HELÜERSCHE MEI1WED1EPER COERAAT. Nieuws- en Advertentieblad veer Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 114. Jaargang 48. Woensdag 23 September. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Blnnenlana. 32> DE VROUW MET DE KARBONKELSTEENEN. „Wij huldigen hot goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentién: Van 11 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangryk lager. ,In het Haagsche proces van Lorette, de maintenee, die haren verleider doodschoot, is weder het oude balletje opgeworpen," zegt de Standaard, „dat deze moord niet toerekenbaar zou zijn. Deze deern was overprikkeld. Ook hare moeder had een overprikkeld gestel. Ze leed aan sterke passie. Die passie was reeds als kind te zeer in haar opgewekt. Zulk eene geestesdispositie kan somwijlen den mensch buiten zichzelven brengen. Dit zou ook hier wel zoo geweest zijn. Dus moest ze vrijgesproken worden. Neen, vrijgesproken is zelfs het woord nog niet. Op het pleidooi van mr. Haas zou eigenlijk niets minder passen dan eene publieke belooning voor deze heldhaftige redster van vrouwelijke eer. Het is zaak, dat tegen zulk eene wijze van in rechten te handelen worde opgekomen. Alle hartstocht maakt tot op zekere hoogte wild, geprikkeld, overspannen. Een volkomen nuchtere en kalme moord komt slechts zeer zelden voor. Bij verreweg de meeste moorden is de doodelijke steek bijna altoos in zulk een toestand van exaltatie toegebracht, dat er van eene zuivere werking van den vrijen wil op dat oogenblik geen sprake meer kon zijn. Zoo zou men dus allen moord vrij moeten geven. Eerst de doodstraf afschaffen. En nu de moord ontoerekenbaar verklaren. Zoo komt men ver. Ver alleen door zijne arminiaansche opvatting van den vrijen wil, die zoo beslist en luide door Gods Woord veroordeeld werd. En daarom, wel verre van dien slechteren weg op te gaan, keere men liever nog eene schrede terug naar den beteren weg, en eer het nieuwe Strafwetboek wordt ingevoerd herstelie men de doodstraf." Met het oog op de vele klachten over de tegenwoor dige malaise, over werkeloosheid enz., kan het zijn nut hebben hei .volgende, ontleend aan een schrijven van den Haagschen correspondent der Zaanl. Crt., onder de aandacht te brengen: „Ik heb meelij met zoovele knappe werklui, die den naderenden winter met angst en bevinge tegemoet gaan; maar daarom gil ik nog niet mee met de massa, die 't, wil doen voorkomen alsof de wereldgeschiedenis nooit Naar het Duitsch van E. MARLITT. Haar zoon keek haar strak in het gelaat. „Spreekt gij in ernst, moeder?" vraagde hij bedrukt. „Geeft gij er de voorkeur aan den overledene met de schuld van een eerloozen verleider in het graf belast te zien Groote God, tot welk een onzedelijkheid brengt toch dat ongelukkig veroordeel!Was Fanny ook niet van geringe afkomst? En is haar eigen moeder, de eerste vrouw van mijn vader, ook niet een eenvoudig meisje uit de volksklasse geweest?" „Goed zoo! Openbaar deze zaken aan de geheele wereld, nu wij op het punt staan zoo hoog te stijgen!" zeide de oude dame toornig met ingehouden stem. „Ik begryp u niet, Herbert. Van waar op eenmaal die nauwgezetheid?" „Ik heb nooit anders gedacht," riep hij. „Nu, dan is het uwe schuld, als ik mij vergist heb. Dan weet men nooit, hoe gij denkt. Een vertrouwelijker gesprek, zooals dit tUBSchen moeder en zoon past, bestaat voor ons niet tegen over u tast men altijd in het duister rond.... Denk overigens over de zaak, zooals gy wilt, ik sta vast op mijn standpunt. Ik geef er inderdaad de voorkeur aan, een met geld geboete schuld in de familie verborgen te houden, dan plotseling de lieve tante of nicht van wie weet wat gepeupel te worden.... Dan zou ik u wel mogen vragen: Hebt gij dan volstrekt geen hart voor de kinderen van Fanny? Als een derde rechtmatige erfgenaam voor den dag komt, lyden zy een groot verlies." „Er blijft voor hen altijd nog meer dan genoeg over „Misschien in uw oog, maar niet in 't oog der wereld.... Margaretha is een der eerste partijen in het land, en hoewel zij nu nog onbezonnen de schitterendste vooruitzichten van de hand wijst, zal en moet er toch een tijd komen, dat zij verstandig wordt en de dingen beschouwt, zooals zy zijn. Maar hoe zou het er met deze schitterende vooruitzichten uitzien, als het derde deel van het vermogen der Lamprechts aan een kind uit een tweede huwelijk verviel My dunkt, dat daarover geen de minste twijfel behoeft te bestaan." „Een meisje als Margaretha zal tot vrouw begeerd worden, hoe haar vermogen ook inkrimpt," antwoordde Herbert. Hij was naar het venster gegaan, waar hij in afgewende houding bleef staan. „Hoe minder, hoe beter!" voegde hij er bijna fluisterend bij. Zij sloeg de handen van verbazing ineen. „Margaretha? Zonder geld? Wat schept gij toch voor illussies, Herbert! Ontneem haar dezen stralenkrans en het nietige meisje is gelijk aan een ongelukkigen vogel, wien men alle vederen heeft uitgeplukt!.... Nu, ik zou waarlijk bijna wenschen, dat gij na mijn dood genood zaakt waart, het meisje tot uw vrouw te nemen „Dat zou voor mijzelf niet moeilijk vallen," zeide hij met een heimelyk lachje. „Toch zeker iets moeielijker, dan dat gij een nieuwen klerk moest aanstellen geloof uw oude moeder, mijn zoon!" ant woordde zij spottend. „Maar waarom zullen wij om een kleinig heid twisten!" hiermede brak zij de woordenwisseling af. „Wij zyn beiden opgewonden, ik over de onbeschaamdheid van dien man, die ons een bom in huis werpt, welke by nader inzien een alarmschot blykt te zijn, en gij, omdat bij u de herinnering aan een vroegeren hartstocht is ontwaakt.... Als wij bedaarder zyn geworden, zullen wij er verder over spreken.... Die zaak blijft voorloopig natuurlyk ons beider geheim. De kinderen, Marga retha en Reinhold, vernemen het nog tijdig genoeg, als het er op aankomt de afkoopsom van hun erfdeel af te nemen, om slechtere tijden heeft gekend. Elders zoowel als in ons eigen land hebben we heel wat andere dagen beleefd. We hebben hongersnood en epidemieën gehad, waarvan de oudste onder ons oog weet te verhalen en waarbij de haren te berge rijzen. Maar zulke dingen vergeten we. Ja, als we nu zeggen, dat in de laatste vijftig jaren het lot van den minderen man oneindig veel gunstiger is geweest dan voor dezen, dan ziet men ons ongeloovig aan, en toch is 't zoo. Zijn woning is beter en gezonder dan vroeger, zijn kleeding nooit zoo voldoende geweest als thans, en wat zijn voeding betreft, ze moge nu nog niet in alle opzichten naar wensch zijn, beter is ze zeker. We kennen de afzichtelijke krotten van woningen van weleer niet meer; de schamele kleeding van vroeger is thans een zeldzaamheid en de veeltijds walgelijke spijs van voorheen, heeft plaats gemaakt voor, ja wel een een- voudigen, maar niettemin gezonden kost. Ons nationaal vermogen is grooter; de welvaart is algemeener; de loonen zijn hooge'_ geworden. We hebben dit alles verkregen door een beter Staatsbestuur, door de toepassing van betere economische begrippen, door een juister besef van menschenwaarde. Op dezen weg moeten we voortgaan en dit doen we ook. Hongersnood kennen we niet meer: epidemiën zooals die vroeger de bevolking decimeerden evenmin; terwijl tal van inrichtingen bestaan of worden opgericht om het leven te verzekeren van het hulpbe hoevend kind, van den zieken man zoowel als van den oude van dagen. Ja, er is nooit ergens een tijd geweest als tegenwoordig bij de meeste beschaafde en door nijver heid bloeiende volken van het westen van Europa, dat zooveel aandacht werd gewijd aan den armen en aan den arbeidzamen man." De opmerking is gegrond, maar strekt natuurlijk niet om van verdere verbeteringen af te houden. Er blijft nog steeds veel te doen over. Op 30 Octoher 1860 werd te Amsterdam de Ver- eeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs opge richt. Op Vrijdag 30 October a. s. zal deze Vereeniging haar zilveren feest vieren. Die dag zal niet onopgemerkt voor den ongelukkigen misslag van hun vader te boeten die arme kinderen!" Dit zeggende verliet zij het studeervertrek van haar zoon. Meden bescheen de zon de geheele stad. Het was echter een blceke, krachtelooze winterzon, die te vergeefs hare krachten beproefde aan de bevrozen sneeuwkorst der daken. Wel liepen enkele fijne waterstraaltjes naar beneden, maar zij bleven als yskegels aan de dakgoten hangen. De tecdere kamerplanten achter de vensters verheugden zich evenwel in de zwakke zonne stralen, en Lorretje in de zaal van mevrouw de ambtsraad schreeuwde en raasde alsof de vonken, die zijn koperen ring en dc schitterende lijsten der portretten terugkaatsten, louter zomer gloed waren, die naar buiten, naar de open lucht lokte Lorretje was ook buitengewoon in zijn schik. Hij had sedert lang niet zooveel lieve naampjes, zooveel beschuit en klontjes van zijne meesteres gekregen als heden. Het scheen wel, dat heden nog een bijzonder zonneschijn de vriendelijke bovenver dieping van het hnis der Lamprechts beseheen. De bedelaars kinderen kregen meer brood en minder strafpredikaties dan ge woonlijk, de keukenmeid verliet maar al te dikwijls haar fornuis om den mooien, bijna nog nieuwen hoed op te passen, dien mevrouw de ambtsraad haar gegeven had en de kamenier over legde vroolijk neuriend, hoe zij wel haar geschenk, een cachemir en japon der oude dame, het best zou laten vermaken. Beneden in de keuken der Lamprechts zag het er anders uit, omdat men toch een hart en geen steen in de borst droeg, zooals Barbel altijd zeide. Om het pakhuis had men zich wel niet te bekommeren, zooals het sedert jaren gewoonte wasmaar als in een woning aan de overzijde van het plein een doodzieke lag, dan kon toch een christen mensch het niet over zich verkrijgen te doen, alsof dit huis slechts een steenhoop was, waarin geen mcnschelyke harten leefden, die angstig en bekommerd klopten. En daarom was men stil en gedrukt in de keuken; stiller dan anders. Barbel had gisteren avond water uit de fontein gehaald, en toen was ook de werkvrouw uit het pakhuis gekomen, om wat versch water te halen. De vrouw had hevig ontsteld verhaald, dat juffrouw Lenz eenige uren geleden een aanval van beroerte had gehadzy kon niet spreken en de linkerzijke was verlamd de dokter, die nog aan haar bed zat, vond de toestand zeer be denkelijk. En de tranen waren haar in de oogen gekomen by. de medcdeeling, hoe de oude heer Lenz doodsbleek in de kamer op en neer liep en de handen wrong en in zijn angst en smart zelfs niet eens een blik over had voor den kleinen Max, die in een hoek bij het bed zijner grootmoeder zat, haar voortdurend in het vertrokken gelaat staarde en geenc enkele bete wilde nuttigen. En toen had zij de oude keukenmeid nog in het oor gefluisterd, dat juffrouw Lenz er reeds den geheelen dag zeer opgewonden had uitgezien, dat de oude heer des namiddags tehuis was gekomen zoo bleek als een doode en zoo heesch, alsof hem de keel was toegeschroefdZij, de werkvrouw, was in de keuken gedaan aan het afwasschen van het vaatwerk; maar terstond dn^irop had zij een doffen slag gehoord, en dat was juffrouw Lenz geweest; die in de kamer op den grond was gevallen.... Wat er was voorgevallen, waardoor dc arme vrouw zoo was verschrikt, wist zij niet, had de werkvrouw gezegd. Maar mevrouw de ambts raad wist het de landraad had den ouden Lenz op het bureau laten komen, om hem de onverbiddelijke waarheid mede te deelen, dat er niets, zelfs niet het kleinste strookje papier, niet de minste aanteekening in de nalatenschap was gevonden noch over de wettige voltrekking van het huwelyk van den overleden handels- voorbijgaan. In de laatst gehouden nlgemeene vergadering werd besloten, dezen dag feestelijk te herdenken, en de régeling hiervan is aan de hoofdcommissie opgedragen. Thans is door deze commissie aan alle voorstanders in Nederland eene circulaire verzonden, waarin wordt mede gedeeld, dat de uitgaven voor dit jaar op f 64,245, de ontvangsten op f 46,000 zijn geraamd en er alzoo een tekort zal zijn van meer dan f 18,000. De hoofdcommissie stelt daarom voor, dat vóór of op 30 October e. k. eene collecte zal gehouden worden. De opbrengst der gelden wenscht men toe te voegen aan het Groen van Prinsterer- fonds. Dit fonds kon slechts eene jaarlijksche bate afwerpen van f 1395, terwijl voor de opleiding van onderwijzers dit jaar meer dan f 15,000 zullen noodig zijn. Versterking van dit fonds is dus hoogst noodig, daar weldra de alge- meene kas het ontbrekende niet zal kunnen aanvullen. De hoofdcommissie doet daarom een ernstig beroep op de mede werking van alle voorstanders der Vereeniging, opdat deze zal kunnen voortgaan met de ondersteuning van de christe lijke scholen, met de opleiding van onderwijzers, daaraan verbonden. De Koning en de Koningin zijn met het Prinsesje jl. Zaterdag namiddag van Het Loo te 's Hage in welstand teruggekeerd. Bij aankomst werden zij ontvangen door de gewone autoriteiten en toegejuicht door een meer dan talrijke menigte. Het comité der Harddraverij en Ren-Vereeniging is, blijkens de Ned. Sport, van plan tegen 12 October a. s. een „concours hippique," een wedstrijd in het schoonrijden, uit te schrijven. Voor dezen eersten keer zal het concours alleen nationaal zijn. Is de uitslag bevredigend, dan zal het volgend jaar een groot nationaal concours gehouden worden. Het feest heeft plaats op de terreinen achter het Rijks museum te Amsterdam, en zal wellicht jaarlijks terugkeeren. Twee belangrijke waterschappen in Noordholland, Amstelland en Waard en Groet, betuigden adhaesie aan het plan der heeren Buma en Van Diggelen tot droogmaking der Zuiderzee. raad met zijn tweede vrouw, noch over de geboorte van een tweeden zoon. Het geheim, dat van uit het pakhuis het trotsche heerenhuis met zijn draden had trachten te omspinnen, scheen dus in de duisternis te verzinken en aan de vergetelheid te zijn overge geven, die reeds zooveel geheimen voor altijd bedekt. Nog bleef den ouden Lenz een persoonlijk onderzoek in de kerken van Londen over, waar het huwelyk van zijn dochter en de doop van zijn kleinzoon had plaats gehad; maar in den brief der jonge vrouw was de kerk niet genoemd, waarin zij als „gelukkige vrouw aan zijn zijde gestaan en den trouwring ontvangen had...." De oude Lenz had den landraad verder medegedeeld, dat hij eens van de verpleegster zijner dochter, die tegelijk haar vriendin was geweest, het bericht had gekregen, dat hem een kleinzoon was geboren, en drie dagen later was er een telegram gekomen met het bericht, dat de jonge vrouw op haar sterfbed lag. Hij was toen onmiddellijk naar Londen vertrokken, om zyn eenig kind nog eens te zien, maar was te laat gekomen zij was reeds begraven. Het huis zijner dochter, een waarlijk vorste lijk ingerichte woning, had hij verlaten gevonden; alleen de ver pleegster was er nog geweest, om op bevel van den handelsraad al de meubelen te laten verkoopen. Zij had hem medegedeeld, dat de handelsraad, nadat hij de laatste handvol aarde op de kist der overledene had geworpen, terstond was vertrokken. Hij had zich als een krankzinnige aangesteld, zoodat men hem meestal angstig uit den weg wa3 gegaan. Hij had zyn kind niet eens willen zien, nog minder geliefkoosd omdat het arme kind de oorzaak was geweest van Blanka's dood. Maar toch had hij den pasgeborene met de voedster medegenomen, want hij had gezegd, dat hij Londen niet meer zien wilde. De geheele nalaten schap van de overledene, kleedingstukken, linnengoed en dier gelijke had hy haar voor haar verpleging geschonken, had de dame er bijgevoegd, maar uit de schrijftafel had hy alle brieven en verdere papieren medegenomen. Er was geen blaadje be schreven papier meer te vinden geweest, had de oude Lenz den landraad gezegd, en zulk een schriftelijk aandenken van zyn dochter was het eenige geweest, waarop hij aanspraak zou ge maakt hebben. Zoo was hem niets overgebleven, dan haar kleinen lieveling, het hondje Philine, dat verlaten in een hoek der kamer zat en hem dankbaar de handen had gelikt.... De handelsraad was toen eerst na verloop van jaren in zijn Duitsch vaderland ternggekomen, geheel veranderd, en zijne aanvallen van wanhoop hadden de bejaarde ouders zijn overleden vrouw diep geschokt en beangstigdIn den donkeren nacht was hij bij hen aangekomen. Toen eerst hadden zij vernomen, dat hy den kleinen Max te Parys aan de zorg van de weduwe van een i overleden handelsvriend, een hoogstbeschaafde vrouw, had toe- vertrouwd. Het kind was daar goed verzorgd geweest, de I handelsraad had voortdurend met de dame gecorrespondeerd en was nauwkeurig onderricht van alles, wat zijn kleinen zoon betrof; maar hy had nooit kunnen besluiten het kind zelf weder I te zien.... Maar nu was een jaar geleden de dame te Parijs i plotseling gestorven en de handelsraad had zijn voornemen te I kennen gegeven, den knaap naar een kostschool te zenden. Maar i hiertegen was juffrouw Lenz met kracht opgekomen: het kind i was nog te jong, het had nog behoefte aan het kalme, rustige leven in den familiekring, en nu eischte zij als grootmoeder den knaap opzij had lang genoeg het verlangen naar Blaoka's kind moeten onderdrukken; en verschrikt door haar bedreiging, dat zij de hulp zyner verwanten zou inroepen, als hij by zijn voor nemen bleef volharden, had hij den kleinen Max naar het huis j zyner grootouders laten overbrengenAls een wonder had er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1