en
HELDERSUHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 107.
Zondag 6 September.
Jaargang 48
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
25> DE YROÜW MET DE KARBONKELSTEENEN.
„Wij huldigen
het goede.''
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
Prijs der Advertentiên: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
franco per post 1.20.
B
UREAU: MOLENPLEIN.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Blnnenlana.
Het Weekblad voor Zeeuwach Vlaanderen westelijk
deel (redacteur de heer G. A. Vosterman van Oven) be
helst de volgende opmerkingen over de vooruitzichten der
onderwijzers
„In de laatste jaren bestond er bij de jongelui een
bijzondere voorliefde voor 't vak van onderwijzer.
Nauwelijks was eene kweek- of normaalschool opgericht,
of van alle zijden stroomden leerlingen toe, om daaraan
geplaatst te worden en hunne opleiding voor onderwijzer
te ontvangen.
Zij, die de eersten zijn geweest, zijn niet slecht af. Er
was gebrek aan onderwijzend personeel; de eene gemeente
bood al meer dan de andere om het ontbrekende aan te
vullen en de jaarwedden klommen voor de jongelui, die
pas in de wereld kwamen kijken, tot 600, zelfs tot 700
gulden.
Maar die mooie dagen zijn voorbij.
Niet alleen dat in alle behoeften voorzien is, er is op
't oogenblik reeds een overcompleet: verscheidene jongelui,
die in April geslaagd zijn, zoeken nu nog naar eene be
trekking.
Dit in aanmerking genomen en daarbij bedenkende, dat
er nog eenige honderden op de kweek- en normaalscholen
opgeleid worden voor het vak van onderwijzer, mag ieder
ouder het wel driemaal in overweging nemen, eer hij zijn
kind onder de tegenwoordige tijdsomstandigheden nog voor
't onderwijs laat opleiden.
Is de knaap of 't meisje buitengewoon vlug, dan bestaat
er geen gevaar: knappe koppen komen altijd terechtmaar
voor gewone menschenverstanden is het vak van onderwijzer
af te raden.
't Volgend jaar April zal het aantal onderwijzers zoo
groot zijn, dat verdere plaatsing tot de zeldzaamheden zal
behooren.
En stel, dat allen nog geplaatst worden, welke zijn de
vooruitzichten der geplaatsten?''
Bij nieuwe vacaturen zullen de meeste gemeentebesturen
de jaarwedden terugbrengen op f 450 h. f 500.
Aan sollicitanten, zelf voor gehuchten, zal het niet ont
breken, alles zal vol komen en daar het aantal hoofden
van scholen, die jaarlijks door pensioneering en sterven
afvallen, veel minder is, dan het aantal onderwijzers, die
Naar het Daitsch van E. MARLITT.
Daarop ging hy naar bniten en sloot de deur achter zich, en
Margaretha vluchtte naar de meest afgelegen kamer, de roodc
zaal zy wist, dat nu daarginds met het kaarslicht de laatste
glans van een in de oogen der wereld zeer bevoorrecht leven
ophield, dat de laatste toebereidselen voor de begrafenis op den
volgenden morgen werden gemaakt.... Ja, morgen om dezen tijd
was alles voorbij, en was zij ook ver, ver weg van het eenzame
vaderlijke huis! Heden nog, met den laatsten trein, kwam oom
Theobald uit Berlyn voor de begrafenis en morgen middag vertrok
hij weer en zij met hem.
Zij ging op en neer in de zwak verlichte kamer, waar de hooge
wanden ieder harer schreden weerkaatsten. Men had de ontruimde
eerste verdieping maar half en half weer in orde gebracht
de vloerklecden ontbraken en al de schilderijen stonden nog in
den gang van den zijvleugel. Een groote donkere vierkante plek
was op het behang zichtbaar daar had het portret van de
vrouw met de karbonkelsteenen gehangen, van de schoone, innig
geliefde, wier arme ziel volgens het wreede bijgeloof honderd
jaar lang in het oude koopmanshuis had rondgedoold, tot de storm
binnen was gebroken en haar op zijn vleugels had weggevoerd....
O, die stormnacht 1 Toen had de nu wees gewordene voor de
laatste maal in zijn vaderoog gestaard! „Tot morgen dan, mijn
kindhad hij gezegd dat was bet laatste woord voor haar
geweest; dit „morgen" kwam nimbier, nimmer! Zij drukte de
handen tegen het voorhoofd en liep onrustig heen en weer.
Herbert had ondertusschcn zijn nicht gemist en doorliep de
kamers om haar te zoeken. Hy had zijn overjas aan en den
hoed in de hand. Margaretha bleef' staan, toen hij op den drempel
trad, en de armen zonken haar slap langs de leden.
„Hebben zij u zoo alleen gelaten, Margaretha?" vraagde
hij vol medelijden, zooals zij hem jaren geleden ook tegen
den zieken Reinhold had hooren spreken. Hij kwam binnen,
wierp den hoed neder en vatte de handen van het jonge meisje.
„Wat zijt gij door en door koud! Deze eenzame, donkere kamer
is geen verblijf voor u. Kom, ga met my mede!" smeekte hij
zacht en beurde den arm op, om hem ter ondersteuning om haar
middel te slaan; maar zij deinsde terug en week achteruit.
„Mijn oogen doen zeer," zeide zij haastig, bijna angstig uit
den donkeren hoek, waarin zy stond. „Het gedempte licht doet
iemand goed na dat schelle licht in de vestibule.... Ja, hier is
het eenzaam, maar stil, meewarig stil een wezenlijke weldaad
voor een gewonde ziel na zoovele troostredenen!"
„Er was ook menig goed gemeend woord onder," zeide
hij goedig. „Ik begrijp, dat de toevloed van menschen en al die
pracht uw gevoel gekwetst hebben. Maar gij moogt niet ver
geten, dan onze overledene altijd groot gewicht hechtte aan zulk
openlijk betoon de schitterende lijkplechtighcid is geheel over
eenkomstig zijn geest en bedoeling geweest. Dat moge u ten
troost verstrekken, Margaretha!"
Hij aarzelde een oogenblik, alsof hij op een woord van haar
lippen wachtte; maar zy zweeg en nu greep hij weer naar zyn
hoed. „Ik rijd naar het station, om oom Theobald af te halen.
Hy zal, beter dan een van ons allen, er slag van hebben om uw
diepe smart te doen bedaren, en daarom ben ik bly, dat hij komt.
ieder jaar door de kweekscholen en de normaalscholen in
de groote steden geleverd worden, zullen vele hulponder
wijzers van ouderdom sterven, eer zij in 't bezit zijn van
eene jaarwedde van f 700.
„Maar is dat dan ook geen voldoend traktement?' vraagt
menig vader, die misschien geen f 400 verdient en daarom
zijn jongen voor 't schoolmeestersambt bestemd heeft.
Ja, 't zou voldoende zijn, als de jongen, ofschoon onder
wijzer, in den stand van zijn vader bleef. Maar men wil
hooger op, men wil meedoen met zijne meerderen en 't
gevolg? vergulde armoede tot aan 't einde."
De harddraver Tabor is door den eigenaar, den heer
P. Ellerbroek, te Hoorn, voor f 2000 verkocht aan den
heer J. Groot, landbouwer in de Schermeer.
De rekening der Hollandsche Maatschappij van Land
bouw over 1884 sluit in ontvangst en uitgaaf met f 25,557.
Het batig saldo bedraagt f 4312.
De concept-begrooting voor 1886 is in ontvangst en
uitgaaf geraamd op f 20,400. Het aantal leden werd op
10,500 gerekend.
Jl. Dinsdag avond te ruim 8 uren bracht de Zang-
vereeniging Niedorp's Mannenkoor eene serenade aan haren
president, den heer P. Haringhuizen, te Nieuwe-Niedorp,
die 's morgens was geïnstalleerd als lid van den Raad.
De optocht en de serenade hadden plaats bij lampion-
licht, dat een alleraardigst effect maakte.
Onder het zingen van een toepasselijk lied werd de
omgeving verlicht door middel van Bengaalsch vuur, ter
wijl aan het slot nog een vuurpijl naar boven werd gezonden.
Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat de zeer
middelmatige kermisdrukte hierdoor voor een oogenblik
belangrijk vermeerderde, en bij dergelijke gelegenheden
vraagt men zich wel eens af: Waar komen zoo op eens al
die menschen vandaan?
In de omstreken van Deventer is de haver binnen
gehaald. Over het algemeen is zij kort van stroo, maar
zwaar met zaad geladen. Behalve van boekweit, die trou
wens in deze streek ook weinig verbouwd wordt, was de
graanoogst dit jaar buitengewoon gunstig en de kwaliteit
van een zeldzaam gehalte. In de hondsdagen heeft het
herhaalde malen 's nachts gevroren, hetwelk zich de oudste
lieden niet kunnen herinneren. Het vriest thans bijna alle
nachten, wat zeer nadeelig is voor het rijpen der vruchten.
Maar is het noodzakelijk, dat gij mot hem naar Berlijn terugkeert,
gelijk mijn vader nog zooeven zeide?"
„Ja, ik moet weg!" antwoordde zij gejaagd. „Ik heb zelf niet
geweten, hoe goed het mij tot nu toe gegaan is men geniet
het schoone, onbekommerde leven als een ademtocht, waarop
men haast niet let. Nu treft mij voor de eerste maal een groot
ongeluk, en ik ben er niet tegen opgewassen, ik sta er radeloos
tegenover het overweldigt mij!" Zij was onwillekeurig
weer nader bij hem gekomen, en hij zag, hoe de met moeite
bedwongen smart haar voorhoofd deed rimpelen. „Het is ver
schrikkelijk altyd weer denzelfden gedachtengang te moeten
doorloopen! En toch bezit ik geen kracht, om dien af te schudden
ja, ik word boos op hen, die den kringloop trachten te verbreken.
En dat wordt hier niet anders daarom moet ik weg. Mijn
oom heeft werk voor mij, druk werk, waarmede ik mij moet
inspannen hij is bezig aan een nieuwen catalogus
En voor de menschen daar ginds hebt gij ook meer sympathie."
„Meer sympathie dan voor grootpapa en tante Sophie? Neen
viel zij hem hoofdschuddend in de rede. „Ik stem in aard en
karakter te veel met hen overeen, dan dat anderen een scheids
muur tusschen ons zouden kunnen optrekken
„Die twee zijn hier niet uw eenige bloedverwanten Margaretha."
Zy zweeg.
„Ach, de ongelukkigen, die dood gezwegen worden! Daar
hebben zij het te Berlijn al zeer gemakkelijk medezeide hy
bitter lachende. „De edelen uit Pommercn of Mccklcnburg
kunnen hun ridderzwaard gerust in de schede laten rusten
hij zweeg en kleurde onder haar toornigen blik. „Vergeef mij 1"
voegde hij er schielijk bij. „Dat mocht ik niet, in deze droevige
nren volstrekt niet!"
„Ja, in dezen ongelukkigen tijd is het wreed, mij aan een
steeds lachend gezicht te herinneren!" bevestigde zij driftig. „Ik
gevoel thans voor den eersten keer, hoe verbitterd men op zulke
welgedane, doodbedaarde, menschen kan zijn, als men zielsbe
droefd is.... Men gevoelt zichzelf als gebukt onder het verdriet,
en dan verheffen zij zich als toonbeelden van gezondheid,
en in iederen trek staat te lezen: „Wat kan mij dat schelen?...."
De freule van den Prinsenhof stond heden ook zoo naast mij
aan de lijkkist, trotsch en blozend en koel tot in het hart; haar
sterkriekende parfumerie deed mij bijna stikken, en het onop
houdelijk geruisch van haar langen sleep deed mijn zenuwen
vreeselijk aan ik had haar wel met de handen van mij af
willen stooten
„Margaretha!" viel hij haar in de rede. Hij vatte met zonder
linge blikken haar hand; maar zy trok zich los.
„Maak u niet bezorgd, oom," zeide zij bitter. „Zooveel goede
manieren bezit ik nog wel. En als ik terugkom
„Weer na vijf jaar, Margaretha?" viel hij haar in de rede en
zag haar gespannen in het gelaat.
„Neen, grootpapa verlangt, dat ik spoedig zal terugkeeren.
In het begin van December kom ik weder."
„Uw woord er op, Margaretha!" Hij zeide dit gejaagd en
stak haar nogmaals de rechterhand toe.
„Wat kan u daaraan gelegen zijn?" vraagde zy schouderop
halend met een schuwen opslag van haar betraande oogenmaar
zy legde toch voor een oogenblik haar koude vingertoppen in
zyn hand.
Beneden stond het rytuig, dat den landraad naar het station
Over het algemeen hebben deze dit jaar weinig smaak.
De appelen en peren zijn wrang, de pruimen smakeloos,
terwijl do druiven, waarmede bijna alle wijngaarden zeer
zwaar geladen zijn, niet rijp zullen worden. Overal begint
het gras uit de weiden te verdwijnen. Herfst voeder is er
niet. Ook de boterproductie vermindert zeer. Vele boeren
en veehouders beginnen zich wegens de slechte vooruit
zichten omtrent het nagras, herfst- en wintervoeder van
een gedeelte van hun vee te ontdoen, waardoor de prijzen,
die reeds laag waren, nog verder dalen.
De groote manoeuvres van het Fransche leger zullen
dit jaar plaats hebben tusschen Amiens, Doullens en Arras.
Ons land zal daarbij vertegenwoordigd zijn door den kolonel
Kempers van het 1ste regiment infanterie en den lsten
luitenant der artillerie bij het leger in Oost-Indië Granpré
Molière. Beiden zullen het 2de Fransche legercorps volgen
en te Amiens verblijf houden met de Oostenrijksche, Rus
sische, Spaansche, Grieksche, Portugeesche, Servische en
Zwitsersche gedelegeerden. Die der overige natiën zullen
te Arras kwartier hebben. Het Vad.
Te Haarlem heeft men jl. Woensdag avond de huzaren
laten patrouilleeren. Toch waren hier en daar weder talrijke
groepen volks bijeen en moest de politie om ruim baan te
maken nu en dan de sabel gebruiken. Ook de huzaren
dreven hier en daar het volk uiteen.
Ook te Zwolle is het „oproer" uit. De huzaren waren
Woensdag avond aldaar op de markt geplaatst, terwijl de
politie en de militairen bij patrouilles door de stad trokken.
Er was veel volk op de been, dat nu en dan uiteen werd
gedreven.
Een groote boerderij met 18 hectaren puik bouw- en
weiland, gelegen op het koninklijk landgoed Oranje-Nassau's-
oord nabij Renkum, welke bij de vorige verpachting f800
had opgebracht, heeft thans bij de jl. Donderdag gehouden
verpachting slechts f 390 huur per jaar kunnen opbrengen.
B., een kunstkoopman, die er tot het rondbrengen
van zijne waren een ezel op nahoudt, had jl. Woensdag
met zijne geheele familie, waaronder een paar aardige snuiters,
een bezoek aan Artis te Amsterdam gebracht, Een der jongens
scheen bij die gelegenheid bijzonder veel belang te stellen
in de zebra's en werd als 't ware het bekijken dier fraaie
dieren niet moede.
Jl. Donderdag was Kees, zoo heette de jongen, zoek,
zou brengen, al lang te wachten en nu verscheen mevrouw de
ambtsraad in de groote zaal en kwam de kamers door. Zij was
zoo klein als een kind in het eenvoudige rouwgewaad, en het
zwart van haar krippenmutsje maakte het smalle, verwelkte
gelaat bijna tot een mummie. Naast de officieële plechtige treurigheid
in haar trekken, vertoonde zich in dit oogenblik ook een soort
van zonderlinge bevreemding.
„Wat, vind ik u hier, Herbert?" vraagde zij, terwijl zij op den
drempel bleef staan. „Gij hebt zoo haastig van onze deelnemende
vrienden afscheid genomen, dat ik de verontschuldiging daarvoor
slechts kon vinden, in uw afgesproken rit naar het station. Nu
wacht het rijtuig al lang voor de deur, en gij staat hier bij onze
kleine, die zeker toch niet naar uw troostredenen zal luiste
ren daarvoor ken ik Margaretha te goed.... Gy zult te laat
komen, lieve zoon!"
Een onbeschrijfelijk, flauw glimlachje speelde om de lippen van
den „lieven zoon;" maar hij nam zijn hoed en ging zwijgend
naar buiten, terwijl mevrouw de ambtsraad den arm van haar
kleindochter door den haren nam, om haar mee te nemen. Boven
in de salon van „grootmama" was het lekker warm en het thee
water zong, zooals de oude dame op treurigen, gedempten toon
zeide; oom Theobald zou wel door en door verkleumd aankomen,
en dan zon een kop warme thee liera goed doen.... En het was
toch jammer, dat oom de lijkplechtigheid niet had kunnen by-
wonen; zulk een grootsch rouwbeklag had de familie Lamprecht
nog nooit beleefd; vroeger wel hooggeachte namen, maar den
hoogen adel nog nooit! Of dat niet het heerlijkste uiteinde van
een menschenleven was! Een uiteinde waarover de engelen in
den hemel zich moeten verheugen!
Het was winter geworden, een echte Thüringer winter, die de
sneeuw dikwijls zoo lang over de bergen en dalen uitstort, tot
niets meer dan de lage daken der dorpswoningen uit het zilver
witte kleed te voorschijn komt.... Ook de kleine stad aan de
poort van het Thüringer woud kreeg haar deel van het warme
sneeuwkleed. Blank en glad, en maar steeds nieuwe millioenen
sneeuwsterretjes opnemende, lag het daaralle misdaden der
Octoberstormen, de met moeite herstelde schade aan muren, daken
en torens en ook het weer herstelde pannendak van het pakhuis
bij de Lamprechts waren verborgen onder het eentonige wit.
En buiten voor het vergulde ijzeren traliehek van den graf
kelder, welks valdeuren acht weken geleden achter den laatst
overleden Lamprecht gesloten waren, trokken de dwarrelende
sneeuwvlokken een albasten muur op, een grafsteen, en wie kon
lezen, voor dien stond op de schitterende oppervlakte: „Blijf
van hier!' Wat achter mij ligt, heeft met u daar buiten niets
meer te maken!" Eenzame slapers! De een na den ander
was hier binnengekomen, en zeker had elk der oude handels-
heeren bij dezen gedwongen afmarsch bij het scheiden uit de
geliefde firma gedacht: „Het zal zonder u niet gaan!" Maar
het was gegaan; de zaken waren toch steeds voortgezet, en de
boeken hadden geen verliesrekening behoeven op te nemen.
Zoo had ook de laatste verandering blijkbaar zonder opzien
plaats gehad. Reinhold was nog wel minderjarig, maar hij had
de achttien toch reeds achter den rug en zou binnenkort meerder
jarig verklaard worden, een bloote vorm, welks voltrekking niet
eerst behoefde afgewacht te worden. De jonge koopman met de
koele begrippen van een grijsaard hield de teugel reeds na weinige