Te Pellen zijn herkozen de heeren A. Eriks Kz., P.
Jonker en G. Timmerman; gekozen de heer E. Pletting.
Te Schoort zijn herkozen de heeren J. C. Peeck en H.
Dalenberg Az.
Te Schageti zijn herkozen de heeren C. Smit, H. B.
Voorman en Jb. Stammes.
Te Schermerhom zijn herkozen de heeren K. Dekker, P.
Smit en E. Dekema; gekozen de heer H. Van Aken (in
de plaats van wijlen den heer G. O. R Fontein.
Te Sint-Pancras is herkozen de lieer C. Pranger; ge
kozen de heer A. De Boer.
Te Spanbroek zijn herkozen de heeren A. Groot Jbz. en
P. de Groot Jbz.
Te Sijbekarspel zijn herkozen de heeren K. Winkel, J.
Bakker Kz. en S. Laan.
Te Ursem zijn herkozen de heeren P. Koppes, J. Snelten
en P. Kuyper.
Te Venhuizen zijn herkozen de heeren C. Vis en J. Zijp.
Te Warder zijn herkozen de heeren F. Bakker en D. Haan.
Te Wervershoof zijn herkozen de heeren C. Neefjes en
C. Schouten Jbz.
Te Westwoud zijn herkozen de heeren C. Schouten, M.
Buurman en C. Beerepoot.
Te Wognum zijn herkozen de heeren C. Blauw en L.
Appelman.
Het Nutsdepartement te Anna Paulowna heeft zijn
afgevaardigde een vrij mandaat gegeven betreffende het
voorstel Nijmegen.
Het departement Midwoud dier Maatschappij heeft zich
tegen het bekende voorstel Nijmegen verklaard, en vóór
het voorstel van het hoofdbestuur om f 1000 ter beschik
king van het hoofdbestuur te stellen, om daarmede reis-
en verblijfkosten te vergoeden van sprekers, die zich bereid
verklaren, in departementen buiten hunne woonplaats voor
drachten te houden over onderwerpen, die in verband staan
met het streven der Maatschappij.
Het kerkbestuur der Hervormde gemeente te Midwoud
heeft f 25 beschikbaar gesteld ten behoeve der nieuwe
bijbelvertaling.
Te Callantsoog had dezer dagen een helmbrand plaats,
ontstaan doordien een jongen een brandende lucifer op den
grond wierp, waardoor het helm begon te branden. Na
drie uren van inspanning mocht het gelukken den duinbrand
te blusschen.
De in ons land ook bij velen bekenden constabel-
majoor der Marine M. J. E. Kriens, schrijft in de Java-
bode van 13 Juni een kras stuk over de verzwakking van
tucht bij de Marine, en stelt tot beperking daarvan weder
invoering der lijfstraffen, De schrijver zegt:
tfHet zij verre van mij, algeheels wederinvoering der
lijfstraffen te willen. Neendie toestand, zooals hij vroeger
bestaan heeft, was barbaarsch, ja, een verlichte natie
onwaardigmaar ik wensch de lijfstraffen voor hen, die
in de straf klasse geplaatst zijn, voor die jonge lieden, voor
wie alle straffen zijn uitgeput; ik wensch de lijfstraffen
niet meer afhankelijk van één persoon, in casu den com
mandant, doch door een commissie van officieren, waarin
ook één of twee onderofficieren bij keuze zitting nemen.
Thans is/' zegt hij, ^de toekomst op de oorlogschepen
zeer droevig. De liederlijkheid is groot en de tuchteloosheid
onrustwekkend.
Het grootste gedeelte van Neêrlands Marine-matrozen
zijn brutale mopperaars en praatjesmakers, die vooral
's nachts, op post staande of in een sloep op uitkijk zit
tende, slapen en aan den wal zich bedrinken.
Onze tegenwoordige matrozen zijn een verbasterd soort
van de roemvolle Jantjes der 16de en 17de eeuw, waar
zij thans nog op teeren, anders niet.
Worden ze 's nacht gepord om op post te gaan, dan
vallen zij eerst nadat men 't halve schip heeft wakker
gemaakt tegen den onderofficier der wacht aan, of
loopen hem omver, gaan slapende op hun post en komen
slapende terug.
Moet een enkele maal slechts een sloep aan den wal
vertoeven, dan beheerscht een geest van Schiedam de roeiers;
alles is dan in de weêr om clandestien jenever op te doen,
en veelal doen jonge onderofficieren, helaasaan cÜt treurig
feit mede.
vuist op de tafel sloeg en met zyn ruwe stem ernstig zeide:
«Zwijg nu, Franciska. Ik wil het zoo, en hier ben ik de baas."
Dan ging grootmama altijd de kamer uit, en de zaak was af
gedaan. Ja, als zij maar eerst te Dambach was, dan was er
geen gevaar meer.
Zij liep den tuin in, om de bokken uit den stal te halenmaar
de huisknecht had de deuren gesloten, en het zou eigenlijk ook
wel te veel leven maken, als de wagen voortrolde; dan zou de
een of ander komen en haar de poort voor den neus dichtwerpeu,
en dan moest zij hier bly ven... Zij moest dus maar op haar voeten
vertrouwen en er heenloopen. In 't voorbijgaan had zij haar
hoed medegenomen, die nog op de tuintafel lag; zij knoopte de
keelbanden onder de kin vast en begaf zich op weg.
Niemand had het kind opgemerkt, toen het door de poort van
het pakhuis de straat was opgeloopen. Er was geen mensch in
den tuin; ook Blanka Lenz had de warande weer verlaten. En
op straat was het ook leeg; de menschen zaten nog niet voor
de deuren, daarvoor was de avond nog niet ver genoeg gevor
derd; slechts een paar arme jongens lieten in de gracht, die de
straat doorsneed, papieren schuitjes drijven. «Die hebben pret,"
dacht de kleine, ging het bruggeje over en de naaste straat in;
toen kwam zij buiten de stad en aan een voetpad, dat haar door
de velden en over een kleinen heuvel naar Dambach voerde.
Het was wel een heel eind om en zeer eenzaammaar zij kende
het pad en sloeg het nu ook in over den meer bezochten straat
weg dwarrelden bij iederen windvlaag verstikkende stofwolken,
die haar heden namiddag, toen zij naar huis reed, als met een
laag poeder bedekt hadden.
Och ja, heden namiddag was alles nog zoo goed geweest. Zy
had het wel willen uitkraaien van pret, toen de bokken met
haar de poort van de fabriek te Dambach uitgestoven waren;
grootpapa had gelachen en bravo geroepen, en de dorpskinderen,
haar trouwe speelmakkers, waren een eind medegeloopen, en de
jongens hadden onder elkander gezegd: //Sakkerloot, die heeft
er slag vanNu kwam zij terug, om zich bij grootpapa te
verbergen. Ach, als hij haar maar voor goed bij zich hield!
Zij zou dolgraag naar de dorpsschool gegaan zijn... Daar buiten
kwam haar grootmama nooit zij zeide altijd, dat zij de drukte
van de fabriek niet verdragen kon, en dan eeide haar grootpapa
er altijd lachend op, dat hij buiten bleef, omdat hy het gekras
van haar papegaai niet kon uitstaan.
Terwijl dit alles verward door het brein van het kind dwar
relde, draafden de kleine voeten ijlings voort. Een groot deel
van den weg liep door golvende graanvelden, en toen werd de
kleine meid toch wat angstig te moede sedert zij met tante
Sophie voor de laatste maal hier langs was gegaan, was het
groen, thans reeds geel geworden koren aan beide zyden van den
Denk niet, militaire lezer! dat een order door een onder
officier gegeven onmiddelijk wordt uitgevoerd, wel neen!
eerst even naar het galjoen of een werkpakje aangetrokken,
en in een ommezien is 't individu gevlogen en kan de
onderofficier 't aanzien, dat zijn bevel niet wordt uitgevoerd,
dat er lijdelijk verset heeft plaats gehad.
Zie maar eens 's morgens tegen vlaggenparade; dan
staat het geheele halfdek vol met jeugdige boeventronies
te wachten op de straf, die tegen hen zal worden uitge
sproken.
Ik zou u kunnen zeggen, hoe bij de jongste stranding
van de Leeuwarden te Atjeli, toen de steenkolen niet
vlug genoeg door de matrozen uit de ruimen werden
gelost, de officier van de wacht in de ruimen afdalende
om de kolenwerkers aan te sporen, de lampen werden
uitgebluscht en stukken steenkolen links en rechts om
zijn ooren vlogen, en eerst na zijn vermaning om een
revolver te zullen halen, rt werk zoowat doorging."
Dit alles en nog meer zegt de heer K. om aan te toonen
hoe het er bij onze Marine naar toe gaat.
Een landbouwer te Texel, die een groot aantal
kippen bezit, meent tegen de plaag der luizen, zoo veel
vuldig in houten hokken voorkomende, geen beter middel
te kunnen aanbevelen, dan hokken te maken van gras
zoden. Hij heeft al zijne hokken sedert eenigen tijd door
hokken van zoden vervangen, en verklaart na dien tijd
van de luizen volstrekt geen last meer te hebben.
De buitengewoon heldere maneschijn der laatste
avonden heeft een Duitscher in Den Haag eene nieuwe
negotie doen beginnen. Jl. Woensdag avond laat bood hij
voor een kwartje op het Buitenhof de gelegenheid aan om
door een flinken telescoop de maan met haar bergen en
valleien eens goed op te nemen.
De Zweedsche bladen verhalen dat de zeeman Olaus
Holgersson, die op de Nisero diende, zich door tusschen-
komst van het Zweedsche Ministerie van Buitenlandsche
Zaken tot onze Regeering heeft gewend, om voor het
doorgestane leed en geleden verlies gedurende tien maanden,
een schadevergoeding te vragen van 1800 kronen.
Bij de Nederl. Hervormde Kerk waren op 1 Julijl.
276 plaatsen vacant, of 11 minder dan op 1 Januari 11.
Thans zijn nog slechts 4 candidaten beroepbaar, en wel de
heeren J. D. Deltink en M. J. Sanders te Utrecht, J. C.
Ruys te Amsterdam en A. Wellesey te Vlissingen.
Het programma van de Rijkslandbouwschool te
Wageningen, over het leerjaar 1885/86, luidt als volgt:
Na de algemeene opmerkingen over de inrichting der
school, de eischen van toelating, de lijst der lesuren, de te
gebruiken boeken en de omschrijving van het onderwijs in
de afdeeling A, de afdeeling Hoogere Burgerschool en de
afdeeling B, volgen eenige mededeelingen over den bij zonderen
cursus voor houtteelt en die voor het aanschouwelijk land
bouwonderwijs, over de gemaakte excursiën, over de huis
vesting der leerlingen, enz.
Ofschoon het aantal landbouwleerlingen sedert den
vorigen cursus vermeerderd is (in 1883/84 bedroeg het
aantal 109, thans 123), moet de opmerking in het vorige
programma gemaakt over het betrekkelijk gering aantal
zonen van landbouwers, herhaald worden. Dat getal toch
is sedert den vorigen cursus slechts weinig toegenomen.
Nog wordt medegedeeld, dat van de 123 landbouwleerlingen
70 voor onze Indische bezittingen bestemd zijn en dat van
1878 tot heden 44 leerlingen een bestemming in Indië
vonden, terwijl 2 zich in den practischen landbouw vestigden.
Een vindingrijke parapluienfabrikant heeft een ver
betering gebracht in de constructie van zijn fabricaat. Deze
verbetering is eenvoudig verkregen door den parapluie om
zijn as te laten draaien; het uitgespreide gevaarte draait
gemakkelijk in alle richtingen om den stok, en men mag
met recht daarvan het beste verwachten. Te Amsterdam
is deze nieuwigheid reeds verkrijgbaar gesteld.
Een nieuwe moesgroente. Erwten worden,
zoo mogelijk dicht, in 't begin van Maart tot aan den
herfst toe uitgezaaid, en het loof, als 't zes centimeter
hoog is, afgesneden en als spinasie toebereid. Het is een
lekkere groente, die men ook in den winter in broeikasten
kan verbouwen.
weg hoog opgeschoten. Altijd slechts een klein gedeelte van het
kronkelende pad voor zich, was de arme kleine als in het koren
veld verscholen, en de kever, die zyn schitterend blauwe vleugels
uitspreidde en zacht gonzend opvloog, de bonte kelkjes convovulus,
die zich tegen de halmen omhoog wist te heffen, om er bovenuit
een kijkje te nemen, zy hadden het beter... En ter hoogte van
het hoofd van het kind vernam men gefluister; een zacht gesuis,
alsof een slepend gewaad zeer zacht naderde, deed het angstig
opzien. Maar //bang moet je nooit zijn, want alles in de wereld
geschiedt heel natuurlijk!" zeide tante Sophie altijd, en daarom
kon het ook geen wezen zijn, dat over golvende halmen zweefde
het was slechts de avondwind, die er over heen streek en de
buigende halmen tegen elkaar deed schuren.
En nu hield het smalle pad eindelijk ook op; de weg ging
over aardappel- en knolvelden, verder over grasland de hoogte
op, waarop een klein bosch, het zoogenaamde Dambacber bosch,
stond; daarachter lag het dorp. Wel was het nog zoo licht, dat
het kind de groote aardbczieplantjes met haar witten bloesem en
bloedroode vruchten tusschen de stammen aan den rand van het
bosch kon zien; maar ditmaal was er noch lust, noch tijd tot
plukken en snoepenin allerijl was zij tegen de hoogte opgesneld
het kleine hart bonsde haar in de borst, en het hoofd gloeide
en was zoo zwaar, alsof er lood in voorhoofd en slapen zat...
Maar in de kamer van grootpapa was het koel; daar stond de
groote sopha met de zachte kussens, waarop hij altijd zijn middag
slaapje deed, en daar rustte ook altijd het kind, als het zich moe
had geloopen. Nu nog het eind weg achter het dorp dan
was immers alle leed geleden!
De groote fabriek stond daar stil en door de menschen ver
laten, de arbeiders hadden hun dagwerk reeds laug volbracht, en
in den daaraan grenzenden tuin met zijn schoonen aanleg en
den mooien helderen vijver, waarin het paviljoen zich afspiegelde
vernam men ook geen ander tecken van leven dan het zacht
geruiach der hooge kruinen, waaronder het reeds vrij duister
was. Zelfs Castor, de patrijshond van grootpapa, blafte niet en
kwam ook niet op het kind toespringen, de drempel, waarop hij
altijd lag te luieren, was leeg, de deur was ook dicht, ja, het
bleek zelfs, dat zij gesloten was, en na een herhaald bellen
volgde niet de minste beweging.
In radeloozen angst stond de kleine voor de verlaten woning
grootpapa was er niet, daar had zy niet op gerekend
het was zoo natuurlijk geweest, dat hij tehuis was, als zij
kwam... Zij liep rondom het geheele huis; als een van deramen
der benedenverdieping had opengestaan, dan zou zy, Zooals zij
zoo dikwijls in haar wildheid had gedaan, naar binnen geklommen
en over de vensterbank in de kamer zijn gesprongen, maar de ramen
waren overal gesloten- zy kon nergens binnenkomen/ IVordt vervolgd.)
De heer W. H. Goodpasture, uit Noord-Amerika, is,
naar het Dagbl. verneemt, weder in Noord-Holland aan
gekomen. Ten vorige jare kocht hij ongeveer 50 stuks van
de beste Hollandsche runderen, welke hij naar de Vereenigde
Staten deed overbrengen, waar zij, volgens zijn verzekering,
geacclimateerd zijn en zich in goeden staat bevinden.
Indien de prijzen voor puike soort niet te hoog zijn, is
hij weder voornemens te koopen; doch dit zou niet het
geval wezen, indien de veefokkers tot het vragen van
onredelijke prijzen overgingen.
Volgens den heer Goodpasture, is de handel in de Ver
eenigde Staten flauw en zijn alle prijzen gedaald.
De heer J. Rosel, die ook ten vorige jare den heer
Goodpasture behulpzaam was, staat hem ook thans als
deskundige ter zijde.
Men meldt uit Anna Paulowna:
„Onder de vele reeds meermalen gemelde vreemde
adressen op brieven of briefkaarten, kan zeker onderstaand
adres op een brief dd. 24 dezer hier aangekomen gerang
schikt worden."
Aan Jan Dreksip
Maninanna posiloonapolder bij de Oweesluis.
Gelieve te lezen:
Aan Jan Dirk Sipman,
in Anna Paulowna-Polder bij de Oude Sluis.
Brieven uit de hoofdstad
23 Juli.
Gisteren morgen zullen duizenden bij duizenden Amsterdam
mers een dankbare zucht van verlichting geslaakt hebben, toen
zij op sti'aat kwamen en daar de veelbesproken en veelgevreesde
vertegenwoordigers van het hondenras in gcmuilbanden toestand
zagen rondloopen. Goddank, zal menigeen hunner bij zich zelf
uitgeroepen hebben, dat we thans werkelijk voor drie maanden
van de geduchte hondenplaag bevrijd zijnDe klachten in
courantenberichten, ingezonden stukken, adressen en petitiën
over het gevaarlijke losloopen der honden, ter kennis van het
Gemeentebestuur gebracht, zijn dan toch tot onze voldoening niet
zonder uitwerking gebleven. In de desbetreffende publicatie
wordt dan ook gezegd, dat Burg. en Weth., naar aanleiding van
het in deze gemeente toenemend aantal gevallen, waarby per
sonen op den openbaren weg door honden worden aangerand,
besloten hebben: 1. te bepalen, dat het, gedurende een tydvak
van drie maanden, ingaande 22 Juli, verboden is, honden op den
openbaren weg los te laten loopen, zonder dat zij voorzien zijn
van een muilband of muilkorf, volgens het officieel goedgekeurde
model, dat aan het hoofdbureau van politie voor de belangheb
benden ter bezichtiging is gesteld, en 2. de ingezetenen te waar
schuwen, dat honden, welke, in strijd met dit verbod, op den
openbaren weg worden aangetroffen, ter beschikking der politie
zijn, en dat daaraan streng de hand zal worden gehouden.
Dus, «het is nu meeneus," gelijk wij als schooljongens in onzen
tijd plachten te zeggen, aan het weren van ongemuilbande
honden zal streng de hand worden gehouden, die byvoeging
is zeer geruststellend voor de burgcry (omdat met dergelijke
veiligheidsmaatregelen hier anders nog al eens de hand wordt
gelicht), maar aan onze Amsterdamsche politieagenten opent
zij het minder aangename vooruitzicht op een bijzonder lastig
zomerseizoen, want een onafscheidelijk gevolg van de uitgevaar
digde muilkorf-verordcning is, dat de bij dc Amsterdamsche straat
jeugd zoo welbekende //hondenkar" weer op de proppen komt,
het onbevallige voertuig, waarmede door de gemeentelijke hand
havers der openbare orde de ongemuilbande honden worden op
gevangen. Dit werkje is in den regel voor de officieel aange- t
wezen opvangers lang geen lichte of aangename taak; want
vooreerst is het precies of zoo'n ongemuilbande (en dus in ken-
nelyken staat van overtreding verkeerende) hond het er nu eens
op gezet heelt om het zijn belagers zoo lastig mogelyk te maken
en de achtbare heeren politie-agenten tegenover het van alle
kanten tc hoop loopende publiek in een bespottelijk daglicht te
stellen, en ten andere is het voor de meer jeugdige elementen
van dat publiek steeds een uitgezocht en gelief koosd amusement,
de onwillige candidaat-passagiers der hondenkar naar al de wind
streken van het kompas voort te jagen door middel van schrik
wekkende keelgeluiden en welgemikte projectielen. Men moet
het gezien hebben om te gelooven, hoe verbazend een hond in
zulke omstandigheden beenen kan maken, maar ook welk een
dwaas figuur in zulk een geval onze gesnorde en gebaarde
politiemannen maken, als ze met den helm op het hoofd en den
sabel op zyde in den vliegeuden stormpas de wederspannige en
doodeiijk verschrikte honden narennenZulk een geïmproviseerde
hondenjacht met hindernissen is al zeer weinig geschikt om het
prestige der heeren jagers te verhoogen.
Ook dc honden zelf schijnen met die hun opgedrongen muil-
korvon-mode maar matig ingenomen. Sommigen dezer viervoeters
ziet men aanhoudend pogingen doen om zich van de lastige
ijzeren traliën rondom hun dikken kop tc bevrijden, iets wat
hun natuurlijk nooit gelukt. Doch dat went wel, zooals de paling
zei, toen hy gevild werd. De vooronderstelling is echter niet
al te gewaagd, dat een hond spoediger gewoon raakt aan het
dragen van een muilkorf, dan een mensch aan het steeds dreigend
gevaar van door ongemuilkorfde honden gebeten tc worden. En
alles saamgenomen, gaan we dus nu wat de hondenplaag betrelt
hier ter stede een rustige drie maanden tegemoet, dank zij de
verordening, door het Gemeentebestuur naar aanleiding der uit
den boezem der burgerij gerezen grieven afgekondigd en, volgens
belofte, streng gehandhaafd.
Zoo ziet men, dat klagen en petitionneeren toch niet altijd
te vergeefsch is (misschien krijgen we het in die drie maanden
nog wel gedaan, dat de muilkorven-maatregel van blyvende
kracht wordt verklaard) en dat een aanhouder nog wel eem J
wint. Wel eens, maar toch is dit lang niet altyd het geval)'
Getuige de eindelooze maar onvruchtbare klachten over hd
watergebrek, waarmede de bewoners der Amsterdamsche boveil
huizen nog altijd te worstelen hebben, terwijl met de langdurige!
droogte het kwaad er natuurlijk niet beter op wordt. Aan di i
bureaux der Maatschappij, bij de ambtenaren van publieke werken!
ten Stadhuize en in de kolommen der Amsterdamsche dag- eflf
weekbladen komt er geen einde aan de jeremiades over den onvol
doenden of geheel ontbrekenden toevoer van duinwater. Zoo wal -
onlangs b. v. de geheele marinierskazerne van water verstoken"'
En hoeveel huishoudens in onze goede hoofdstad zijn erdoor
watergebrek niet totaal in de war! Op dc uren, wanneer ande
alle fatsoenlijke Amsterdammers op hun bed liggen, ziet me
thans eerzame huismoeders met hare dochters en dienstbod
door keukens, gangen en portalen zweven, met emmers, potte
kannen en alle andere beschikbare soorten van vaatwerk in
handen om in het holst van den nacht, als er uit de wydgeopen
kranen ton minste toch nog éénig vocht sypelt, het bcnoodig
water te garen om den volgenden dag de dorstige keelen van
leden des gezins te laven. Welk een aangrijpenden indru
zouden die spookachtige figuren, in de nachtelijke stilte en een
zaatnheid met een emmer en een keukenlampje door het hui
warend, op een schildery maken met het onderschift: A
sterdamsche watersnood anno 1885." En toch, de feitely
toestand is niet anders! En die 's nachts water hebben, zijn
zeker opzicht nog te benijden, althans door hen, die nooit
nimmermeer den vurig verbeiden straal uit hunne kranen hoo
ruischen.
Natuurlijk is er echter ook wel eens by die waterklachten eem
overdry ving in het spel. Zoo hebben we niet zonder een spotten