BIJVOEGSEL, behoorende tot de Heldersche en Niewe- dieper Courant van Vrijdag 4 September 1885, No. 106. Gemeenteraad van Helder. Zitting van Dinsdag 1 September 1885. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig aanvankelijk 12, later 15 ledenafwezig de keeren Hattinga Raven en Bitter. De tribune is door oen groot aantal belangstellenden bezet. Na de opening der vergadering worden de notulen der vorige zitting gelezen en goedgekeurd. Terstond daarna legt de Voorzitter, die by de jongstgehouden verkiezing als lid van den Raad is herkozen, in handen van den Wethouder, den lieer Braaksma, de bij de wet gevorderde eeden af en neemt als zoodanig zitting. Vervolgens worden de nieuw benoemde Raadsleden, de heeren Korver, Van Neck en Govers, door den Secretaris binnengeleid. Zij en de herbenoemde leden, de heeren Groen en J. C.Jansen, worden daarop door den Voor zitter beëedigd, met hunne benoeming geluk gewenscht en nemen zitting. Door den Voorzitter wordt herinnerd, dat, toen in de vorige zitting door hem werd medegedeeld, dat zich geen enkele inschry ver had aangemeld bij de gehouden verpachting van het recht en de verplichting tot het ophalen van asch, vuilnis, beer, enz., door hem een voorstel te dezer zake van de Commissie voor de Gemeentewerken werd toegezegd. Hij verzekert, dat deze zaak door de genoemde Commissie zeer nauwgezet is onderzocht en, namens die Commissie, stelt hij nu voor om de gemeente-reiniging, bij wijze van proef, te beginnen met 1 October a. s., in eigen beheer te nemen en voor oprichting en voor de exploitatie in het 4de kwartaal dezes jaars een som van f 6000 toe te staan. De heer Van Gijn betuigt zyn leedwezen, dat deze zaak zoo laat aan de orde komt, nu de tijd nagenoeg verstreken is, waarvoor de gemeente-reiniging is verpacht. Vervolgens geeft hy als zyn gevoelen te kennen, dat de som van f 6000 veel te hoog is. Hij wijst er op, dat men elders met de gemeentelijke exploitatie resultaten heeft verkregen, die weinig schitterend zijn. Hij geeft daarom in ernstige overweging, om met den tegenwoordigen pachter alsnog te onderhandelen over eene tijdelijke verlenging der overeenkomst, b. v. voor 6 maanden. In dien tusschentijd zou men dan over eene nieuwe verpachting of over eene andere oplossing der kwestie kunnen beraadslagen. Hij vraagt voor dit voorstel steun bij zijne medeleden. De heeren Hordijk en Hoogenbosch verklaren zich bereid, het voorstel-Van Gijn te ondersteunen. Ook de Voorzitter toont zich persoonlijk een voorstander van dat voorstel. Wat betreft de late behandeling dezer zaak, doet hij opmerken, dat de pogingen om een terrein te verkrijgen voor het oplossen der faccaliën oorzaak zijn geweest, dat dit onderwerp eerst laat aan de orde is gekomen. Ook liet de pachter langen tijd op antwoord wachten. In 't kort zegt de Voorzitter er zijn verschillende omstandig heden geweest, die een spoediger behandeling hebben tegengehouden. De Voorzitter besluit met te verzekeren, dat er zeer veel te zeggen valt voor het voorstel- Van Gijn. Ily acht uitstel in dit geval nuttig, opdat later eene definitieve beslissing kan genomen worden. De heer J. C. Jansen doet, als lid der Commissie voor de Gemeentewerken, helder uitkomen, dat de late behandeling dezer zaak, waarover wordt geklaagd, geenszins aan die Commissie te wijten is. Hy betoont zich verder een bestrijder van 't voorstel Van Gijn en doet opmerken, dat men niet weet of de tegen woordige pachter de overeenkomst, zij 't ook tijdelijk, wil besten digen. Met nadruk handhaaft hy het voorstel, dat de Voorzitter namens de Commissie voor de Gemeentewerken heeft gedaan. De heer Maalsteed noemt het voorstel-Van Gyn een nieuw voorstel, terwyl de Voorzitter, in de meening dat dit voorstel een amendement is op dat van de Commissie voor de Gemeente werken, zyn plan handhaaft om 't voorstelVan Gijn 't eerst in omvraag te brengen. De heer Van Neck vraagt of er ook gegevens zijn, waaruit blijken kan wat het voordeeligst is voor de gemeentehet mede gaan met de Commissie voor de Gemeentewerken of met den heer Van Gijn. Do Voorzitter antwoordt hierop, dat het op dit oogenblik niet mogelijk is dit te bepalen. De heer Van Gijn verdedigt zijn voorstel nogmaals. Hij wijst op het belang van deze zaak en geeft in overweging om By aanneming van zijn voorstel, desnoods na eenige dagen, eene buitengewone zitting te houden. Hij herhaalt, dat de som van f 6000 veel te veel is. De heer Beukenkamp, het voorstel der Commissie voor de Gemeentewerken aanbevelende, deelt mede, dat de tegenwoordige pachter, op eene deswege tot hem gerichte vraag, zich bereid verklaard heeft, om tegen eene vergoeding van f 300 's maands de zaak te blyven continuëeren. Die som noemt hij te hoog. Op eene deswege gedane vraag van den heer H. Janzen geschiedt mededeeling van de raming der kosten voor de oprichting en de exploitatie gedurende drie maanden. Hieruit blijkt, dat de oprichtingskosten begroot zijn op f 4100 en de exploitatiekosten op f 1900 voor den tyd van 3 maanden. Het voorstelVan Gijn, daarop in stemming gebracht, wordt verworpen met 10 tegen 5 stemmen. Vóór stemden de heeren Hoogenbosch, Van Gijn, Groen, Hordijk en de Voorzitter. Vervolgens komt in behandeling het voorstel der Commissie voor de Gemeentewerken om voor de gemeentereiniging, by wijze van proef, gedurende drie maanden, toe te staan een crediet, groot f 6000. De heer Hordijk uit de vrees, dat de becijfering niet juist is. Hij twijfelt of het materieel wel tot de geraamde prijzen is te verkrijgen. Deze opmerking wordt beantwoord door den Voor zitter, die verzekert, dat de raming opgemaakt is door leden, die met het bedoelde materieel niet onbekend zijn. De heer Korver vraagt of het materieel, dat thans door den pachter wordt gebezigd, niet door de gemeente kan worden overgenomen. De Voorzitter geeft hierop ten antwoord, dat de uitvoering van het te nemen besluit aau de Commissie voor de Gemeentewerken wordt opgedragen. -Hij kan echter wel ver zekeren, dat, bij billijke voorwaarden, de Commissie niet ongezind zal bevonden worden om het aanwezige materieel over te nemen. 't. Voorstel der Commissie voor de Gemeentewerken, om een crediet van f 6000 voor de gemeente-reiniging toe te staan, wordt daarop in stemming gebracht en met 11 tegen 4 stemmen aan genomen. Tegen stemden de heeren Hoogenbosch, Van Gijn, Groen en Hordijk. Na het nemen van deze beslissing wordt medegedeeld, dat zich de heeren Maalsteed, Tinkelenberg en H. Janzen met het toe zicht op den reinigingsdienst zullen belasten. Op voorstel van B. en W. wordt met eenparige stemmen be sloten om, evenals vorige jaren, ook nu weder tot Z. M. den Koning het verzoek te richten, dat in den jare 1886 zullen mogen worden geheven een hoofdelijken omslag tot een bedrag van f 30,000 en eene plaatselijke belasting op het gedistilleerd. Aan de orde wordt nu gesteld de behandeling van 't nader rapport der Commissie, belast met het onderzoek van de geloofs brieven der herkozen en gekozen leden, speciaal wat betreft de vraag of tegen de toelating van den heer Bitter overwegende bezwaren bestaan. De Voorzitter deelt mede, dat er een schrijven is ingekomen van den heer Bitter, inhoudende, dat hij voor zijne herbenoeming tot Raadslid bedankt, en geeft nu in bedenking om de conclusie van 't rapport, door die verklaring onnoodig geworden, niet tc be handelen. Spreker wijst er op, dat de belanghebbende, nu hij geen Raadslid meer is, tegen eene te nemen beslissing niet in beroep kan komen. De heeren Van Gijn en J. C. Jansen dringen op de behande ling van dit rapport aan. De Voorzitter doet uitkomen, dat die behandeling overbodig is te achten, doch hij wil zich tegen het lezen en verder behandelen van dit rapport niet verzetten. 't Bedoelde rapport wordt nu door den Secretaris voorgelezen Het bevat, onder verwijzing naar de gemeentewet, die genees kundigen, belast met de armenpractijk, als leden van den Raad wil toegelaten zien, de opmerking, dat de heer Bitter, die als plaatselijk heelmeester o. a. belast is met het inënten en herin- enten, met den doodschouw en met het toezicht op dc publieke vrouwen, daardoor eene betrekking bekleedt, welke onvereenig- baar is met het lidmaatschap van den Raad en stelt, op grond daarvan cn met het oog op verschillende beslissingen, voor, den heer Bitter niet toe te laten als lid van den Gemeenteraad. De heer Hordijk merkt op, dat deze conclusie is gesteld naar aanleiding van Koninklijke besluiten. Z. i. had de Commissie zich in deze aangelegenheid alleen te houden aan de uitspraak der gemeentewet. De heer Maalsteed geeft dat niet toe, te meer niet, omdat de gemeentewet naar de Koninklijke beslissing in zake de toelating van Raadsleden heenwijst. Naar aanleiding van eene deswege door den heer Hordijk ge dane vraag, wordt gelezen het desbetreffende artikel uit de gemeentewet, dat echter, naar het oordeel van den heer Hordijk, in deze heel weinig beslist. De heer over do Linden doet uitkomen, dat de heer Bitter gedurende 10 jaren lid van den Raad is geweest, onder dezelfde omstandigheden als nu. Hij verklaart zich door 't rapport der Commissie niet overtuigd en zal tegen de conclusie stemmen. De heer Beukenkamp, lid der Commissie, wijst op soortgelyke gevallen, welke elders zijn voorgekomen en die aanleiding hebben gegeven, dat de kwestie by Koninklijke Besluiten is beslist. De heer over de Linden merkt op, dat hier nog geene kwestie ontstaan is. De conclusie van 't rapport, niet-toelating van den heer Bitter, wordt met 8 tegen 7 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Hordijk, over de Linden, J. C. Jansen, Tinkelenberg, Van Neck, Korver en de Voorzitter. Hierop, geschiedt voorlezing van den brief, waarin de heer Bitter verklaart, dat hij zich zyne herbenoeming tot lid van den Raad niet. laat welgevallen. Aangenomen voor kennisgeving. Eindelijk deelt de Voorzitter mede, dat de heer Bitter ontslag heeft verzocht als Commissaris van 't Ziekenhuis en van de Apotheek der gemeente. Het ontslag wordt op eervolle wijze verleend, nadat de Voorzitter heeft doen uitkomen, dat dit door den heer Bitter gevraagd wordt, ten einde weg te nemen de niet goede ver houding, die daardoor ontstaat tegenover een collega, belast met de behandeling der zieken in genoemd gesticht. De zitting wordt hierop gesloten. Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., te Nieuwediep.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 5