HELDERSCHE ESI NIEUWËDIEPER COURANT. Nieuws- eti AlwtentieMai ïoor Hollands Noorderkwartier, 1885. N°. 100. Vrijdag 21 Augustus. Jaargang 43.. Uitgever A. A. BAKKER Cz. 18> DE VROUW MET DE KARBOHKELSTEENEN. „Wij huldigen Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag n Abonnementsprijs per kwartaal franco per post 0.90. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents, Groote letters nanr plaatsruimte.' Voor winkeliers bij nbonneinent belnnerijk lager. Binnenland.. Binnenkort, zegt de Middelb. Crt., worden wij door den minister van Waterstaat begiftigd met eene nieuwe Zondags dienst bij de posterijen. Wat de Staat wenschte te ver krijgen: meer rust voor zijne ambtenaren, had hij, het is door de Middelb. Crt. meermalen herinnerd, op andere wijze kunnen bekomen; maar dit zou gepaard zijn gegaan met eenige geldelijke opofferingen ten behoeve van plaats vervangers; en de directie der Posterijen vindt het beter, 's lands schatkist met een voordeelig saldo te verrijken dan aan de eischen, die het publiek stellen kan, te voldoen Maar wij zijn nog niet aan het eind. Is de Middelb. Crt. goed ingelicht, dan wil de Regeering nog verder gaan en Heeft zij plan, de al reeds beperkte Zondagsdienst op de telegraafkantoren nog meer in te krimpen. Op kantoren met vereenigde post- en telegraafdienst wil men ook op Zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen dezelfde bepaling invoeren, die 6 September in werking treedt bij de Posterijen. In menige kleine gemeente zal dan de dienst tot drie uren beperkt worden en het kantoor tevens na 's middags vijf uren gesloten zijn. Op andere kantoren zullen de uren vastgesteld worden zooals dit tegen 6 Sept. voor de Posterijen is geschied. Gaat ook dit door en het blad twijfelt er geen oogenblik meer aanop bezwaren wordt toch niet gelet, al vraagt de Regeering er nog zoo belangstellend naar dan zullen wij een heerlijken toestond verkrijgen. Brieven worden op zulke dagen bijna niet meer verzonden of bezorgd; van den telegraaf zal men bijna geen gebruik kunnen maken. Ziedaar de zegeningen van het allerdolzinnigst drijven ten gunste van de z. g. Zondagsrust, waarbij op de belangen van het algemeen niet wordt gelet. En het onbillijkste is, dat men zulk een maatregel ook wil toepassen op telegraaf kantoren, waar hetgeen jaarlijks aan eene vastgestelde opbrengstsom te kort komt, moet worden aangezuiverd, b. v. door de gemeente, waarin zij zijn gevestigd. Uit vermindering van het aantal diensturen volgt van zelf mindere opbrengst en bijgevolg meer bijbetaling. Maar waarom zou dit bij de Regeering wegen? Zij toch heeft het monopolie; geene concurrentie kan zij duldenzelfs tegen de grofste willekeur in dezen staat men immers machteloos I Het wordt, zegt de Middelb. Crt., hoe langer hoe fraaier in ons land. Naar het Duit9ch van E. MARLITT. De binnentredenden deinsden terug voor de uit de lyst gereden schoone Dora," die zich weer naar de tafel in het midden der zaal had begeven en met gebogen hoofd daar bleef'staan, alsof zij zonder tegenspraak de grofheden afwachtte, die op haar hoofd zouden nederstorten. „Dat is nu weer een dolle inval van u, Margaretha! Men zou er zich een doodschrik door op den hals halen," zeide mijn heer Lamprecht Jr. dan ook dadelijk, toen hij weer by adem was gekomen. „Ja, lieve, het was een groote dwaasheid," gaf zij met een gemoede lijk lachje ten antwoord. Dit zeggende ging zij van de eene deur naar de andere, om ze te sluiten de tocht was altijd gevaarlijk voor Reinhold. „Onzin!" mompelde hij en volgde al haar bewegingen met verstoorden blik. „Het kleed ruischt over den vloer en het zilver stuift van de halfvergane draden af. Papa moest maar eens komen en zien, hoe gij dat kostbare familiestuk over den vloer sleept! Dan zou het gedaan zijn met zyn voorliefde, die zeker in den nacht bij hem moet opgekomen zijn hij doet, alsof gij te Berlijn de wijsheid met lepels vol hebt gegeten!" „Wind u toch niet zoo op!„ smeekte zij. „Ik ga dadelyk. In weinige minuten hangt het kleed op zyn plaats en ik zal het nimmer meer aanraken. Kom, wees niet boos!" Zij legde smeekend haar zachte vingers op zyn hand, die op de tafel lag; maar hij schoof ze van zich af. „Och, houd toch op met die kinderachtigheid, MargarethaIk heb het van jongs af niet kunnen verdragen, dat men mij te na komt dat weet gij toch!" Zij knikte lachend met het hoofd, nam het kleed voorzichtig op, om het schuifelen bij het heengaan te beletten en ging naar de middendeur. Maar op den drempel gekomen aarzelde zij en keerde terug. „Wat is hier weer voor onhandigheid gebeurd?" had zy Rein hold hooren vragen, en nu zag zij, hoe hij de scherven van de vaas door elkander wierp. „Ja, ziet gij, Reinhold, dat is zoo'n klein ongeluk, zooals het bij een flinke schoonmaak licht gebeurt," zeide tante Sophie schouderophalend. Zij liet met opzet na, den eigenlijken mis dadiger, den „armen stakker te noemen. „Wat, een klein ongeluk?" herhaalde de jonge man zeer ver stoord. „Maar, tante, gij schijnt ook niet het minste vermoeden te hebben van de geldswaarde, die u hier boven toevertrouwd is De vaas heeft tien dukaten gekost; ik kan het uit de boeken bewijzen tien dukaten. Ja, het is verschrikkelijk, hoe ver kwistend er soms met het geld wordt omgesprongenDe goede grootpapa is ook zoo iemand geweest. Er steken duizenden in de prullen uit ouden tyd, die hij uit alle oorden bij elkander heeft gesleept. De antiquiteiten-handelaars weten dat cn kloppen telkens op nieuw bij ons aan; maar dan wordt papa grof tegen hen, en ik erger mij dan dagen lang over de onverantwoordelijke verkwisting. Maar het zal wel eens anders worden, en dan ken ik iemand, die opruiming zal houden. Dan wordt alles verkocht, alles, wat niet volstrekt noodig is." Hij schudde het hoofd en wierp de scherven, die hy in de hand hield op de tafel. „Tien dukaten! Natuurlyk een kleinigheid! Een bagatel voor allen in Dikwijls worden zij, die voor uitbreiding van het stemrecht of voor het zoogenaamde algemeen stemrecht zijn, gewezen op den uitslag van de Ned. Herv. kerk, door het algemeen stemrecht verkregen. Het stemrecht, aan alle leden toegekend, is oorzaak dat de liberalen daar veel terrein verloren hebben. De Amsterdammer bestrijdt de juistheid dezer gevolg trekking. Wel geeft het blad toe dat in de meeste grootere gemeenten de orthodoxie daardoor het heft in handen heeft gekregen, maar men moet in het oog houden dat de Ned. Herv. kerk in de steden veel van haar beteekenis heeft verloren. Het is blijkbaar duizenden de moeite niet waard hun stembriefje ter benoeming van de leden van het kies college naar de bus te brengen. De Protestontsche liberalen zijn aan hun kerk weinig gehecht. Zij bestrijden hun tegenpartij liever buiten de kerk dan in de kerk. En als dit waar is, hoe zal men dan uit den uit slag der kerkelijke verkiezingen iets afleiden ten nadeele van het algemeen stemrecht? Het is bovendien een feit, dat op de kleinere plaatsen, waar de kerk een zaak van meer belang wordt geacht, de orthodoxie ook veel minder veroveringen heeft gemaakt. Doch het is te begrijpen dat, nu er onder de libe ralen, uit hoofde hunner onverschilligheid, zeer weinigen gevonden worden, die hun zonen voor het predikambt doen opleiden, het terrein steeds verder en met minder moeite door de orthodoxen wordt ingenomen. Maar men moge in de kerk de zaken aan anderen over laten, in den Staat zal men dit nooit kunnen doen. Men stelt het buiten de kerk, maar men kan het niet stellen buiten den staat. Daar verdubbelt een nederlaag de belangstelling. Duizenden onverschilligen zouden eerst recht gevoelen welke belangen zij te verdedigen hadden, als zij de kerkelijke partijen het roer van staat in handen zagen nemen. Nu reeds heeft men het kunnen aanschouwen hoe in de bedreigde districten de kiezers wel degelijk beseffen, dat de vervulling van hun plicht als kiezers een zaak van gewicht is. Nu reeds, ofschoon van den druk eener kerkelijke meerderheid nog niet gesproken kan worden. De kerk verlaat men en laat men aan haar lot over, mede omdat men weet, zoodra men wil een nieuwe gemeen schap te kunnen stichten. Met den Staat is dat niet het ons huis, die niet kunnen rekenen." „Nu, wees maar bedaard; ik heb de tafel van vermenigvuldi- ging goed in het hoofd en behoef ook niet op uw kantoorsstoel te gaan zitten, om te weten, wat het geld waard is," viel tante Sophie hem bedaard in de rede. „Die tien dukaten zijn toen echter reeds weggegooid. Ook de verstandigste laat zich wel eens door nagemaakt goed beetnemen, zooals dit hier het geval is." Zij wees op de scherven. „Hoe nagemaakt? Wie zegt dat?" „Margaretha zegt het," zeide de landraad, die de tafel langzaam genaderd was. Reinhold lachte hardop. „Margaretha? Die?" Hij wees met den vinger naar het jonge meisje. „Ja, uw zu9ter," bevestigde Herbert met verwijtenden blik het grijnzende gelaat van zijn neef aanstarende. „Ik zou u ook wel willen verzoeken, voortaan niet meer op zulk een jongensachtig ongemanierden toon tegenover uw tante en zuster te spreken. Men heeft u altijd, om uw prikkelbare zenuwen, zeer veel toegegeven, al te veel, naar ik vrees maar nu moest gy toch weten, dat ook gij u fatsoenlijk moet gedragen." Reinhold had den spreker in den beginne verbaasd aange staard: zulk een ernstige berisping uit dien mond was hem vreemd; maar bij al zijn onbeschaamdheid was hij toch een lafaard, die voor ieder, die sterker was, uit den weg ging. Hij beet zich op de lippen en durfde geen enkel woord uitbrengen. Schuw rondziende, tastte hij in den borstzak, haalde er een brief uit en wierp dien op de tafel, zoodat het zeer groote zegel bovenop kwam te liggen. „Hier, Margaretha, die brief is daar straks op het kantoor voor u afgegeven," zeide hij gemelyk. „Alleen om het wapen, dat bijna zoo groot is als dat van onzen hertog, ben ik de tochtige trap opgeklommen; anders is het my zeer onverschillig, wie u schrijft." Het jonge meisje was vuurrood geworden. De overmoed, die kort te voren haar geheele wezen had bezield, was nu verdwenen. Bijna hulpeloos, met een angstigen schuwen blik op den brief, stond zij daar als een hevig verschrikt kind. „Dat is het wapen van den heer Von Billingen Wackewitz, Reinhold," zeide mevrouw de ambtsraad plechtig, met hoorbare verbazing. „Ik zou u menig zorgvuldig bewaard biljet met dit kostelijke wapen kunnen tooncn. Een freule Von Billingen was vroeger opperhofmeesteres by onze genadige vorstin. Zij was mij zeer genegen en hield briefwisseling met mij over onze vrouwenvereeniging.... Lieve hemel, als ik toen had kunnen denken" zij zweeg en met verrukten blik legde zij haar arm om de gestalte van haar kleindochter en trok haar tot zich. „Mijn lieve, lieve Margaretha, gy kleine deugniet!" riep zij met buitengewone teederheid. „Dat is dus de magneet geweest, die u te Berlijn gekluisterd hield?.... En ik ben zoo oubegrijpelijk kortzichtig geweest, en heb u verwijten gedaan, terwyl gij er voor uitverkoren waart, onze familie een buitengewoon geluk deelachtig te doen worden! Wat een blinde, onrechtvaardige grootmama, niet waar, lief kind! Zijt gij boos op mij!" De kleindochter wikkelde zich los uit haar armen en trad een schrede achteruit. Zij was weer kalm geworden. ,Ik heb gè?n reden om boos te zijn zulk een gevoel zou ook zeer ongepast zijn voor een kleindochter," zeide zij bijna droogjes en trok met een zijdelingschen blik op Reinhold aan de kanten van het kostbare „familiestuk." „Zulke buitensporighedeu mogen wy ons geval. Aan zijn wetten onttrekt men zich op geenerlei wijs, als men Nederlander wenscht te blijven. In dezen kring, op dit terrein, moet men den strijd medestrijden, of men wil of niet. De lauwheid der libe ralen, die de kerk aan de orthodoxen prijsgeeft of een krachtige verdediging buitensluit, kan hier niet bestaan. En daarom is, naar de Amsterdammer meent, een beroep op de geschiedenis der jongste twintig jaren in de Ned. Herv. kerk van niet de geringste beteekenis voor hen, die in den staat het algemeen stemrecht voorstaan. Het houten kustlicht te Westerland op Wieringen, dat in slechten staat verkeerde, is thans vervangen door een ijzeren, van zeer sierlijken vorm. Het nieuwe licht is reeds in gebruik gesteld en voldoet zeer goed. De te benoemen commandant der Arnhemsche brand weer zal niet behoeven te zeggen „dat hij niet weet waar hij aan toe is," zooals de uitdrukking in den mond des volks luidt. Zaterdag heeft de Arnhemsche gemeenteraad de instructie voor den commandant vastgesteld, welke niet minder dan 21 artikelen behelst, waaronder deze, die een einde maakt aan alle mogelijke geschillen omtrent het op dragen van niet verplichte werkzaamhedenArt. 18. Behalve de bij deze instructie omschreven werkzaamheden kunnen hem (den commandant) door B. en VV. zoodanige werk zaamheden worden opgedragen als in 't belang van het brandwezen zal worden noodig geacht. Bij de te Rotterdam gehouden wedrennen hebben zich de volgende feiten voorgedaan: Het paard Cassolette, van luitenant Diepenbrugge, kreeg een nuk, wierp haar bereider af en had er daarna schik in, voor eigen rekening den ren vol te houden. Het was aardig te zien, hoe het dier zich inspande, aanhoudend voorbleef en ten slotte het eerste aankwam. Dat was natuurlijk gedeeltelijk het gevolg, dat het zonder berijder niets te dragen had, maar de merrie liep niettemin uit stekend. De Comtesse luisterde bij het omgaan van de linkerbocht van de baan niet naar den teugel, maakte een zijsprong en buitelde met zijn berijder in de daar aanwezige sloot. De berijder kwam er heelhuids af, maar het arme dier sloeg over zijn kop heen en brak de lendenen. Het bleef in de sloot liggen; 't was reddeloos verloren. niet veroorloven, zoolang ik in het statiekleed der schoone Dora gedost ben Reinhold zou boos worden." „Och, als hij wist, wat ik weet," antwoordde de oude dame met blijdschap, „dan zou hij met mij van oordeel zijn, dat het kleed u voortreffelijk staat! Ja, zooals ik u daar voor mij zie, met die inderdaad voorname houding en de nu, ook een grootmama mag wel ééns zwak zijn in haar grootmoeder lijke ijdelheid en het door en door geestige, schalksche gezichtje ja, zoo zoudt gij u gerust kunnen scharen in de rij der wijd- beroemde vrouwengestalten, die in zekere zaal van de wanden nederzien." „Ook met het verwilderde haar en de jongensmanieren," groot mama? „Mevrouw de ambtsraad bloosde een weinig en hief beide handen op. „Lief kind maar neen," viel zij zich zelf in de rede, „ik wil heden zwijgen! Morgen, of misschien eerst over eenige dagen, zult gij mij veel te zeggen hebben, oneindig veel, mijn kind, wat mij levenslang gelukkig zal maken, ik weet het. Tot zoolang zal ik wachten!" Margaretha antwoordde niet. Aarzelend greep zij naar den brief, stak hem in deu zak en ging heen om het statiekleed weer op zijn plaats te brengen. In dit oogenblik herinnerde mevrouw de ambtsraad zich ook, dat zij eigenlijk maar naar beneden was gekomen, om tante Sophie naar het recept voor een taart te vragen. Mijnheer de landraad echter, die alleen maar was binnen gekomen, omdat hij in het voorbijgaan het geraas der gevallen vaas had gehoord, had hoed en stok van de tafel genomen en wa9 inmiddels naar de vestibule gegaan. Hij stond voor het naaste buffet en bekeex daar, schijnbaar met groote belangstelling, de oude kroezen en bekers, toen Mar garetha hem voorbijliep om naar den gang te gaan. „Gij zult mij later voor veel om vergiffenis moeten vragen, Margaretha," zeide hij haar zacht maar met nadruk. „Ik, oom Zij bleef staan en trad lachend nader. „Lieve Hemel, dadelijk, dat zal dadelijk gebeuren, als gij het maar ver langt! Dochters en nichtjes moeten dat doen en kunnen het ook gerust doen, zonder gevaar voor hare waardigheid als meisje." Hij keerde zich nu geheel naar haar toe; maar tegelijkertijd sloeg hij op den naderenden Reinhold zulk een strengen, somber afwijzenden blik, dat. de lange jonkman ontsteld rechtsomkeert maakte en met de beide oude dames de vestibule verliet. „Gij schijnt de jaren waarin wy elkander niet gezien hebben, voor mijn persoon dubbel te rekenen," zeide Herbert somber. „Ik kom u zeker zeer ouc. en eerwaardig voor; is het niet, Margaretha Zy boog haar gelaat een weinig terzijde, en de overmoedige oogen namen zijn gelaatstrekken onderzoekend op. „Nu, om u de waarheid te zeggen, zoo heel erg is het niet ik zie nog geen enkel grijs haar in uw mooien baard." „Erg genoeg, als gij daar reeds naar zoekt!" Hij keek een oogenblik door het naasfe mster. „Het kwam mij een weinig vreemd voor, bij uw aankomst zoo eerbiedig door u gegroet te worden; bij mijn weten beeft Reinhold mij altijd alleen „oom" genoemd, gij nooit!" „Gij hebt gelijk ik nooit, niettegenstaande menige straf predikatie! Uw voorkomen als oom maakte geen indruk op mij! „Net melk en bloed," zeide Barbel altyd." „Ha zoo zie ik er nu dan eerwaardig genoeg uit?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1