, dat een menseh door den eenigen weg, die nog overblijft, door het raampje daarboven, zou kunnen wegvliegen Schijnbaar kalmer nam hij haar by de hand en bracht haar bij een der ramen van de vestibule. Hij haalde zijn zakdoek voor den dag en wischte haar de tranen van de wangen, die de schrik en de ontsteltenis haar hadden afgeperst zijn blik nam plotseling een uitdrukking van innig medelijden aan. "Weet gij nu, dat ge een groot zottinnetje zijt geweest?" vraagde hij lachend, terwijl hij zich diep bukte om in haar oogen te zien. Zij sloeg haar armen onstuimig om zijn hals. „Ik heb u zoo lief, zoo lief, papa!" verzekerde zij met al het vuur van een warm, teeder kinderhart en drukte haar smal, door de zon gebruind gelaat tegen zijn wang. „Maar gij moogt ook niet denken, dat ik gejokt heb... Ik heb zoowaar niet geschreeuwd, zij deed hetIk dacht, dat het Emma was, en wilde haar voor haar flauwe grap verschrikken. Maar Emma heeft niet zulk lang haar, dat valt mij nu eerst in, en mijn hand riekt nog naar rozenolie. Het is Emma4toch zeker niet geweest, papa... Door het kleine venster kan natuurlijk niemand vliegenmaar mis schien was de deur aan de kleine trap open, weet gij, de deur naar het pakhuis." Wordt vervolgd Bossche Rederijkerskamer „Moises-Doorn" opliet landjuweel te Antwerpen (Augustus 1561), waar zij den eereprijs won met de vertooning van een kluchtspel. IX. Scheepvaart en stoomwezeneene allegorische wagen, waarop een locomotief en een roeispaan de zinnebeelden waren van de spoorwegambtenaren en schippers, die ze omgaven. X. De Watervrijmaking: mede een allegorie op wielen, dragende den vrede tusschen sluizen, groen en bloemen, kinderen, metselaars, timmerlieden en polderwerkers. XI. Ambachten en bedrijven: de boekdrukker, kranten jongens, binders, sigarenmakers, enz. enz., 25 vakken ver tegenwoordigende, allen met hun cartouches en sieraden. XH. De verheerlijking van 's Hertogenbosch: „de stad," een kostbaar gekleede personage, op een hoogen, rijk ver sierden troon, waarvoor reukwerk wordt gebrand, terwijl Nijverheid en Handel en een aantal beroemde zonen van den Bosch in 't ronde zijn geschaard. Des avonds werd er in het gebouw der liedertafel een concert gegeven, bij welke gelegenheid de burgemeester een lange maar levendig toegejuichte rede hield. Vooral de hulde aan de feestcommissie, aan den heer Der Kinderen en aan het vorstenhuis gebracht, vond levendige instemming. De dag werd met een gecostumeerd bal besloten. Voor Dinsdag middag was het tooneel der feestviering verplaatst naar het terrein ter rechterzijde van den stations weg, buiten de vesting gelegen, alwaar de aangekondigde opstijging van den luchtreiziger, den heer F. Lhoste, van Parijs, zou plaats hebben. De ballon hield in 450 KG. gas en had een draagvermogen van 350 KG., terwijl de heer Lhoste voor de 146ste maal zou opstijgen. De stad werd dan ook met een bezoek van vele vreemdelingen vereerd. Nadat ten aanschouwen van eenige duizenden en duizenden eenige oplatingen van kleine ballons en vertoo ningen van caricaturen, potsierlijke ballons had plaats gehad, steeg de ballon met den heer Lhoste, in costuum, onder een oorverdoovend gejoel, te 6£ uren omhoog en na een I uur boven de stad te hebben gestaan verdween hij in westelijke richting. Daar de ballon te klein was, had hij geweigerd, iemand mede te nemen. De luchtreiziger steeg 1600 M. en kwam behouden te Oisterwijk neder. Hef feest werd opgeluisterd door de muziek der dd. schutterij. Des avonds had de plechtige opening der „kermesse d'été," welke tot Zondag zal voortduren, in het fraai gedecoreerde en versierde plantsoen plaats, hetwelk voor deze gelegen heid schitterend was verlicht. Men schrijft ons van Texel, dd. 22 dezer: „Eene klamp stroo van ongeveer 20,000 kilogram is heden middag bij de hofstede Rotterdam, in den polder Eierland, door onbekende oorzaak totaal verbrand. Alleen aan de omstandigheid, dat de wind gunstig was, is het te danken, dat de hofstede met inhoud gespaard is gebleven. Het verbrande was geassureerd bij de Maatschappij van Brandverzekering te 's Hertogenbosch." f Men schrijft ons van Texel, dd. 23 dezer: „Niet ver van de haven werd heden morgen aan den Zeedijk opgevischt een witgeschilderde reddingboei, waarop in zwarte letters twee malen den naam „Windau." De boei scheen lang te hebben gezwalkt. Een der namen was nagenoeg verdwenen. Gisteren avond werd een zware eikenhouten korstok opgevischt, vermoedelijk van een Engelsch visschersvaartuig afkomstig." Het Nutsdepartement te Anna Paulowna heeft be sloten, zijn afgevaardigde een vrij mandaat te geven betreffende het voorstel Nijmegen. Mevrouw Kleine heeft andermaal een rustigen nacht doorgebracht. Alle vrees moet geweken zijn. Uit Köningswart wordt aan de Neue freie Presse, dd. 17 dezer, 't volgende geschreven: „De Koning en de Koningin der Nederlanden verlieten met Prinses Wilhelmina heden onze badplaats. Vorst Paul Metternich, zijn gemalin, de directeur-geneesheer, dr. Kohn, de burgemeester en verdere autoriteiten waren aanwezig. Even voor acht uur kwamen de hooge gasten door de versierde wachtkamer op het perron. De Koning en de Koningin namen op de hartelijkste wijze van allen afscheid, verzekerden dat het hun daar uitstekend bevallen was en dat zij den volgenden zomer weder eenige weken hoopten te komen. De Koning heeft Vorst Afetternich het grootkruis van den Nederlandschen Leeuw verleend, de badarts en de burgemeester zijn ridder geworden van de Eikenkroon. De Koningin heeft 250 florijnen gegeven voor de armen van de plaats. Thans zal toch ten slotte mr. Ph. A. Haas als ver dediger van Jeanne Marie Lorette optreden. Na de weige ring van mr. Michiels van Verduynen heeft zij, op aandrang harer familie, er in toegestemd mr. Haas te ontvangen en hem hare verdediging opgedragen. (Het Vad.) De Friesche Maatschappij van Landbouw zal een algemeene ledenvergadering houden op den 11 Augustus aanstaande te Eraneker. Onder de te behandelen vraagpunten zijn de volgende: Is de tijd niet daar, dat de landbouwers zich moeten vereenigen, om voor gezamenlijke rekening de melk te verwerken, om zoodoende één kwaliteit en één kleur te verkrijgen, en bijgevolg hoogere prijzen op de markt te bedingen. Is het niet noodzakelijk, dat de lees- en leerboeken, op de lagere scholen in gebruik, meer dan tot nu toe, worden gekozen naar de behoeften der, op het platteland, meest voor landbouw en veeteelt of zuivelbereiding, bestemde leerlingen? Behoort dan de Friesche Maatschappij van Landbouw niet in de eerste plaats zich de bevordering dier zaak ernstig aan te trekken? De Leidsche Crt. behelst het volgende schrijven: „Den landbouw gaat het niet goed, met de tuinderij gaat het slecht, het Westland klaagt en de zeevisscherij kwijnt. Den landbouw is aangeraden zich wat meer op boomgaarden te gaan toeleggen en langs de bermen van spoorwegen moest men algemeen vruchtboomen planten. Hiertegen wordt aangevoerd, dat, als de oogst overvloedig is, er geen geld, als de oogst schraal is, er geen voordeel met zulk een teelt te behalen is. Zulke aanbevelingen laten zich eigenlijk op papier zeer goed uiteenzetten. De tuinderij, die zoowel in het vak van bloemisterij als in dat van warmoezier steeds uitgebreider werd, weet met de bloemen geen raad en kan de groenten niet genoeg aan den man brengen. Daarbij worden de tuinders onderkroopen door opkoopers, die alles door elkander slaan en voor een appel en een ei de waar rondventen. Een kwaad ding voor het Westland, dat Engeland zelf den weg heeft gezocht en gevonden om zich van aardappelen te voorzien en alweer getoond heeft het best buiten liet Westland te kunnen stellen. Het vervoer toch van den aardappel is haast gedaan. Engeland trok niet, de prijzen bleven derhalve veel te laag en de slotsom is: er moet geld bij. Rijns burg klaagt nu al over de groote schade, die met het verbouwen van aardappelen voor de deur staat. Daar en op zooveel andere plaatsen heeft men beproefd met het teelen van aardbeien voordeel te behalen. De aardbezie is bij den overvloed haast geen geld waard, en nu komt de groote droogte de slechte rekening nog vermeerderen. Maar nu het najaar- of herfstgewas. Bloemkool en andijvie moeten gepoot, peen gezaaid worden en de droogte veroor zaakt thans, dat in het mulle zand met goed gevolg alle werk vergeefs is. Vroeger jaren troostte men zich met de waarheid: een heijaar is geen schreijaar, maar bij zooveel tegenspoed wil men thans van zulk eene vertroosting ook niet meer weten. De zeevisscherij kwijnt, omdat er te veel gevischt, te veel kleine visch, ook een menigte, die nog eenige jaren moest groeien, bijgevolg geen groote visch gevangen wordt. De visscherman erkent het zelf. Alge meene begeerigheid om alles binnen te halen is grenzenloos geworden en ontvolkt de zee. Het was nooit gehoord, dat duizenden schelvisschen zoo groot als een haring in het afgeloopen voorjaar werden rondgevent en dat boerenwagens vol gevuld waren met schol en scharren het is reeds meer gezegd zoo groot als een kinderhand en door schijnend als vensterglas. Het leven en laten leven is overal een ijdele klank geworden." Te Zijdewind (gemeente Oude Niedorp) is een knaap van 8 jaren, die, buiten weten zijner ouders was gaan visschen, in het water gevallen en verdronken^ Uit een huis te Heerenveen, waar roodvonklijders waren, werden vóór eenigen tijd goederen naar Indië ge zonden. In een schrijven, dezer dagen door den afzender uit Indië ontvangen, wordt gemeld, dat ook in het huis gezin aldaar personen door die ziekte zijn aangetast. Waarschijnlijk dus is de ziekte door die goederen over gebracht. Jl. Maandag namiddag had in de St. Pietersteeg te Amsterdam een familie-vechtpartij plaats, waaraan een papa, mama, twee dochters en evenveel zoons deelnamen. De strijd werd aanvankelijk binnenshuis gevoerd, dat weldra zoo „doorluchtig" werd geslagen, dat de politie de vechtenden wel naar buiten had kunnen brengen, zonder de deur te openen. Geen der leden van de waardige familie scheen lust te gevoelen naar het bureau van politie gebracht te worden, om een weinig „uit te blazen." De politie achtte dit echter in 't belang der vermoeiden. Niet minder dan twee inspecteurs en acht agenten waren noodig, om, dreigende met de getrokken sabel, een einde aan het standje te maken, 't Slot daarvan was, dat een der vechters bazen bijna voor dood naar 't Gasthuis werd gedragen, terwijl 't restje naar 't bureau van politie kon worden overgebracht. Een der agenten moest zijn pink in den slag laten. (Amsterdamsche Crt.) Te Midwolda heeft men 7 paarden door het afsnijden der staarten verminkt. Een vreemd ziekteverschijnsel doet zich bij de schapen in Oost-Drente voor, vooral bij de schapen, welke op 't veen weiden. Ze worden lusteloos, en in vele gevallen sterven ze, zonder dat men eene verklaarbare oorzaak kan vinden. Zoo stierven voor eenigen tijd in 't Weerdinger- veen zes schapen in een paar dagen, die gewoon waren dagelijks op veengrond te grazen. Men vermoedt, dat eene of andere vergiftige plant de oorzaak is. Te Assen zijn tengevolge van „zonnesteken" eenige koeien gestorven, en zijn vele nog sukkelende. Sommige veehouders hebben hunne beesten, die ziek geworden waren door de felle hitte, bijtijds geslacht en zoodoende grooter schade voorkomen. Een landbouwer onder die gemeente heeft drie beesten verloren aan de wee. Het is moeielijk den stijl te bepalen, waarin het Museum te Amsterdam is ontworpen, zegt de Figaro. Uitwendig roept zijn voorkomen oude herinneringen op, waarin ver ward dooreengemengd zijn het slot van Sint-Germain, het station te Brugge en die Engelsche steden, waar de met bezigheden overladen bewoners der City zich aan landelijke en gothische droomen overgeven. Wanneer men als regel aanneemt, dat het uitwendige van een gebouw de bestem ming er van moet aangeven, kan men van deze zware massa gebakken steen zeggen, dat ze op alles gelijkt, behalve op een museum. De Arnh. Crt. betreurt, dat het kaartje van onze vestiging in Atjeh, jl. Zaterdag avond door het Hbl. gege ven, zoo slecht is afgedrukt, dat namen niet te lezen waren. Wij kunnen de Arnh. Crt., en anderen op den weg helpen. Het origineel vindt men, en zeer goed afgedrukt, in het Dagblad van 12/13 Juli (2de blad). (Dagblad.) Omtrent de viering van het jongste „nationale feest" te Parijs, schrijft de berichtgever der Haarl. Crt.: „Nergens ruwheid of bandeloosheid, maar overal beleefd heid, gepaste vroolijkheid, grappige replieken en geestige zetten. Nergens een onvertogen woord. Wat sterker is: geen enkele dronken man, niet één. De Franschen hebben hun welverdienden naam van matigheid weder roemrijk gehandhaafd; de feestelijkste stemming kan hen niet ver leiden tot misbruik van wijn. Nergens straatschenderij, uitgelatenheid, ongepaste bejegening van vrouwen. Eene lachende, prettige volksmenigte, waarin een beschaafd en welopgevoed man zich niet misplaatst vindt. En zoo viert dan het volk fee6t in de stad des verderfs, in het moderne Babyion!" Uitslag van de jl. Dinsdag gehouden verkiezing voor leden van den Gemeenteraad. Helder. Wit stembriefje: Ingekomen 381 biljetten, waarvan 1 blanco; volstrekte meerderheid 191 stemmen. Hiervan werden uitgebracht op de heeren: mr. K. J. C. Stakman Bosse 348 stemmen, J. C. Jansen 327, J. W. Hattinga Raven 312, II. Bitter 306, P. Groen 229, T. C. Govers 136, W. J. Van Neck 125, J. C. De Ruyter de Wildt 123, T. Mooy 38, I. Korver Pz. 25, J. C. J. Graat 24, A. Klik 17, F. Snel en J. Verfaille ieder 14, P' J. Duinker 12, J. Oortgijsen en F. Riesselmann ieder 9, J. Bethlehem 8, W. Bakker Hz. en A. B. Weber ieder 7,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2