Aan de jl. Zaterdag bij gelegenheid der landbouw-
feesten te Purmerende gehouden harddraverij werd door
18 paarden deelgenomen. De prijs werd behaald door i
„Prins" van P. Smit Jz. te Rotterdam, bereden door P. j
Van Zanten, en de premie door „Dibbels'' van C. Bierma
te Oude Biltzijl, bereden door A. Siderius.
De gemeente Terschelling was jl. Donderdag in feestdos
getooid. Uit vele woningen en van alle schepen in de
haven wapperde de driekleur. De heer P. B. Logger, j
thans inspecteur bij het Loodswezen, herdacht den dag, j
waarop hij vóór vijf-en-twintig jaren bij 't Loodswezen in 1
dienst trad, terwijl hij en zijne echtgenoote tevens een j
huiselijk feest vierden.
Aan persoonlijke blijken van deelneming in hun jubileum,
ook stoffelijke, was geen gebrek, terwijl het muziekgezel-
schap Het Noorden aan de feestvierenden eene serenade
bracht en het feest met vuurwerk werd besloten.
Door eene ruime gift werden de gealimenteerden in het
Ajrmhuis door den heer en mevr. Logger in staat gesteld,
recht vroolijk en aangenaam mede dezen dag door te brengen.
Tegen 1 Januari a. s. zullen op 's Rijks Marinewerf
te Hellevoetsluis een 60tal werklieden, hoofdzakelijk bij
scheepsbouw, worden bedankt.
's Konings tocht naar de vergaderzaal van de Staten-
Generaal kenmerkte zicli gisteren te 's Hage door het
gewone gewoel langs den weg, dien de koninklijke trein
nam. De stoet bewoog zich statig tusschen de dubbele
rijen van toeschouwers, aan weêrszijden van de straten
verzameld.
Overal waar Z. M. de Koning voorbijreed ging een
gejuich uit de menigte op, wier hoera'sde Koning met
den gebruikelijken handgroet beantwoordde.
In weerwil dat er gedurende den optocht eene ontzag
gelijke menschenmassa op de been was, ondervond de
stoet nergens eenig oponthoud en werd de orde overal
voortreffelijk gehandhaafd.
Aan den ingang van het gebouw der Kamer werd Z. M.
ontvangen en naar de Troonzaal geleid door eene com
missie van 16 leden uit beide Kamers.
In de vergaderzaal waren de tribunes aan beide zijden
reeds uren van te voren geheel met toeschouwers gevuld.
De publieke tribune was bezet door schier enkel welge-
kleede mannen. Zijne Majesteit trad statig de zaal binnen,
zijn voorkomen was zeer welvarend en met duidelijke
stem sprak hij, zittende op den troon, de rede uit.
In de Standaard leest men:
„Tot de troonrede, waarmede gisteren middag de zitting
der Staten-Generaal geopend werd, zullen we het zwijgen
doen. Over wat niets zegt, zegt men dan ook niets. Leuker,
magerder, ijler, onbeduidender hoopke volzinnen is nog
nimmer (zelfs door dit Kabinet) den Koning op de lippen
gelegd. Het is een stapel stadhuiswoorden, die men met
Pompeï-cement aan elkaèr heeft moeten lijmen om ze te
laten kleven. Eene redelooze rede, zoowel den Koning,
die haar moest aflezen, den Staten-Generaal, die haar moest
aanhooren, als het volk, over welks belangen ze heen-
leutert, om het zeerst onwaardig. Metterdaad, de diapason
in de Regeeringskringen te 's Hage moet al zeer laag
gezonken zijn, dat de heeren ministers, in een politiek
oogenblik van zoo uitnemend gewicht, geen degelijker
woord voor den koninklijken redenaar wisten te vinden
dan dit miswassen en misdoopte staatsstuk."
Het Vaderland besluit zijne beschouwingen over de troon
rede met de volgende regelen:
„Behoeven wij nog te zeggen, dat deze troonrede ons
diep teleurstelt. Wij waren nooit bewonderaars van dit
ministerie, al erkenden en erkennen wij gaarne de verbazende
kennis, de handigheid en de slimheid van den minister van
Binnenlandsche Zaken en het talent en de werkkracht van
den minister van Koloniën, maar waar het zoo weinig
toont den ernst der tijden, de behoeften der natie, den plicht
'der Regeering te begrijpen, daar blijft het beneden de
laagstgestemde verwachtingen.
toen een plotselinge verandering plaats gehad; bij het zien van
den schoonen, verstandigen knaap was eensklaps de grootste
vaderlijke teederheid in het hart van den somberen man ontwaakt.
Dikwijls was hij 's avonds laat in het pakhuis gekomen en had
oren lang zwijgend bij het bedje van het slapende kind gezeten
met de kleine handjes in de zijne geklemd. Hij had ook groote
plannen gemaakt voor de toekomst van dezen zijn jongsten zoon.
Dit alles had de oude schilder den landraad onopgesmukt op
het bureau medegedeeld, en als er nog eenige twijfel in de ziel
van Herbert had geleefd, zou die dadelijk verdwenen zijn door
de eenvoudige voorstelling van den diep geroerden, ouden man.
Maar hier besliste niet de vaste overtuiging, al ware zy ook die
der geheele wereld geweest, maar het schriftelijk bewijs, het
„zwart op wit." „Zonder wettelijke,- geloofwaardige documenten
zijn alle aanspraken van nul en geene waarde, ga daarom op
reis!" had Herbert gezegd. „Gij zult op groote moeielijkheden
stuiten en veel tijd en geld moeten bestedenmaar ter wille van
uwe rechtvaardige zaak zult gij de moeielijkheden niet achten en
uw tijd gaarne ten offer brengen. En wat het geld betreft, nu,
dat zal wel terecht komen, wees daarover maar niet bezorgd!"
Dat was tenminste een geringe troost, een stroohalm geweest,
waaraan men zich in den nood kon vastklampenmaar dezen
troost had de oude man zijn vrouw niet eens kunnen geven
reeds bij zijn eerste woorden was zij voor zijn voeten ineengezakt....
Op het kantoor van de firma Lamprecht ging intusschen alles
zijn gewonen gang. Als de jonge chef had kunnen vermoeden,
dat er in de verte aan den horizon een onweder kwam opzetten,
zou hij zijn aandacht op geheel andere dingen gevestigd hebben
dan op de kleinigheden, waarmede hij zich nu onophoudelijk
bezig hield. Hij was nog niet geheel gereed met het opruimen
van den sleurgang. Er waren hier en daar nog achterdeurtjes,
waardoor het mogelijk was bedrog te plegen. Men moest niet
alleen telkens het huis doorzoeken, neen, ook de tuin met zijn
tweeden uitgang, de pakhuispoort, vereischte waakzame oogen.
Daar gingen en kwamen de dagloonsters, daar konden gemak
kelijk levensmiddelen en hout uit de keuken en haver uit de
paardenstallen „weggesleept" wordendaarom werd ieder uit
zicht op den tuin open gemaakt en werden vensters, die jaren
lang gesloten waren geweest, dagelijks open gezet. Barbel
had het nadeel van deze bespiedingsposten gisteren reeds onder
vonden, toen zij met haar emmer van de fontein was terugge
komen. Dadelijk daarop was de jonge heer in de keuken ge
komen, had de oude keukenmeid duchtig uitgescholden on eens
voor altijd „dat verwenschte gebabbel bij de fontein verboden.
Heden namiddag was ook Margaretha van Dambach terugge
keerd. Zij kon tevreden zijn over den uitslag van haar zorgvuldige
verpleging; het ging met haar grootpapa nu veel beter. Maar
de huisdokter, wien de landraad in 't geheim had ondervraagd,
was van oordeel geweest, dat de kwaal niet geheel genezen zou
kunnen worden in het aan stormen en onweders blootstaande,
lichtgebouwde paviljoen; de oude heer moest liever gedurende
de strenge wintermaanden naar de stad verhuizen. Hierin had
de ambtsraad toegestemd, en wel des te eerder, omdat by niet
de bovenverdieping behoefde te bewonen. Een paar kamers der
Zulk een Regeering heeft geen levenskracht meer,
zij kan hoogstens wat voortvegeteerenzulk een Regeering
veroordeelt men niet, zij heeft zichzelve veroordeeld;
zulk een Regeering kan niet meer vallen, maar moet te
eenigertijd ineenzakken.
Vrede zij dan haar assche
Het incompleet aan kader bij de regimenten infanterie
wordt steeds minder. Ontbraken er voor eenige jaren nog
800 korporaals, op 15 September jl. was dit cijfer al tot
187 gedaald. Niet alleen dat liet kader onderofficieren
voltallig is, maar op genoemden datum waren er 41 ser
geants-titulair en 80 korporaals ter bevordering tot sergeant
of fourier geschikt, doch die wegens gebrek aan vacatures
niet geplaatst konden worden.
Te rekenen van 1 October a. s. kunnen de inleggers
in de Rijkspostspaarbank, in plaatsen waar, behalve een
kantoor der Posterijen, tevens een Rijkstelegraafkantoor
(of wel een kantoor met telefoondienst) gevestigd is, de
overbrenging hunner aanvragen om terugbetaling op spaar
bankboekjes mits niet van het geheele tegoed alsmede
van de orders tot terugbetaling, welke dientengevolge door
den directeur der Rijkspostspaarbank worden afgegeven,
door middel van de telegraaf bespoedigen.
De inlegger, die van deze bevoegdheid wenscht gebruik
te maken, dient aan het kantoor der Posterijen een aanvraag
om terugbetaling in te vullen, in den gewonen vorm.
Die aanvraag wordt door den postambtenaar overgebracht
op een daarvoor bestemd formulier, waarna de kosten voor
de overseining van de aanvraag worden berekend. Deze
kosten zijn te voldoen door den inlegger, die bovendien
een bedrag van veertig cent, bij wijze van vooruitbetaald
antwoord, moet storten voor de kosten van overbrenging
van de order van betaling.
Adeline Patti zal 26 November a. s. te 's Hage
optreden en wel in Lucia. De stalles zullen bij die gelegen
heid f 15 kosten. Patti zingt 29 November en 2 December
te Amsterdam in Trovatore en Traviata.
De Tentoonstelling van het Nederlandsche Roode
Kruis te Antwerpen heeft het gunstig gevolg gehad, dat
aan het hoofdcoraitc het „diplome d'honneur" is toegekend
voor de collectieve Tentoonstelling; aan den officier van
gezondheid C. De Mooy de gouden medaille voor zijne
verdienstelijke uitvindingen, en aan den heer Pohl te
's Gravenhage de zilveren medaille voor zijn brancard
automatique.
De demonstratie voor algemeen stemrecht heeft
jl. Zondag te 's Hage in de beste orde plaats gehad. Aan den
optocht namen ongeveer 1400 personen, waaronder een
lOOtal vrouwen en meisjes, deel. In het Gebouw voor
Kunsten en Wetenschappen voerden bet woord de heeren
Pootma, v. d. Stadt, Domela Nieuwenhuis en Van Raay.
De volgende motie, die gisteren aan de Regeering werd
overhandigd, werd aangenomen:
„De Nationale Volksvergadering, gehouden op heden den
20 Sept. 1885 te 's Gravenhage en bijeengeroepen door
de hoofdbesturen van het Nederl. Bond van Algemeen
Kies- en Stemrecht, het Algemeen Nederl. Werkliedenver
bond en de Sociaal Democratische Vereeniging in Neder
land spreekt als haar gevoelen uit: dat ten spoedigste
het Algemeen Kiesrecht, hij de Grondwet gewaarborgd, moet
worden verleend
„Zij voegt hieraan de verklaring toe, dat een langer
negeeren van dezen volkseiscli een misdaad is te noemen
en de mogelijke gevolgen eener langere miskenning alleen
terugkaatst op hen, die den ernst der tijden vergetende, op
onverantwoordelijke wijze de noodzakelijkste hervormingen
tegenhouden.
„En acht zich voorts bij deze ontheven van de ver
plichting, de regeering nogmaals, op de wijze als heden
geschiedt, met den volkswensch in kennis te stellen, zijnde
een herhaling van deze beweging beleedigend voor de
eigenwaarde van het Nederlandsche volk."
benedenverdieping vlak tegenover de woonvertrekken der familie
Lamprecht zouden voor hem in orde gebracht worden.
Nu moest de woning voor den ouden heer gemakkelijk worden
ingericht, en daarom was Margaretha in de stad. Tante Sophie
was gelukkig, dat zij haar weer by zich had, hoewel Barbel
meende, dat het lieve gezichtje van Margaretha er zeer smal en
bleek uitzag. Maar tante Sophie verheugde er zich ook in stilte
over, dat de ambtsraad naar de stad wilde verhuizendan was
er toch weer een manlijke wil in huis, een stem, die, als zij
gebiedend sprak, vrees en ontzag inboezemde. En dit was noodig
tegenover de kleine heerschzuchtige vrouw op de tweede ver
dieping, die nu, nadat de oogen van den vroegeren huisheer
gesloten waren, haar heimelijke afkeer van „de kalme, onbe
schaamde juffer, die Sophie," die zich in de huiselijke aange
legenheden mengde, vrijmoedig te kennen gaf en het doen en
laten der oude juffrouw berispte, alsof zij haar ondergeschikte
was. Reeds in het eerste uur vernam Margaretha het ongeluk
in het pakhuis. Tante Sophie en Barbel beraadslaagden in de
keuken, hoe zij eenige versnaperingen voor de zieke ongemerkt
aan den ouden Lenz zouden doen toekomen.
„Ik zal ze er wel heen brengen," zeide Margaretha.
Barbel sloeg van verbazing de handen in elkander. Om Godswil
doe het niet dat zou moord en doodslag gevenverzekerde
zij smeekend. De jonge heer loert overalde bewoners van het
pakhuis zijn hem nu eenmaal een doorn in het oog; hij veracht
hen nog veel meer dan wijlen mijnheer de handelsraad dit deed.
Hij had haar, de oude dienstbode, gisteren avond nog duchtig
den mantel uitgeveegd en den tekst gelezen, alleen omdat zij
met de verpleegster had gesproken; en als nu zijn eigen zuster
zich „zoo gemeenzaam maakte" neen, dat spektakel wilde zij
niet beleven
Margaretha liet zich echter niet overtuigen. Zij nam zwijgend
het mandje met versnaperingen op en ging naar de tuinkamer.
Daar wikkelde zij zich in een wijden, witten mantel en wilde
heengaan.
Maar zij trof het slecht. Op het oogenblik, dat zij de trap
naar beneden afging, kwam haar grootmama in een eleganten,
met bont bezettten fluweelen mantel de boventrap af. Zij was
blijkbaar op het punt, een visite in de stad te maken.
„Hoe, sneeuwwit en dat in den zwaren rouw, Margaretha?"
riep zij uit. „Gij zult u, hoop ik, zoo toch niet in de stad
vertoonen?"
„Neen, ik ga naar het pakhuis," zeide Margaretha vastberaden,
maar wierp toch een schuwen blik naar het kantoor, waar het
venster werd opengestooten.
„Naar het pakhuis?" herhaalde mevrouw de ambtsraad en
trippelde nu met verdubbelde haast de laatste treden af. „Daar
over moet ik toch eerst een woordje met u spreken."
„Ik ook!" riep Reinhold en sloeg het venster weer toe. Dadelijk
daarop kwam hij in de vestibule.
„Laat ons naar de woonkamer gaanzeide grootmama. Zy
sloeg haar sluier voor het gelaat weg en liep vooruit, en Marga
retha moest tegen wil en dank volgen, want Reinhold stapte als
en gerechtsdienaar achter haar aan. (Wordt vervolgd.)
Doer den tonnenboeier De Waard, te Texel, is
jl. Zaterdag een onderzoek ingesteld naar het nieuwe
zeegat, door de Eierlandsche gronden. Tijdens het ebge-
tijde werd gepeild, en bleek de minste waterstand bij liet
inkomen van het gat 32 45 dM. te zijn. Verder naar
binnen werd meer diepte gepeild. Daar het gebleken is,
dat die waterstand voldoende is voor de meeste visschers-
vaartuigen, hoopt men, dat het vaarwater nog voor den
aanstaanden winter betond zal worden.
Een deputatie, bestaande uit de voorzitters en secre
tarissen der drie Bonden, boden gisteren aan den minister
Heemskerk de aangenomen motie aan. De deputatie werd zeer
vriendelijk door den minister ontvangen, waar Z.Exc. vroeg
wat zij verlaugden mede te deelen. In het kort deelde de
heer Gebing den minister mede hetgeen was vastgesteld.
Daar wees hij er op, dat terwijl hij ten vorigen jare kon
spreken van duizend deelnemers aan de beweging, bij nu
gerust mocht zeggen dat zich tienduizend daarbij hadden
aangesloten, dat hij geloofde dat de Regeering gevolg had
gegeven aan de belofte verleden jaar gedaan, om de zaak
in ernstige overweging te nemen, maar dat onze hoop na
de belofte niet vervuld is, en de handelingen der Regeering
integendeel teleurstelling hebben opgewekt. Tengevolge
daarvan, ging de heer Gebing voort, waren wij tot het
beraden besluit gekomen, nog eenmaal onze wenschen, door
duizenden gedeeld, kenbaar te maken. Hij deed daarop bij
den minister uitkomen hoe uitgebreid de beweging voor
algemeen stemrecht in Nederland is en de vergadering
wenschte dat de Regeering dit na rechte waarde zou schatten,
en handelen in overeenstemming met de wenschen. Toen
reikte hij aan den minister de motie over.
De heer Heemskerk antwoordde kalm. Ten eerste wees
de minister er op dat men niet het recht had in de motie
te spreken van nationale vergadering. Die tijd was al lang
voorbij, want die benaming herinnerde aan den tijd der
Revolutie, waaraan het Nederlandsche volk sinds lang
ontwassen is en zeker de kinderen en kleinkinderen van
de voorvaderen die daaraan deelnamen. De minister zeide
voorts dat het revolutionair karakter niet meer leefde en
men dus niet kon spreken van een nationale vergadering,
Ook verklaarde Z. Exc. niet te deelen in het gevoelen,
dat de tegenwoordige economische verhoudingen met het
algemeen stemrecht in verband kunnen gebracht worden.
Die toestanden zijn niet te verbeteren door een algemeen
stemrecht.
Wijders gaf de minister te kennen, dat van de zijde der
Regeering wetsontwerpen zijn ingediend, die aangenomen
overeenkomstig de beginselen der Regeering, uitbreiding
van Stemrecht te voorzien geven, dat hij echter niets wist
te zeggen van het lot van die voordrachten en derhalve
algewacht moest worden de beslissing door Regeering en
Kamer te nemen.
De lieer Heldt repliceerde op 's ministers woorden. Hij
deed uitkomen dat hij wel verbetering der economische
toestanden van algemeen Stemrecht verwachtte, vooral
voor de arbeiders, door middel van een behoorlijke wet
geving op de arbeid. Ook meende de heer Heldt, dat de
minister een verkeerde beteekenis gaf aan de uitdrukking
nationale vergadering. Hij ontkende dat die woorden de
beteekenis uitdrukte in vorige eeuwen daaraan gehecht,
maar slechts wilden zeggen, dat het hier een nationale
zaak was, waarin alle Nederlanders waren betrokken, geen
internationaal karakter droeg, maar vooral een algemeene
zaak is, daar het beginsel In onze 11 provinciën allerwege
voorstanders vond.
De minister Heemskerk hernam, dat het hem genoegen
deed, die beteekenis te vernemen, maar volhardde bij zijn
meening, dat de toestanden door algemeen stemrecht niet
zullen verbeteren. Ware dit het geval, hij zou zich reeds
morgen aan onze zijde scharen, maar omdat dit niet zoo
was, deed hij het niet. Hierop gaf de minister te kennen
dat de audiëntie afgeloopen was.
Men verliet na deze gedachtenwisseling het Ministerie
en begaf zich nogmaals naar „Walhalla".
Teruggekeerd in het Vereenigingslokaal, werd gecon
stateerd, dat de minister ditmaal deze beweging had erkend
als eene volksbeweging.
Uit Nordenham (Oldenburg), tusschen welke plaats
en Londen een levendige handel in schapen pleegt ge
dreven te worden, wordt bericht, dat, in weerwil van de
lage inkoopsprijzen (er werd van 22 tot 23 pfennige per
pond levend gewicht daar betaald), de handelaars toch nog
over slechte zaken klagen.
Welke overeenkomst bestaat er, vraagt de „Ulk,"
tusschen een panorama en een tournure, 't Antwoord luidt:
Bij beiden weet men niet waar de kunst ophoudt en waar
de natuur begint.
De minister van Binnenlandsche Zaken sloot jl. Zaterdag de zitting
der Staten-Generaal. Hij dankte namens den Koning voor de
zorg aan 's lands belangen gewijd, herinnerde dat verbetering
van den financiëelen toestand des Rijks niet uit het oog werd
verloren, met name door inwilliging der 10 buitengewone opcenten,
de regeling der staatsloterij en de bepaling der vaste uitkeering
aan de gemeenten. Voorts wees hij op de gesloten overeenkomsten,
op de wijziging van verschillende organieke wetten, enz.
Gisteren is te 's Ilage de zitting der Staten-Generaal op de
gebruikelijke wijze door Z. M. den Koning geopend met de
volgende
Troonrede.
Mijne Heeren!
Bij vernieuwing is het mij aangenaam u rondom mijnen troon
vergaderd te zien tot hervatting uwer belangrijke werkzaamheden.
Myne betrekkingen met de vreemde mogendheden zijn van den
meest vriendschappelijken aardde deelneming van myne Regee
ring aan de conferentiën te Berlyn, betreffende den Congo-staat,
en te Parijs wegens de scheepvaart door het kanaal van Suez,'
leveren het bewijs, dat Nederland zijn plaats onder de zeemogend
heden blyf't innemen.
De zee- en landmacht geven mij reden van tevredenheid.
Maatregelen worden genomen om de schutterijen te versterke
en hare oefeningen te verbeteren.
De oogst was over het algemeen voldoende; de toestand va
den veestapel is gunstiger dan in vele jaren het geval was. I
aanleg der Staatsspoorwegen nadert zijn einde; moge de voltooiir
van dit groote werk den bloei van handel en nijverheid bevordere
Groote daling der prijzen van producten oefende een ongu
atigen invloed uit op de nijverheid van Europeanen in Oost-
West-Indiö.
De maatregelen, beraamd om den grond te leggen voor
beteren toestand in Atjeh, zijn zonder groote bezwaren ten uit*
gelegdvoortdurende waakzaamheid en volharding blijven ald
noodig.
Behalve de reeds aanhangige wetsontwerpen, zullen anc
belangryke voorstellen aan uwe overweging worden onderworp