HELI»E»SCHE
EN NIELWEIIEPER COURANT.
Nieuws- ei Advertentieblad voorlollands Noorderkwartier.
1885. N°. 108.
Woensdag 9 September.
Jaargang 43.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
ï6> DE YROÜW MET DE KARBONKELSTEENEN.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zuterdng namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Adverlontiëu: Van 1i regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Blnnenlan cl.
Het is duidelijk, zegt o. a. Damas in zijn „Haagsche
Omtrekken" voorkomende in het Vaderland, dat eene reden
moet bestaan voor de steeds talrijker tekortkomingen der
jongelieden bij het afleggen hunner examina, welke toch
voor hen niet zwaarder gemaakt zullen worden dan oorbaar
is, daar wel de examinatoren, gelijk de Schepper, den wind
zullen meten naar de vacht der schapen en lammeren, die
ze onder hunne behandeling krijgen. Die reden, ik wil ze
openbaren naar het best van mijn weten, op gevaar af dat
ik, door zoo groote openhartigheid, al mijne populariteit
verlieze bij de hoop des vaderlands. Maar dat verlies ware
mij winst, indien ik aldus het mijne had kunnen bijdragen
tot verbetering van een toestand, die ten slotte demorali-
seerend op een elk zou moeten werken, en ons maken
tot een gedropen volk en een gezakte natie.
Welnu, ik vermeen dat tegenwoordig in meer dan één
opzicht te veel vrijheid aan jongelieden wordt gelaten, die
het gebruik nog niet altijd van het misbruik weten te
onderscheiden. En hier spreek ik zoowel van vrije studie,
als van vrije uitspanning. Wat de eerste betreft, men
handelt niet wel door te veel over te laten aan het initia
tief van knapen, die nog onmogelijk het nut kunnen inzien
van vergaarde kennis, of door vrije studentjes te maken
van mannekens van twaalf en veertien jaren. Laat men
den schooljongen gerust maar wat drillenDat neemt
niets weg van den eerbied, welken men der jeugd ver
schuldigd is, en 't zal haar ten goede komen, al ware het
slechts om haar te leeren gevoelen wat autoriteit is, een
begrip dat meer en meer dreigt |;e verdwijnen. En wat
de vrije uitspanning aangaat, ook daar zij men voorzichtig
en late zich niet enkel leiden door zijn goed hart. 01 ik
weet het, niets is aangenamer dan tot een troep levenslustige
jongelieden te zeggen: gaat uit, neemt het er goed van,
ge zijt slechts eenmaal jongMaar, wanneer, den volgenden
dag, de zintuigen loom werken, de gedachten ver uit den
koers zijn gestuurd, en de lessen niet willen vlotten, wat
dan? En zoo die uitspanningen, week aan week, en ook
in de week herhaald worden, en de draad der studiën telkens
wordt afgebroken, wat dan, aan het einde des jaar? Wel,
natuurlijk, een „pompen of verzuipen," dat noch aan het
karakter, noch aan de wetenschap van den jongeling zal
voordeel brengen. Ook al mocht het dezen gelukken
Naar het Duitsch van E. MARLITT.
En gisteren was hij, gelijk afgesproken was, met de slede voor
de deur gekomen, om Margaretha mede te nemen. Hij had zijn
vader iets mede te deelen over de verpachte landerijen, had hij
gezegd, en nu was het de beste gelegenheid ook voor haar, om
haar grootpapa te begroeten. Daarop waren zij buiten over de
groote, witte vlakte gevlogen. De hemel was een dicht opeen
gepakte massa van sneeuwwolken geweest, en koude windvlagen
hadden hen om de ooren gefloten en haar den sluier van het
gelaat gerukt. De teugels met een hand vasthoudende, had hg
glings het fladderende gaas gegrepen, had den eenen arm uit
zgn wijden pels getrokken en had het vrijgeworden gedeelte van
het warme kleed om het van koude bevende lichaam van het
jonge meisje geslagen.
„Laat mij begaanhad hij onverschillig gezegd en niettegen
staande haar verzet trok hij zijn pels nog vaster om haar heen.
„Dochters en nichten mogen dat, zonder dat haar waarde als
meisje er onder lijdt, van een papa of ouden oom toestaan.
En met een schuwen zijdelingschen blik naar den Prinsenhof
had zij gezegd, dat met het misschien wel van daar kon zien.
„Nu, en wat zou dat? Zou dat zoo'n ongeluk zijn?" had hij
haar geantwoord, terwijl hij lachend haar aanzag. „De dames
zullen weten, dat het van koude rillende figuurtje naast mij
niemand anders kan zijn dan mijn kleine nicht...."
Ja, waarlijk, de schoone Heloïse was zoo zeker van haar zaak,
dat er onmogelijk eenige twijfel bg>haar kon opkomen!
Tegen den avond was hij weer naar de residentie teruggekeerd,
om een laatste zitting bij te wonen. Den vorigen dag had zich
zooveel saamgedrongen, dat Margaretha eerst heden recht tot
zich zelf kon komen.
Het was Zondag, tante Sophie was naar de kerk, de dienst
boden, behalve Barbel, waren er ook heen, om de predikatie te
hooren. Er hcerschte dus een diepe Zondagsstilte in huis, die
de teruggekeerde veroorloofde, over de indrukken, die zij bg haar
terugkomst had ontvangen, na te denken.
Zij zat in de vensterbank en staarde met doffen blik over de
met sneeuw bedekte marktHet scheen wel, dat niet alleen
buiten een scherpe winterkoude heerschte do temperatuur in
huis was ook koud en ijzig, alsof ook daar overal ijskegels
hingen.... Vroeger was het ook vaak genoeg gebeurd, dat er
een sombere geest in het oude, lieve huis had rondgewaard, toen
de droefgeestigheid van het hoofd des huizes eens de gemoederen
der bewoners in eene gedrukte stemming had gebracht. Maar dat
was slechts de weerkaatsing van zgn kwade luim geweest, waar
mede hij zich bovendien meestal alleen in zijn kamer terugtrok.
Alles, wat het vaderlgk huis anders gezellig en aangenaam kon
maken, werd daardoor niet in de war gebracht. Hij had zich
nooit bemoeid met de van ouds gebruikelijke huiselgke inrichting,
had altijd met ruime hand gegeven en had zoo steeds getracht,
om zgne huishouding voor de zijnen en zgn bedienden behagelijk
te maken.... Hoe was dit alles veranderd!
Hg zat in dit oogenblik ook weer daar ginds op zijn kantoor
stoel, achter het geliefde grootboek, maar het kantoor was niet
meer alleen het tooneel zgner werkzaamheid. Hg was tegelijker
tijd overal. Als een schaduw spookte de lange gestalte door
zich door dat pompen te reddenHet schip blijft immers
wrak
Het is een feit, dat aan de Militaire Academie het uit
gaan, zonder voorwaarde of toezicht, buitengemeen is toe
genomen, maar ook, en in gelijke mate, het aantal achter
blijvers. Dan, niet alleen in de militaire opleiding doet
zich dat verschijnsel voorook, en vooral in de burgerlijke
opvoeding heerscht eene ongebondenheid, waaraan menig
jongmensc-h te danken heeft, dat zijne carrière reeds bij
den aanvang verbroken wordt. Hoevelen hunner verdrinken
niet, alvorens zij water hebben gezien? Hoevelen hunner
zijn niet „beurs" nog voordat ze rijp werden! Niemand
kan volhouden, dat die vervroegde wereldkennis, waarop
al te groote vrijheid moet uitloopen, bevorderlijk zou zijn
aan de frischheid van gemoed, aan den eenvoud van zin
bij het jonge geslacht. Niemand kan met recht beweren,
dat het raadzaam zou zijn flinke jongens te hervormen in
mislukte heertjes, wien alle genietingen der hedendaagsche
maatschappij openstaan, en die reeds geblaseerd zijn wanneer 't
scheermes nog te vergeefs langs de gladde kin naar weer
stand zoeken moet.
Waarlijk, de ondervinding, op die wijze en op dien
leeftijd opgedaan, werkt verdorrend op de jonge loten en
doet de blfiren en haren afvallen, nog voor dat het met
den zomer is gedaan! Aan het heerlijke onwijs zijndat
der jeugd past, wordt aldus ongelukkiglijk te kort gedaan
en eene generatie van oude mannetjes voorbereid, tot last
voor haar zelve en tot schade voor het land!
Het Dagblad beveelt in dezen tijd van „werknood" aan,
dat de besturen van grootere gemeenten bij de aanbesteding
van eenigszins uitgebreide werken de aanneming bij voor
keur gunnen aan aannemers uit de gemeente, die ook de
aldaar gevestigde werklieden gebruiken. Het gebrek aan
werk doet z.ich voornamelijk in de groote steden gevoelen
naarmate de bevolking talrijker is, neemt ook het aantal
personen, die te vergeefs naar w»»rk zoeken, onevenredig
sterker toe. Vóór de uitbreiding, welke de grootere ge
meenten ondergingen, waren daar aanvankelijk geene ge
noegzame werkkrachten aanwezig; deze werden van elders
binnengehaald; zij stroomden weldra uit eigene beweging
toe. Dit was natuurlijk en deed meer goed dan kwaad;
maar eensdeels geraakte het drukke werk afgedaan, zoodat
de vroeger overgekomen werkkrachten niet meer konden
het. gehcele huis, van het dak tot den kelder en joeg door zijne
plotselinge verschijning de lieden, die daar bezig waren, den
schrik op het lijf. Barbel jammerde, dat hij haar als een diender
op de hielen zat, hg riep de voorbijgaande boter- en eiervrouwen
aan zijn kantoorvenster en vroeg, hoeveel zij in de keuken hadden
afgeleverd en dan kwam hijzelf naar beneden om op te spelen
over de schandelijke verkwisting; hij trok pas op het vuur ge
legde stukken brandhout daaruit en had de groote keukenlamp
voor een zeer kleine verruild, die wel een vonkje in de groote
ruimte geleek en waarbij zij zich de oude oogen moest blind
turen.
Geld verdienen, geld besparendat was nu het wachtwoord,
en de koude, magere hauden tegen elkander wrgvende, verzekerde
de jonge chef bij iedere gelegenheid, dat de wereld nu eerst
weer het recht zou hebben, de Lamprechts de Tbüringer Fuggers
te noemen onder de laatste beide chefs was dc geldroem gaan
tanen.
Over tante Sophie's lippen was tot nu toe geen aanklacht ge
komenmaar zij was zeer bleek geworden, het frissche opge
wekte leven was als weggewischt van haar lief, trouwhartig
gelaat, en heden morgen onder het koffiedrinken had zij gezegd,
dat zij in het volgende voorjaar een paar kamers en een keuken
bij haar tuinhuis zou laten aanbouwenhet was altijd haar
heimelijke wensch geweest, buiten in Gods schoone natuur te
wonen.
Nu kwam zij de markt over. Dc kerk was uit. Bg massa's
stroomde de schare de straten door. Kgk en arm, oud en jong,
wandelden naast elkander, vol vertrouwen op hun levenskracht
en toch misschien ging den volgenden Zondag menigeen al
niet meer mede. Zoo waren ook eens de rijk getooide mevrouw
Judith en de schoone Dora vol vertrouwen dc markt overgegaan,
die tante Sophie in haar nieuwen pelsmantel gehuld nu ook
overstapte.
De scholieren naderden nu ook onder het zingen van een
koraalgezang. Margaretha ging naar buiten, om haar tante aan
de deur te begroeten, en op het oogenblik, toen zg de deur opende,
zongen de scholieren buiten op aangrijpende wijze: „De hemelen
vertellen Gods eer."
Daar heb ik opzettelijk voor heden om verzocht gewoonlijk
worden slechts koralen gezongen," zeide tante Sophie binnen
tredende en zij schudde de sneeuw van de schoenen. Maar Mar
garetha hoorde nauwelijks, dat zg iets zeide. Zij stond stil en
luisterde ademloos naar den hoogen sopraan, die als een seraf,
zegevierend en zoo helder als zilver boven de andere stemmen
uitklonk.
„Nu ja, het is de kleine Max uit het pakhuis," zeide tante.
„Het kleine ventje moet nu ook voor den broode zingen."
Margaretha plaatste zich op den drempel der half geopende
deur en keek naar buiten. Daar stond hg met de zwarte muts
op de lokken, de blozende wangen nog donkerder gekleurd door
dc scherpe koude, en bij de tonen, die uit de warme jonge borst
ontwelden, werd de ademtocht van zijn mond zichtbaar.
Zoodra de laatste toon was weggestorven, wenkte Margaretha
bem en bij kwam dadelijk naar haar toe en boog als een kleine
ridder voor de jonge dame.
„Gebeurt dit met goedkeuring uwer grootouders, dat gg bij
zulk een koude voor de deuren gaat zingen?" vraagde zij op
bgna wreveligen toon, terwgl zij den kuAap bg de hand en hem
worden aangewend, en anderdeels werd de stroom van
zich naar de groote centra verplaatsende werklieden nog
niet gestuit; waar reeds te veel handen waren, kwamen
er nog dagelijks meer bij. De Rotterdamsche Vereeniging
tot verbetering van Armenzorg heeft eene poging aange
wend om genezing aan te brengen. Zij waarschuwt, dat
onderstand zal geweigerd worden aan hen, die nog niet
een zekeren tijd in de gemeente gewoond hebben. Het
klinkt hard, maar een goed chirurgijn moet wel hard
wezen. De Vereeniging heeft eene der voorname oorzaken
van het kwaad aangewezen en zij werpt een dam op, die
de uitbreiding van dit kwaad kan tegengaan.
Hiermede heeft zij een voorbeeld gegeven, dat navolging
verdient: niet alleen bij de armbesturen, maar ook bij de
werkgevers. Deze zouden wel doen, bij het in dienst
nemen van werklieden, de voorkeur te geven aan hen, die
het langst in hunne gemeente gevestigd waren. Misschien
werd de ongezonde stroom, die nog maar altijd zijne vaart
blijft voortzetten, dan gestuit, ten minste eenigszins ge
stremd vooral indien de gemeentebesturen hetzelfde deden
bij de aanbestedingen van belangrijke werken; want door
elders wonende aannemers worden veelal werklieden uit
hunne woonplaats medegebracht. Dit is op zichzelf reeds
een hard gelag voor de inwonende werklieden, die zich
daardoor bedrogen zien in hunne verwachting van bij
zoodanige werken aan den arbeid te kunnen komen. Maar
dat is nog niet allesals zoodanige werken klaar zijn, dan
blijven er van die medegebrachte werklieden ook nog
eenige hangen en deze vermeerderen dus den werknood
voor de toekomst.
Het Dagblad licht dien raad toe uit een voorbeeld in
de residentie en zegt dan„Men zal ons misschien tegen
werpen, dat zoodanige wijze om het werk te doen uitvoeren
schadelijk kan zijn voor de gemeente-financiën. Dit is nog
zoo zeker niet. Maar al moest ook aleens eene iets hoogere
aannemingssom betaald worden, dan zou tegen dat waar
schijnlijk geringe directe nadeel toch vermijding van andere
directe uitgaven (in den vorm van rechtstreekschen of
vermomden onderstand) overstaan en de schade overigens
dubbel en dwars worden opgewogen door indirecte voor-
deelen, die wij, met inbegrip van hun ook alweder indirecte
invloeden, wel niet nader zullen hebben aan te duiden.
Men zal ons zeker wel beschuldigen van eene economische
tot zich trok.
„Dat kunt gij toch wel denken, juffrouw!" antwoordde hij
onbeschroomd en half boos. „Grootmoeder heeft het toegestaan,
en dan is het grootvader ook goed. Het is ook niet altijd zoo
koud, en dat doet er ook niets toe de frissche lucht is gezond
voor mij."
„En hoe komt het, dat gg onder die zangers zijt gekomen
„Ja, weet gij dan niet, dat. wij jongens daarmede veel geld
verdienen?" Hij sloeg eeu vluchtigen blik achter zich, waar
juist de laatste der jongens zich verwijderde. „Laat mij los!"
zeide hij angstig. „De directeur wordt aldus boos!" Hij trok
zijn koud handje met geweld uit de rechterhand der jonge dame
en weg was hij.
„Er is in het pakhuis zeker ook veel veranderd?" vraagde
Margaretha bedrukt, als met ingehouden adem.
„Ja, lieve Margaretha, alles!" antwoordde Reinhold in plaats
van zijn tante. Hij stond aan het geopend kantoorraam. „En
gij zult ook dadelijk vernemen, op welke wijze het daar veranderd
is. Maar wees eerst zoo goed de deur te sluiten, er komt vreeselijk
veel koude in.... De buren zullen zich er wel in verheugd
hebben, dat juffrouw Lamprecht wijlen mevrouw Cottate Eisenach
naaapt en de zingende scholieren in huis roept jammer, dat
gij ook geen kom soep in de hand hieldt! Dan zou het nog
veel treffender geweest zijn."
Tante Sophie sloot de deur en ging zwijgend heen.
„Tante zet tegenwoordig altijd een gezicht zoo zuur als azijn,"
zeide Reinhold schouderophalend. „De nieuwe harde bezem,
waarmede het huis nu wordt aangeveegd, bevalt haar niet
natuurlijk. Het kan die oudjes niet bevallen, als er een frissche
lucht door hun vunzig nest waait; maar daarover bekommer ik
mij niet, en nog minder zal ik tante het genoegen doen, om het
oude leven te doen voortduren en allerlei loegloopers in de zaak
te houden. De oude Lenz is reeds sedert vijf weken ontslagen
en moet met Nieuwjaar ontruimen.... Zoo, nn weet gij het, Mar
garetha, waarom de jongen langs de deuren zingt. Andere
kinderen moeten het ook doen zij verliezen daar niets bij
en ik zie niet in, waarom de prins uit het pakhuis er te goed
voor zou zijn."
Hij sloeg het raam dicht en Margaretha ging zonder een woord
te zeggen naar de tuinkamer. Daar wikkelde zij zich in een
sjaal, stak een rolletje geld in den zak en stapte terstond daarop
door den tuin naar het pakhuis.
De deur van het oude huis viel achter de jonge dame dicht
en zij bleef een oogenblik roerloos aan den voet van den trap
staan. Deze treden was zij op dien vreeselijken dag afgekomen,
om naar Dambach te snellen en de vreeselijke zekerheid te ver
krijgen, dat zij een wees was.... Als hij eens wist hoe de minder
jarige nu huishield! Hoe hg zonder genade en erbarming alles
verwijderde, wat niet met zgn rekenvoorbeelden overeenkwam
De overledene had veel op gehad met den kleinen Max de
sombere, droefgeestige man had zich niet kunnen onttrekken aan
de betoovering, die de schoone, vroolijke knaap op allen uitoefende.
Zij herinnerde zich, met welk een zachte stem hij den knaap had
toegesproken, hoe hij zijn schoonvader had verzekerd dat hij den
knaap later op zijn kantoor zou nemen. En had hij ook niet op
dien avond, onder den vreeselijken storm gezegd dat de knaap
wel voor wat beters bestemd was dan om anderen wat te amu-