De heer en mevr. Van Kuijk zullen het Grand
Theatre van den heer A. Van Lier te Amsterdam met
1 September verlaten en zich bij het gezelschap van den
heer Van Doeselaer te Antwerpen aansluiten.
In eene jl. Zondag in het lokaal Atlas te Zwolle
gehouden bijeenkomst van Mormonen of zoogenaamde
Heiligen der laatste dagen, was een honderdtal mannen,
vrouwen en kinderen uit Amsterdam, Groningen, Leeu
warden, Deventer, Meppel, Olst en Zwolle aanwezig. Deze
bijeenkomst, die van 's morgens 10 tot 's avonds 7 uren
duurde, was gewijd aan het houden van leerredenen, het
zingen van godsdienstige liederen en het doen van gebeden.
Eenige nieuwelingen werden, met oplegging van de
handen door de Mormonen-priesters, tot de heilige schare
toegelaten; een broeder en eene zuster ter zake van ,011-
christelijken" wandel daaruit verwijderd.
Tegen 6 uren werd het H. Avondmaal gehouden, waarbij
vrouwen en kinderen aanzaten, en daarna werd een liefde
maaltijd met koffie en brood, eene navolging van dergelijke
maaltijden in de eerste dagen van het Christendom, gehou
den. Vijf jaren geleden hielden de Mormonen te Zwolle
eene soortgelijke bijeenkomst; toen hadden een paar Ame
rikanen de leiding, nu was de leiding aan een handwerks
man uit Deventer opgedragen.
In de 14 Nederlandsche krankzinnigengestichten en
de 2 bewaarplaatsen waren op 1 Januari 1884 aanwezig
4778 verpleegden (78 in de bewaarplaatsen), waarvan 2363
mannen en 2416 vrouwen, en op 31 December 1884: 4850
verpleegden (79 in de bewaarplaatsen), waarvan 2414 man
nen en 2436 vrouwen. In dat jaar werden er opgenomen
1132, overleden er 426, werden er 393 als hersteld, 241
als niet hersteld ontslagen.
Volgens de inspecteurs van het Staatstoezicht zijn de
meeste gestichten overbevolkt. Naar hun meening is de
provincie Noordholland verplicht een tweede gesticht te
bouwen en moet het Rijksgesticht het karakter van
genezingsgesticht behouden en daarom art. 1 der voor
waarden gehandhaafd worden. Om tijdelijk aan de bezwaren
van Nooidholland tegemoet te komen, zou de overplaatsing
van 100 krankzinnigen, al bevinden zich daaronder, die
langer dan een jaar krankzinnig zijn geweest, uit Meeren-
berg naar Medemblik vergund kunnen worden, dan zouden
daaraan de volgende voorwaarden verbonden moeten worden
1. dat in Meerenberg geene krankzinnigen meer zouden
opgenomen worden, zoolang zijne krankzinnigen-bevolking
niet tot beneden het, volgens artikel 8., 4o., te bepalen
maximum teruggebracht is, en 2. dat een begin van uit
voering aan de oprichting van een tweede gesticht, door
de Staten gegeven is. Mocht men zich aan de eerste
dezer voorwaarden niet onderwerpen, dan zou, zonder het
beginsel in art. 1 der voorwaarden enz. nedergelegd, te
schenden, hetzelfde doel bereikt worden door een gelijk
getal krankzinnigen, die nog geen jaar krankzinnig zijn
geweest, uit het Buitengasthuis te Amsterdam naar het
Rijksgesticht over te brengen. De minister heeft zich,
blijkens aanschrijving aan Gedeputeerde Staten van Noord
holland, daarmee vereenigd.
Onze straten, zoo meldt men uit Amsterdam, waren
jl. Maandag avond vol gedruisch. Het jonge volk vierde
Hartjesdag naar ouden trant, met eigengemaakte maskers,
optochten en vuurwerk. Knapen in vrouwenkleeren en in
harlekijnspak, meisjes in lichte pakjes of in zeer profond
négligé, met hangende haren of veelkleurige papieren mutsen
op, hosten zingend en tierend door de straten. Voorop
werden poppen gedragen, die onder het sollen wonderlijke
houdingen aannamen, en ten laatste in eene der grachten
onder-, of in vlammeD opgingen. Voor muziek diende al
wat leven maakt: trommen, die pas bij het beurs-trommelen
dienst gedaan hadden, ledige blikken, tonnetjes, potten en
pannen. Opgeschoten knapen en meiden toerden in open
rijtuigen rond. Kinderen staken klein vuurwerk af aan
vensters en op stoepen en deden voetzoekers knallen tus-
schen de beenen der trampaarden, die voor dergelijke
verrassingen ongevoelig schenen. Uit het stratennet van
de Jordaan verspreidden de menschenreeksen zich door
Haarlemmerstraat, Nieuwendijk, Kalverstraat tot op het
Rembrandtsplein. De venters van „Recht voor Allen," die
nog op de vertaalde viezigheid van de „Pall Mali Gazette"
en op het proces-Van Ommeren teren, werden als natuur
lijke aanhangsels van de pret medegenomen. Men zong
woorden op de wijs van de Marseillaise, liet die volgen
door het Wilhelmus, en eindigde met een straatdeun. Tot
verlevendiging van het tafereel zwaaide men ook met roode
zakdoeken, maar eene nietigheid was voldoende om den
stroom eene andere richting te geven en „Recht voor
Allen" alleen te laten. Had men zich schor geschreeuwd,
dan holde men naar eene kraan der waterleiding en vocht
om een plaatsje onder den straal. Toch maakten ook de
herbergen goede zaken.
Omtrent den vliegerwedstrijd, gisteren te Amsterdam
gehouden, waaraan een 500tal jongens deelnamen, lezen
wij o. a. in het N. v. d. Dag:
„Reeds langs voor het bepaalde uur van eenen, waren op
alle straten, welke naar de terreinen achter het Rijksmuseum
voerden, jongens te zien, dragende de veelsoortigste vliegers,
ooit door een knapen-phantasie uit te denken, sommigen
gebukt gaande onder de reuzen, die bestemd waren, straks
als vederlichte nimfen het luchtruim in te varen, anderen,
die het in kostbaarheid der stof of van de versiering hadden
gezocht. Er waren er, zooals bleek toen de toegang geopend
was tot het veld achter het Rijksmuseum, daartoe door het
Dagelijksch Bestuur der gemeente goedgunstig afgestaan,
en alle op het gras werden neergelegd, van zijde, katoen,
linnen, geolied vloei en gewoon krantenpapier. Er waren
er in allerlei afmetingen. De grootste had een hoogte van
niet minder dan vijf meter en kon niet door den toegang
binnengebracht worden, en er was ook een die men in een
doosje bewaren moest, opdat de ademhaling van den kijker
hem niet deed wegstuiven; het was een dwergvliegertje
van rose vloeipapier, dat 7 cM. hoogte had. Er waren er
met het aardig geteekende portret van het Prinsesje, met
prentverbeeldingen van allerlei aard, met regels uit een
straatliedje, met wijsgeerige spreuken; er waren molens
met beweegbare wieken, huisklokken, locomobielen, drie
masters, een hoed van f 1.90, waarvan de staart uit con-
curreerende hoeden van f 2.10 bestonder was een bakkerij
die de wolkbewoners te lezen gaf dat er eiken avond versch
brood gebakken werd; er was een zomerhoed in optima
forma, gereed om het hoofd van een Eva's kind te sieren.
De wedstrijd was in vijf afdeelingen geplitst, namelijk
a. schoone vliegers, b. groote vliegers, c. vliegers, die het
aardigst zijn uitgedacht, d. uitheemsche vliegers en e. hoog
staande vliegers.
Te kwart voor tweeën schaarden alle jongens zich in
optocht en werd, door Sonneman's muziekcorps vooraf
gegaan, een marsch gemaakt langs de wedrentribune, die
geheel bezet was, en langs den stoet familieleden en vrienden,
die aan den overkant van het water zich voor 1U cents
een plaats hadden verschaft. Daar elke jongen zijn vlieger
droeg en aan allen door de Commissie een papieren muts
was geschonken, waarbij er waren, die den algemeenen
lachlust opwekten, werden telkens toejuichingen vernomen,
die bewezen hoezeer men met dit oud-Hollandsch kinder
spel ingenomen was. Toen werden o. a. nog een Chinee-
sche en drie Surinaamsche (zeshoekige) vliegers opgemerkt,
evenals twee cavalleristen, die hand in hand de hoogere
sferen wilden bezoeken, alsmede een weesmeisje, dat-zich
straks boven den infanterist, die aan hare zijde werd voort
gedragen, wenschte te verheffen."
Het tooneel van den strijd leverde gedurig de koddigste
tooneelen op. Er was veel westenwind, zoodat honderden
der vliegers ^n dezelfde windstreek geraakten en dan
Zij lachte. „Och, dat telt nu in 't geheel niet mee de
baard doet het! Zulk een net geaoigneerden baard maakt in
druk, oom!"
Hij boog half spottend.
„En dan toen ik u eergister avond naast de schoone dame
zag zitten, en gij in de vestibule kwaamt, op en top de eerste
ambtenaar der stad, in uw geheele voorkomen straalt door
den weerschijn van vorstelijke voornaamheid, toen overweldigde
het gevoel van eerbied mij, en ik schaamde mij vreeselyk."
„Dan mag ik wel zeer tevreden zijn, dat de naam oom nu zoo
vlot over uw lippen komt?"
Zij schudde lachend het hoofd. „Nu, gij weet, zoo geheel
onvoorwaardelijk mag men dat niet begeeren. Ik zie zeer goed
in, dat het niet zeer aangenaam zal zijn, door zulk een oud
meisje, als ik ben, oom genoemd te worden. Wij, arme Lamprechts-
kinderen, zijn toch al te veel te kort gekomenwij hebben slechts
eenen oom, en ofschoon maar een stiefoom, moet gij het u toch
laten welgevallen, uw leven lang oom Herbert te blijven."
„Nu goed, ik heb er vrede mee, lieve nichtMaar gij zult
nu ook weten, dat gij dezen erkenden oom nu ook gehoorzaamheid
verschuldigd zijt."
Zij schrikte; maar dadelijk zag men aan hare gelaatstrekken,
dat zij hem begreep. „Zoo, meent gij dat!" Zij legde de hand,
terwijl haar gelaat met een donkeren blos werd overtogen, op
den zak, waarin zij den ontvangen brief had gestoken, en haar
oogen begonnen als 't ware eene vijandige uitdrukking te ver-
toonen.
Hij zag haar slechts van terzijde aan en zweeg.
„Ja, dat is het!" zeide zij beslist. „Gij denkt precies zooals
grootmama. Gij zijt trotsch op het vooruitzicht, dat mij wordt
aangeboden, en opent voor den minnaar hart en armen, zonder
hem gezien te hebben. Waartoe ook? Gij kent immers zijn
naam meer is niet noodig... Maar gij kent ook de eigen
zinnigheid van uw nicht, en misschien bekruipt u de geheime
vrees, dat zij den dommen streek zou kunnen begaan, liever
Margaretha Lamprecht te willen blijven; dat is een recht van
groote waarde voor de familie tegen den geest van oppositie.
Het geslacht der Marschall's is op het punt tot in de wolken
te stijgen, en nu eischt het eigenbelang, dat ook de verwante
der Lamprechts op de hoogte worde geholpen."
„Het is verbazend, zoo scherpzinnig als gij zijt!"
Zij lachte. „Neen, oom, dat complimentje neem ik niet aan
Gij denkt te vleiend over mij. Hij daar" zij stak den pink
der rechterhand op zegt het mij niet... Voor mij is alles in
ons geheele huis bezield en levenduit alle gangen en hoeken
fluistert mij iets in de oorenwant ik ben op een Paaschzondag
geboren en heb altijd op goeden voet gestaan met de geesten
van ons huis. En even als zij mij vroeger spraken over de
oude tijden, over den zilverglans van het linnen, dat langs ver
schillende wegen de wereld inging en als zuiver goud in de
geldladen mijner voorvaderen terugkeerde, zoo fluisteren zy thans I
van een geheel anderen glans, van vorstelijke hulde en genade,
van de gunst van schoone, hoogadelijke vrouwen en van het
oude plebeïsche bloed, dat na eeuwenlange vlijt nu eindelijk rijp i
is geworden, om in een hoogere klasse over te gaan."
„Ei, dat zijn allerliefste kaboutertjes, die met hun kleine boos
aardigheden, de lucht vergiftigen! Men diende ze te verdrijven."
„Met uwe gerechtsdienaars, oom? Dat zou een pretje zijn
voor die lustige luidjes! Zij zouden aan mijn oor fluisteren en
verhalen van het nieuwe tooneelstuk in het huis Lamprecht,
waarin zelfs die Margaretha moet medespelen een gravinnen-
kroontje op het stoppelige haar geplaatst, en de verandering is
geschied, meent gij.... Maar weet gij, oom, een klein beetje heb
ik daarin toch ook te zeggen, meent gijniet? Het kleine woordje
„ja" moet toch ook uitgesproken worden. En neemt u maar in
acht, dat de vogel niet wegvliegt, eer hij gezongen heeft! Mij
zult gij niet vangen
„Daar zou men de proef van moeten nemen."
„Probeer het, oom!" Zij zag hem half over den schouder aan,
en haar oogen schitterden, alsof zy dadelijk gereed was den
wedloop te beginnen.
„Ik neem de uitdaging aan, reken daarop! Maar reken er ook
op, dat het met den vogel gedaan is, als ik hem eenmaal ge
vangen heb!"
„Ach, dat arme diertje, dan moet hij zingen, zooals gij fluit!"
zeide zy lachend. „Manr ik vrees niet ik ben een spotvogel,
oom, en kon u gemakkelyk op een dwaalweg lokken
Zij maakte een bevallige buiging, en heimelijk lachend, ging
zij haastig naar den gang achter de sterfkamer van mevrouw
Dorothea, en terwijl zij met vaste hand het kleed losmaakte,
hoorde zij, dat de landraad de vestibule verliet. Maar tegelijkertijd
vernam zij ook de stem van haar vader, die de trap opkwam.
De beide heeren groetten elkander naar het scheen bij de deur;
toen viel deze toe, en de handelsraad ging naar zijn kamer.
Hij was reeds zeer vroeg naar Dambach gereden, tot den
middag buiten gebleven en kwam nu juist te huis. Zij gevoelde
zich gedrongen hem te begroeten, te meer daar hij heden morgen
somber en zwijgend, met knorrig gelaat te paard gezeten en voor
haar vroolijk „goeden morgen" uit het venster nauwelijks een
knikje en geen enkel woord ten antwoord had gegeven.
Dat had haar jong, vroolijk gestemd hart pijn gedaan. Maar
tante Sophie had haar getroost. Dat was weer een van die
nare dagen, waarop men zich stil moest houden en hem uit den
weg gaan, had zij gezegd. Hij wist dan zelf het best, hoe hij
het inoest aanleggen, om zich van het zwarte spook te bevrijden
hij deed dan een rit in de vrije lucht en zocht afleiding in
de drukke iabriek. Des avonds zou hij wel opgewekter terug
komen.
Het statiekleed der schoone Dora hing weer in een donkeren
hoek der kast, en Margaretha was juist op het punt heur haar
in orde te maken, toen zij de kamerdeur van haar vader weder
hoorde openen. Hij kwam er weer uit en liep de vestibule door.
Hij naderde schielijk, en het scheen wel, dat hij rechtstreeks op
haar afkwam.
Margaretha verschrikte. Hij mocht haar hier volstrekt niet
zien zij wist immers niet in welke stemming hij thuis was
gekomen, en hoe hij haar moedwillig vergrijp aan het eerwaardige
erfstuk van het huis zou beoordeelen. Een ontzettend gevoel
van angst maakte zich van haar meester. Onwillekeurig kroop
zij in de kast, verborg er zich zoo diep mogelijk in en trok
de deur zacht achter zich dicht.
Wordt vervolgd.)
haakten of botsten, om gezamenlijk, nu eens langzaam, dan
als een arend neer te schieten, zoodat er dan veelal niets
dan het geraamte overbleef, terwijl ook enkele schoot gingen.
Alle prijzen werden alleen toegekend voor zoover de
bekroonde vliegers geschikt waren gebleken om opgelaten
te worden. Door eene tombola, waaruit ieder iets trok,
werden ten slotte de verliezers schadeloos gesteld, terwijl
de uitgereikte bons voor bier oorzaak waren dat niemand
met eene dorstige keel het terrein behoefde te verlaten.
Het was overigens een alleraardigst volksfeest, dat door
duizenden rondom en op het groote terrein achter het
Museum werd bijgewoond en waard is herhaald te worden.
Jl. Zondag had, onder begunstiging van schoon weder,
op het strand te Callantsoog eene harddraverij plaats, waar
aan door 8 paarden werd deelgenomen en die door eene
groote menigte werd bijgewoond. De prijs, f 30, werd
behaald door het paard „De Kroonprins," van den heer Corn.
de Wit, bereden door den heer KI. de Wit; de lste premie
door het paard „Emma," van den heer H. Dalenberg, bere
den door den eigenaar, en de 2de premie door het paard
„Roza," van den heer J. DeWitJz., bereden door den heer
KL de Wit.
Men schrijft ons uit Alkmaar, dd. 19 dezer:
„Aan de harddraverij, heden alhier vanwege de Alk-
maarsche Harddraverij-Vereeniging, gehouden, namen 17
paarden deel.
Na een hardnekkigen strijd, werd de eerste prijs, f 250,
behaald door de „De Prins,' van den heer J. Klootwijk, te
IJselmonde, bereden door den heer P. Van Santen; de
eerste premie, f 150, door „De Kroonprins," van den heer
C. J. De Wit, te Zijpe, bereden door den heer K. De
Wit; en de tweede premie, f 50, door „Willem III," van
den heer C. Brommer, te Alkmaar, bereden door den heer
J. Koster.
Hoewel het weder eenigszins koud was, bleef het droog,
en liep het feest zonder eenige stoornis ten genoegen van
vele nieuwsgierigen ten einde
Daarna had muziek en vuurwerk plaats op het Doden
veld, en eindigde het feest met een bal."
Aan de jl. Maandag te Warmenhuizen gehouden
harddraverij met paarden onder den man gereden werd de
prijs van f 100 gewonnen door „De Snijboom" van Brom
uit Utrecht, en de premie van f 40 door „De Kroonprins"
van C'. De Wit te Zijpe.
De „Willem 111 werd afgeredendoor „DeKroonprins."
16 paarden namen aan den wedstrijd deel; alles liep in
de beste orde af', hoewel het gewone krakeel ook ditmaal
niet achterwege bleef.
Het vreeselijk feit op den 9 April van dit jaar ten
huize van wijlen mr. E. Van Oppen te Maastricht gepleegd,
een moord op vader, zoon en dochter, werd jl. Dinsdag
en gisteren voor het Hof te 's Hertogenbosch behandeld.
De moordenaar Caesar Timmermans, geboren te Sittard
en wonende te Heerlen, heeft den leeftijd van 57 jaren bereikt.
27 getuigen a charge en 4 i décharge werden gehoord.
De eisch luidt levenslange gevangenisstraf. Uitspraak
26 Augustus.
Onder de personen, wier zaken eergisteren voor de
Rechtbank te Amsterdam werden behandeld, bevond zich
ook een vijf-en-tachtig-jarige grijsaard, die wegens lund-
looperij terechtstond. Duitscher van geboorte, had hij
onder Napoleon aan den tocht naar Rusland deelgenomen
en later den tiendaagschen veldtocht medegemaakt, doch
was thans als zonder werk en middelen van bestaan door
de politie daar ter stede aangehouden. Ter zake van
landlooperij werd door het O. M. tegen hem 15 dagen
gevangenisstraf en opzending naar een bedelaarskolonie
gerequireerd. De rechtbank sprak hem echter nog den
zelfden dag van het ten laste gelegde wanbedrijf vrij.
Toen een inwoner van Veldhoven f kanton Eindhoven)
jl. Zaterdag een buurman in zijn perenboom zag zitten,
nam hij zijn geweer en beval den ongenoodigden gast af
te stijgen. Toen deze daaraan niet vlug genoeg voldeed,
schoot de man werkelijk zijn geweer af en.... verwondde
den buurman doodelijk.
Het gerucht, dat de heer Veth, de wakkere natuur
onderzoeker in Afrika, zou zijn overleden, heeft zich helaas
bevestigd.
De bij ieder bekende, maar zeker slechts door wei
nigen begrepen namen der verschillende theesoorten betee-
kenen in onze taal:
Bohea, naam der heuvels waar ze groeide.
Tonkay, - rivieren van vervoer.
Souchong, beteekent Kleine plant.
Pouchong, Gevouwen plant.
Congo, Arbeid.
Pecco, Wit haar, dons van tengere bladen.
Hysant, Vóór den regen, voorjaar.
Do Skin, Afval, huid.
Programma voor den Vliegerwedstrijd te Helder,
op Zaterdag den 22 Augustus 1885. s namiddags
2 uren. op den Zeedijk nabij het Observatorium.
(Bij ongunstig weder op Zaterdag 29 dezer.
Uitstel zal worden te kennen gegeven door het
hijschen der schutterij vlag van de kerktorens.)
Art. 1.
De deelnemers, ieder vergezeld van zijn helper, en allen voor
zien van hun inschrijvingsnommer op pet of hoed, zullen zich
op Zaterdag 22 Augustus 's namiddags li uren, op het Stations
terrein vereenigen, ten einde zich van daar, onder geleide van
leden der Commissie, naar het terrein van den wedstrijd te begeven.
De vliegers kunnen, desverkiezende, door anderen dan door de
deelnemers op het terrein gebracht worden.
Art. 2.
Op het terrein aangekomen, overtuigt zich de Commissie van
de grootte der vliegers, die mededingen voor de grootste afmeting.
Art. 3.
Ieder deelnemer heeft op het terrein zijn plaats bij het paaltje,
dat zijn nommer aanwijst.
Art. 4.
Bij roffelslag wordt den deelnemers aangekondigd, wanneer zij
met het oplaten hunner vliegers moeten beginnen. Uiterlijk te
3$ uren moeten de vliegers staan.
Art. 5.
Zoodra een deelnemer zich overtuigd houdt, dat zyn vlieger
den hoog8tmogelijken stand heeft bereikt, zendt hij zijn helper
tot de Commissie met verzoek, dien stand op te nemen. Bij dit
onderzoek, even als by den geheelen wedstrijd, hebben de deel
nemers zich stipt te gedragen naar de bevelen van de leden der
Commissie.
Art. 6.
De Commissie kent zich het recht toe, om deelnemers aan
den wedstrijd, die opzettelyk anderen hinderen, van het feest
terrein te verwyderen.