HELDERSCHE E\ MEIIWEDIEPER COllRANT. Nieuws- a Advertentieblad voor Hollands noorderkwartier. 1885. N°. 99. Jaargang 43.. Woensdag 19 Augustus. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BlnnenlandL. 17> DE VROUW HET DE KARBOMELSTEENEN. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. frnnro per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.] Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De nieuwe minister van Marine is, schrijft het Militair Blad, een man van talent, vasten wil en groote recht schapenheid; de Marine-artillerie is onder zijne leiding in een uitmuntenden toestand gekomenvoor zoover wij weten, loopen zijne geschriften over wetenschappelijke artillerie aangelegenheden, zoodat hij daardoor niet in zijn bestuur zal belemmerd worden; en wisten wij niet, dat hij een man van geestkracht is, wij zouden het alreeds gelooven, nu hij onder de tegenwoordige omstandigheden het bestuur heeft aanvaard. Reorganisatie van het Departement van Marine, reor ganisatie der werven, kustverdediging, reorganisatie van de Indische Marine, opleiding en aanvulling van het personeel, wijziging der militiewet, oprichting van een Marinestaf, samenwerking van zee- en landmacht, verbete ring der krijgstucht, wat tal van onderwerpen wachten op redicale behandeling en afdoening; en zou het wonder zijn, dat een man van energie zijne krachten wil meten aan eene zoo grootsche taak? De hemel geve, dat de heer Gericke met vrucht aan het heil van het vaderland werkzaam moge zijn en zich doordrongen gevoele van Jonathan's woorden in diens Waarheid en droomen„want de zeemacht is de zenuw van den Staat, die met het lichaam der Natie leeft of sterft." Indien de natie inderdaad niet stervende is, dat de heer Gericke dan de Marine, de zenuw van den Staat, met krachtig gezond leven wete te bezielen en toone niet alleen een talentvol hoofd-officier, maar ook een bekwaam regeerder te zijn Hoogst onbevredigend, zegt het Vaderland, moet de eerste indruk wezen, dien de staat der rijksmiddelen over de maand Juli maakt. De uitkomst is niet minder dan f 2,240,000 beneden die van Juli 1884, bovendien f 1,200,000 beneden de raming, zoodat de opbrengst der 7 maanden f 5,330,000 onder de raming is gebleven en oppervlakkig beschouwd, de kans, dat zij dit jaar zal bereikt worden, wel vervlogen mag worden geacht. Toch blijkt bij aandachtiger toezien het resultaat, schoon Naar het Duitsch van E. MARLITT. Bespeurde hy in verblinde vaderliefde den balk niet in eigen oog, of verstond de landraad de kunst hem zand in de oogen te strooien Hy had er zoo kalm by gezeten alsof tegen deze ver- wensching niets te zeggen viel. Geen enkele maal was hem een blos van verlegenheid of schaamte op het gelaat gekomenhy had zyn sigaar gerookt en de fijne blauwe rookwolkjes vol aan dacht met de oogen gevolgd; als hy gesproken had, had het steeds ;/op pooten gestaan," gelyk tante Sophie gewoon was te zeggen. Overigens mocht de ware kern van dit karakter zijn zooals het wilde, dat bekommerde haar verder niet; het verdroot haar echter, dat hy zichzelf gelyk was gebleven in zijn oordeel over de beide kinderen zijner overleden zuster de voorbeeldig vlijtige Reinhold van vroeger scheen in zyn oog niets van zijn deugden verloren te hebben, tei'vyl hij klaarblijkelijk van de „woelwater" ook heden nog niets gi>eds verwachtte. En had hy geen gelyk? Reinhold geheel in i'in beroep op; hij was het koele verstand zelf en in haar houfi spookten thans nog de dolste vastenavondgrappen, zooals haar -erkleeding bewees.... Met den blos van ergenis op het gelaat trachtte zij ongezien weer heen te gaan. Die twee keerden haar inimers den rug toe zij schenen eenige voorwerpen te bezien, die op de vensterbank lagen en het geweld, waarmede de deur op den g ng werd toe geslagen had misschien voor hun oor het ruischen vri den sleep overstemd. Maar nu was het weer zoo stil, dat de eers.e achter- waartsche beweging van het jonge meisje de aandacht tros van de personen, die aan het venster stonden. Tante Sophie keerde zich om en scheen een oogenblik sprakeloostoen sloeg zij echter de handen ineen en lachte hardop. Het ware u byna gelukt, MargarethaJa, zeker, het zou een mooie grap geweest zijn, als de oude tante ook eens was geschrikt? Nii, zoover is het niet gekomenmaar het heeft mij hier toch getroffen." Zij legde haar rechterhand onwillekeurig op de borst. „Laat Barbel u in Godsnaam maar niet zienl... Wel kijk eens, wat gelijkt gij in die kleeding toch sprekend op de arme Dora, en gij hebt toch geen droppeltje van haar bloed in de aderen Gij hebt ook een geheel ander gelaat met uw smallen neus en de kuiltjes in de wangen." „Zekere trekken om den mond en de oogen en de houding van het hoofd vormen de gelijkenis," viel de landsraad haar in de rede. „De schoone Dorothea heeft het in haar zucht om oppositie te voeren zeer stout tegen de veroordeelen der wereld opgenomen, zooals haar ongepoederd kapsel en haar huwelijk bewyzen. Zij moet in hooge mate eigenzinnig en overmoedig zijn geweest en die karaktertrekken geven het gelaat een bijzonderen stempel." Margaretha sloeg onverschillig de oogen in den tegenover haar hangende spiegel, die haar geheele gestalte weerkaatste. „Ja, het is waar er is veel kinderachtige overmoed in deze ffanwe vcr- kleeding! Maar zij doet mij toch genoegen, groote pret! En al trekt iedereen er den neus voor op, het was toch een genot het statiekleed van onze „witte vrouw" aan te trekken... En het is ook waar, dat ik my gaarne tegen de vooroordeelen der wereld verzet een misdaad, die zekeren lieden natuurlyk de haren, te berge doet ryzen. En daarom hebt gij volkomen gelijk, oom Herbert, my eens de les te lezen, al is het ook onder den verbloemden vorm der satire...." Zy trok de Brabantscbe kanten zeker teleurstellend, niet zoo ontmoedigend. Vooreerst moet toch in aanmerking worden genomen, dat het gedis tilleerd verleden jaar, met het oog op de spoedige ver hooging van den accijns, buitengemeen veel opbracht, en de opbrengst thans, schoon li millioen minder, toch f 220,000 boven de raming kwam. Dan moet bedacht worden, dat de achterlijkheid van het personeel (f26,000 tegen f 568,000) uitsluitend het gevolg is van de late uitreiking der aanslag biljetten, die moesten wachten op aanneming der wet van de buitengewone opcenten, en dus in de latere maanden zeker ruimschoots zal worden goedgemaakt. Voegt men nu daar nog bij, dat de successierechten 2 ton minder af werpen dan verleden jaar, dan blijft van het geheele nadeelig verschil slechts een som van ruim f 340,000 over die op rekening komt van de lagere opbrengst der overige middelen. Daarvan komt ten laste der staatsloterij een mindere opbrengst van f 147,000, een tijdelijke achterlijk heid, die wel met de reorganisatie in verband zal staan en zeker wordt ingehaald. Bepaald slecht blijft het gaan met de registratierechten, die f 586,000 gaven tegen f 644,000 verleden jaar en de hypotheekrechten met f 55,000 tegen f 67,000. De invoerrechten en accijnsen (het gedistilleerd uitgenomen) blijven ongeveer gelijk met het vorige jaar (suiker f 702,000 tegen f 730,000 in Juli 1884). Het patent gaat wat beter vloeien en zal weldra zijn tekort hebben ingehaald. Met het eind der 7 maanden zijn wij bijna 3 ton onder het bedrag van het vorige jaar, doch zoo men de directe belastingen wegens het personeel niet meetelt, 2 ton daar boven. In elk geval niet zeer gunstig. Zooals wij reeds kortelijk hebben gemeld, is de heer J. Van Gogh, gepensionneerd vice-admiraal, in de afgeloopen week te Hel voort, waar hij de beide laatste jaren doorbracht, overleden. Een enkel woord over de carrière van dezen hoogst verdienstelijken vlag-officier moge hier volgen. Reeds als luitenant ter zee maakte Van Gogh zich bekend door opnemingen in den Indischen Archipel, onder meer door de nog steeds geroemde opneming van den Spermunda- Archipel. Later geplaatst aan het Koninklijk Meteorologisch Insti- op de borst en aan de mouwen zoo kalm en zorgvuldig terecht, als had zij nog geen oogenblik haar bedaardheid verloren, en trad verder de kamer in. „Ik vrees alleen maar, dat gy ook nu nog niet verder met mij komt, als toen mijn schrijfboeken en het opzeggen der Fransche lessen uit zenuwen pijnigden," ging zij schouderophalend voort. „Ik schryf namelyk heden ook nog of het met een stukje hout is gedaan, en door Parijzenaars laat ik mijn beetje Thüringer Franach zoo weinig mogelijk hooren." „Komaan, overdrijf het maar niet! Zoo erg zal het wel niet zyn!" zeide tante Sophie lachend. „Kom eens hier en zie eens welk oen schade!" Zy nam de scherven van een antieke vaas van de vensterbank en legde ze op de groote tafel in het midden van de kamer. „Ik bescherm de dingen hier boven met oogen en handen en heb tot nu toe ook nog geen ongeluk gehad met die breekbare waaren nu is die domme vent, die Frederik, zoo onhandig, dat hij die vaas van het penanttafeltje gooitEn ik kon er niet eens over knorren; de stakker klappertande van schrik en het was byna om te lachen, toen hij een paar dubbeltjes uit den zak haalde, om de schade te betalen. Ik weet niet meer hoeveel dukaten die scherven wel gekost hebben het was stellig een groote som, dit is zeker. Neef Gotthelf, uw grootvader, Marga retha, heeft de vaas uit Italië medegebracht." Margaretha was bij de tafel gekomen. „Namaak en bovendien nog wel slecht!" zeide zy beslist na een kort onderzoek. Groot papa heeft zich laten beetnemen. Gooi de scherven maar gerust op den vuilnishoop, tante! De geliefkoosde koffiekom van Barbel is van hetzelfde maaksel." „Dat klinkt zoo beslist of oom Theobald zelf aan 't woord was," zeide de landraad by het venster. „Nu begrijp ik, dat hij zijn medewekster reeds met smart mist." „Medewerkster?" Zij lachte vroolijk. „Zijn dienstbare geest, een o^ort kaboutertje, wilt gij zeggen! Zoo'n gedienstige geest, die zonder eenig geraas voor de kachel in de bibliotheek zorgt, dat geen diensu.'fd® kan doendie zoo nu en dan een kop sterke kofffe zet en onben!?erkt toeschuift, als de groote navorscher inge spannen werkt, cn n;i en da® zoo stil als een muis de trap der bibliotheek op- en afga* L om hem door het aanreiken jler boeken de „bronnenstudie" gemaki'^ijker te maken zulk een kaboutertje ja, dat ben ikEn als hiei" en daar iets aan mij blyft kleven van den geest en de wetenschap'; die men daar als met de lucht inademt, is dat geen wonder. Stelselmatig gerangschikt en werkelyk bruikbaar is de mengelmoes' kier niet" zij tikte met den vinger tegen het voorhoofd. ar wie zou dat ook van meisjeshersenen verwachten?" Glimlachend wierp zij de scherven op tafel. „Maar hoe weet gy dan, dat oom Theobald mijn kleiPe diensten mist?" vroeg zy plotseling levendig opziende. „Dat moogt gy wel weten. Myn moeder hee^ een brief van tante Elise ontvangen. Gij wordt niet alleen gemist in oom's studeerkamer, maar ook in tante's salon, waar d.e vrienden des huizes bijeenkomen, wordt naar uw spoedige terugkon.!81 uitgezien... De heer Von Billigen, Wackewitz is zeker wel het enfant g&tè in die salon?" „Op welken grond gelooft gij dat?" Een donkere blos bedekte eensklaps haar wangen, te/'wAA ZÜ haar wenkbrauwen even fronste. Hy wendde zyn doordringenden blik niet van haar gehult „Dat wil ik u zeggen. Ik wil wedden, dat de lange, u't_ voerige brief van tante geen vijf regels bevat, waarin niets \'£n de schoone Mccklenburger voorkomt." tuut te Utrecht, stond hij in nauwe betrekking tot prof. Buys Ballot en verzamelde hij zeer belangrijke gegevens omtrent winden en stroomen, die werden uitgegeven en nog den zeeman dikwerf tot gids op den Oceaan dienen. Na chef van het personeel aan het ministerie hier te lande te zijn geweest en eene reis naar Japan, als com mandant van de Curacau gemaakt te hebben, werd Van Gogh benoemd tot chef van het personeel en materieel bij het Departement van Marine in Nederl.-Indië. Daarop genoot hij eenigen tijd van rust, totdat hij in 1873 werd benoemd tot commandant van Zr. Ms. fregat Zeeland, besterad naar Atjeh, waar hij, onder den generaal Van Swieten, bij de 2de expeditie optrad als commandant der maritieme middelen. Deze betrekking bekleedde hij tot 26 April 1874, toen hij, tegelijk met het grootste deel der expeditionnaire troepen, de wateren van Atjeh verliet. Na deze expeditie werd de kolonel benoemd tot ridder 3de klasse in de Militaire Willemsorde. Zijne wetenschap pelijke verdiensten waren reeds vroeger erkend door de benoeming tot ridder van den Nederlandschen Leeuw. In 1877 volgde Van Gogh, thans schout-bij-nacht, den vice-admiraal Brutel de la Rivière op als directeur en commandant der werf te Amsterdam, en in 1880 werd hij benoemd tot commandant der zeemacht in Oost-Indië, welke betrekking hij bekleedde, tot hij den 1 Mei 1883 op pensioen werd gesteld. Zoowel in zijne betrekking tot de Regeerings-lichamen in Indië als tot de particulieren te Batavia had hij zich door onvermoeide werkzaamheid groote en algemeene kennis en aangenamen omgang zoo bemind gemaakt, dat hem na zijn terugkomst hier te lande namens tal van ingezetenen van Batavia, een kostbaar herinneringsgeschenk, den vroeger door ons beschreven beker, werd aangeboden. Zijn laatste levensjaren sleet Van Gogh, zooals wij zeiden, in het stille Heivoort, waar dit werkzame en verdienste lijke leven een einde vond. (De Amsterdammer). De Noordhollandsche Mainzer Zuurkool fabriek, onder directie van Grelinger, Jansen Co. te Noordscharwoude, is te Antwerpen met zilver bekroond. „Hij is de protégé van tante Elise en een der weinige adelijken, die het huis van oom, van den „ouden dweeper met de vrijheid, bezoeken," zeide zij ter opheldering tot tante Sophie. De landraad leunde met den rug tegen het vensterkozijn. „Dus een politieke inclinatie, Margaretha?" zeide hij spottend. „Tante Elise schrijft er heel anders over." Haar oogen fonkelden van beleedigden meisjestrots; maar zij bedwong zich. „Dat gelijkt veel op het begin van een familie praatje, en zou tante Elise, die geestrijke vrouw, haar pen daartoe leenen?" sprak zij met een ongeloovig schouderophalen. Hij lachte luid en zeide: De ondervinding leert, dat al de vrouwen onverschillig of zij geleerd of onwetend zijn op het punt van koppelen dezelfde zwakheid hebben." „O, zonder mij daarvan uit ik niet!" protesteerde tante Sophie met nadruk. „Aau zulke dwaze dingen heb ik mij nooit vergrepen." „Beroem er u maar niet te veel op, juffrouw Sophie gij kondet nu wel eens sterk in verzoeking komen!" zeide hy met bijtende spot haar waarschuwende. „Mynheer Von Billingen moet een pracht van een man zyn." „Ja, hij is groot van gestalte en heeft een blozend gelaat," zeide Margaretha. Hij keek niet op van zijne vingers, wier nagels hij zeer oplet tend 8cheen te beschouwen. „Ten eerste draagt hy een naam, die hoogst aanzienlijk en zeer oud is, ging hij ongedwongen voort. „Jawel, zeer oud!" bevestigde Margaretha nogmaals. „De geslachtkundigen twisten tot op den huidigeu dag er over of' de zonderlinge figuur in een der kwartieren, de vuursteenen bijl van holbewoner, of een stuk van het weefgetouw uit den la teren tijd der paalwoningen voorstelt." „Verbazend, wat een stamboom! Daar moeten onze dikste eiken zich voor schamen," zeide tante Sophie schalksch knipoogende. „Wat, wilt gij het zoo hoog zoeken, Margaretha?" De oogen van uet jonge meisje fonkelden van moedwil. „Mijn God, waarom zou ik dat niet?" vraagde zij op haar beurt. „Is het „hoog op willen" niet een eigenaardig kenmerk van onzen tijd En ik, een meisjeeen meisje, dat acht lood minder hersens heeft, dan de heeren der schepping, hoe zou ik daarover een eigen oordeel vellen en mijn eigen weg willen gaan! Neen zoo vermetel ben ik niet! Ik loop maar dapper mee op den grooten weg der mode en zie niet in, waarom het mij ook geen pleizier zou doen, meer te worden en het stof myner afkomst van de voeten te schudden." „Nu, dat moesten onze oude heeren daarboven eens hooren!" zeide haar tante en wees op eenige nog niet afgenomen portretten, die uit hun allongepruiken trotsch en ernstig van den wand naar omlaag keken." Margaretha haalde lachend de schouders op. „Wie weet, hoe zy het heden met hun streng burgerlijken zin zouden te verant woorden hebben! „Wij zijn kinderen van onzen tijd en geen Spartanen!" hoorde ik onlangs zeggen, en zoo zou het wel kunnen gebeu-en, dat de oude Lamprechts, die met stalen ijver op het kantoor en in de pakhuizen werkten, het zouden aanleggen gelijk tegenwoordig zoo velen en zich gelukkig zouden achten met de vruchten van hun arbeid als bruidschat der dochters de ledige kas van een „oud, aanzienlyk geslacht" te mogen stijven.... Dat moet, zooals de menschen zeggen, heden de trots der burgers zijn." „Zooals de menschen zeggen," herhaalde de landraad het hoofd schuddende. „Natuurlijk hebt gy dit scherpe gezegde ook weer van anderen."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1