HELDERS€HE
M IVIËUWEIIEPER COURAKT.
Nieuws- ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 90.
Woensdag 29 Juli. Jaargang 48.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
POSTKANTOOR HELDER.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 11 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters nanr plaatsruimte.)
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
gedurende de tweede helft der maand Mei.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
Mej. Bonders. Amsterdam.
Jansen
H. Chamot's Gravenhage.
Mej. W. v. d. Burg Leiden.
J. F. KlokWillemsoord.
Dientje Van Dokkum
Briefkaarten
J. v. d. WeideHarlingen.
Verzonden geweest naar Amerika
Adranus GerlatJersey.
Blnnenlan d.
De Commissaris des Konings in de provincie Noord
holland bericht: 1. dat in Noordholland de jacht op klein
wild, met uitzondering van die op fazanten, zal worden
geopend op Zaterdag 5 September 1885, met zonsopgang;
2. dat de jacht op fazanten zal worden geopend op Don
derdag 1 October e. k. met zonsopgang, en 3. dat de
korte jacht dagelijks met uitzondering van den Zondag
en de lange jacht alleen op Woensdag en Zaterdag zal
mogen worden uitgeoefend.
Te Terschelling is officieel bericht ontvangen, dat
een nieuwe draad ter organisatie eener kustwacht zal
worden gespannen van het telegraafkantoor naar de brand-
aris, van daar naar Midsland en Oosterend naar de zich
daar bevindende stations der Noord- en Zuidhollandsche
Redding-Maatschappij. In verband met de bestaande lijn
naar den vuurtoren te Ameland is alsdan de kust bij
eventueele rampen van Ameland af tot Terschelling in
gemeenschap gebracht. Wenschelijk zoude het zijn, dat
gemeentebestuur thans besloot om een kantoor te Midsland
te vestigen, nu de gelegenheid zich daartoe zoo goed aan
biedt.
8> DE VROUW HET DE KARBONKELSTEENEN.
Naar het Duitsch van E. MARLITT.
Zij dreigde in tranen uit tc barsten, maar zij wist ze nog
binnen te houden. Grootpapa was misschien maar naar den
opzichter gegaan, en die woonde daar aan den overkant in de
fabriek. Maar in den tuin zeide een dienstmeid haar, dat de
familie van den opzichter met het «rijtuig van mijnheer" naar
de stad was gereden, omdat er een feestviering was; mijnheer
den ambtsraad had zij reeds eenige uren geleden zien wegrijden];
hij was naar een kegelpartij by den ambachtsheer te Hermsleden
dit was een landgoed dat op vrij grooten afstand was gelegen.
Lieve hemel wat zou nu een kind, dat zoo ver liad geloopen,
beginnen? In haar eerste vertwijfeling liep de kleine de
tuinpoort weer uit, terwyl de meid naar den stal ging. Maar
na enkele schreden stond zij reeds stil naar Hermsleben kon
zij onmogelijk loopen, dat was veel te ver. Neen, dat ging vol
strekt niet; dan was het beter op grootpapa te wachten hy
kwam misschien spoedig terug!
Daarop liep het kleine meisje naar het paviljoen terug en
ging geduldig op den drempel der huisdeur zitten. Dat gaf rust
aan de moegeloopcn beentjes en ook de diepe stilte, die overal
heerschte, was een ware weldaad na den inspannenden tocht.
Als nu het kloppen in voorhoofd en slapen maar wilde ophouden,
maar nu zij zich in het hoekje tegen de deur neervlijde, werd
het nog erger... En nu gingen haar ook nog allerlei angstwek
kende gedachten door het hoofd. Te huis was de tijd van het
avondeten reeds lang voorbij, en zij was niet aan tafel geweest.
Men zocht haar nu zeker overal, en bij de gedachte, dat tante
Sophie zich over haar zou verontrusten, deed het kleine hartje
haar pijn. Maar als het nu om Godswil maar niemand inviel,
haar hier te Dambach te gaan zoeken, eer haar grootpapa terug
was! Vreeselijk ontsteld sprong zy op, en haar oogen zochten
naar een schuilplaats, waar zij zich in geval van nood zou kunnen
verbergen. Want thans, nu zij stilletjes was weggeloopen, viel
er niet aan te twijfelen, dat men haar den volgenden dag dadelijk
zou wegbrengen daarvoor zou haar grootmama wel zorgen,
die onverbiddelijke grootmama, die zoo onrechtvaardig kon zijn.
Als de kleine jongen door eigen onhandigheid viel, dan werd
«die wilde meid" beknord, als hij uit eigenzinnigheid schreide,
dan had «dat lompe schaap," die Margaretha, hem stellig ge
plaagd. Dat zulk een grootmoeder nooit wist, hoe lief zij
haar broertje had en alles, ja de bete uit haar mond, dolgraag
wilde geven, opdat hij maar zou lachen en vroolijk zijn.... Ach
ja, de bewoners van de bovenverdieping, zy waren allen niet
aardig voor Margaretha. En bijna nog erger dan haar groot
mama was die sinjeur Herbert, dien zy oom moest noemen
een mooie oom, die geen baard had en nog even als zij op zyn
schoolwerk moest zitten blokken. Dezen middag had hij gezegd,
dat zij met de gard moest hebben en de vingers, die hy haar in
zijn boosheid bijna stuk had geslagen, deden haar nog zeer... Wat
zou hy zich verheugen, als zy Margaretha morgen werkelijk in
het rijtuig stopten en zonder genade naar de «vogelkooi" brach
ten! Maar dat zou niet gebeuren. Zij zou er zich met handen
en voeten tegen verzetten, zij zou schreeuwen.
Maar het bleet doodstil in den tuin; ook daar ginds op den
straatweg had het rollen en kraken van wagens opgehouden. De
stilte van den nacht begon, hoewel hij zelf nog scheen te aarzelen,
te komen. Het was heden een schoone dag geweest, en terwyl
de zonnewarmte nog boven de aarde zweefde, scheen er ook nog
een ovorblyfeel van het volle daglicht in de lucht te blyven
Op de Ilozententoonstelling te Apeldoorn is o. a.
bekroondeen met rozen gevuld bloemenmandje, 4de prijs
de heer Jac. G. Van Garderen, van Alkmaar.
De N. Rott. Crt. ontvangt uit Berlijn het volgende
I telegram:
«Met betrekking tot het bericht in het Hld., als zou
Amsterdam nog vooruitzicht hebben om gekozen te worden
tot tussclienhaven voor de Duitsche gesubsidieerde stoom-
booten, dient opgemerkt te worden, dat de Duitsche post
meester-generaal dr. Stephan niet alleen te Amsterdam,
Rotterdam, Vlissingen en Antwerpen, persoonlijk (incognito)
de haven-, kanaal- en spoorweginrichtingen heeft bezichtigd.
Tot hiertoe ontbreekt hier nog elke aanduiding, dat de
Rijkskanselier verandering zou gebracht hebben in zijn bij
den Bremer Lloyd reeds medegedeeld besluit om Vlissingen
tot aanloop-haven te kiezen."
Aan de Hervormde gemeenten in de classis Alkmaar
is bij circulaire kennis gegeven van het adres, door de
classikale vergadering gericht tot de gemeenteraden van
Alkmaar, Hoorn en Purmerend, waarbij deze vergadering
het verzoek doet, «allen publieken handel in vee op Zondag
in deze gemeenten voor het vervolg te verbieden, opdat
de veemarkten, die volgens officieele aankondiging op
Maandag worden gehouden, niet voor den bestemden dag
aanvangen." Het adres wijst er op, «dat het houden van
zulk eene markt op Zondag in de plaats zelve, waar zij
gehouden wordt, eene woeligheid, drukte en rumoer ver
wekt, hinderlijk en verstorend voor een behoorlijke Zon
dagsviering; hetzelfde is het geval in de naburige gemeen
ten, wier bewoners zulke beesten van de hand willen
zetten, van welke beweerd wordt dat zij bepaaldelijk op
Zondag moeten verhandeld worden om een beteren prijs
op te brengen, terwijl anderen, wetende dat er reeds
handel gedreven wordt, door nieuwsgierigheid geleid, de
markt bezoeken om eens hoogte te nemen van de prijzen,
die besteed worden. Het verzamelen van het vee, voor de
markt bestemd, het drijven van het vee derwaarts, de
eigenaardige drukte die hiermede veelal gepaard gaat,
dit een en ander stoort alles wat naar Zondagsrust zweemt,
zweven en niet te willen verdwijnen.
De klok op het torentje van de fabriek sloeg ieder kwartier,
liet negendo uur was reeds voorbij en nu was het ergste zeker
achter den rug. Iu de stad ging grootpapa altijd om tien uur
naar bed, hij was daarop zeer stipt en zou dus nu zeker spoedig
te Dambach terugkomen.Ja, en als zij hem dan van den kant
van Hermsleben hoorde aankomen, wilde zij hem tegemoet loopen
en naast zijn paard voortdraven; dan had hij ten minste «zijn
wildzang" in 't oog, en dan kon niemand haar iets doen... niemand.
En er kwam inderdaad plotseling een ruiter aanjagen maar
de kleine snelde niet naar de poort; zy luisterde een oogenblik
met ontsteltenis naar het getrappel der hoeven, toen vloog zij
met een wilden sprong uit het hoekje bij de deur, ijlde naar
den vijver en kroop in het bijna ondoordringbare struikgewas.
De ruiter kwam van den kant der stadhet was haar papa, die
haar zocht.
Zij kroop zoo ver mogelijk in de doornige 3truikenhet witte
jurkje met de bessen vlekken kreeg schenr op scheur, en de
voeten verzonken in het moeras; zij hurkte evenwel op den
natten grond in elkander en maakte zich zoo klein, alsof zij haar
slank lichaam geheel wilde doen verdwijnen. Met ingehouden
adem, en de klapperende tanden vast op elkaar klemmende,
hoorde zij, hoe haar papa in den tuin met een dienstbode sprak,
die uit een venster naar buiten keek. Het meisje zeide hem, dat
het kind voor haar oogen teruggekeerd en naar de stad gegaan
was; zy zelf had haar de poort zien uitgaan.
Niettegenstaande deze verzekering reed mijnheer Lamprecht
den tuin in. Margaretha hoorde achter het boschje het gejaagde
snuiven van Lucifer papa moest wel hard gereden hebben
toen kwam de ruiter haar zeer nabij. Hij reed om het paviljoen
heen en kon van zijn paard den niet zeer grooten tuin met zijn
grasperken en groepen van ahorn- en accaciaboomen zeer goed
overzien «Margaretha!" riep hij naar alle kanten. Ieder ander
oor zou in dit geroep niets anders hebben kunnen hooren dan
den grootsten angst de3 vadersmaar voor de kleine, die roerloos
in de struiken neêrhurkte en met bijna verwilderden blik iedere
beweging van den ruiter volgde, was de man daar op het paard
in dit oogenblik dezelfde, die heden middag, in den donkeren gang
over haar heen gebogen, niet had geweten, of hij haar zou ver
worgen of vertrappen. En thans, nu hij vlak bij den vijver
stilhield en de oogen over het water liet zweven, dat zoo blank
en kristalhelder was, dat men zelfs in deschemering het witte
zand op den bodem kon zien, terwijl zijn oogen onder de zware
donkere wenkbrauwen flikkerden, als altijd, wanneer hij vreeselijk
boos was, overviel het kleine meisje een onbeschrijfelijk verlam
mend gevoel van vrees ademloos, als versteend zat zij tusschen
de struiken, zij zou zich eerder met den voet in het water hebben
laten stooten, dan dat haar een enkel geluid als antwoord ontsnapt
zou zijn.
Mijnheer Lamprecht wendde zijn paard en reed weer naar
buiten. Het was zeker de knecht van den opzichter, die langzaam
over het plein kwam en de traliepoort voor den ruiter opende.
Mijnheer Lamprecht sprak met hem en zijn stem klonk zoo
heesch en mat, alsof hem de keel verdroogd was. Hij vraagde hoe
lang zijn schoonvader uitbleef en do man zeide hem, dat de oude
heer zelden vóór twee uur 's nachts van zijn kegelpartijtjes
terugkwam. Wat er nog verder werd gesproken, was niet te
verstaan. Mijnheer Lamprecht reed over het plein, de poort uit
en de man scheen hem te vergezellen; maar niet langs den
straatweg, door de velden heen werd de terugweg naar de stad
De kleine vluchteling was weer alleen. Nu de gomoedsangst
en maakt den Zondag tot een dag nog drukker en rumoe"
riger dan een gewone markt."
Een dergelijk verzoek wordt gericht tot alle plaatsen in
Noordholland, waar op Zondag veemarkten worden gehouden
en den Kerkeraden wordt verzocht daartoe mede te werken
om de gestoorde Zondagsrust te herstellen.
Bij den persoonlijken wedstrijd op het turnfeest te
Dresden heeft de heer Karei Muller, lid van de Amster-
damsche Vereeniging Lycurgus-Achilles, 49,3/34 punten
behaald. De laatste der 30 prijswinners behaalde er 50.
De Amsterdamsche turners hebben zich over het algemeen
goed gehouden, zij kregen in de afdeeling «vrijturnen"
het hoogste aantal punten.
De landbouwer J. B. Bouwma te Uithuizen, heeft
bij 5 moedereenden 61 jonge kuikens loopen. Zij waren
op 63 eieren te broeden gezet.
Het Zeitschr. f. Instr.-Kunde bevat de volgende
mededeeling omtrent de uitvinding van een nieuw kompas.
De naald bestaat uit zes bundels fijne magneetnaalden,
uit veerenstaal vervaardigd, die zich in een hermetisch
gesloten bus bevinden. De bus balanceert op een punt
van saphiersteen en bevindt zich in een gesloten, geheel
met vloeistof gevulden ketel. Deze staat in verbinding
met een elastische kamer, die de uitzetting en inkrimping
der vloeistof (water met alcohol, veroorlooft. De inrichting
heeft het doel, de naald voor trillingen onvatbaar te maken,
zonder daarbij de vrije beweging te belemmeren.
Aan het «Verslag betreffende het gesticht Meerenberg over
1884," uitgebracht door den eersten geneesheer, dr. C. J. Van
Persijn, aan de Commissie van Toezicht, is het volgende ontleend
De overbevolking in het gesticht is, helaas, nog niet verdwenen,
al werden in den loop van het jaar 1884 in het toen geopende
Uijksgesticht, de patiënten opgenomen, die voor rekening van het
Ryk in andere gestichten werden verpleegd, en waarvan ook
vier van de te Meerenberg opgenomen behoorden. Uit de voor
waarden, door de Regeering vastgesteld voor de opneming van
andere dan Rijkspatiënten volgt als van zelf, dat uit bestaande
gestichten bijna niemand verwijderd kan worden. De teleurstelling
hierover is groot.
Het cijfer der patiënten, die in 1884 op Meerenberg kwamen,
was gering. De krankzinnigen uit Noordholland konden, om de
van haar week, begon zij de pijnlijke drukking te bespeuren,
die de in elkander gevlochten takken op haar ineengehurkt lichaam
uitoefenden. De vochtigheid van den grond drong gevoelig door
de dunne stoffen laarsjes en het boschje wemelde van muggen,
die het gelaat en de bloote armen omzweefden. Met moeite richtte
zij zich op en trok de voeten los, die diep in den grond waren
gezakt, terwyl de modderkluiten haar aan de zolen bleven kleven.
Nu barstte zij in een zacht, troosteloos gejammer uit het
doornbosch wilde haar niet meer loslaten! Zij moest daar blijven
in den vreeselijken modderpoelgevangen als een arme vogel in
de taaie kronkelingen der takken, moest zij wachten, tot haar
grootpapa kwam. Ach, en hij kwam niet voor twee uur in den
nacht! Vijf lange uren moest zij zich verdedigen tegen de
zwermen van muggen, die haar hoe langer hoe meer teisterden, hoe
dikwijls zij er ook naar sloegEn kikvorschen en padden waren
hier ook genoeg. Reinhold beweerde zelfs, dat hij eens had
gezien, dat er een lange bonte slang uit het boschje was gekro
pen zij sidderde van afgrijzen en voelde als het ware, dat
het om en onder haar voeten begon te leven al haar krachten
inspannende, werkte zij zich met geweld door de wildernis, waarbij
menige tak brak of kraakte.
Het was een jammerlijk gehavende kleine gestalte, die meer
tuimelend dan loopend naar het paviljoen terugliep. Den hoed
had zij al bij haar indringen in het bosch verloren zij liet
hem daar aan de takken hangenZij sloeg ook geen acht op het
aan flarden gescheurde kleed; slechts de bomodderde voeten, die
by iedere schrede over de breede, witte zandsteenen stoep voor
de huisdeur zwarte afdruksels achterlieten, waren voor haar een
schrikwekkend gezicht.
Aan den hemel verscheen de eene schitterende ster na de
andere de in den hoek van de deur zittende kleine bemerkte
het niet. Als zij haar zware oogleden opsloeg, zag zij slechts,
dat de duisternis de laatste flikkering van het spiegelend oppervlak
van den vijver deed verdwijnen de grasperken lagen als
zwarte massa's onder de boomen, allerlei gonsende insecten lieten
zich zien en hooren. Uilen krasten en van het dak van het
paviljoen kwamen de roofzuchtige vleermuizen. Als in een droom
hoorde zij van tyd tot tyd in het dorp een enkelen hond blaffen,
en de torenklok had weer tweemaal een kwartier aangekondigd...
Nog vele, vele zulke kwartieren moesten verloopen, eer het twee
uur was ach, hoo vreeselyk! De natte voeten deden haar
geheele lichaam rillen en het hoofd, dat tegen het harde deurkozijn
leunde, gloeide en klopte hevig.Ach, maar eenen keer, maar
voor een paar minuten het zware hoofd in de zachte kussens
drukken en een teug water uit de heldere bron drinken, dat zou
haar goeddoen! Tante Sophie goot altijd wat bessensap in het
glas, ak men over hoofdpyn klaagde, en voor znlke muggebeten,
als haar nu op de wangen en de armen brandden, had zij een
verzachtende zalf och ja, bij tante Sophie was het prettig!
Een onweerstaanbaar verlangen naar de trouwe verzorgster kwam
plotseling in de kleine op.
Zij sloot de oogen weder en verbeeldde zich te huis in haar
slaapkamer te zyn. De vensters zagen op den stillen tuin uit
en het geklater van de fontein klonk zacht en onafgebroken
dit was steeds het slaapwekkende wiegelied der kleinen geweest.
Zij lag in het heldere, zachtte bed, en tante Sophie verkoelde
haar het gloeiend heete gelaat en de gewonde armen, tot zy insliep...
Ja, slapen, naar huis gaan en slapen dat was het! Dat was
het, wat haar opspringen en door den tuin op het voetpad deed
voortwaggelenZij hoorde niet meer dat de klok sloeg, toen zij
den tuin verliet, het angstig tellen der kwartieren was voorbij
zy dacht ook niet aan den weg, die voor haar lag, zy zag slechts