HELIIERSCHE
EK NIEUWEIMEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad Toer Holfanfls Noorderkwartier.
1885. N°. 101.
Jaargang 48
Zondag 23 Augustus.
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zntcrdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalO™-
franco ;er post - 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tién: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland..
Naar het Dagblad verneemt, zijn onlangs de voorloopige
.schalen van schatting voor het geheele Rijk door de hoofd
commissie der herziening van de belastbare opbrengst der
onbebouwde eigendommen vastgesteld.
Hu het kader onderofficieren en korporaals bij sommige
corpsen van het leger reeds voltallig is en bij de overige
het aantal vacatures in die graden voortdurend kleiner
wordt, zoodat vaak vrijwilligers, geschikt voor het beklee-
den van die graden, geruimen tijd op bevordering moeten
wachten, heeft de minister van Oorlog het wenschelijk
geacht, het bepaalde bij zijne aanschrijving van 26 Maart
1684 alsnog zoodanig te wijzigen, dat de voorschriften,
noodig voor de vorming en instandhouding van het militie
kader, niet schaden aan de bevordering van de vrijwillig
dienenden.
O. a. heeft de minister bepaald, dat de miliciens-korpo
raals en de miliciens-sergeanten, die de geschiktheid bezit
ten, voor het bekleeden van die graden van de vrijwilligers
gevorderd, overeenkomstig het voorgeschrevene in art. 9
der militiewet, met behoud van hun graad kunnen worden
toegelaten tot eene vrijwillige verbintenis bij het corps,
waartoe zij behooren, indien daarbij in dien graad vacatures
bestaan, welke niet kunnen worden aangevuld door bevor
dering van vrijwilligers, die voor zoodanige bevordering
geschikt waren geoordeeld reeds vóór het tijdstip, waarop
bedoelde miliciens-korporaals en miliciens-sergsanten in
hunnen graad werden aangesteld.
Voor zooveel zij behooren tot de infanterie, de kavallerie,
de veld- of vesting-artillerie, kunnen zij, wanneer er geene
vacature bestaat bij het regiment of het onderdeel, waarbij
zij zijn ingedeeld, ook in hun graad bij een ander regiment
of onderdeel van hetzelfde wapen overgaan, eveneens met
inachtneming van het bepaalde in de vorige zinsnede.
In het Wageningsch Weekblad wijst de heer G. J.
Van Apeldoorn, directeur der Martha-stichting te Alfen
aan den Rijn, onder het motto: „Er is eigenlijk voor deze
kinderen op aarde geen plaats," op het treurige feit dat
er zoovele kinderen zijn, onschuldig aan de zonde der
19> DE VROUW MET DE KARBÜNKELSTEENu.
Naar het Duitsch van E. MARLTJLT.
Eenige oogcnblikken later kwam de handelsraad om den hoek
van den gang. Door de op een kier staande deur kon zijn
dochter hem zien. De rit in de frissche lucht en de drukte der
fabriek hadden geen invloed gehad op de sombere droefgeestigheid
die deze schoone mannengestalte voor allen in huis dikwijls zoo
schrikwekkend maakte. Hij had een kleinen ruiker van frissche
rozen in de rechterhand en ging achteloos door de ryen portretten
zijner voorvaderen. Alleen het portret der schoone Dora, dat
schuin in den hoek van de kast en den muur stond, zoodat de
betooverende gestalte hem als het ware tegemoet trad, scheen
een onaangenamen indruk op hem te maken. Hij deinsde achter
waarts en hield de band voor de oogen alsof hij door een
duizeling werd overvallen. Deze schrik was te begrijpen. In
de roode zaal, hoog aan den muur hangende, kwam deze demo
nische schoonheid nooit zoo goed uit, als hier in het spookachtig
schemerlicht.... Hij mompelde binnensmonds eenige hartstochte-
lyke woorden, pakte als in een aanval van woede het zware
portret op en keerde het naar den want. De lijst kwam met
geweld tegen den muur te recht.
Het verschrikte meisje hield haar adem in. Het was haar,
of het sombere, droefgeestige peinzen plotseling tot krankzinnig
heid oversloeg, alsof die yzersterke hand het stille koopmanshuis
rot het tooneel van vreeselijke verwoestingen zou maken. Doch
zoover kwam het niet. Met het verdwynen der vrouwengestalte
in den donkeren hoek scheen ook de storm in de ziel van den
opgewonden man te bedaren.
Hy ging verder, dicht langs zyn dochter heen, zoodat zij zelfs
zijn zware ademhaling meende te hooren.
Dadelyk daarop werd het slot der volgende deur omgedraaid.
De handelsraad trad binnen, trok er den sleutel weer uit en
schoof van binnen den grendel op de deur.
Een huivering voer over het luisterende meisje door de leden. Wat
deed hy daar binnen, zoo alleen met zyn sombere gedachten in
de ledige, stoffige vertrekken? Niemand in huis vermoedde,
dat hij zich hier nog wel eens ophield. Barbel beweerde, dat bij
geen voet meer in den gang had gezet, toen ter tyd moest het
hem daar toch al te druk zyn gemaakt; want voor niemendal
zou een moedig man toch niet zoo ontstellen, dat hij er geen
enkelen keer durfde terugkomen. Nu was hij er toch binnen
als begraven in de diepe stilte en de schemeringwant geen
enkel geluid deed zich hooren. Misschien was het juist wel deze
afzondering, die hij opzocht, als hy in de drukte der wereld zijn
boozen geest niet van zich kon schudden. Zij deed misschien
wel den inwendigen storm bedaren, en schonk kalmte aan het
verhitte bloed, dat hem zoo angstwekkend naar het hoofd steeg....
Ja, hy was ziek. Het was niet, zooals grootmama beweerde,
uitsluitend verdriet om haar overleden moeder, dat hem zoo
geheel had doen veranderen hij was in de eerste jaren na
haar dood niet zoo wrevelig en zwartgallig geweest neen, hy
was ziek, spookgestalten vervolgden en martelden hem; dal had
zy reeds op den avond van haar tehuiskomst opgemerk. Hij, de
streng rechtvaardige, stipte chef van de algemeen geachte firma
Lamprecht, de trotsche man, op wiens eer niet de minste smet
klccide, hij verbeeldde zich plotseling, dat er een tyd zou kunnen
komen, waarop men hem met den vinger zou nawijzen, dat hy ver
bannen zou worden, uit de kringen, waarbeen zijn valsche eer
zucht onophoudelijk streefde. Het hart kromp haar ineen van
s^art, terwyl zy zich voorstelde, hoe hy voor haar, zyn kind,
ouders, maar die toch daaronder lijden. De inoeder is in
betrekking of is gestorven en het kind zwerft rond, ver-
stooten door ieder, dragende de schande der misdaad die
het niet gepleegd heeft. Zulk een leven van balling
schap is ontzettend.
De schrijver is van meening dat men die kinderen niet
aan hun lot mag overlaten. De gemeente is verplicht de
handen uit te steken naar die hulpelooze wezens, hen
liefderijk te verzorgen, en te trachten zooveel mogelijk
het gemis van het ouderlijk huis voor hen te vergoeden.
Er wordt wel eens beweerd dat zulke kinderen op te
nemen de zonde in de hand werkt.
Maar al ware dit zoo zegt de heer v. A. moeten
die arme kinderen daarom niet geholpen worden, moet het
kwaad gedaan worden, opdat het goede daaruit zou voort
komen. Neen, laat ons goed doende niet vertragen. De
een ga heen en predike tegen de zonde, een ander neme
de veriatenen tot zich en zoo woekere een ieder met de
gaven hem toevertrouwd.
Maar waarheen met die kinderen? De heer H. Pierson
ziet geen mogelijkheid ?telf in dit opzicht de handen aan
het werk te slaan. De Martha-stichting is niet alleen
overvol, maar in dit gesticht worden eigenlijk een ander
soort kinderen geplaatst en toch moet er plaats ge
vonden worden. Wanneer men daartoe wil medewerken,
is de heer v. A. gaarne bereid gaven voor dat doel te
ontvangen. Zoo die gaven rijkelijk vloeien is dit een
bewijs, dat die arbeid door de gemeente wordt gewild.
Men schrijft aan de Leidsche Crt.
„Het heeft onlangs juist genoeg geregend om het weiland
kleur te geven, maar gras voor het vee wordt nog hergens
gevonden. Op laag gelegen stukken heeft het vee bijna
zooveel gras om rond te komen en op hoog gelegen stuk
ken is gebrek. Voor Augustus is dan ook het weer te
koud en de noordenwind, die zoo sterk droogt, laat niet
los te waaien. De hooibouw was gunstig, toen de aan
houdende droogte het weiland verdorde, en dit onheil is
nog niet overwonnen; vandaar dat melkvee, dat in de
opbrengst verminderde, nog niet op verhaal gekomen is.
in dat oogenblik bijna smcekend had gestaan en om haar hulp,
haar kinderlijke trouw had gevraagd. Zoo ver had die verrade-
lijke ziekte hem reeds gebracht!
Margaretha luisterde nog een oogenblik, het bleek doodstil
achter de gegrendelde deur toen kwam zij met knikkende
knieën uit haar schuilhoek, zocht haar bovenklcedercn weder
bij elkander en vloog naar een der voorste kamers, om daar
haar kleeding weer zoo spoedig mogelijk in orde te brengen...
Wat ee'ÏJ» geluk, dat haar papa geen tien minuten vroeger te
hujs was gekomen! Als het geschilderde, levenlooze doek hem
reeds zoo uit zijn huipeur bracht, wat zou er dan wel gebeurd
zyn, als hij die vrouw sohijnbaar in lovende lijve voor zioh had
gezien I Dat die vermomming reeds een ander onheil had ge
slicht daaraan dacht zy volstrekt niet.
Sedert een half' uur zat de verschrikte huisknecht beneden op
de keukenbank. De sidderende beenen konden hem niet dragen,
en de anders zoo blozende wangen bleven doodsbleek. De ge
heele keuken rook naar Hofi'mans-droppels „en er is niets
beter dan dat!" had Barbel gezegd en hem het eene daarmede
doortrokken stuk suiker na het andere in den mond gestopt. En
het geheele dienstpersoneel stond om hem heen en kon er maar
niet genoeg van hooren.
„Neen, neen, neen volstrekt niet!" herhaalde hij, voor de
zooveelste maal. „Ik raak haar niet weer aan voor geen
geld ter wereldZij moet zelf' maar weten, hoe zij weer aan
den spijker komt... Ik en iets breken! Wel, lieve hemel,
mijn pijpekop heb ik nu al bijna veertien jaar en laat er maar
iemand komen, die er het kleinste barstje in kan vinden! En
toon mij het bord of het glas, dat ik bij het afdrogen hier in de
keuken heb gebroken, Barbel! Gy kunt het niet, met den
besten wil kunt gij het niet zoo iets doe ik nooit! En daar
boven vliegt my dat ding, die vaas, maar zoo uit de handen
Zulk een geniepige stomp aan den elboog en, klets daar lag de
rommel op den vloer! En dat was de straf, omdat ik haar van
haar plaats had genomen, die boosaardige!... Ik dacht het dadelyk
al en wilde eerst niet. De kamer wordt immers niet behangen,
juffrouw," zeide ik. „Het portret kon best blijven hangen.
Maar juffrouw Sophie gelooft aan niets het portret moest er
met alle geweld af en ik arme duivel kreeg de straf. „Ja, die
schrik blyft mij myn geheele leven by! En toen zij later op
mij aankwam, zoo maar uit de lijst gestopt, en het groene kleed,
ruischte en ritselde, en de karbonkelsteenen schitterden op haar
hoofd, als vonken van het helsche vuur, toen dacht ik: „Nu is
uw brood gebakken, het is met u gedaan!" De deur heb ik ge
lukkig nog bereikt, en zij viel met een hevigen slag achter mij
dicht; maar op de trap was het mij toch of een ijskoude hand
mij in den nek greep."
„Gekheid, Frederik! Op de trap deed zy u niets meer zij
kan niet over den drempel komen!" zeide Barbel en reikte hem
een glas likeur aan. „Zoo en neem nu een slokje pepermunt-
water maar, dat zal u weer opknappen 1.... En laat ik u nu eens
wat zeggen, de geschiedenis blijft onder ons! Bij onze meesters
vindt het toch geen geloof, al stond het ook als zwart op wit.
Eerst wordt er om gelachen en later moet men er allerlei ver
wijtingen over aan hooren, zoodat men zich halfdood moet ergeren.
En ook tegenover de menschen in do stad moeten wij den mond
houden denkt er om! Die zijn ons Lamprechts toch niet gezind;
onze groote zaak, het aanzien en de onmetelijke rijkdommen
dat alles gunnen de benijders ons niet; voor hen is een ongeluk
in ons huis koren op den molen en er volgt een ongeluk,
dat staat vast. In der tijd, toen onze Margaretha het bijna met
den dood moest bekoopen, heeft het daarboven ook zoo lang
Hieruit volgt, dat de boer nog geen reden heeft kunnen
vinden om zich in een voordeelig jaar te verheugen. De
vroege aardappel gaf geen groot beschot, maar door de
uitgebreide teelt en geen vraag voor liet buitenland, is de
aardappel bijna geen geld waard. Voor peulvruchten was
liet weer gunstig; ook de opbrengst van het koolzaad en
de granen zal niet tegenvallen. Komkommers en augurken
waren er met lioopen, wel een bewijs voor zonnig, droog
weer, en de snijboonen zijn overal goed gelukt. Minder
goed is men geslaagd met de teelt van bloemkool, peen en
uien, veldgewas dat liet betrekkelijk beter met nattigheid
kan stellen. De wijnstok is goed onttvikkeld, heeft op zijn
tijd gebloeid en zal in October wel rijpe trossen dragen.
Er komen genoeg peren en appelen, maar zij zijn overal
klein van stuk en tengevolge van de droogte niet gezwollen.
Hetzelfde is het geval met den laten aardappel, waarvan
men zich tevens geen ruim beschot voorstelt; doch de
knol kan nog genoeg uitzetten en het beschot vergoeden,
daar de tijd der rooiing nog in de toekomst ligt. Over de
ziekte, die in de aardappelen zou ontstaan zijn, wordt niet
veel gewag gemaakt.
Uit het wisselvallige, dikwyls koude weer wordt nu reeds
voorspelling gedaan van een strengen winter. En die met
zulk eene voorspelling niet tevreden is, maar er nog eenige
geleerdheid wil bijvoegen, verkondigt dat wij de ijsperiode
te gemoet gaan. Daarbij doen de zonnevlekken ook geen goed.
Als een bewijs, zegt "het Dagblad, dat de ambachtslieden
te Darendrecht 't ver hebben gebracht op theologisch gebied,
kan dienen, dat jl. Zondag de drie predikbeurten zijn waar
genomen door een smid, een verver en een rietdekker.
Aan de huizen van de meer gegoede ingezetenen te
Tiel is naar de Haarl. Crt. mededeelt bezorgd eene
circulaire, onderteekend door een vijftal geachte werk
bazen, met dringend verzoek om, in het belang van tal
van werklieden, huizen en erven eens na te zien, en als
er wat te herstellen of te vernieuwen valt, dit niet uit te
stellen tot later, maar hierin spoedig te laten voorzien.
Zij voldoen daarmee aan eene opdracht, hun verleend op
eene, den 12 Augustus a. s. gehouden vergadering, waar
gespookt, tot ons kind halfdood in huis werd gedragen... Het
komt er nu maar op aan goed toe te zien en op te passen. Ik
zeg u, past op het vuur en het licht dat is onze zaak! Wat
er verder zal geschieden, daaraan kan niemand onzer iets ver
anderen... Ik krijg een koude rilling door de leden," als
ik er aan denk, „het ieder oogenblik kan komen ieder oogen
blik!"
En in den daarop volgenden nacht was het werkelijk alsof een
weeklagende stem deze profetie herhaalde, zelfs over de markt
en de geheele stad de storm van den eersten October woedde
over het land. De kraaien hadden den gehcelen namiddag in
groote zwermen als dol over de stad gevlogen, en des avonds
was de zon als in een zee van bloed ondergegaande roode gloed
had nog lang onheilspellend op dc spitsen der torens en de kerk
daken geschenen. En nu brak het los. Den geheelen nacht
gierde en huilde de stormwind er was geen oogenblik van kalmte,
en toen het weer dag werd, verdubbelde de wind zijn kracht.
De menschen, die over de hooggelegen markt gingen, konden
kwalijk op de been blijven, en op de hoekeu der straten vlogen
hoeden en petten dwarrelend in de hoogte.
Mevrouw de ambtsraad ergerde zich. Haar teere voetjes waren
wat onvast en wankelend geworden. Bij feilen wind waagde zij
zich niet meer op straat en dus moesten de op heden bepaalde
visites met haar kleindochter uitgesteld worden.
Margaretha was er des te blyder om. De vrije namiddag was
haar een buitenkansje. Zij zat boven in de woonkamer van
haar grootmama, en hielp de oude dame met handigheid aan een
groot, prachtig borduurwerk. Het kleed zou de tafel van Herbert
versieren, zoo werd haar in 't geheim toegefluisterd, maar het
was eigenlijk bestemd, om in het aanstnande jonge huishouden
voor de dames-schrijttafel te liggen. En Margaretha werkte
onvermoeid aan de bloemen, die door de voeten der schoone
Heloïse zouden vertreden worden.
Te vier uur kwam ook mijnheer de landraad van zijn bureau
tehuis. Hij had ziju studeerkamer vlak naast het woonvertrek.
Gedurende eenigen tijd hoorde men daar menschen komen en
gaande bode bracht stapels acten, een gerechtsdienaar een rapport,
er werden smeekende stemmen gehoord, en by Margaretha rees
de gedachte op, hoe de diepe stilte in de bovenvertrekken van
het oude koopmanshuis geheel was verstoord door bewoners, die
den naam Lamprecht niet droegen. Dat zouden die oude koop
lieden ook niet gedroomd hebben! Het was altijd hun trots
geweest het grootc heerenhuis alleen te bewonen en dc boven
verdieping liever ledig te laten staan, opdat geen vreemde voet
het recht zou hebben, hun schoone breedö trappen op- en af te
loopen cn overal gedruisch te maken.
Ondanks den storm, ja juist in een oogenblik, toen de vensters
onder de hevige windstooten kraakten, werd ook een mandje vol
kostelijke tafelvruchten van den Prinsenhof gebracht. De handen
van mevronw de ambtsraad beefden van vreugde over deze lieve
attentie. Zij legde haastig iets over hei nog onafgewerkte kleed
en riep haar zoon, nadat zij den knecht met een ruime fooi had
weggezonden.
De landraad bleet' een oogenblik op den drempel staan, als
bevreemdde het hem, behalve zyn moeder nog iemand in de
kamer te vinden toen kwam hij naderby en groette naar het
venster, waar Margaretha zat.
„Goeden dag, oom!" zeide zij vriendelijk en werkte kalmpjes
door aan den tip van het kleed, dat van onder den doek te
voorschijn kwam.
Hy fronste de wenkbrauwen en wierp een verstrooiden blik