HELDERSCHE NIEIJWED1EPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voorHollanJsNooriertwartier, 1885. N°. 106. Jaargang 48, Vrijdag 4 September. Blnnenlana. 24> DE VR6DW MET DE KARBONKELSTEENEN. „Wij huldigen het goed8." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsrnimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De heer G. v. d. VVald schrijft in de Prov. Nrb. Crt. Ik heb eens toen ik nog jong was een philosoof ontmoet: Hij droeg een gelapt, blauw boezeroen en dito bombazijnen broek,j^van boven tot onder besmeerd met kalk, en zat met den door ouderdom gekromden rug tegen den steiger, op z'n eentje te schoften. Tusschen zijne gerimpelde kaken maalde hij een stuk brood, en met de vingertoppen schaarde hij de laatste kruimels in eene oude krant bijeen die hij aandachtig bekeek. ;/Wat voor nieuws Doris?* lachte ik. „Hoe is 't? Herkauw je de nieuwtjes uit de oude doos?" Hij keek me ernstig aan en, mij bestraffend voor mijne jokkernij, sprak hij: //Jij bent nog te jong om te kunnen lezen, wat in zoo'n oud stuk krant staat!...." "Je ziet die lijntjes," ging hij na eenige oogenblikken gemoedelijk voort „je ziet die lijntjes tusschen de adver tentiën, die lijntjes tusschen de berichten, ze zijn nog geen dubbeltje dik, en toch sluiten ze heele geschiedenissen al. En welke! Ze wisselen in bonte kleuren, in scherpe con trasten: rooskleurige naast sombere, deze vol licht, de volgende overal schaduw, hier alles kleur: zonneschijn, leven, hoop; daar alles vaalweemoed, droefheid, duisternis, verderf.... Ik herinner me Doris met zijn oud stuk krant nog als den dag van gisteren, en ook hoe ik gelachen heb om dien „ouden gek* zooals zijn confraters-opperlui hem noemden, terwijl ze in de Vergulde Pin aan den overkant van het „werk" vóór de toonbank een driecenter naar binnen wipten. Lang was ik Dorus vergeten. Heden echter kwam hij mij levendig voor den geest: Ik meende hem te zien op dezelfde plek aan denzelfden stijger, nu met een paar stukken van de Nieuwe Rotterdammer van 11. Zaterdag in de hand, en me te hooien toefluisteren: „Ziet ge daar? Proclamatie der Sociaal-Democraten. Er is meer dan één lijntje tusschen, een heel eind zelfs staat het er af maar nog te dicht bij om niet schreeuwend te „vloeken" met Naar het Duitsch van E. MARL1TT. In de vestibule, tusschen de deur der groote zaal en het daar tegenover gelegen middelste venster was de traditioneele plaats, waar allen, die in hun leven den naam Lamprecht hadden ge dragen, nog eens in sombere, ofschoon zwijgende vertooning geplaatst werden, eer zij het vochtige verblijf buiten op het stille kerkhof betrokken. Hier had ook de boosaardige vrouw Judith gelegen, met een lachenden trek op het vertoornden gelaat zij had toch haar wanhopigen strijd met den dood, nadat zy met moeite haar gemaal den verbindenden eed had afgelegd, dadelijk gewillig opgegeven en haar mager, leelijk lichaam tot de eeuwige rust uitgestrekt. En hier onder de vreemde bloeiende gewasschen, die om den met zilver beslagen lykkist der ryke vrouw stonden, zou mijn heer Justus Lamprecht de schoone Dora voor het eerst gezien hebben... Zy was de dochter van een verren handelsvriend ge weest, die den heer Justus in zijn testament als voogd had benoemd. En daar zou eens 's avonds een reiskoets voor den huize Lamprechts stil gehouden hebben, en omdat niemand zich om het rijtuig had bekommerd, maar wel veel menschen het binnen in de helder verlichte trap opgegaan waren, was het aangekomen vreemde meisje uit het rijtuig en met de menschen naar boven gegaan, tot zij met verschrikte oogen voor de ge storven vrouw had gestaan. Dat was haar eerste intocht in het huis van haar toekomstigen echtgenoot geweest «een slecht voorteeken," en ook reeds daarom was het later zoo uitgevallen, dat zij reeds na weinige jaren op dezelfde plek lag als een schoon wassebeeld, met haar dood engeltje in den arm, en ofschoon midden in den strengen winter, toch met kostbare van verre gekomen bloemen overdekt; en de witte zijde van haar doods kleed had in rijke plooien uit de kist gegolfd en den vloer even als sneeuw bedekt. Dat vertelden de menschen heden nog Sedert dien tyd had nog meenig zwijgend gelaat op deze plaats de laatste gefluisterde beoordeelingen over zich moeten laten uitspreken; vaders en zonen, moeders en dochters, allen hadden op deze plaats gerust en afwisselend met den grijzen, levens moeden pelgrim van het huis had ook menige in de jeugd gevelde, schoone mannengestalte daar uitgestrekt gelegen. Maar een doode, gelijk de laatst overleden Lamprecht had de vestibule nog niet geherbergd. Oude moedertjes, die onder den stroom van nieuws gierigen, ook met moeite de trappen waren opgeklommen, wisten dit zeer nauwkeurig te vertellen; zij hadden haar gansche lauge leven door geen enkelen keer ontbroken, als in bet huis Lam precht een doode op zyn praalbed lag uitgestrekt. En zij hadden gelijk met hare bewering die krachtige, sterke man lag daar, alsof hy ieder oogenblik verwonderd van zijn zonderling bed opspringen, de bloemen afschudden, de leden uitrekken en de nieuwsgierigen met zijn doorboorende blik spottend zou aanstaren!... En anderen, de mannen, die met elkander fluisterden, hadden ook gelijk als zy meenden, dat de laatste machtige zuil van het oude huis met hem verbroken was hoe zou het nu gaan? Die magere gestalte, die daar bedrukt heen en weer liep, was zoo jammerlijk om aan te zien naast den forschgebouwden doode, dat men op dezen erfgenaam onmogelyk kon rekenen. Men had gevreesd, dat de schrik over het plotseling ongeluk ook voor hem noodlottig zou worden; maar hij was eigenlijk niet eens erg geschrikt; hy had er veeleer verbaasd nitgezien en had den eersten dag droomend rondgeloopen. Daarna had de koelheid van zijn wezen de bedienden op het kantoor nog yziger toegeschenen dan WiHemientje, Aorig kiendje, Waor ik zoovenl goed van heur.... Hier, tusschen de regels, lacht veelbelovend een blond gezichtje, daar grijnst, angst inboezemend, een ontvleeschde kop; hier komt het lieve postuurke „recht en vaststaond as'n muurke" vroolijk uitkijken, dóar loert, gekromd, tot bespringen gereed, een haveloos gedrocht; hier het laatste bloemke, daAr het voortwoekerende onkruid Zekerzoo'n dagblad-nommer stemt tot ernstig peinzen doch in couranten mogen de berichten elkander opvolgen, de historie in zich bergend, scherp, treffend van tegenstelling in Nederland gelukkig! deinst heden, Prinsesjesdag, j nog meer dan andere dagen, het donkere, sombere naar den achtergrond en op het bloemke, dat zich in al j zijne liefelijkheid daartegen zoo allergunstigst aftoont, rust vol welbehagen het oog van ieder rechtgeaard Nederlander. Gedeputeerde Staten van Noordholland hebben aan den Gemeenteraad van Purmerend bericht, dat bij koninklijk besluit aan die stad vergunning is verleend om tot den 1 Januari 1889 naar het thans bestaande tarief voort te gaan met de heffing van markt- en staangelden. De Raad heeft aan de commissie tot regeling der festiviteiten bij gelegenheid van de in deze maand aldaar te houden alge- meene tentoonstelling vanwege de Hollandsche Maatschappij van Landbouw een crediet van ten hoogste f 3000 toege staan, waarin door eene tijdelijke geldleening tot dat bedrag zal worden voorzien. De Floralia-Vereeniging te Hoogwoud hield van Vrijdag tot Zondag jl. hare gewone jaarlijksche tentoon stelling. Ook ditmaal voldeed zij bij uitstek, zoowel wat de gekweekte planten als wat de opluistering betreft. De Vereeniging stelt alles in het werk om van deze tentoonstelling feestavonden voor het volk te maken. Daartoe werden er Vrijdag avond voordrachten gehouden. Zondag avond had er eene zanguitvoering van het Gezel schap Orpheus uit Oudkarspel plaats, die talrijk werd bezocht. De deurwaarder-crimineel bij het Gerechtshof te 's Hage, de heer Pontier, heeft jl. Maandag aan Jeanne Lorette beteekening gedaan van de akte van beschuldiging. I die hierachter voorkomt. Bij de voorlezing viel de be- I schuldigde flauw. Ook Dinsdag was zij zeer zenuwachtig. Voor het proces zijn 17 getuigen opgeroepen. Jl. Maandag avond is verschenen de gemeente- begrooting van Amsterdam over den dienst 1886. Zij wijst in ontvangsten en uitgaven het eerbiedwaardig cijfer aan van f 11,130,004. vroeger en bij deze gesteldheid vond niemand het vreemd, dat hij reeds den tweeden dag had beproefd, hoe hy op den ledigen kantoorstoel van den overledene zou zitten. De rouwplechtigheden waren voorbij. Het grootste gedeelte der bijeengekomen en had zich verwijderd; slechts hier en daar talmde nog een enkele, die niet genoeg kon zien van dezen „laatsten keer" in zijn pracht en heerlijkheid. De voornaamste deelnemers aan de plechtigheid, de geestelijkheid, de dames van den Prinsenhof, de plaatsvervangende adjudant van den hertog en de naaste vrienden der familie waren nog in de groote zaal, waar ook de bloedverwanten van den overledene bijeen waren. Alleen de dochter des huizes ontbrak. Zij had zich teruggetrokken in de met zwart floers gedrapeerde nis van het middelste venster. Als een gewonde was zij in dezen donkeren hoek gevlucht. Waartoe al die plechtigheid, die vreemde tentoonstelling van den doode en dey smartelijken rouw van de achterblijvenden Hier boven, waar het haar voorkwam, alsof het plotseling afgebroken accoord van een menschenleven nog in zijn laatste trillingen voortklonk, waar zij meende, dat de wiekslag der gescheiden ziel nog met terugwerkende kracht in de vroegere aardsche woning moest natrillen, hier hadden de behangers gedurende den dag geklopt en gehamerd en onophoudelijk waren bloemen en planten de trap opgesjouwd. En was het noodig, dat een menigte vreemde menschen zich om den lijkkist verdrongen, terwijl de geestelijke hartroerende woorden van afscheid sprak Maar hoe meer bezoekers, des te grooter eer voor de familie! Met ieder nieuw rytuig, dat voor de deur stil hield, was de gestalte van grootmama, die de honneurs waarnam, als het ware in lengte toegenomen.... En welke gedachtelooze praatjes gingen van mond tot mond! Iemand die als vreemdeling plotseling was binnengekomen zou hebben moeten denken, dat de overledene gedurende zijn leven een ongelukkige lyder was geweest, omdat hem immers «de eeuwige rust, de oproeping uit deze wereld zoo zeer gegund moest worden. «Hij ruste in vrede!" Op alle manieren werd dit gezegd; maar niemand dezer mooipraters wist, dat juist in zijn laatste levensuren een geheimzinnige zending al zijn denken en willen doordrongen en hem onwederstaanbaar tot de uitvoering er van gedrongen had. Hij had niet vermoed, dat de dood naast hem reed, toen hy het huis verlietBuiten in de fabriek wa9 hij onder al die door de verwoesting ontstelde lieden de kalmste geweest. Hij had overal de schade opgenomen en zyn bevelen gegeventoen was hij weer naar huis gereden en toen had het hem overvallen. Door een duizeling aangevallen, was hij van het paard gestegen en had nog kracht genoeg gevonden, om het vurige dier vast te binden en zich op het zachte mos uit te strekken. Wie kon echter weten, welk een schrik het plotseling opkomend gevoel van den dood het nu zoo gladde, koude voorhoofd had doen rimpelen? Weggerukt, zonder vervuld te hebben, «waaraan een einde komen moest" daalde er werkelijk zulk een geheele vergetelheid over de ontsnapte ziel, dat zij «in vrede rustte; zoo als al die menschen meenden te weten? De laatste bezoekers hadden de vestibule verlaten, en het was nu zoo plechtig stil geworden, dat men zelfs boven het zachte gefluister in de zaal het geknetter der afbrandende waskaarsen kon hooren.... Daar kwam de schilder Lenz uit den donkeren achtergrond van de vestibule, hy had daar misschien wel gedu rende de geheele ceremonie onopgemerkt gestaan. De oude man was niet alleen, zijn kleinzoon ging met hem en stapte op bevel van den grootvader onverwijld naar de met zwartdoek belegde hoogte, waarop de lykkist stond. De kleine was juist op het Het cijfer der gewone uitgaven beloopt f 8,129,500, tegen f 7,775,500 voor 1885 vastgesteld; dat der buiten gewone uitgaven f 3,000,504, tegen f 5,223,503, voor de eerste alzoo eene vermeerdering van f 354,000, voor de laatste eene vermindering van f 2,223,000. Ónder de vermeerderde hooge uitgaven zijn ook gerekend f 196,000 voor straatverlichting, die evenwel tegen de baten, bij de gasconcessie bedongen, ruim worden opgewogen. Van de rest, f 158,000, komt f 99,000 voor rente en aflossingen. Het lager onderwijs eischt f 69,000, middelbaar f 3000, universitair en gymnasiaal f 8000 meer dan in 1885. Voor de aanstelling van 16 brigadiers van politie wordt jaarlijks f 12,000 meer vereischt en f 26,000 meer voor verpleging van arme krankzinnigen in Medemblik, waarvoor dan in mindering komt f 10,800 subsidie van provincie en rijk en f 12,000 besparing op buiten-gasthuis-hoofd. Stijgen de gewone uitgaven alzoo met f 158,000, de retributies van maatschappijen zijn daarentegen ook zeer aanzienlijk, als f 329,000 uit de gasconcessie en f 153,000 uit de water leidingconcessie. Vergeleken bij 1884 en 1885, zou de dienst 1886 zich bijzonder gunstig hebben doen aanzien, indien de opbrengst der gewone middelen op hetzelfde bedrag van 1885 had kunnen worden gesteld. Zoo moesten o. a. de inkomsten van den reinigingsdienst f 75,000 lager gesteld worden, zoodat weder 85 opcenten op de personeele belasting moesten worden voorgedragen. B. en W. van Amsterdam hebben bij den Gemeente raad een voorstel ingediend om een nieuwe petroleumhaven aan te leggen in den Arasterdammer polder, op p. m. 1500 meter afstand ten westen der Houthaven. Deze haven met bijbehoorende inrichtingen zal eene totale oppervlakte in nemen van ongeveer 31 hectaren en na voltooiing vol doende plaatsruimte aanbieden voor 13 schepen aan den punt, den voet op de eerste trede te zetten, toen Reinhold over ijld uit de zaal kwam toeschieten. «Daar moogt gy niet op, kind!" zeide hij kortaf, met onder drukte stem, maar zichtbaar vertoornd en trok den knaap bij den arm terug. „Sta toch toe, dat mijn kleinzoon de hand kust, die de oude schilder kwam niet verder, hoe bescheiden hij zijn verzoek ook inkleedde. „Dat gaat niet, Lenz zoo verstandig moest gij toch zelf zyn! viel de jonge man hem weigerend in derede. „Waarmoest het heen, als al onze arbeiders met dit verzoek bij on3 gekomen waren En gij zult mij toch toestemmen, dat uw kleinzoon geen zier rechten meer heeft, dan de kinderen van onze andere arbeiders „Neen, mijnheer Lamprecht, dan kan ik u niet toegeven," zeide de oude man schielijk. Het bloed steeg hem naar 't gelaat. „Mijnheer de handelsraad was „Och, ja," stemde Reinhold schouderophalend toe: „papa was dikwijls onbegrijpelijk toegevend; maar zooals hij in den grond dacht, is het volstrekt niet aan te nemen, dat hij den jonge zulk een intime toenadering in het bijzijn van voorname vrienden hij wees naar de zaal achter zich „zou hebben toegestaan. Ik moet hem daarom ook afwijzen.... Ga maar heenhij duwde het kind bij de schouders weg en wees naar den uitgang. „Uw handkus is niet noodig!" Margaretha sloeg toornig de zwarte gordijnen van een en trad uit de vensternis te voorschijn. Maar in hetzelfde oogenblik kwam ook Herbert met haastige schreden uit de zaal hij had in de nabijheid der deur gestaan. Zonder een woord te zeggen, nam hij den knaap bij de hand en bracht hem voorbij Reinhold de treden der verhooging op. „Liever op den mond!" zeide de knaap, die zijn bleek gelaat van de spierwitte tusschen bloemen liggende hand afwendde. „Hij heeft mij ook menigmaal gekust weet gij, onder de poort, als wij geheel alleen waren." De landraad bleef een oogenblik staantoen nam hij den knaap echter op den arm en beurde hem op by de lykkist. En toen boog het schoone kinderhoofdje zich diep over den doode zoodat zijn bruine lokken het koude voorhoofd bedekten en kuste hem op de gebaarde lippen. Het jonge meisje, dat nog, gereed om toe te schieten, met beide handen het zwarte behang vaneen hieldvloog een tevreden glimlach over het beachreide gelaat en een dankbare blik was het loon van hem, die met een ernstig, vast beraden verzet de liefdeloosheid van de geheiligde plaats verwijderde. Ondertusschen waren de aanwezigen, die op het punt stonden te vertrekken, zonder gedruisch uit de zaal gekomen. „Hemel, hoe aangrijpend I" fluisterde de barones Von Taubeneck, terwijl de landraad den knaap zachtjes weer op den grond zette. „Maar hoe is het toch zeide de dame zacht tegen mevrouw de ambtsraad „ik kan mij met den besten wil niet herinneren, dat er nog zulke jonge verwanten tot de familie behooren „Gij hebt gelijk, genadige vrouw; mijn zuster en ik zijn de eenige overlevenden," viel Reinhold haar met verbeten gramschap in de rede. „De hartelijke kus is niets dan dankbaarheid voor genoten weldaden; anders heeft de jongen in onze familie vol strekt niets te maken hij behoort by dien man!" Bij deze woorden wees hij op den schilder, die zwijgend de hand van het kind vatte en met een buiging voor den landraad de vestibule verliet. Het was of ieder geluid van menschelijke stemmen met hem verdween, zulk een diepe stilte volgde er nu. Het gebeurde by

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1